You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
edactioneel<br />
Hardnekkig<br />
Henk Viscaal<br />
Het is al weer een flink aantal jaren geleden dat ik mij bezig hield met de<br />
handel in cactussen en vetplanten. Daarvoor bezocht ik markten, braderieën en<br />
tuinbeurzen. Het enthousiasme droop ervan af en ik had me voorgenomen om de<br />
wereld te laten horen dat leven zonder cactussen wel heel erg moeilijk zou zijn.<br />
Zoetgevooisd en rap van tong vertelde ik de mooiste verhalen die betrekking<br />
hadden op mijn handelswaar.<br />
Voor de kraam had ik dan een groot aantal toehoorders die zichtbaar genoten<br />
van de smeuïge verhalen die ik opdiste. Een enkeling ging dan als dank over tot<br />
aanschaf van een van de vele juweeltjes die ik op de kraam had staan. Dit was echter<br />
wel een incidenteel gebeuren, want de meeste toehoorders knikten vriendelijk<br />
na afloop van een van de vele verhalen en vervolgden hun weg zonder tot welke<br />
aanschaf dan ook over te gaan.<br />
Naarstig ga je dan op zoek naar een formule, want mijn auto vertikte het na<br />
het aanhoren van welk prachtig verhaal dan ook over cactussen of vetplanten om<br />
daarop te gaan rijden. Er moesten wel degelijk inkomsten zijn, om aan de nodige<br />
voorwaarden te kunnen voldoen.<br />
De oplossing lag in het feit dat je concessies moest gaan doen bij je inkoop. Dat<br />
die planten die ik mooi vond weinig tot geen aftrek vonden bij de consument drong<br />
langzaam tot mij door. Mijn leverancier overtuigde mij ervan dat ik mij meer moest<br />
richten op de belangrijkste bezoekers van de markt nl. de huisvrouw.<br />
Het aanbod van planten op mijn kraam veranderde drastisch en tot mijn verbazing<br />
had ik regelmatig wel meer dan drie mensen tegelijk voor de kraam staan. Wat<br />
echter veel belangrijker was; de kassabel rinkelde nu regelmatig. Had ik verkeerd<br />
gegokt in mijn eerste opzet?<br />
Vanaf het moment dat mijn vrouw, verkoopster in hart en nieren, mee ging om te<br />
helpen kwam er een stroomversnelling en groeiden de verkoopcijfers, alsook de<br />
vaste klantenkring, gestaag.<br />
Tussen al het fraais op de kraam stond ook een tray met geënte cactussen. U<br />
weet wel, een driekantig stammetje met daar bovenop een fel gekleurd plantje.<br />
Meestal een hylocereus en daarop een verbastering van een gymnocalycium.<br />
Steevast werd er dan naar dat plantje met dat bloempje gevraagd. Zo ook op een<br />
dag dat een vrouwelijke klant naar de prijs van dat plantje met dat bloemetje vroeg.<br />
Bijna naïef begon ik te vertellen: “Dat is geen bloempje mevrouw, maar een<br />
chlorofylloze plant. Deze is geënt op de groene onderstam en die verzorgt de<br />
levensverrichtingen voor het plantje. U koopt dus eigenlijk 2 plantjes.” De klant<br />
stond met een wazige blik enige tijd na te denken en zei vervolgens: “Doet u mij<br />
dat plantje met dat bloemetje dan maar.”<br />
Helemaal perplex keek ik naar de dame in kwestie en al inpakkende dacht<br />
ik aan een spreekwoord en tevens of ik niet beter in de juwelenhandel of in de<br />
varkenshandel zou kunnen gaan.<br />
Door de verhuizing naar mijn huidige adres kwam er een einde aan mijn<br />
cactushandel, omdat het onmogelijk was om een vestigingsvergunning op dit adres<br />
te krijgen.<br />
2<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
CRASSULA PERFOLIATA VAR. FALCATA:<br />
HET SIKKELDIKBLAD<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Uit een oogpunt van vorm en bloei is het Sikkel-Dikblad, C.<br />
falcata, een der merkwaardigste en schitterendste leden der familie.<br />
Wat deze plant al dadelijk doet opvallen, zijn de vreemd gevormde,<br />
dikke, grijsgroene bladen, die naar den vorm aan bananen doen<br />
denken en die zóódanig aan het rechte, stevige stammetje bevestigd<br />
zijn, dat zij in twee rijen links en twee rijen rechts boven elkander<br />
staan, waardoor de plant met haar vier bladerrijen toch een<br />
tweezijdige, platte gestalte heeft. Zeer merkwaardig is de bekleeding<br />
der bladen, welke onder het microscoop zich voordoet als een<br />
bedekking met blaasvormige, tegen elkaar gedrukt staande cellen,<br />
die de verdamping tegengaat.<br />
De bloeiwijze verschijnt in den zomer in de gestalte van een platte,<br />
schermvormige tros met een menigte van kleine, vermiljoenroode<br />
bloempjes. De plant is het mooist als zij tot een hoogte van 30 cm<br />
is opgegroeid; zij kan echter belangrijk hooger worden.<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade-album<br />
“Vetplanten” uit 1932. Zie de afbeelding.<br />
Crassula falcata, bij de oude<br />
bloemisten beter bekend als Rochea<br />
falcata, is een zeer antieke succulent,<br />
welke bijkans geheel uit de cultures<br />
verdwenen is.<br />
Vroeger, een halve eeuw of langer geleden,<br />
kweekte elke bloemist ze en waren<br />
op alle buitenplaatsen prachtexemplaren<br />
te bewonderen. Tegenwoordig<br />
ziet men ze, volledig heidshalve, nog<br />
wel bij de vetplantenliefhebbers. Men<br />
heeft ze aangeschaft, omdat ze volgens<br />
de beschrijving in de handboeken zoo<br />
mooi en zoo dankbaar moet bloeien.<br />
Maar van die dankbare bloei hebben<br />
de meesten bitter weinig bespeurd. Ligt<br />
dat aan de plant - of aan de verkeerde<br />
behandeling?<br />
Zoals u, gezien het taalgebruik<br />
waarschijnlijk al begon te vermoeden,<br />
is bovenstaande niet mijn inleiding<br />
bij dit artikel maar wederom een<br />
citaat, deze keer uit het geïllustreerde<br />
weekblad Floralia van 26 oktober<br />
1933. De schrijver is die andere<br />
coryfee uit de toenmalige Nederlandse<br />
succulentenwereld, de heer G.D.<br />
Duursma, de schrijver van het met de<br />
Verkade-albums concurrerende Pette’s<br />
cactusalbum (uit 1931). De kop van<br />
het artikel luidt “Crassula falcata, een<br />
ondankbare bloeier?”. Merkwaardig is<br />
dat het artikel, als contrast misschien,<br />
geïllustreerd wordt met een foto van een<br />
bloeiende Stapelia variegata.<br />
Crassula falcata is afkomstig uit de<br />
Kaapprovincie (Zuid-Afrika). De plant,<br />
die al sinds ongeveer het jaar 1700 bekend<br />
is, werd in 1798 door de Duitse<br />
botanicus Johann Christoph Wendland<br />
in het blad ‘Botanische Beobachtungen’<br />
beschreven. De Candolle gaf de plant in<br />
1802 in deel 3 van zijn tweetalige boekwerk<br />
‘Plantarum Historia Succulentarum’<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 3
