Meteen naar document
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Voorbeeld annotatie

Voorbeeld annotatie
Vak

Academische vaardigheden (3011ACA1WY)

67 Documenten
Studenten deelden 67 documenten in dit vak
Studiejaar: 2016/2017
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Universiteit van Amsterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Gerelateerde Studylists

Straf en privaatJaveu recht

Preview tekst

NB Deze annotatie bevat een groter aantal woorden dan verplicht voor Academische Vaardigheden, maar geeft een goede indruk over vereiste opbouw, verwijzingen e. Woorden: 3452 Annotatie over de motiveringsplicht van de feitenrechter bij medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering Uitspraak Mijn annotatie betreft het arrest ECLI:NL:HR:2016:243. In deze zaak was er sprake van een verdachte die ervan op de hoogte was dat iemand anders hennep bewerkte en verwerkte. Dit bewerken en verwerken van hennep gebeurde in een pand van een autobedrijf, dat gehuurd was door de verdachte. De verdachte en de andere persoon waren samen vennoot van dit autobedrijf Het Hof kwam tot de bewezenverklaring dat de verdachte en in vereniging met een ander de hennep heeft bewerkt en en dat er dus sprake was van medeplegen In dit arrest staat de vraag centraal hoe het Hof in zijn bewijsvoering het medeplegen (art. 47 Sr) dat in casu in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, dus de nauwe en bewuste samenwerking, moet motiveren. Met andere woorden, wanneer kan uit de bewijsmiddelen volgen dat de bijdrage van de verdachte aan het en bewerken van voldoende gewicht is om de kwalificatie te rechtvaardigen. 3 De HR vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 4 De HR vindt dat de bewijsvoering van het Hof onvoldoende grond biedt om te stellen dat de verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen. 5 De HR verwijst in zijn overwegingen naar een arrest uit 2014, overzichtsarrest van In dit arrest wordt herhaald dat voor medeplegen een en bewuste vereist is. Medeplegen is daarbij alleen gerechtvaardigd als de bijdrage (intellectueel van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Er wordt ook bepaald dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het grondfeit, zoals in het arrest van 2016, de rechter in de bewijsvoering 1 Zie HR ECLI:NL:HR:2016:243, rechtsoverweging 2. Het Hof bepaalde dit in het arrest van Gerechtshof zittingsplaats Arnhem, van 14 oktober 2014, nummer 3 Zie rechtsoverwegingen 2 en 2. 4 Zie rechtsoverweging 4. 5 Zie rechtsoverweging 2. 6 Er wordt naar dit arrest ECLI:NL:HR:2014:3474 verwezen in rechtsoverweging 2. 2 1 nauwkeurig moet motiveren waarom er sprake is van medeplegen, als het ook onder medeplichtigheid gebracht kan worden. 7 De factoren waar de rechter rekening mee kan houden in de bewijsvoering worden ook genoemd. 8 De HR gebruikte het arrest uit 2014 om aan te tonen dat de bewijsvoering voldoende nauwkeurig gemotiveerd moest zijn, als de gedragingen zowel onder medeplegen als medeplichtigheid gebracht kunnen worden. Het Hof diende dus in de bewijsvoering nauwkeurig te motiveren, waarom in casu hier toch sprake was van medeplegen, terwijl het in de kern niet bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Volgens de HR deed het Hof dit niet en bood de bewijsvoering van het Hof onvoldoende grond voor medeplegen. De T.N.B Sponken betoogt in zijn conclusie 9 dat het uit de aangevoerde bewijsmiddelen van het Hof niet direct duidelijk wordt dat de verdachte een voldoende bijdrage heeft geleverd, zodat medeplegen vastgesteld kan worden. Sponken komt dus ook tot de conclusie dat de bewijsvoering van het Hof niet voldoende gemotiveerd was. 10 In mijn annotatie staat de vraag centraal of deze uitspraak van de HR in 2016 juridisch de juiste beslissing is geweest. Met andere woorden, is de uitspraak van de HR de juiste oplossing of is er een alternatief aanwezig op juridische gronden. Deze vraag beantwoord ik aan de hand van en regelgeving, jurisprudentie en rechtsleer. 7 Zie rechtsoverweging 2. Deze factoren zijn opgesomd in rechtsoverweging 2: van de samenwerking, onderlinge taakverdeling, rol in de voorbereiding, aanwezigheid op belangrijke momenten en zich niet 9 PHR ECLI:NL:PHR:2015:2678. 10 Zie rechtsoverweging 12 in ECLI:NL:PHR:2015:2678. 