Was dit document nuttig?
Voorbeeld Annotatie - Grade: n.v.t.
Vak: Beginselen intellectuele eigendom (RGBUPRV020)
241 Documenten
Studenten deelden 241 documenten in dit vak
Universiteit: Universiteit Utrecht
Was dit document nuttig?
Annotatie
Hof van Justitie 22 januari 2015 zaak C-419/13, ECLI:EU:C:2015:27
(Allposters/Pictoright)
M.M.M. van Eechoud
Het Europese equivalent van het Poortvliet arrest van onze Hoge Raad,
zo is de Nederlandse jurist geneigd deze uitspraak te beschouwen.
Want de vraag waarover het HvJEU zich moest buigen gaat over de
reikwijdte van uitputting in gevallen waarin stoffelijke exemplaren
worden ‘bewerkt’. In Poortvliet oordeelde de HR dat het uitsnijden van
prenten van een kalender, om die vervolgens ieder op spaanplaat
bevestigd te koop aan te bieden, een vorm van materiële
openbaarmaking is die niet onder de uitputtingsuitzondering valt. In
Europees-auteursrechtelijke terminologie gaat het om het
distributierecht.
Allposters verkoopt posters en biedt diverse afwerking- en inlijst-
mogelijkheden. Een bijzondere variant is de canvas transfer: de
afbeelding wordt middels een chemisch procedé van het papier
overgezet op een canvasdoek. Het papier blijft leeg achter. Het doek
wordt op een houten frame gespannen. Is dit een vorm van distributie
waarvoor uitputting geldt (art. 4 lid 2 Auteursrecht- richtlijn; art. 12b
Aw)? Dat is in de kern de vraag die het Hof gesteld kreeg van de Hoge
Raad, op aangeven van A-G in buitengewone dienst Verkade.
Wat weten we na deze uitspraak? Het geharmoniseerde
distributierecht (art. 4 Auteursrechtrichtlijn) geldt inderdaad ook voor
verspreiding van fysieke exemplaren waarvan de vorm is gewijzigd.
Daarentegen geldt uitputting niet voor distributie van fysieke
exemplaren waarvan zonder toestemming de vorm is gewijzigd.
Uitputting bestaat ook niet voor alle digitale kopiee"n van werken die op
grond van de Auteursrechtrichtlijn beschermd zijn (r.o. 37, 40). Het Hof
benadrukt dat het distributierecht betrekking heeft op tastbare zaken;
voor werken die niet op een materie"le drager zijn vastgelegd (die
tegelijk met het werk wordt verspreid) geldt het distributierecht dus
niet. Voor software kwam het Hof eerder tot een andere conclusie in
het UsedSoft arrest; de revolutionaire potentie van die uitspraak,
namelijk de mogelijk analoge toepassing voor alle soorten werken, lijkt
mij nu duidelijk ‘kalt- gestellt’. Zie uitgebreid over UsedSoft en de
mogelijke gevolgen ervan: M. Senftleben, ‘Het eerste schaap over de
dam’, AMI 2013/2, p. 56-60; F.W. Grosheide, ‘Een revolutie in het EU-
auteursrecht?’, AMI 2013/2, p. 61-72); H. Struik, ‘Past de UsedSoft-
constructie ook in de Auteursrechtrichtlijn?’, AMI 2014/2, p. 47-52;
W.G.L. During, ‘Rekken en strekken met de UsedSoft-formule’, AMI
2014/1, p. 1-10. Tot slot weten we ook: Of de Poortvliet-doctrine spoort
met uitputtingsleer zoals neergelegd in artikel 4 lid 2
Auteursrechtrichtlijn mogen we zelf bedenken.
Een eerste verwijzing naar
de vraag die door het
Europese Hof van Justitie
in deze uitspraak wordt
beantwoord.
Omdat de Nederlandse
Hoge Raad al eens
uitspraak heeft gedaan
over vergelijkbare
materie, wordt daarnaar
verwezen.
De relevante feiten in
deze zaak.
In het licht van deze
feiten, geeft de auteur de
rechtsvraag die aan de
orde komt in de uitspraak.
De auteur leidt het
antwoord op de
rechtsvraag in.
Het antwoord op de vraag
wordt gegeven.
Daarna stelt de auteur
vast dat de Nederlandse
doctrine in lijn is met de
uitspraak van het Hof van
Justitie.