4<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
= ‘Histoire des plantes grasses’ de naam<br />
Rochea falcata. Hij creëerde het geslacht<br />
Rochea om daarin de crassula’s<br />
met grote buisvormige bloemen onder<br />
te brengen. De geslachtsnaam verwijst<br />
naar de Zwitserse botanicus Daniel<br />
de la Roche. Diens zoon François was<br />
ook botanicus. Beiden stierven in 1813<br />
in Parijs aan de tyfus (door de soldaten<br />
van Napoleon meegebracht uit<br />
Rusland). Om ze allebei te eren splitste<br />
De Candolle het geslacht in 1828<br />
op in een sectie Daniela en een sectie<br />
Francisceana. In het genoemde<br />
boekwerk van De Candolle, dat in afleveringen<br />
tussen 1799 en 1837 verscheen,<br />
vinden we ook een afbeelding<br />
(van Pierre Joseph Redouté) van<br />
Rochea falcata. Ik vind de gelijkenis<br />
niet zo heel sterk. Veel mooier is de afbeelding<br />
in Fragmenta botanica van<br />
Nicolaus Josephi Freiherr von Jacquin,<br />
ook in afleveringen verschenen in de jaren<br />
1800 - 1809 (afb. 1). Hier heet de<br />
plant Larochea falcata (geslachtsnaam<br />
in 1805 gepubliceerd door de Zuid-<br />
Afrikaanse mycoloog Christiaan Hendrik<br />
Persoon maar ongeldig). Tegenwoordig<br />
worden de rochea’s weer gewoon tot het<br />
geslacht Crassula gerekend waarbij C.<br />
falcata als een variëteit van C. perfoliata<br />
beschouwd wordt. Perfoliata betekent<br />
‘met doorgroeide bladeren’ en dat heeft<br />
vanzelfsprekend betrekking op de stengelomvattende<br />
bladvoeten die de indruk<br />
wekken dat de stengel door de bladeren<br />
heen groeit. Dit verschijnsel zien we nog<br />
veel duidelijker bij C. perforata en aanverwante<br />
soorten.<br />
De tekst en de afbeelding uit<br />
het Verkade-album waarmee dit<br />
artikel begint geven een goed<br />
beeld van C. falcata. De zinsnede<br />
over de ‘bekleeding’ van de plant<br />
met blaasvormige cellen die de<br />
verdamping tegengaan is ontleend<br />
aan het boek “Pflanzenleben” van<br />
Afb. 1: Plaat uit Fragmenta botanica (1800 -1807)<br />
van N.J. von Jacquin.<br />
Afb. 2: Illustratie uit ‘Pflanzenleben’ van Kerner von<br />
Maribaun.<br />
Bij 1 een circa 600 keer vergrote dwarsdoorsnede<br />
en bij 2 een circa 350 keer vergroot<br />
bovenaanzicht. Rechts zijn de pantsercellen<br />
weggelaten zodat de huidmondjes zichtbaar<br />
worden<br />
Kerner von Maribaun uit 1887. Hierin<br />
vinden we een afbeelding met een<br />
dwarsdoorsnede en een bovenaanzicht<br />
van het bladoppervlak (afb. 2). Aan de<br />
rechterkant zijn de betreffende cellen<br />
weggelaten zodat de huidmondjes<br />
zichtbaar worden. In de Nederlandse<br />
bewerking “Het leven der planten” van<br />
Dr. Vitus Bruinsma luidt de tekst (iets<br />
ingekort) als volgt:<br />
“De gewone opperhuidcellen zijn klein en<br />
slechts weinig verdikt aan den buitenwand. De<br />
cellen die het pantser samenstellen zijn daarentegen<br />
buitengewoon sterk vergroot, reeds hun steelvormige<br />
voet, die als een wig geschoven is tusschen<br />
de gewone epidermiscellen, is betrekkelijk<br />
groot; maar de blaasvormige opzwelling heeft afmetingen<br />
die wel het 600-voud bedragen van de<br />
maat der gewone opperhuidcellen. Alle blaasjes<br />
sluiten dicht aaneen en hebben door den druk,<br />
dien zij wederkeerig op elkander uitoefenen, bijna<br />
den vorm van een kubus gekregen. Waar er desniettegenstaande<br />
nog een opening zou overblijven,<br />
gaan van de blazen uitwassen en uitstulpingen<br />
naar links en rechts, die zoo in elkaar sluiten<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 5
Mij doen de pantsercellen<br />
sterk denken aan de<br />
basaltblokken waarmee de<br />
dijktaluds verstevigd worden.<br />
Wat uit het bovenstaande<br />
duidelijk wordt, is<br />
dat C. falcata ondanks het<br />
grote bladoppervlak uitstekend<br />
bestand is tegen uitdroging<br />
door zon en hitte.<br />
Afb. 3: C. perfoliata var. falcata in de ‘Eden collectie’. Volgens de<br />
kweker een reeks van trendy planten met uitzonderlijke vormen<br />
en kleuren in sierschalen die tijdens de zomer op de terrastafel<br />
schitteren. “En in het najaar haal je ze gewoon naar<br />
binnen”<br />
Afb. 4: De knoppen zitten in het begin als een grauwe kluit op elkaar<br />
gepakt<br />
dat een volkomen gesloten pantser ontstaat. Deze laatste naam<br />
is hier te meer gerechtvaardigd, omdat de blaasvormig gezwollen<br />
cellen, van Crassula falcata, hard zijn als kiezelsteenen. In hun celwand<br />
is overvloedig kiezelzuur afgezet en door ze uit te gloeien<br />
krijgt men een echt kiezelskelet, zooals van Diatomaceae. Dat in<br />
den drogen tijd zulk een pantser de saprijke cellen, die het bedekt,<br />
uitstekend beschut tegen verdamping, zal wel niet verder behoeven<br />
te worden aangeduid.”<br />
6<br />
G.D. Duursma constateerde<br />
anno 1933 dus<br />
dat C. falcata een antieke<br />
plant was die nagenoeg<br />
uit de collecties verdwenen<br />
was. Anno 2012<br />
zijn ze weer helemaal terug.<br />
De plant past met<br />
zijn zilvergrijze tot olifantgrijze<br />
bladeren uitstekend<br />
in de moderne interieurs<br />
en ook in het tuingebeuren.<br />
Zo lanceerde de firma<br />
Smit uit Sappemeer enkele<br />
jaren geleden de ‘Eden<br />
collection’:<br />
“Dit label garandeert de<br />
consument vitale planten<br />
die er paradijselijk uitzien.<br />
De combinatie van<br />
uitzonderlijke vormen en<br />
kleuren met een unieke<br />
naam moet aan iedere<br />
plant een markante<br />
identiteit verlenen. Geen<br />
kleurrijke overvolle<br />
bloembakken, maar<br />
een reeks van trendy,<br />
niet bloeiende planten<br />
in sierpotten, schalen of<br />
plantenbakjes.<br />
Al deze planten kunnen tijdens<br />
de zomer op de terrastafel<br />
schitteren en in het<br />
najaar haal je ze gewoon<br />
naar binnen.”<br />
U begrijpt dat de alinea<br />
hierboven alweer geciteerd<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 5: Het scherm ontvouwt zich en de bloemknoppen beginnen op kleur te komen<br />
is. Ditmaal uit het promotiemateriaal van<br />
de kweker. Tot de ‘Eden collection’ behoort<br />
een schaal helemaal vol geplant<br />
met C. falcata. Ik moet toegeven dat het<br />
een schitterend gezicht is (afb. 3).<br />
We gaan weer terug naar het artikel<br />
“Crassula falcata, een ondankbare bloeier?”<br />
uit het weekblad ‘Floralia’. Dat ondankbare<br />