8 2 In het oorspronkelijke ontwerp werd in plaats van medeplegen gesproken over tot het plegen van een strafbaar feit 18 Deze term werd veranderd in de term door de Commissie van Rapporteurs. De term werd vervangen, omdat de eerste term niet voldoende onderscheid bood met medeplichtigheid. De term bood wel voldoende onderscheid. De MvT en tot op een zekere hoogte dus ook de wetgever ging er, blijkens de tekst, vanuit dat de medepleger moest participeren in de uitvoeringshandeling of een deel van de uitvoeringshandeling moest verrichten. Een medepleger werd namelijk gezien als iemand regtstreeks deelneemt aan de uitvoering van het feit, door de wet met straf bedreigd, aan de handeling of eene de handelingen die het misdrijf De wetgever lijkt medeplegen dus te zien als deelmening tijdens het strafbare feit. 20 De wetgever ziet de medepleger als iemand die met een ander het delict pleegt, als een dader De wetgever lijkt met medeplegen het oog te hebben gehad op situaties waarin twee of meer personen gezamenlijk een delict feitelijk uitvoeren. 22 De wetgever heeft wel vrijheid aan de rechtspraktijk en wetenschap willen laten om tot nadere invulling van het begrip medeplegen te komen. De wetsgeschiedenis geeft niet veel houvast bij nadere invulling van medeplegen. Wat de wetsgeschiedenis wel duidelijk maakt, is dat een onderscheid tussen medeplichtigheid en medeplegen gewenst is. Voor medeplegen zou enkele hulp niet voldoende zijn. De rechtstreekse deelname aan het strafbare feit is bij medeplegen vereist. 23 Tussenconclusie en regelgeving De uitspraak van de HR in 2016 is deels in lijn met de wet en regelgeving. de uitspraak van de HR in 2016 werd de vereiste en bewuste en de bijdrage van de verdachte aan het vereist. Er werd ook benadrukt in het arrest van 2016 dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, de feitenrechter in zijn bewijsvoering duidelijk moet maken waarom er toch sprake is van medeplegen, als de gedragingen ook onder medeplichtigheid gebracht kunnen 24 Ook de en regelgeving spreekt over een strafbaarstelling als als er een bepaalde bijdrage geleverd wordt aan een strafbaar feit. De en regelgeving maakt 18 Smidt I 1891, p. Smidt I 1891, p. 436 en p. 443, ook A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 13 en A. Machielse, art. 47 aant. 20, in: T. Noyon, G. Langemeijer en J. Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, Deventer: Kluwer. 20 De Hullu 2015, p. 452. 21 Smidt I 1891, p. en A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 10. 22 A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 7. 23 De Hullu 2015, p. en A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 9. 24 Zie onder 19 4 duidelijk dat het verschil tussen medeplegen en medeplichtigheid, net als in het arrest van 2016, van belang is. Er is ook een verschil tussen de en regelgeving en de uitspraak van de HR in 2016. In de en regelgeving wordt het medeplegen gezien als een deelnemingsvorm waarbij twee of meer personen een delict feitelijk uitvoeren. Uit het oogpunt van de wetgever blijkt niet dat er sprake kan zijn van medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering. Uit de uitspraak van 2016 blijkt dat dit wel mogelijk is, indien de rechter maar voldoende motiveert. De wetgever heeft wel de vrijheid willen laten aan de rechtspraktijk en wetenschap voor nadere invulling van het begrip medeplegen. In dat opzicht is de weg die de HR ingeslagen is, door een andere opvatting aan te nemen dan de oorspronkelijke wetgever bedoeld heeft, wel in lijn met de en regelgeving. Jurisprudentie Een oud, belangrijk arrest is het Wormerveerse brandstichting arrest. 25 In dit arrest wordt voor het eerst de samenwerking voor medeplegen gekwalificeerd. 26 De HR benadrukt de en volledige die vereist is voor medeplegen. Er is geen inhoudelijk verschil met dit criterium van de HR (volledig en nauwe samenwerking) en het criterium dat wordt gebruikt in het arrest van 2016 (bewuste en nauwe samenwerking), stelt De Hullu. 27 In het Container diefstal arrest 28 werd duidelijk dat lijfelijke afwezigheid tijdens het begaan van een strafbaar feit niet in de weg hoeft te staan voor de kwalificatie medeplegen Iemand kan dus veroordeeld worden voor medeplegen als die persoon niet bij de uitvoering van het strafbare feit aanwezig is. Uit deze arresten blijkt dat de oorspronkelijke opvattingen van de wetgever over het medeplegen al snel in de jurisprudentie werden verruimd. Een verschil met het Containerarrest en het arrest van 2016 noemt Mevis. 30 Waar in het Containerarrest werd besloten dat lijfelijke afwezigheid geen belemmering vormt voor een veroordeling voor medeplegen, wordt in het arrest van 2016 aan medeplegen bij lijfelijke afwezigheid bij de uitvoering van het delict juist een strenge eis gesteld, de nauwkeurige bewijsvoering van de feitenrechter. Een ander bekend arrest is de 31 Dit arrest verschilt in veel opzichten met het arrest uit 2016. Twee overeenkomsten zijn dat er bij beide zaken geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit en dat de HR tot de conclusie kwam dat het Hof onvoldoende het medeplegen had gemotiveerd. 