Gebalde vuisten; gevouwen handen

Daar zit ze. Met haar rug tegen de muur; in de brandende zon. De Bijbel open op haar schoot. Van een afstand gezien straalt ze rust uit. In opperste concentratie lijkt ze bezig met haar basis; haar levenszekerheid; haar geloof. Met trots kijk ik naar het meisje dat mijn hart veroverde. Mijn Afrikaanse dochter; gesealed in mijn hart. Terwijl ik langzaam met de auto dichterbij kom, lijkt het beeld van zojuist niet te kloppen. De Bijbel valt van haar schoot en landt met een plof op de grond. Een actie die geen enkele reactie ontlokt.  

Een onbestemd gevoel maakt dat ik het gaspedaal dieper intrap. Waar ik normaal check, check en dubbelcheck of de auto afgesloten is, zet ik het deze keer op een rennen. Haar hoofd valt inmiddels naar beneden en valt nog net op tijd in mijn handen. Wat op afstand zo’n rustig en vredig beeld leek; is van dichtbij gezien een grote desillusie. Ze is er wel; maar toch ook niet. Als ik haar hoofd ophef en tussen mijn handen klemzet, kijken haar ogen recht door me heen. Het is het ontbreken van licht; het ontbreken van haar sprankelende karakter die me doen beseffen dat het foute boel is.

Met nog meer kracht duw ik het gaspedaal in terwijl ik me de wegen van Kakuuto probeer te herinneren. Met moeite heb ik haar in de auto gezet op weg naar de enige plek waar ze in mijn denken veilig is voor hetgeen haar licht probeert te stelen. Mijn hand houdt de hare vast.  Ferm ineengevouwen. Ik bid. Maar met elke meter die we dichterbij de kerk komen, hangt ze slapper in haar stoel.  

“Pastor, Pastor, Djangoe! Djangoe ” – Kom! Kom! – Alsof het bij zijn dagelijkse gang van zaken hoort, legt hij zijn schoffel neer en loopt rustig in het spoor van de auto richting het kerkgebouw. Opnieuw zet ik het op een rennen, Dit keer richting het kantoor van ons kindsponsorprogramma. “Uncle, uncle!” De onrust in mijn stem zet onze medewerkers in Kakuuto in beweging. Bij het zien van het slappe; bijna levenloze lichaam weet men onmiddellijk hoe laat het is.

Met vier man sterk probeert men haar uit de auto te tillen – de kerk in. Een poging die resulteert in verzet. Haar hele lichaam spant zich aan. Met al haar kracht probeert ze los te komen. Haar stem vervormt en het geluid van haar gillen gaat door merg en been. Haar ogen rollen alsof ze de controle over zichzelf kwijt is. Ze schopt; ze schreeuwt; ze scheldt. Met extra mankracht van de bewakers van het terrein lukt het om haar de kerk in de dragen.

Voor mijn ogen speelt zich een ver-van-mijn-bed-show af die me raakt en dwingt om uit mijn comfortzone te stappen. Tijd voor nadenken is er niet. Met ongeloof kijk ik hoe haar benen worden vastgebonden door de plaatselijke bewaker. De striemen van het touw snijden in haar huid. Haar ogen zijn dicht terwijl ze als een beest vastgebonden op de vloer ligt.

Haar vervormde stem is kil en gilt in het Luganda: “Laat ons gaan!’ Waarom laten jullie ons niet gaan?’ Breng me naar mijn Meester. Meester! Meester!” De woorden lijken kracht met zich mee te brengen en de touwen staan op knappen. Als mens kijk ik onzeker en vol ongeloof naar wat ik zie. Uit het niks komt er echter een zekerheid en rust voor in de plaats. Gods rust die me zegt: ‘Ga!’ En zonder twijfel ga ik; nog nooit zo overtuigd van Zijn kunnen.

Als ik mijn hand in de hare vouw, balt ze vuisten. Het wordt een symbolische machtsstrijd waarbij mijn gebed vurig ontvlamt. Voor het eerst in mijn leven stap ik zo duidelijk in Gods autoriteit uit. Haar vuist gaat los en opnieuw zijn het onze gevouwen handen die samenbinden. Ze komt bij en enkele seconden later zit ze rechtop. ‘Its over, aunt Reina. She is ok!’. Maar iets in haar ogen en haar manier van praten zegt me dat dat niet waar is. De touwen om haar benen worden verwijderd en in een ogenblik waarin iedereen denkt dat het voorbij is, veert ze op. Met een onmenselijke snelheid en kracht verplaatst ze zich naar de uitgang.