zit hem natuurlijk niet in de<br />
bloei op zich, want het is bijzonder boeiend<br />
om te zien hoe de knoppen die in<br />
het begin als een grauwe kluit op elkaar<br />
gepakt zitten (afb. 4), zich ontvouwen tot<br />
een zich geleidelijk via geel en oranjerood<br />
(afb. 5) naar vlammend rood kleurend<br />
parasolachtig scherm (afb. 6). Er<br />
is ook een wit bloeiende vorm. Het ondankbare<br />
zit hem in de bloeiwilligheid.<br />
Na de hierboven geciteerde regels gaat<br />
het artikel als volgt verder:<br />
“Wij kennen een ouden kweeker in<br />
Friesland’s hoofdstad, iemand die zich<br />
over een zorgvuldige cultuurbehandeling<br />
heusch niet druk maakt, en bij dezen<br />
staan elken zomer tientallen “Rochea’s”<br />
schitterend in bloei. Andere kweekers<br />
hebben wel eens getracht dezen Rochea<br />
specialist zijn geheim te ontfutselen.<br />
Maar achter de waarheid kwamen ze<br />
niet, want op de vraag, welk middel hij<br />
toch toepaste om elk jaar zulke mooi<br />
bloeiende Rochea’s te krijgen was het<br />
lakonieke antwoord: “niets!”.<br />
En toch heeft bedoelde kweeker in dat<br />
eene woord zijn gansche cultuurgeheim<br />
verraden. Het is ongelooflijk, hoe<br />
nonchalant, hoe barbaarsch bijna, de<br />
Rochea’s hier behandeld worden.”<br />
Hierna volgt een verhandeling over<br />
het toch vooral ‘hard’ kweken van deze<br />
planten en het afremmen van sterke<br />
groei. Het artikel eindigt als volgt:<br />
“De oude kweeker waarvan wij in den<br />
aanhef gewaagden, slaat in het voorjaar<br />
de planten uit den pot en gooit ze zoo<br />
op een zonnige plaats neer, om ze<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 7
Afb. 6: De kleur van het bloemscherm gaat via oranje naar vlammend rood<br />
weer op te potten zoodra zich knoppen<br />
vertoonen.”<br />
Ook in dit geval wordt dus de plant<br />
door een sterke terughouding in den<br />
groei tot bloeien gedwongen.<br />
De planten gedijen dus het best als<br />
ze in de zomer veel zon en frisse lucht<br />
krijgen en niet meer water dan nodig is<br />
om rimpelen te voorkomen. In de winter<br />
is een koele maar lichte standplaats aan<br />
te bevelen.<br />
De vermeerdering kan door zaaien,<br />
het stekken van zijscheuten en door<br />
het nemen van bladstekken, liefst met<br />
hieltje. In zandige grond wortelen de<br />
stekken snel (afb. 7).<br />
Voor deze algemeen bekende plant<br />
is er naast de botanische naam natuurlijk<br />
ook een aantal ‘volksnamen’. Naast<br />
8<br />
sikkeldikblad vinden we de benaming<br />
propellerplant. Engelstaligen gebruiken<br />
ook de naam ‘scarlet paintbrush’ (scharlakenrode<br />
verfkwast). G.D. Duursma<br />
noemt haar in een van zijn boeken liefdevol<br />
“de Kaapsche schoone”.<br />
In de loop der jaren is gebleken dat<br />
C. falcata met vrijwel iedere andere crassula<br />
gekruist kan worden. Dat is des te<br />
meer opmerkelijk daar er onder de crassula’s<br />
een onwaarschijnlijk groot aantal<br />
verschillende groeivormen bestaat.<br />
In zijn boek ‘Crassula’ geeft Gordon<br />
Rowley een schema waarin maar liefst<br />
16 andere crassula’s genoemd worden<br />
waarvan hybriden met C. falcata bekend<br />
zijn. Daarnaast ook nog een aantal<br />
kruisingen die niet gedocumenteerd<br />
zijn maar waarin C. falcata waarschijnlijk<br />
ook betrokken geweest is. Bij de eerste<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
kruising zocht men het<br />
nog dicht bij huis. Die<br />
was in 1898 met een<br />
collega Rochea, namelijk<br />
R. coccinea en<br />
deze hybride kreeg de<br />
naam C. x langleyensis.<br />
In 1936 volgde C. exilis<br />
ssp. cooperi en de hybride<br />
heeft tegenwoordig<br />
de naam C. x justicorderoyi.<br />
Hierna was het de<br />
beurt voor Dr. Meredith<br />
Morgan die in 1945<br />
een hybride wist te realiseren<br />
met de nietige,<br />
slechts ongeveer 1 cm<br />
hoog wordende C. mesembryanthemopsis<br />
(afb.<br />
8). Dat leverde de hybride<br />
‘Morgan’s Beauty’ op.<br />
Waarschijnlijk kent iedereen<br />
deze plant wel. Hij<br />
ziet er uit als een in alle<br />
dimensies samengeperste<br />
C. falcata en hij bloeit<br />
met een amper boven<br />
de rozet uitkomende<br />
tuil van welriekende<br />
roze bloempjes (afb. 9).<br />
Voormalig cactuskweker<br />
Hovens uit Lottum verkocht<br />
ze destijds in grote<br />
aantallen. Ik heb geconstateerd<br />
dat dit plantje<br />
vooral op vrouwen een<br />
bijna onweerstaanbare<br />
aantrekkingskracht uitoefent.<br />
Het enige nadeel<br />
is dat de uitgebloeide<br />
bloemen als een lelijke<br />
prop boven op de plant<br />
blijven zitten. Deze eigenschap<br />
deelt de plant<br />
met haar vader zoals in<br />
afbeelding 8 ook te zien<br />
is.<br />
Een andere zeer bekende<br />
hybride is<br />
‘Buddha’s Temple’ (afb.<br />
Afb. 7: C. perfoliata var. falcata is gemakkelijk door bladstekken te<br />
vermeerderen<br />
Afb. 8: C. mesembryanthemopsis, de vader van C. ‘Morgan’s Beauty’<br />
10) uit 1959, een kruising met C. pyramidalis. Ook<br />
kunnen we ‘Jade Necklace’ (afb. 11), een kruising<br />
met C. rupestris var. marnieriana, ook uit 1959 en<br />
‘Moonglow’ (afb. 12), een kruising met C. deceptor uit<br />
1958 aantreffen.<br />
Verder zijn er ook weer kruisingen tussen deze<br />
kruisingen, maar die laten we hier maar buiten<br />
beschouwing.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 9
Afb. 9: C. ‘Morgan’s Beauty’ (C. perfoliata var. falcata x C. mesembryanthemopsis)<br />
Literatuur:<br />
Candolle, A.P. de & Redouté, P.J.<br />
(1799-1837). Plantarum Historia<br />
Succulentarum, vol. 3: t. 121.<br />
Jacquin, N.J. von (1809). Fragmenta<br />
botanica, figuris coloratis illustrata, t.<br />
82.<br />
Kerner von Marilaun, A. (1902). Het<br />
leven der planten, naar den 2den druk,<br />
voor Nederland bewerkt door Dr. Vitus<br />
Bruinsma.<br />
Laren, A.J. van (1932). Vetplanten,<br />
Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam<br />
Rowley, C. (2003). Crassula, Cactus &<br />
Co.<br />
Wendland, J.C. (1798). Botanische<br />
Beobachtungen, 44.<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern.<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
10<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 10: C. ‘Buddha’s Temple’ (C. perfoliata<br />
var. falcata x C. pyramidalis)<br />
Afb. 11: C. ‘Jade Necklace’ (C. perfoliata<br />
var. falcata x C. rupestris<br />