32 HR ECLI:NL:HR:1934:BG9443. A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 14, 27 De Hullu 2015, p. 454. 28 HR ECLI:NL:HR:1981:AC7387. 29 De Hullu 2015, p. 455 en A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 14. 30 HR ECLI:NL:HR:2014:3474 m. P.A. Mevis. 31 HR ECLI:NL:HR:2014:1964. 32 Zie ook A. Postma, van DD p. 133. 25 26 5 moeilijk te maken. Zij benadrukken echter ook het belang van de concrete bewijsvoering en een inzichtelijke motivering als medeplegen wordt bewezen verklaard Tussenconclusie jurisprudentie De uitspraak van de HR in 2016 is in lijn met de jurisprudentie. de uitspraak van de HR in 2016 werd de vereiste en bewuste en de bijdrage van de verdachte aan het vereist. Er werd ook benadrukt in het arrest van 2016 dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, de feitenrechter in zijn bewijsvoering duidelijk moet maken waarom er toch sprake is van medeplegen, als de gedragingen ook onder medeplichtigheid gebracht kunnen 43 In de overwegingen van de HR in 2016, wordt verwezen naar de criteria van 2014. Deze criteria zijn gegeven om medeplegen te verduidelijken en vormen volgens de Hoge Raad dus de juiste uitgangspunten die gebruikt moeten worden bij het leerstuk medeplegen en bij medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering. De oudere arresten waren ook in lijn met deze uitspraak en in de nieuwe arresten worden geen nieuwe criteria gebruikt. Er is wel een verschil te ontdekken tussen de oudere arresten en de criteria van 2016. Er zijn strengere eisen gesteld in het arrest van 2014 aan het veroordelen van medeplegen bij lijfelijke afwezigheid. Nu is dit alleen gerechtvaardigd, als de bewijsvoering voldoende nauwkeurig gemotiveerd is, terwijl vroeger door de HR gesteld werd dat lijfelijke afwezigheid geen belemmering vormde voor het veroordelen tot medeplegen. De vroege arresten laten zien dat de nauwe opvatting van de wetgever 44 verruimd werden. Na 2014 zijn de criteria weer strenger geworden. De Advocaten Generaal Sponken en Hofstee in 2016 dat de criteria nog weinig houvast bieden in de praktijk. Desondanks blijft de bewijsvoering van de rechter en de inzichtelijke motivering ook volgens hen, juist daardoor, van belang. CAG Sponken en Hofstee, ECLI:NL:PHR:2016:233 en ECLI:NL:PHR:2016:234, punt 5 en 5. 43 Zie onder 44 Zie onder en 42 7 Rechtsleer In de rechtsleer worden de criteria bijdrage van de en de motiveringsplicht van de rechter wanneer er tot medeplegen wordt veroordeeld als er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, niet betwist. 45 Zo noemt bijvoorbeeld Mevis de overwegingen van de HR een welkome systematisering en een welkome versterking van de ondergrens van medeplegen ten opzichte van medeplichtigheid. Hij erkent, net als De Hullu 46, het belang van de motivering van de feitenrechter 47. Over het criterium en bewuste dat de HR gebruikt, is er in de rechtsleer wel enige discussie. Rozemond betoogt bijvoorbeeld dat het objectieve karakter (de aandacht op de feitelijke en objectieve gedragingen) van de overwegingen van de Hoge Raad in het overzichtsarrest 48 over de motiveringsplicht opmerkelijk is. Hij vindt dat het en nauw ook een subjectief aspect (intenties van de verdachte) heeft en dat dit aspect ook belangrijk is in de motivering van de feitenrechter. A. Postma beschrijft samenwerken als een intentioneel begrip Daaruit zou, volgens Rozemond, kunnen worden afgeleid, dat 45 Zie bijvoorbeeld HR ECLI:NL:HR:2014:3474, m. P.A. Mevis, NJ paragraaf 16, A. Postma, van DD p. De Hullu 2015, p. CAG Knigge 8 september 2009, ECLI:NL:PHR:2010:BJ7275, punt 13, CAG Wortel 22 januari 2008 ECLI:NL:PHR:2008:BC6157, punt Ook A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen, (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 262266 en Rozemond, De methode van het strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi 2011, p. 157. 46 De Hullu 2015, p. 458. 47 HR ECLI:NL:HR:2014:3474 m. P.A. Mevis, NJ paragraaf 16. 48 Zie onder 49 A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen, (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014, p. 69. 8 maar als de HR komt tot de beoordeling dat er onvoldoende is gemotiveerd bij een vrijspraak, moet de subjectieve kant misschien juist wel aan bod komen. Tussenconclusie rechtsleer De uitspraak van de HR in 2016 is deels in lijn met de rechtsleer. de uitspraak van de HR in 2016 werd en bewuste en de bijdrage van de verdachte aan het vereist. Er werd ook benadrukt in het arrest van 2016 dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, de feitenrechter in zijn bewijsvoering duidelijk moet maken waarom er toch sprake is van medeplegen, als de gedragingen ook onder medeplichtigheid gebracht kunnen 57 De rechtsleer is het eens met de motiveringsplicht van de rechter, wanneer er bij medeplegen geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Ook is de rechtsleer het eens met de vereiste bijdrage van de verdachte aan het Over het criterium en bewuste zijn in de rechtsleer echter verschillende opvattingen. Een deel van de rechtsleer vindt de benadering van de Hoge Raad te objectief. Er wordt in de motivering alleen aandacht gegeven aan de bijdrage van de verdachte. Er wordt betoogd dat er ook gekeken moet worden naar de subjectieve zijde, de intenties van de verdachte op de samenwerking. