column 

Kan ‘De droomfabriek’ de moordfabriek in Gaza wel straal negeren?

Kinderen in Rafah in het zuiden van de Gaza.© reuters

De wereld mag zijn kop niet in het zand steken na de Israëlische inval in Gaza, zegt Paul Goossens. Kun je op zo’n moment wegdromen met een portie entertainment?

Paul Goossens

De 21ste eeuw, die met een afschuwelijke knal in New York begon, heeft er met Gaza een nieuw etterend litteken bij. Na een prelude met meer dan 26.000 doden kondigde de Israëlische premier Benjamin Netanyahu vorige week het eindspel aan, een grondoffensief in ­Rafah. Het is erg waarschijnlijk dat het een afgrijselijke slachtpartij wordt, want de burgers zijn weerloos en het Israëlische leger is even wreed als performant. Met Gaza heeft ook deze eeuw haar Oradour-sur-Glane, weliswaar in veelvoud. Ongeacht of je politicus, aartsbisschop, moraalfilosoof of charmezanger bent, zwijgen is geen optie meer, want een capitulatie voor wraak en wreedheid.

Nee, ik heb niets tegen de goedlachse Willy Sommers, ook niet als hij anno 2024 op onnavolgbare wijze ‘7 anjers, 7 rozen’ nog eens van onder het stof haalt in De droomfabriek. Als tv-kijkend Vlaanderen daar pap van lust, moet dat kunnen. Artistieke vrijheid is een precieus goed dat je nooit aan de ketting mag leggen. Zeker niet in een warm tv-programma dat harmonie en lepeltjesgeluk cultiveert en alle controverses die de publieke opinie verdeelt, uit de weg gaat. Wat overblijft, zijn de grote dromen van bescheiden mensen die dankzij de televisie werkelijkheid worden. De droomfabriek, dus.

De Vlaamse kijker valt ervoor. Van bij de start meer dan één miljoen kijkers, het is weinig programma’s gegeven. Blijkbaar boort het een grondstroom aan, want al in 1989, toen het voor het eerst op de buis kwam, knalde de fabriek door het kijkcijferplafond. Zowel de Sovjet-Unie als de Belgische frank bestond toen nog en Jean-Luc Dehaene regeerde het land. Niet dat het er veel toe deed. Zelfs als je de uitzendingen van toen met een vergrootglas bekeek, was de boze buitenwereld erg ­afwezig. Vandaag is het niet anders. Terecht? Kan De droomfabriek, en bij uitbreiding kunstenaars en de civiele samenleving, de moordfabriek in Gaza straal negeren, omdat entertainment zo nodig de ogen voor de reële wereld wil sluiten?

Als de democratie het georganiseerde meningsverschil is, dan is De droomfabriek een laboratorium van onschuld en gelukzalige gezelligheid. Een bokaal waar elk dispuut en ieder debat gemeden wordt. Het is een sprookje over een wereld van alleen maar goedheid en welwillendheid. Zo’n wereld is fictie, maar mensen houden ervan en bijgevolg krijgen ze nu wekenlang er op zaterdagavond een leuke en meestal grappige pot van opgediend. Hier is geen plaats voor grimmigheid of tractoren van boze boeren. Tranen daarentegen zijn welgekomen, tenminste als het geen tranen van ontroostbaar menselijk leed zijn. “De wereld staat in brand,” formuleerde Bart Peeters het onlangs, “en op zulke momenten is entertainment een met hand en tand te verdedigen mensenrecht.”

Ook al is Peeters uit prachtig hout gesneden, een begenadigd tv-maker en een uniek artistiek talent, met die uitspraak begeeft hij zich op glad ijs. Hoe noodzakelijk het ook is dat het droompotentieel van een samenleving intact blijft, “als de wereld in brand staat” is entertainment bijzaak. Wat telt, is dat de brand wordt geblust, zodat het leven en het geloof in een gemeenschappelijke menselijkheid geen onherstelbare averij oplopen. Is entertainment een mensenrecht? Allicht wel, maar het blijft voer voor debat. Het risico is immers reëel dat fundamentele mensenrechten door de trivialisering van het rechtendiscours in de solden en vervolgens in de ramsj belanden.

“Na Auschwitz een gedicht schrijven is barbaars.” Die veel geciteerde woorden van de Duitse filosoof Theodor W. Adorno uit 1949 voedden een nooit afgeronde controverse. Die radicale stelling liet weinigen onberoerd, want na de gruwel van de concentratiekampen werd iedereen met een onpeilbaar ethisch probleem geconfronteerd. Hoe moest je na de nazistische helletocht als burger, kunstenaar of politicus praten en handelen, maar ook: hoe kun je verhinderen dat het ooit tot een heruitgave komt? Die vraag is vandaag actueler dan ooit. In Gaza ligt alles klaar voor misdaden die pas met het proces van Nürnberg een naam kregen.

Meer dan de helft van de gebouwen ligt in puin en de burgerbevolking kan geen kant meer op. Het ontbreekt haar aan alles: levensmiddelen, gezondheidszorg, een dak boven het hoofd, lakens om de doden in te wikkelen en bovenal de hoop op een beter leven. In de vorige eeuw was er een schurk die het over “der totaler Krieg” had. Wat Netan­yahu vandaag in Gaza op het vuur heeft staan, is er een late realisatie van. Wie de bommen overleeft, wordt het leven onmogelijk gemaakt.

Het blijft verbijsteren. Enkele uren nadat Israël twaalf personeelsleden van UNWRA (het VN-agentschap dat de hulp aan de Palestijnen coördineert) voor deelname aan de terreurdaad van Hamas op 7 oktober had beschuldigd, draaide een tiental westerse landen de kredietkraan dicht. Bewijsstukken zijn er nog altijd niet. Daarentegen is het ­vele dagen na het vonnis van het Internationaal Gerechtshof nog altijd wachten op maatregelen van diezelfde landen om “alles in het werk te stellen om genocidedaden te vermijden en humanitaire hulp toe te laten”. Terwijl Israël het tegendeel doet van wat het Hof vraagt, blijven sancties tegen Tel Aviv uit. Met Rusland ging het er anders aan toe. Hoog tijd dus dat de civiele samenleving een rode streep trekt. Het excuus van de vorige eeuw dat we van niets wisten, is vandaag een leugen.

Paul Goossens is Europajournalist. Zijn column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.