var. marnieriana)<br />
Afb. 12: C. ‘Moonglow’ (C. deceptor x C. perfoliata var. falcata)<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 11
VOOR HET VOETLICHT<br />
Bertus Spee<br />
Thelocactus bicolor subsp. bolaensis<br />
In het zuidwesten van de<br />
Mexicaanse deelstaat Coahuila ligt<br />
een bergrug genaamd Sierra Bola.<br />
Daar vinden we deze opvallend wit<br />
bedoornde thelocactus volop tussen<br />
de kale rotsen. Ze vormen flinke<br />
clusters bij een hoogte van wel<br />
40 cm. Als ze bloeien is het een lust<br />
voor het oog. Op enkele omliggende<br />
bergruggen zijn deze planten ook<br />
te vinden, zij het met een wat meer<br />
geelachtige bedoorning.<br />
In cultuur planten we ze het best<br />
in een terracotta schaal, in een mineraalrijk<br />
grondmengsel. Tijdens de<br />
groei geven we matig water en laten de potkluit steeds opdrogen. ’s Winters houden<br />
we ze licht en droog bij een minimumtemperatuur van 5 0 C. Vermeerderen gaat prima<br />
uit zaad; na 6 jaar kunnen ze al bloeien. Stekken is ook mogelijk, oudere planten<br />
spruiten aan de basis. Na een week of twee drogen laten we deze stekken bewortelen<br />
op vochtig grof zand of bims.<br />
Puna bonnieae<br />
Deze kleine onopvallende plantjes<br />
zijn te vinden in het noordwesten<br />
van Argentinië, in de provincie<br />
Catamarca, op 2500 m hoogte in<br />
het voorgebergte van de Andes. Ze<br />
zitten hier diep in de grond en vormen<br />
een flinke knolwortel.<br />
In cultuur planten we ze in een<br />
diepe pot en geven ze een zanderig<br />
grondmengsel met weinig humus.<br />
Tijdens de groeiperiode krijgen ze<br />
matig water en een flink zonnige<br />
plaats. In de winter houden we ze<br />
droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 5 0 C.<br />
Vermeerderen kan goed door stekken. De kleine kopjes maken al snel een flinke<br />
wortel op vochtig grof zand en beginnen ook al snel te spruiten. Na enkele jaren<br />
verschijnen in de zomer de mooie grote bloemen. Zaaien is ook mogelijk, het kan<br />
echter lang duren eer de grote zaden kiemen. Volgens de laatste opvattingen heet<br />
deze soort nu Tephrocactus bonnieae.<br />
12<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Brasilicactus (Parodia) haselbergii<br />
Deze mooi bedoornde planten zijn<br />
afkomstig uit het zuiden van Brazilië.<br />
Ze werden vroeger veel aangeboden<br />
bij de kwekers, maar tegenwoordig<br />
zien we ze weinig meer in cultuur.<br />
Ze kunnen wel 15 cm in doorsnee<br />
worden en bloeien in de zomer. Het<br />
zijn nogal kougevoelige planten die<br />
we boven de 10 0 C moeten laten<br />
overwinteren.<br />
Ze groeien het best in een humusrijk<br />
substraat en verlangen een matige<br />
watergift. Ze hebben een vrij<br />
teer wortelgestel dat bij het verpotten<br />
gemakkelijk beschadigt. Vaak zien<br />
we daarom dat deze planten geënt<br />
staan op een jusbertii- of pachanoi-onderstam. Vermeerderen kan door zaaien; de<br />
fijne zaden kiemen redelijk snel.<br />
Tegenwoordig worden deze planten bij het geslacht Parodia ingedeeld. Het lijkt er<br />
steeds meer op dat sommige mensen naast het kweken van cactussen een nieuwe<br />
hobby ontdekt hebben, nl. cactusnamen door elkaar gooien.<br />
Aloe krapholiana<br />
Dit is een mooie, klein blijvende, maar<br />
vrij onbekende aloë. Het zijn planten die<br />
weinig plaats innemen in een verzameling.<br />
Ze worden maar 20 cm in doorsnee.<br />
In het moederland, Zuid-Afrika,<br />
zijn ze heel sporadisch te vinden in<br />
Namaqualand. De plant is genoemd naar<br />
haar ontdekker, H.C. Kraphol.<br />
We planten ze in een kiezelrijk, doorlatend<br />
substraat en geven heel matig water.<br />
In de winter houden we ze zo goed als<br />
droog bij een minimumtemperatuur van<br />
12 0 C.<br />
Vermeerderen kan door zaaien, maar<br />
zaden worden echter zelden aangeboden.<br />
Stekken is ook mogelijk, oudere planten<br />
spruiten soms aan de basis. De bloeiperiode<br />
valt bij ons in de herfst wanneer de<br />
korte dikke bloeistengel met rode bloemen<br />
verschijnt; in Zuid-Afrika is het dan<br />
voorjaar.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 13
OP BEZOEK BIJ…..LUDWIG BERCHT<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Wie bij Succulenta het woord Gymnocalycium laat vallen, ziet een rijzige persoon met kortgeschoren<br />
baard opveren. Ludwig is verweven met het kweken, propageren en onderzoeken<br />
van dit grote geslacht. Een markant persoon met stevig stemgeluid, wat goed van pas<br />
komt bij zijn lezingen op de diverse afdelingen.<br />
Geboren in1945 in Zwartebroek (gem.<br />
Barneveld) vanwege evacuatie van zijn<br />
ouders tijdens de laatste heftige oorlogshandelingen<br />
uit Arnhem, volgde<br />
hij de lagere school in Arnhem en<br />
door verhuizing van zijn ouders naar<br />
Bennekom de HBS-B in Ede. Hij studeerde<br />
aan de universiteit van Utrecht<br />
organische chemie van natuurstoffen.<br />
Na een aantal “chemische” banen bij<br />
o.a. het douanelaboratorium en het laboratorium<br />
van de Gemeentepolitie<br />
Amsterdam, maakte hij eind 1984 een<br />
switch naar wet- en regelgeving voor<br />
melk en zuivelproducten bij de VVZM<br />
(Vereeniging voor Zuivelindustrie en<br />
Afb.1: Kijkje in de kas<br />
14<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Melkhygiëne) later overgaand<br />
in de NZO (Nederlandse Zuivel<br />
Organisatie). In <strong>februari</strong> 2007<br />
volgde vervroegde uittreding<br />
en in <strong>februari</strong> 2010 ging hij met<br />
pensioen. Toen lag de wereld<br />
van het kweken en verzamelen<br />
van cactussen helemaal voor<br />
hem open.<br />
Succulentalid sinds eind 1974,<br />
over een paar jaar nadert dus<br />
het 40-jarig lidmaatschap van<br />
de vereniging. Naast het landelijk<br />
lidmaatschap was hij lid<br />
van de afdeling Utrecht e.o. en<br />
na zijn verhuizing naar Eck en<br />
Wiel een trouw lid van de afdeling<br />
Nijmegen. Van de afdeling<br />
Utrecht is hij zo’n 11<br />
jaar voorzitter geweest. Maar<br />
in Succulentaland is er meer.<br />
Bestuursfuncties zijn er altijd te<br />
vervullen. Op de ALV van 31 mei<br />
1980 werd Ludwig benoemd tot<br />
secretaris van Succulenta, tevens<br />
aanspreekpunt voor het<br />
Verenigingsnieuws. In april 1984<br />
volgde hij de hoofdredacteur Jan<br />
Defesche op. Zo stapelden de<br />
functies zich op, maar op de ALV<br />