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar het gezamenlijk doel, dat wordt nagestreefd. Als dit er is, wordt de afzonderlijke wezenlijke bijdrage minder belangrijk. Een ander deel van de rechtsleer vindt juist de opzet op de samenwerking belangrijker. Weer een ander deel van de rechtsleer vindt daarentegen dat deze subjectieve zijde zeker van belang is, maar dat uit het bewijs van de objectieve zijde (wezenlijke bijdrage), de subjectieve zijde (intenties van de verdachte) vaak gegeven is. Daarom is het accent van de HR op de objectieve zijde in de motivering niet problematisch. Er wordt binnen een deel van de rechtsleer betoogd dat de HR met andere criteria moet komen als de HR wil zeggen wanneer medeplegen voldoende en onvoldoende is gemotiveerd. Als er sprake is van een vrijspraak in cassatie moet de subjectieve kant van de samenwerking wel in de beoordeling getoetst worden. De HR kan dan niet tot de conclusie komen dat er onvoldoende gemotiveerd is, als de subjectieve kant niet aan bod is gekomen. De uitspraak van de Hoge Raad is dus deels in lijn met de opvattingen binnen de rechtsleer. De rechtsleer is het in het algemeen eens met de criteria die worden gesteld door de Hoge Raad. De invulling van het begrip en samenwerken wordt echter op verschillende manieren door de rechtsleer. 57 Zie onder 10 Conclusie De uitspraak van de HR in 2016 is voor het grootste gedeelte in lijn met de jurisprudentie, rechtsleer en de en regelgeving. de uitspraak van de HR in 2016 wordt de vereiste en bewuste en de bijdrage van de verdachte aan het vereist. Er werd ook benadrukt in het arrest dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, de feitenrechter in zijn bewijsvoering duidelijk moet maken waarom er toch sprake is van medeplegen, als de gedragingen ook onder medeplichtigheid gebracht kunnen 58 De en regelgeving is in lijn met de uitspraak van de HR uit 2016 op het punt dat het verschil tussen medeplegen en medeplichtigheid van belang is. Een verschil tussen de weten regelgeving en het arrest van 2016 is dat uit het oogpunt van de wetgever niet bleek dat medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit mogelijk was. Wel heeft de wetgever vrijheid aan de rechtspraktijk en willen laten. Dat de HR een veroordeling tot medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering wel mogelijk acht, is dus niet helemaal in strijd met elkaar. Over het algemeen is de en regelgeving in lijn met de uitspraak uit 2016 van de HR. De jurisprudentie is ook in lijn met de uitspraak van de HR uit 2016. De overwegingen in het arrest van 2016 komen uit het overzichtsarrest van 2014. Dit overzichtsarrest is ter verduidelijking van medeplegen en zijn dus volgens de HR de juiste uitgangspunten die gebruikt moeten worden bij medeplegen. Oudere arresten van de HR laten wel een ruimere opvatting zien. Het overzichtsarrest heeft aan deze criteria weer strengere eisen gesteld, zoals de motiveringsplicht van de feitenrechter. De criteria worden nu, na de uitspraak van 2016, nog steeds gebruikt, maar het blijkt wel dat de criteria weinig houvast bieden. Desondanks blijft de bewijsvoering van de rechter en een inzichtelijke motivering, juist daardoor van belang. 58 Zie onder 11 De Hullu 2015 J. de Hullu, Materieel strafrecht (6e druk), Deventer: Kluwer 2015. Dolman 2004 M. Dolman, Strafrecht, commentaar op titel V Sr. Hartmann, DD A. Hartmann, back to Delikt en Delinkwent Kelk De Jong 2013 C. Kelk F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2013. en Remmelink A. J. Machielse, art. 47, aant. 3 20, in: T. Noyon, G. Langemeijer en J. Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, Deventer: Kluwer. Postma, DD A. Postma, van het Delikt en Delinkwent Postma 2014 A. Postma, Opzet en toerekening bij medeplegen (diss. Groningen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2014. Remmelink 1996 J. Remmelink, Mr. D. Inleiding tot de studie van het Nederlandse strafrecht, Deventer: Gouda Quint 1996. Rozemond, AA N. Rozemond, overzichtsarrest voor Ars Aequi Rozemond 2011 N. Rozemond, De methode van het strafrecht (2e druk), Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011. 13 14

