Direct naar artikelinhoud
interviewpaul widdop

‘Niet alleen de Saoediërs doen aan sportswashing, álle landen maken zich daar schuldig aan’

Bijna een miljard euro investeerde Saoedi-Arabië afgelopen zomer in voetballers. Dat is pas het begin, denkt de Britse sporteconoom Paul Widdop. ‘Het voelt bijna alsof we op dit moment in het Wilde Westen leven.’

De Braziliaanse sterspeler Neymar verruilde deze zomer Paris Saint-Germain voor Al Hilal, voor naar verluidt 90 miljoen euro.Beeld AP

Zelfs Paul Widdop was verrast, hij geeft het eerlijk toe. De Engelse academicus houdt zich al jaren bezig met sport en geopolitiek; dat Golfstaten flink investeren in voetbal, was hem uiteraard niet ontgaan. ‘Maar de manier waarop Saoedi-Arabië dit nu aanpakt, had ik ook niet meteen zien aankomen.’

Het begon in december met Cristiano Ronaldo, die werd gelokt met een jaarsalaris van naar verluidt 200 miljoen euro. Niet lang daarna nam het staatsinvesteringfonds PIF de vier grootste clubs in de Saudi Pro League over. En in de zomerse transferperiode werd bijna een miljard euro aan transfergelden besteed om voetballers naar clubs in Riyad, Damman en Jeddah te halen.

Over de auteur
Dirk Jacob Nieuwboer is sportverslaggever voor de Volkskrant en schrijft over voetbal en handbal. Hij was eerder correspondent Turkije en politiek journalist.

Inmiddels kijkt Widdop, sporteconoom en -socioloog van de Manchester Metropolitan University, er allang niet meer van op als er weer een speler is gezwicht voor een miljoenensalaris. Iedere transfer is voor hem bewijs dat de Saoediërs niet zomaar aan het stunten zijn, maar juist gericht zijn op de lange termijn. ‘Ik zou erg verrast zijn als Saoedi-Arabië het WK in 2034 níét organiseert.’

Miljarden steken in een competitie die internationaal weinig voorstelt, is dat niet bizar?

‘Het zijn enorme bedragen, absoluut, maar ik ben er niet door geschokt. De Saoediërs hebben ook miljarden geïnvesteerd in golf, en voetbal is veel groter. Nu ze deze stap hebben gezet, verrassen de bedragen me niet meer. Ze moeten snel een competitie uit de grond stampen, met meerdere sterke teams, en er zijn nog niet zo veel goede spelers. Nu zijn de meeste nieuwelingen nog aan het einde van hun carrière, maar ik verwacht dat er meer zullen gaan, en ook jongere spelers. Dit is nog lang niet voorbij.’

Waar blijkt dat uit, behalve de enorme bedragen?

‘De vergelijking met China wordt vaak gemaakt, daar smeten ze een aantal jaar geleden ook met geld om voetballers te lokken. Dat was toen snel voorbij, maar ik denk dat dit anders in elkaar zit. Dat de Saoedische staat investeert in vier teams laat zien dat ze uit zijn op een sterke competitie. Ze willen niet één team dat domineert, maar een competitie met spanning. Ze weten dat wedstrijden daardoor interessanter zullen worden, wat meer kijkers en dus inkomsten oplevert. Het laat zien dat ze serieus zijn, dat ze het Europese voetbal willen ontwrichten.’

Wat is het doel?

‘Dit maakt deel uit van een bredere strategie, een van de doelen is om het WK in 2034 binnen te halen. Het past ook precies in het straatje van de Fifa. Voorzitter Gianni Infantino wil heel graag dat het WK voor clubs belangrijker wordt, een concurrent voor de Champions League. Sterke competities buiten Europa zijn daarvoor noodzakelijk. Infantino was ook erg enthousiast over het winter-WK in Qatar, hij heeft al gezegd dat hij zich kan voorstellen dat dit snel nog een keer gebeurt. En er zijn niet veel landen die dat kunnen organiseren, die daarvoor de infrastructuur hebben.’