eind mei 1984 gaf hij het secretariaat<br />
over aan Peter Melis. In de<br />
eerste jaren van zijn hoofdredacteurschap<br />
was het samenstellen<br />
van het maandelijks uitkomende<br />
tijdschrift een forse klus. De<br />
lay-out van het tijdschrift moest<br />
met pritt-stift op A4’tjes worden<br />
uitgevoerd voor de drukker.<br />
Samen met Jan Jaap de Morree<br />
en Theo Neutelings was dat een<br />
secuur plak-karwei dat eerst bij<br />
Theo in Roosendaal en later elke<br />
maand in Leidschendam na het<br />
avondeten bij Jan Jaap plaatsvond.<br />
(Dat is tegenwoordig digitaal<br />
wel gemakkelijker geworden).<br />
In januari 1991 volgde Aat<br />
van Uijen hem als hoofdredacteur<br />
op en bleef hij lid van de<br />
Afb.2: Zo ging het vroeger; schoonmaken van de zaden<br />
Afb.3: Fotokokertjes met identificatie<strong>nummer</strong>s en zaailingen<br />
Afb.4: Gymno’s te over<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 15
toenmalige redactieraad. Maar het bloed<br />
kruipt waar het niet gaan kan en momenteel<br />
vervaardigt hij samen met Henk<br />
Viscaal opnieuw het tijdschrift.<br />
Naast al de papieren bedrijvigheid<br />
ligt het verzamelen en kweken van cactussen<br />
hem na aan het hart. Dat is in<br />
zijn (zeer) grote kas in Eck en Wiel wel<br />
te zien. In De Meern begon hij eerst<br />
met een bakje binnen en daarna een<br />
muurkas. In 1978 verhuisde hij naar<br />
Harmelen en kwam er al een iets grotere<br />
kas van zo’n 2x4 m in de tuin. Daarna<br />
een tunnelkas in Vleuten, gevolgd door<br />
de kas van de voormalige lagere tuinbouwschool<br />
in Vleuten. Maar het kon<br />
nog groter. In 1994 verhuisde hij naar<br />
Eck en Wiel en liet daar in 1995 een<br />
kas bouwen van 19,5 x 29 m (Venlobouw),<br />
zoals gedeeltelijk is te zien op<br />
afbeelding1.<br />
Eind 1983 begon hij met het uitgeven<br />
van een zaadlijst (het eerste jaar nog<br />
samen met Henk van Dijk) onder het<br />
motto Flos coronat opus (De bloem bekroont<br />
het werk). De drijfveer was: het<br />
verspreiden van zaden, dit is ook het<br />
ideaal gebleven. Het is een indrukwekkende<br />
lijst van voornamelijk zaden van<br />
Zuid-Amerikaanse soorten die ieder jaar<br />
uitkomt met een bijna oneindig aantal<br />
veld<strong>nummer</strong>s. Bij mijn bezoek zag ik<br />
dat er nog heel wat werk voor komt kijken<br />
bij de handelingen rond die zaadlijst.<br />
In rijtjes borrelglaasjes staan niet<br />
zozeer de alcoholische oppeppers klaar<br />
voor eventueel bezoek, maar geplette<br />
vruchten die staan te weken om de zaden<br />
schoon te maken (afb. 2). Een tafel<br />
verderop staan honderden met zaailingen<br />
gevulde plastic fotokokertjes, die<br />
heel goed kunnen worden gebruikt voor<br />
het uitvoeren van steekproeven m.b.t. de<br />
kiemkracht van de in de zaadlijst aangeboden<br />
zaden (afb.3). Maar je kunt nooit<br />
alles allemaal zelf winnen en schoonmaken.<br />
Dus ging hij ook over op zaadaankopen<br />
bij enkele betrouwbare collega’s<br />
in binnen- en buitenland. De papieren<br />
versie van de zaadlijst is nu opgevolgd<br />
16<br />
door een digitale (www.bercht-cactus.nl).<br />
Nu kun je tevreden zijn met een gigantische<br />
collectie, veel lezen en vergaderen,<br />
maar reizen naar de vindplaatsen<br />
is ook een optie. Dat doet Ludwig<br />
dan ook nog bijna elk jaar! De eerste<br />
reis voor cactussen was in 1978<br />
naar Curaçao en Bonaire (bezoek aan<br />
schoonzus en zwager). Eerste doelgerichte<br />
reis in 1988 met Jörg Piltz<br />
en Detlev Metzing (Paraguay), in 1989<br />
een korte reis naar de USA (o.a. Big<br />
Bend), in 1989 Argentinië (met Gert<br />
Neuhuber), in 1990 een korte reis<br />
naar de USA (Utah, etc.) en in 1990<br />
Brazilië en noordelijk Uruguay met Rudi<br />
Werner Bueneker. In dec. 1992 samen<br />
met Monique, zijn huidige vrouw, naar<br />
Argentinië. In 1996 samen met Monique<br />
naar Zuid-Afrika. In 1998 met Christian<br />
Hefti in Uruguay. In 2000 samen met<br />
Helmut Amerhauser naar Paraguay, in<br />
2002 met Helmut Amerhauser naar<br />
Bolivia, in 2004 met Massimo Meregalli<br />
naar Uruguay, in 2005 met Herbert<br />
Thiele naar Bolivia, in 2006 met Volker<br />
Schädlich naar Paraguay, in 2007 met<br />
Massimo Meregalli naar Argentinië,<br />
in 2008, 2009 en 2011 met Volker<br />
Schädlich in achtereenvolgens Bolivia,<br />
in Paraguay en weer Bolivia en in 2012<br />
met Massimo Meregalli en Tomasz<br />
Kulhanek in Argentinië.<br />
In de grote kas is het niet moeilijk<br />
om planten van het cactusgeslacht<br />
Gymnocalycium te vinden, een geslacht<br />
dat hem na aan het hart ligt en waarover<br />
hij momenteel in Succulenta een steeds<br />
groter wordende reeks publiceert (afb.4).<br />
Grote planten met de karakteristieke geschubde,<br />
doornloze bloemen. Waarom<br />
gymno’s? Gewoon toeval. Toen hij afdelingslid<br />
werd, was het gebruikelijk dat je<br />
aan de hand werd genomen door een<br />
ouder lid. Dat was Joop Geurts en die<br />
had voornamelijk gymno’s. Zo simpel is<br />
het. Maar ook frailea’s en een collectie<br />
lobivia’s vinden een plaats.<br />
Als je zoveel cactusreizen speurend<br />
naar gymno’s maakt, komt er een<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb.5: Ludwig met de naar hem genoemde Gymnocalycium berchtii<br />
Foto’s van de schrijver<br />
moment dat er een nieuwe soort naar je<br />
wordt vernoemd: G. berchtii (afb.5). De<br />
voor een gymno vrij kleine plant werd<br />
tijdens de reis in 1989 in het noorden<br />
van de Argentijnse provincie San Luis<br />
gevonden, gewoon langs de weg in de<br />
buurt van Los Chañares. Op die reis<br />
vonden ze ook een plant die verwant is<br />
met G. bruchii (LB 328) en die onlangs<br />
is beschreven als G. carolinense ssp.<br />
ludwigii (een soort-indeling waar Ludwig<br />
het niet mee eens is).<br />
Ludwig is medeoprichter van de<br />
Arbeitsgruppe Gymnocalycium die na<br />
meer dan 30 jaar nog steeds actief is<br />
en waarvan hij zo’n beetje de voorzitter<br />
is. Natuurlijk bezoekt hij elk jaar de<br />
verschillende gymnocalycium-bijeenkomsten,<br />
zoals in 2012 in Eugendorf<br />
(Oostenrijk), Carmagnola (Italië), Praag<br />
(Tsjechië) en Radebeul (Duitsland);<br />
“Radebeul” vond vele jaren plaats in<br />
Niftrik (Nederland) en verhuisde dit jaar<br />
naar Duitsland.<br />
Naast het geslacht Gymnocalycium<br />
gaat zijn belangstelling uit naar alle<br />