Het lukt opnieuw om haar te overmeesteren. Opnieuw touwen; opnieuw de striemen in haar huid. Opnieuw pak ik haar hand en ik bid. Maar dit keer hardop en als een proclamatie van overwinning citeer ik de Bijbel. Waarheden waar de duisternis in haar niet om heen kan.  Een ieder die aanwezig is bidt. Een front van bescherming ligt om haar heen. Maar de aanval is nog maar net begonnen. De duisternis in haar heeft zijn ware gezicht nog niet laten zien. Uit het niets vervormt opnieuw haar stem, maar praten is het niet. Het zijn brabbels in een onbekende taal die haar mond verlaten. Brabbels die worden overgenomen door het schuimen van haar speeksel. Een beeld wat de ergste horrorfilm doet verbleken. Een angstaanjagend beeld waar ik even door uit het veld geslagen wordt.

Even maar. Want Gods rust is nog steeds in mij. Het zijn de woorden: ‘Be still – Know I am God’ die me opnieuw motiveren om in Zijn autoriteit te gaan staan. “I command you Satan to leave this body in Jesus Name!”.  Ik schrik van wat ik zeg. Schrik omdat ik nog nooit eerder zulke woorden heb uitgesproken. Schrik omdat ik nog nooit eerder zo Gods aanwezigheid mocht voelen. Schrik die gevolgd wordt met nog meer overtuiging. Ik bid om een manier die buiten mezelf om gaat. Die groter is dan wat ik kan. De gebalde vuist toont mijn menselijkheid. Mijn onvermogen en angst. Mijn gevouwen hand toont God. Hij heeft de overwinning. Al lijkt die op dat moment nog ver weg…

“He who is in you is greater than he who is in the world! Your darkness cannot drive out light. But His Light can drive out your darkness. My God has victory and you know it. In Jesus name: go!” Het zijn deze woorden die een reactie losmaken. Haar gesloten ogen gaan open. Haar pupillen draaien weg en het wit maakt plaats voor de kleur van bloed. Ik kijk de duisternis recht in de ogen aan. Kil, vals, leeg. Duisterder dan duister in mijn verbeelding kon zijn. “In Jesus name: go!” Als een slang kronkelt ze in elkaar om vervolgens levenloos op de kille vloer te eindigen.

Voorzichtig komt ze vervolgens rechtop zitten. Ze hoest; ze kijkt; ze onderzoekt en probeert te begrijpen wat er gebeurd is.  Ik krijg een knuffel als ze vraagt: ‘Aunt Reina, did the guard see me in my knicker…?’ Ik lach; ik huil en roep: “She is ok!”.

Niet eerder heb ik me zo kwetsbaar en klein gevoeld als mens. Niet eerder heb ik me zo krachtig gevoeld in Hem. Even trek ik me terug en het besef van wat er zojuist gebeurd is, komt binnen. Mijn hele lijf trilt; schokt. Met gebalde vuisten van onmacht huil ik alles eruit. Gebalde vuisten die plaatsmaken voor gevouwen handen. Gevouwen handen voor Hem. Gevouwen handen voor haar…

 

 

4 gedachtes over “Gebalde vuisten; gevouwen handen

  1. Lieve reina
    Wat afschuwelijk om dit aan te moeten zien. En war fijn dat je daar niet alleen Was. Dat er broeders waren en boven alles de leiding van Zijn Geest en de opstandingkracht van Jezus Christus. Sjo ik kan me voorstellen dat je emoties losjwamen zeg. Dank reina voor het delen van deen gebeurtenis. En dat Hij overwon! DANK U JEZUS VOOR UW OVERWINNING en voor reina!!.
    Hij zegene jouw reina . Wat zit je op je plek zeg sjo!!
    Liefs janny

    Like

    1. Trots op jou, trots op onze God!
      Hij heeft jou in je kracht gezet en ik mag je daarbij helpen, opvangen, zorgen, maar vooral jou en daarbij vooral God de ruimte geven zodat Hij door jou kan doen wat voorbestemd is.
      Ik hoop dat ik God net zo kan volgen zo als jij doet in Oeganda, wie weet……
      Praise God!
      Nogmaals, trots op jou, trots om je man te zijn.
      Je bent gezegend met bezieling voor Oeganda en een flinke portie schrijftalent om dat op papier te zetten en daardoor het talent om te motiveren en mensen aan te raken!
      God, houdt U alstublieft Winnifred, alle andere sponsorkinderen en onze vrienden daar vast in de palm van Uw hand!!!

      Love you! Big hug!
      Your husband Lee

      Like

  2. Wauw reina.. ik ben er helemaal stil van.. wat geweldig dat God door jou zo aan het werk te zien is!! En door alle anderen die daarbij waren! Dank U Heere voor dit alles en houdt ze in Uw Hand..

    Like

Plaats een reactie