Het is ook voor Widdop, zelf Liverpool-fan, wennen: een topcompetitie in een land met een woestijnklimaat, een land vooral dat buiten Europa ligt. Hij groeide op met het Europese voetbal, volgde niet alleen de Premier League, maar ook competities als de Serie A en La Liga.

Nog altijd is Europa het centrum van het clubvoetbal, maar Widdop – coauteur van het boek The Geopolitical Economy of Sport: Power, Politics, Money, and the State – kan zich inmiddels voorstellen dat dit in de toekomst niet meer zo is. Europa en Amerika domineerden decennialang de sportwereld, maar vooral landen in het Midden-Oosten en China winnen terrein. Hij ziet dat sport meer en meer verweven raakt met economische en geopolitieke belangen.

De Saoediërs willen de aandacht afleiden van de slechte mensenrechtensituatie, wordt vaak gezegd. Is dit inderdaad een voorbeeld van sportswashing?

‘Ik vind sportswashing geen denderende term. Er is niet zoveel bewijs voor dat het zo direct gebeurt om de aandacht af te leiden. Wat wel zo is: alle landen gebruiken tot op zekere hoogte sport om het beeld van hun land te veranderen, ze gebruiken allemaal soft power. Ze proberen het beeld van hun land te beïnvloeden, willen relaties opbouwen om handel te drijven, toerisme te bevorderen. Investeringen in cultuur en entertainment helpen daarbij. Zeker in de sport, want er is geen enkele andere entertainmentindustrie die zo veel mensen kan bereiken. Dus als je de term al gebruikt, dan zou ik zeggen dat álle landen aan sportswashing doen. Op veel verschillende manieren.’

Omdat de imago’s van landen die moeten worden schoongewassen nogal verschillen.

‘Zeker, maar ook omdat het is vermengd met allerlei andere strategieën. Het heeft economische voordelen om te investeren in sport, het kan bijvoorbeeld toerisme bevorderen. Of de eigen bevolking aanzetten tot sporten, wat goed is voor de gezondheid. Ik zou zelfs zeggen dat het een militair aspect heeft. Qatar is een klein land, met buurlanden als Saoedi-Arabië en Iran, die allebei een groot leger hebben. Hoe zorg je ervoor dat je zichtbaar bent en de rest van de wereld je goed gezind is? Er zijn weinig andere manieren om zo veel mensen te bereiken dan via een WK of de Olympische Spelen.’

Ook dat verklaart de enorme bedragen die de Saoediërs in het voetbal stoppen. Als het puur en alleen om het voetbal zou gaan, is het nog de vraag of de investering loont. Maar de voetbalplannen maken deel uit van Vision 2030, waarmee kroonprins Mohammed bin Salman de economie van het land wil moderniseren. Door te investeren in onderwijs, cultuur en entertainment (inclusief sport) moet die minder afhankelijk worden van de olie-inkomsten. In zo’n langjarige transformatie wordt niet op een miljard meer of minder gekeken.

Uefa-baas Aleksandr Ceferin denkt niettemin dat het niet zo’n vaart zal lopen, de Saoedische plannen vormen volgens hem geen bedreiging. ‘Dit interesseert vooral de media, niet de Europese voetbalgemeenschap’. Widdop gelooft dat Ceferin een fout maakt. Het Europese voetbal is volgens hem al kwetsbaar. Een concurrent met diepe zakken, die volgens geheel eigen regels speelt, kan grote schade aanrichten.

‘De Premier League trekt zo veel geld aan, de andere Europese competities kunnen daar niet tegenop. In mijn jeugd was het onvoorstelbaar dat Bournemouth meer zou kunnen bieden voor een speler dan AC Milan. Nu komt Saoedi-Arabië met heel veel geld en dat vergroot het probleem. Ik denk dat ze veel middelen kunnen onttrekken aan de Serie A, La Liga, de Duitse en de Franse competitie, en ook aan de eredivisie. Maar het zal uiteindelijk ook effect hebben op de Premier League.’