Was dit document nuttig?
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Voorbeeld annotatie

Vak: Academische vaardigheden (3011ACA1WY)

67 Documenten
Studenten deelden 67 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?

Dit is een preview

Wil je onbeperkt toegang? Word Premium en krijg toegang tot alle 14 pagina's
  • Toegang tot alle documenten

  • Onbeperkt downloaden

  • Hogere cijfers halen

Uploaden

Deel jouw documenten voor gratis toegang

Ben je al Premium?
1
NB Deze annotatie bevat een groter aantal woorden dan
verplicht voor Academische Vaardigheden, maar geeft een
goede indruk over vereiste opbouw, verwijzingen e.d.
Woorden: 3452
Annotatie over de motiveringsplicht van de feitenrechter bij medeplegen
zonder gezamenlijke uitvoering
Uitspraak
Mijn annotatie betreft het arrest ECLI:NL:HR:2016:243. In deze zaak was er sprake van een
verdachte die ervan op de hoogte was dat iemand anders hennep bewerkte en verwerkte.
Dit bewerken en verwerken van hennep gebeurde in een pand van een autobedrijf, dat
gehuurd was door de verdachte. De verdachte en de andere persoon waren samen vennoot
van dit autobedrijf.1
Het Hof kwam tot de bewezenverklaring dat de verdachte ‘tezamen en in vereniging met
een ander de hennep heeft bewerkt en verwerkt’ en dat er dus sprake was van
medeplegen.2
In dit arrest staat de vraag centraal hoe het Hof in zijn bewijsvoering het medeplegen (art.
47 Sr) dat in casu in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, dus de nauwe en
bewuste samenwerking, moet motiveren. Met andere woorden, wanneer kan uit de
bewijsmiddelen volgen dat de bijdrage van de verdachte aan het ver- en bewerken van
voldoende gewicht is om de kwalificatie medeplegente rechtvaardigen.3
De HR vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.4 De HR vindt dat de bewijsvoering van het Hof onvoldoende grond
biedt om te stellen dat de verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt dat er sprake
is van medeplegen.5
De HR verwijst in zijn overwegingen naar een arrest uit 2014, ‘het overzichtsarrest van
medeplegen’.6 In dit arrest wordt herhaald dat voor medeplegen een ‘nauwe en bewuste
samenwerking’ vereist is. Medeplegen is daarbij alleen gerechtvaardigd als de bijdrage
(intellectueel en/of materiëel) van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Er
wordt ook bepaald dat als medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke
uitvoering van het grondfeit, zoals in het arrest van 2016, de rechter in de bewijsvoering
1 Zie HR 16-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:243, rechtsoverweging 2.4.
2 Het Hof bepaalde dit in het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats
Arnhem, van 14 oktober 2014, nummer 21/003980-10.
3 Zie rechtsoverwegingen 2.3 en 2.4.
4 Zie rechtsoverweging 4.
5 Zie rechtsoverweging 2.4.
6 Er wordt naar dit arrest ECLI:NL:HR:2014:3474 verwezen in rechtsoverweging 2.3.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.