‘koude’ cactusgeslachten uit Zuid-<br />
Amerika. Dat werd nog geïntensiveerd<br />
toen hij de Lobivia-verzameling<br />
van de veel te vroeg overleden Clazien<br />
Bouwman overnam. En het zal Ludwig<br />
weer niet zijn, want onmiddellijk sluit<br />
hij zich aan bij de Freundenkreis<br />
Echinopseen en is ook daar een actieve<br />
deelnemer aan de halfjaarlijkse bijeenkomsten<br />
in Ruhla (Duitsland).<br />
Kortom hij verveelt zich echt niet.<br />
Koperwieklaan 19<br />
2261CL Leidschendam<br />
morree@ziggo.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 17
HET GESLACHT GYMNOCALYCIUM<br />
– EEN OVERZICHT (XXII)<br />
Ludwig Bercht<br />
In deze aflevering komt eindelijk de typesoort van het geslacht Gymnocalycium, namelijk<br />
G. gibbosum aan de orde. Nog steeds is de verwarring rond deze soort groot en voor velen<br />
is het onderscheid met G. reductum onduidelijk.<br />
We schrijven het jaar 1812 als Haworth<br />
in zijn Synopsis plantarum succulentarum<br />
een plant beschrijft die hij zag in de<br />
collectie van ene heer Vere (Kensington<br />
Gore, Engeland). De tekst luidt: C?<br />
(Gibbous) subrotundus, profunde sub<br />
sexdecim angularis; apice depresso,<br />
inermi; angulis gibbero notabili sub singulo<br />
fasciculo spinarum; spinis nigris.<br />
Habitat ….<br />
Floret ….<br />
Cult. Ante 1808 S.h.<br />
Obs. I have not seen this nor any other<br />
species with so small a number of angels<br />
as ten. Described from Mr. Vere’s<br />
collection.<br />
(Vertaald: C? (geknobbeld) halfbolvormig,<br />
met 16 duidelijke ribben, schedel<br />
ingedrukt, onbewapend, ribben met<br />
opmerkelijke knobbels met op elk een<br />
doornbundel; doorns zwart). (Opm. gibbous<br />
is een drukfout, het dient gibbosus<br />
te zijn).<br />
De plant is blijkbaar al 4 jaar in<br />
cultuur.<br />
In het Botanical Register 2 (1816) publiceert<br />
Edwards een tekening van<br />
zeer waarschijnlijk dezelfde plant.<br />
Deze afbeelding wordt in 1990 door<br />
Kiesling vastgelegd als het lectotype<br />
van G. gibbosum. De ombenoeming<br />
tot Gymnocalycium geschiedt<br />
in 1844 bij de nieuwbeschrijving van<br />
het geslacht en formeel heet de soort<br />
nu Gymnocalycium gibbosum (Haw.)<br />
Pfeiffer ex Mittler. Het is de oudst beschreven<br />
soort die tot het geslacht<br />
18<br />
Gymnocalycium behoort en daarmee de<br />
typesoort.<br />
In een zeer uitvoerig artikel bespreekt<br />
Wolfgang Papsch (1996) de geschiedenis<br />
van G. gibbosum en maakt aannemelijk<br />
dat de typevindplaats bij Carmen<br />
de Patagones aan de monding van de<br />
Rio Negro te vinden is. Het voert hier te<br />
ver om zijn bewijsvoering te herhalen.<br />
In een volgend artikel (1996a) gaat<br />
Papsch - die men kan beschouwen<br />
als de expert voor de gymno’s van<br />
Patagonië - in op de geschiedenis van<br />
de variëteiten van G. gibbosum en houdt<br />
grote schoonmaak onder alle namen en<br />
beschrijvingen die in relatie tot G. gibbosum<br />
in de afgelopen 200 jaar zijn gepubliceerd.<br />
Naast de formele, erkende<br />
subspecies en variëteiten van G. gibbosum,<br />
zijn verschillende variëteiten als<br />
naam ontstaan uit de verwarring met G.<br />
reductum, waarover later.<br />
Papsch komt tot de volgende indeling<br />
van de vormenrijke soort G. gibbosum:<br />
1. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />
var. gibbosum fa. gibbosum<br />
(Haw.) Pfeiffer ex Mittler. Plant bolvormig<br />
tot verlengd op latere leeftijd,<br />
ca. 14 rechte ribben die in<br />
knobbels zijn opgelost, 7-9 randdoorns<br />
en 1 (-2) middendoorns,<br />
meestal zwart maar er bestaan<br />
ook planten met lichtgekleurde<br />
doorns. Bloemen uit de areolen<br />
van het jaar ervoor, ca. 75<br />
Afb. 1: Cactus gibbosus in Botanical Register (1816)<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 19
Afb. 2: G. gibbosum in Lemaire, Iconografia descr. De Cact. (1841)<br />
20<br />
mm lang en 60 mm breed, wit.<br />
Zaadgroep Gymnocalycium (voorheen<br />
Ovatisemineum). De groeiplaatsen<br />
zijn beperkt tot gebieden<br />
aan de monding van de Rio Negro<br />
bij Carmen de Patagones.<br />
2. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />
var. gibbosum fa. cerebriformis<br />
(Speg.) Papsch. Dit is een monstrueuze<br />
vorm van de typevorm<br />
en door Papsch bij Carmen de<br />
Patagones teruggevonden.<br />
3. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />
var. brachypetalum (Speg.)<br />
Papsch. De beschrijving van<br />
Spegazzini uit het jaar 1925 is<br />
zeer gedetailleerd. Het zijn vrij<br />
vlakke planten met ca. 13 ribben,<br />
5-7 doorns, stralend afstaand,<br />
eerst gelig later bruingrijs. De witte<br />
bloemen staan bijna op de rand<br />
van de schedel. Vindplaatsen aangrenzend<br />
aan het typeverspreidingsgebied<br />
in het Rio Negro dal<br />
en enkele zijdalen tot aan de provincie<br />
Neuquen. G. gibbosum var.<br />
nigrum, een nomen invalidum,<br />
hoort hierbij.<br />
4. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />
var. chubutense (Speg.) Papsch.<br />
Al bij de zeer uitvoerige en nauwkeurige<br />
nieuwbeschrijving van dit<br />
taxon in 1902 vond Spegazzini dat<br />
het slechts de rang van variëteit<br />
toekwam; evenwel bij de ombenoeming<br />
tot Gymnocalycium verhief<br />
Spegazzini het toch tot een<br />
eigen soort. De zeer vlakke planten<br />
gaan ondergronds over in een<br />
krachtige penwortel, 12-13 ribben<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 3: G. gibbosum var. brachypetalum (JPR 25-64)<br />
General Conesa<br />
Afb. 4: G. gibbosum var. brachypetalum (P 97)<br />
Afb. 5: G. gibbosum var. brachypetalum (WP 120-165)<br />
La Adela<br />
Foto W. Papsch<br />
Afb. 6: G. gibbosum var. chubutense (JPR 62-142) Trelew,<br />
Gaiman<br />
Afb. 7: G. gibbosum subsp. ferox (JPR 54-121) San Afb. 8: G. gibbosum subsp. gastonii (JPR 22-56) Cerro<br />
Miguel<br />
de la Ventana, duidelijk een vorm van G.<br />
reductum<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 21
met een kale schedel. Op de areolen<br />
staan 5-6 afstaande randdoorns<br />
en vaak 1 middendoorn.<br />
Groeigebieden van deze variëteit<br />
zijn de kustgebieden die aansluiten<br />
op die van de var. brachypetalum;<br />
deze groeigebieden strekken zich<br />
uit van San Antonio de Oeste via<br />
de Peninsula Valdez tot het gebied<br />
rond Bahia Bustamante.<br />