Wat moet er dan volgens u gebeuren?

‘De Uefa is op dit moment erg terughoudend, ik vind dat ze veel meer moet doen om dit te stoppen. Het voelt bijna alsof we op dit moment in het Wilde Westen leven, het geld stroomt van alle kanten binnen zonder al te veel regels. PIF, het Saoedische staatsfonds, is ook de eigenaar van Newcastle United. Tegelijkertijd is er interesse vanuit Saoedi-Arabië voor Liverpool-speler Mo Salah. Dan zou de eigenaar van Newcastle dus een sterspeler van de beste concurrent wegkopen. Dat is toch oneerlijke concurrentie?

‘We hebben nu bedrijven die meerdere clubs in bezit hebben, staten die clubs in bezit hebben. Daarvoor moeten heel snel regels komen. Maar het probleem is ook dat landelijke wetten en EU-regels dit toestaan. Grote investeerders, waar andere staten achter kunnen zitten, kunnen niet alleen clubs overnemen, maar ook andere culturele instituten die in Europa van groot belang zijn. Ik vind dat ongelooflijk.’

Dus overheden moeten ook in actie komen? Op dit moment worden Chinese investeringen beperkt, bijvoorbeeld in havens en vliegvelden. Zou zoiets ook moeten gebeuren in de sport?

‘Ik denk het wel. Ik zie sport als een waardevolle collectieve schat, het is deel van onze cultuur en onze sociale geschiedenis. Ik vind het belangrijk dat het daar deel van blijft uitmaken. Ik geef een voorbeeld: met mijn zoons ga ik weleens naar Manchester City. Dat voelt niet als een club uit Manchester, maar als een internationale club. Ik denk altijd: niets zou ze stoppen om die club op te pakken en naar Dubai of Abu Dhabi te verhuizen.’

‘Misschien zal dit niet gebeuren, of heel ver in de toekomst, maar ondenkbaar is het niet. Er zijn meerdere voetbalgroepen, met satellietclubs, lege franchises. Dat moet veranderen. Saoedi-Arabië ziet het belang van sport in, dat zou voor ons ook moeten gelden. Clubs hebben een enorme geschiedenis, ze zijn opgebouwd door arbeiders, door de lokale gemeenschap, ze zijn symbolen van steden. Ze zijn deel van het culturele weefsel dat we volgens mij moeten koesteren en beschermen.’

Bent u niet gewoon nostalgisch? Jonge voetbalfans weten niet beter, zij kijken hier heel anders tegen aan.

‘Zeker, ik ben opgegroeid in de tijd dat clubs werden gesponsord door lokale bedrijven en spelers uit de regio kwamen. Ik geloof dat die tijd voorbij is. En ik denk dat veel jongeren die zijn opgegroeid in deze geglobaliseerde, gecommercialiseerde wereld dat helemaal geen probleem vinden. Maar dat grote clubs groter en groter worden, staten miljarden kunnen investeren en zo voor oneerlijke concurrentie zorgen, daarover zouden ze zich toch zorgen moeten maken. Die ongelijkheid kan niet goed zijn.’

Veel voetballers profiteren juist van die ongelijkheid. De ene na de andere voetballer vertrekt naar Saoedi-Arabië. Hebben zij niet ook een verantwoordelijkheid?

‘Zij zijn opgegroeid in een competitieve wereld, een meritocratie, waar de besten de hoogste beloningen krijgen. En veel spelers zijn misschien al rijk, maar het geld dat ze daar kunnen krijgen, verandert hun leven. Misschien niet eens voor henzelf, maar wel voor hun familie, voor volgende generaties. Het probleem is vooral dat ze veel te weinig kennis hebben. Ik denk dat spelers van jongs af aan moeten worden onderwezen, dat ze moeten beseffen dat sport wordt gebruikt in een geopolitiek spel. En dat zij daar pionnen in zijn, want dat zijn ze.’