5. G. gibbosum subsp. ferox<br />
(Labouret ex Rümpler) Papsch. In<br />
1886 verschijnt de beschrijving van<br />
E. gibbosus var. ferox in Förster’s<br />
Handbuch der Cacteenkunde.<br />
Enigszins afgevlakt bolvormig met<br />
14 ribben. Randdoorns 12-14, 2-3<br />
cm lang; 2-3 middendoorns. Alle<br />
doorns bleekbruin later vergrijzend.<br />
Bloemen wit. Een vindplaats wordt<br />
niet aangegeven. De planten zijn<br />
later gevonden in het gebied tussen<br />
Bahia Bustamante en de Sierra<br />
Chata.<br />
Na deze herziening en opruiming door<br />
Papsch worden toch weer vier subspecies<br />
van G. gibbosum beschreven.<br />
In 2002 beschrijven Halda, Malina<br />
en Milt G. gibbosum subsp. ferdinandi<br />
op basis van door Jaroslav Prochazka<br />
verzameld materiaal in de Sierra de la<br />
Ventana. Aansluitend aan deze publicatie<br />
staat de nieuwbeschrijving van G.<br />
gibbosum subsp. gastonii door Halda en<br />
Milt, vernoemd naar de hond(!) van Milt<br />
en eveneens gebaseerd op materiaal<br />
verzameld door Prochazka (op de Cerro<br />
de la Ventana). Beide subspecies zijn<br />
slechts vormen van G. reductum en hebben<br />
niets van doen met G. gibbosum.<br />
De derde beschrijving is eveneens<br />
door Halda en Milt opgesteld in 2002;<br />
het is G. gibbosum subsp. radekii. De<br />
beschrijving is gebaseerd op materiaal<br />
verzameld in de Barranca de Gualijo,<br />
provincie Rio Negro. Vier jaar later verschijnt<br />
de nieuwbeschrijving van G. gibbosum<br />
subsp. radovanii door Halda en<br />
Milt. Het basismateriaal is al weer verzameld<br />
door Prochazka, nu bij Choele<br />
22<br />
Choel. Deze laatste twee subspecies<br />
kunnen probleemloos gerekend worden<br />
tot G. gibbosum subsp. gibbosum var.<br />
brachypetalum.<br />
De start van de soort G. reductum was<br />
ongelukkig. Het was in dezelfde uitgave<br />
als waar de beschrijving van Cactus<br />
gibbosus is te vinden, dat Haworth een<br />
Cactus nobilis beschrijft met de woorden<br />
(vertaald) “C? (nobel) verlengd,<br />
veelribbig, met knobbels en middellange,<br />
rechte doorns”. Hij wijst er al op dat<br />
er reeds een Cactus Nobilis bestaat die<br />
dit niet is. Link (1822) is degene die dit<br />
recht zet en de plant de naam Cactus<br />
reductus geeft. In 1844 wordt de soort<br />
geplaatst in het dan nieuwe geslacht<br />
Gymnocalycium.<br />
Zeer lang is aangenomen dat G. reductum<br />
de oudere vorm van G. gibbosum<br />
is. Een uitvoerige opsomming<br />
van alle verwarring en alle vormen en<br />
variëteiten die dienaangaande zijn beschreven,<br />
kan men lezen bij Papsch<br />
(1997). De groeiplaats was bij de oorspronkelijke<br />
beschrijving foutief aangegeven<br />
met Mexico. Pas veel later, in de<br />
jaren tachtig van de vorige eeuw, wordt<br />
duidelijk dat de planten voorkomen in<br />
de Sierra de la Ventana in het departement<br />
Tornquist, provincie Buenos Aires.<br />
De lijst van synoniemen in de opvatting<br />
van Papsch is enorm. Tot G. reductum<br />
rekent hij bekende variëteitsnamen zoals<br />
G. gibbosum var. fenellii, var. gerardii,<br />
var. leucantha, var. leonense, var. nobile,<br />
var. schlumbergeri, var. ventanicola en<br />
var. rostratum.<br />
In 1850 beschrijft Salm-Dyck een<br />
spruitende plant als Echinocactus gibbosus<br />
β leucodictyus. Deze planten zijn teruggevonden<br />
aan de noordoostzijde van<br />
de Sierra de la Ventana en vormen daar<br />
een goed afgebakende groep. Papsch<br />
heeft dit taxon in 1997 ombenoemd<br />
tot G. reductum (subsp. reductum) var.<br />
Afb. 9: Cactus reductus afbeelding uit Curtis<br />
Botanical Magazine (1849)<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 23
Afb. 10: G. reductum (WP 17-19) Cerro Tres Picos<br />
Foto W. Papsch<br />
Afb. 12: G. reductum gevonden door Dirk van Vliet bij<br />
Tornquist<br />
Afb. 13: G. reductum var. leucodictyon (WP 12-12) Cerro<br />
de Tuna<br />
Afb. 11: G. reductum (WP 21-24a) Sierra Cural Malal<br />
Foto W. Papsch<br />
leucodictyon (Salm-Dyck) Papsch. Een<br />
bekend synoniem is G. gibbosum var.<br />
caespitosum (een nom. inval.).<br />
De planten die voorkomen in de Sierra<br />
Chica en de Sierra de Lihuel Calel (provincie<br />
La Pampa) worden in 2006 door<br />
Halda en Milt beschreven als G. sibalii.<br />
Het holotype ervan was opgekweekt<br />
uit zaden van Prochazka (JPR 77/173).<br />
In 2008 volgt de ombenoeming tot<br />
G. reductum subsp. sibalii door Gert<br />
Neuhuber. Een indeling bij G. gibbosum<br />
en dan in verbinding tot G. gibbosum<br />
var. brachypetalum zou eerder voor de<br />
hand liggen, maar Neuhuber baseert zijn<br />
24<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 14: Echinocactus leeanus in Curtis Botanical Magazine (1845)<br />
indeling op basis van de bloem.<br />
In 1840 worden in Engeland zaden ingevoerd,<br />
afkomstig van John Tweedie,<br />
een tuinarchitect in Buenos Aires. In<br />
1845 beschrijft Hooker deze planten en<br />
vernoemt ze naar Mr. Lee van de kwekerij<br />
Hammersmith als Echinocactus<br />
Leeanus. Lange tijd werd E. leeanus<br />
aangezien als synoniem van de iets eerder<br />
beschreven E. hyptiacanthus en later<br />
werd gedacht dat E. leeanus betrekking<br />
had op planten uit Uruguay. Papsch beargumenteert<br />
uitvoerig dat G. leeanum<br />
(zo ombenoemd door Britton & Rose in<br />
1922) in Argentinië<br />
thuishoort en gevonden<br />
kan worden in de<br />
Sierra del Tandil in<br />
de provincie Buenos<br />
Aires. Opvallend is<br />
de lichte bedoorning<br />
met roodbruine basis.<br />
In 2000 benoemt<br />
Papsch de planten<br />
om tot G. reductum<br />
subsp. leeanum<br />
(Hooker) Papsch.<br />
Door Walter Rausch<br />
en Dirk van Vliet en<br />
later ook door Jörg<br />
Piltz en weer later natuurlijk<br />
door Wolfgang<br />
Papsch werden in<br />
de bergen rondom<br />
Balcarse tot aan Mar<br />
del Plata planten gevonden<br />
die bekend<br />
zijn geworden onder<br />
de benaming<br />
G. schatzlianum. De<br />
nieuwbeschrijving<br />
kwam uit de pen van<br />
Franz Strigl en Walter<br />
Till in 1985. Papsch<br />
vindt dat het slechts<br />
een regionale variëteit<br />
is van G. reductum<br />
subsp. leeanum<br />
en benoemt ze om tot<br />
G. reductum subsp.<br />
leeanum var. schatzlianum (Strigl & W.<br />
Till) Papsch.<br />
Voor deze aflevering is dankbaar gebruik<br />
gemaakt van de publicaties van<br />
Wolfgang Papsch, die tevens zeer vriendelijk<br />
was enkele illustraties ter beschikking<br />
te stellen. Tevens geldt mijn<br />
dank Daniel Schweich en The Missouri<br />
Botanical Garden Library voor het mogen<br />
reproduceren van enkele oude<br />
illustraties.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 25
Afb. 15: G. reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />
(WP 59-73) Mar del Plata, Sierra de los Padres<br />
Afb. 16: G. reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />
(WP 10-10) Balcarce, Cinco Cerros<br />
Afb. 17: G. reductum subsp. sibalii (JPR 77-173) Sierra<br />
Chica<br />
Afb. 18: G. reductum subsp. sibalii (WR 539) Sierra<br />
Lihuel Calel<br />
Literatuur:<br />
Edwards, S. (1816). Botanical Register 2:<br />
Tab. 137.<br />
Halda, J.J., M. Malina en I. Milt (2002).<br />
Acta Mus. Richnov. Sect. natur. ((1): 61.<br />
Halda, J.J. en I. Milt (2002). Acta Mus.<br />
Richnov. Sect. natur. 9(1): 62 en 63.<br />
Halda, J.J. en I. Milt (2006). Acta Mus.<br />
Richnov. Sect. natur. 13(1): 5-7.<br />
Haworth, A.H. (1812). Synopsis plantarum<br />
succulentarum, London: R. Taylor<br />
& co, p. 173.<br />
Hooker, W.J. (1845). Echinocactus<br />
Leeanus, Curtis Botanical Magazine pl.<br />
4184.<br />
Kiesling, R. (1990). Cactus de Patagonia,<br />
26<br />
in Flora Pat. 5 p. 178.<br />
Neuhuber, G.J.A. (2008). Eine kritische<br />
Betrachtung des Gymnocalycium sibalii<br />
Halda & Milt, Gymnocalycium 21(1):<br />
755-760.<br />
Papsch, W. (1996). Zur Herkunft und<br />
Charakterisierung von Gymnocalycium<br />
gibbosum (Haworth) Pfeiffer ex Mittler,<br />
Gymnocalycium 9(3): 181-188.<br />
Papsch, W. (1996a). Gymnocalycium<br />
gibbosum (Haworth) Pfeiffer ex Mittler<br />
und seine Varietäten, Gymnocalycium<br />
9(4): 189-202.<br />
Papsch, W. (1997). Die pampinen<br />
Gymnocalycien - 1. Ein<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Map 1 Verspreidingsgebied G. reductum<br />
Map 2 Verspreidingsgebied G. gibbosum<br />
De cijfers op de kaartjes corresponderen met de<br />
<strong>nummer</strong>s van de foto’s<br />
Gymnocalycium mit interessanter<br />
Geschichte: Gymnocalycium reductum<br />
(Link) Pfeiffer ex Mittler, Gymnocalycium<br />
10(4): 223-232.<br />
Papsch, W. (2000). Die pampinen<br />
Gymnocalycien – 2. Gymnocalycium<br />
reductum subsp. leeanum (Hooker)<br />
Papsch, Gymnocalycium 13(3): 363-372.<br />
Rümpler, T. (1886). Carl Friedrich Förster’s<br />
Handbuch der Cacteenkunde p. 583.<br />
Verlag Wöller, Leipzig.<br />
Salm-Dyck, J. (1850). Cacteae in horto dyckensi<br />
cultae anno 1849, p. 34.<br />
Spegazzini, C. (1902). Echinocactus gibbosus<br />
DC. var. chubutensis Speg., Anal.<br />
Mus. Nac. Buenos Aires, VII (Ser. 2, deel<br />
IV), 285.<br />
Spegazzini, C. (1925). Nuevas notas cactalogicas,<br />
Anal. Soc. Cient. Argent. 99, 131.<br />
Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 27
HET GESLACHT COTYLEDON (10)<br />
Cotyledon barbeyi Schweinf. ex Baker<br />
Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />
Georg Schweinfurt (1836 - 1894) was een Duitse professor in de etnologie (volkenkunde),<br />
die ook botanisch geïnteresseerd was en een groot deel van zijn leven besteedde aan wetenschappelijk<br />
onderzoek in Afrika.<br />
Hij ontdekte en beschreef Cotyledon<br />
barbeyi, een soort die hij vernoemde<br />
naar William Barbey (1842 - 1914), een<br />
Zwitsers filantroop en botanicus. De typeplant<br />
van Schweinfurt is afkomstig<br />
uit Ethiopië, maar zij komt ook in Zuid-<br />
Afrika voor. C. barbeyi heeft dus een<br />
buitengewoon groot verspreidingsgebied,<br />
vele malen groter dan dat van de<br />
andere cotyledonsoorten.<br />
C. barbeyi vormt succulente struikjes<br />
van 0,5–2 m hoog, met rechtop groeiende<br />
tot klimmende takken met een<br />
schilferende geelgrijze bast. De bladeren<br />
zijn erg variabel van vorm, omgekeerd<br />
lancet–lijnvormig, 4–16 cm lang en 1-5<br />
cm breed. De bladeren zijn glad of donzig,<br />
soms klierachtig behaard, zittend<br />
tot kort gesteeld. De basis is wigvormig,<br />
de bladpunt is spits. De bloemen verschijnen<br />
aan een vertakkende, rechtop<br />
groeiende bloeiwijze van 20–60 cm<br />
lang, waarvan de steel soms rood aangelopen<br />
is. De kelkslippen zijn groen,<br />
de bloembuis is min of meer flesvormig,<br />
met een gezwollen verdikking tussen de<br />
Afb.1: Natuuropname van Cotyledon barbeyi van E. van Jaarsveld<br />
28<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
kelkblaadjes, donkeroranje<br />
tot rood. De kroonslippen<br />
zijn 15 mm lang. De<br />
honingschubjes zijn langwerpig,<br />
geelgroen. De<br />
bloeitijd in Zuid-Afrika is<br />
van juni tot augustus. In<br />
Leiden en Nieuwleusen<br />
heeft hij tot nu toe niet<br />
gebloeid.<br />
De soort komt wijdverspreid<br />
voor in droge<br />
rivierdalen in de<br />
Zuid-Afrikaanse provincies<br />
Kwazulu-Natal,<br />
Mpumalanga, Gauteng,<br />
North-West en Limpopo.<br />
Verder in Swaziland en<br />
noordelijk door oostelijk<br />
Afrika tot op het Arabisch<br />
schiereiland.<br />
Recent is een nieuwe<br />
variëteit van C. barbeyi<br />
als var. soutpansbergensis<br />
Van Jaarsv. & Van Wijk<br />
beschreven van Limpopo<br />
in Zuid-Afrika (Aloe<br />
49:18-20 (2012). Het is<br />
een laagblijvende, meer<br />
compacte vorm met korte<br />
bloemen en grijze i.p.v.<br />
groene bladeren, die duidelijk<br />
aangepast is aan<br />
het groeien op aan de<br />
zon blootgestelde rotsen.<br />
In Zuid-Afrika wordt<br />
een aantal cultivars van<br />
deze soort gekweekt:<br />
‘Dikblaar’ met groot grijs<br />
blad, ‘Golfrand’ een naam<br />
die voor zichzelf spreekt,<br />
‘Langblaar’ met lang<br />
(25 cm) en smal blad en<br />
‘Steelpoort’ met harig<br />
blad van de gelijknamige<br />
plaats in Mpumalanga.<br />
Het is opvallend dat<br />
er van deze soort verschillende<br />
cultivars zijn,<br />
maar dat deze soort in<br />
Afb. 2: Cotyledon barbeyi in de kas<br />
Afb. 3: Cotyledon barbeyi var. soutpansbergensis<br />
Nederland nauwelijks in cultuur is, laat staan de cultivars.<br />
Het heeft misschien te maken met het feit dat deze<br />
soort in het oosten van Zuid-Afrika groeit waar niet veel<br />
Nederlandse plantenliefhebbers komen.<br />
Schubertlaan 196<br />
2324EC Leiden<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 29
EEN PAAR OVERDENKINGEN BIJ HET<br />
GESLACHT NEOWERDERMANNIA<br />
Herbert Thiele<br />
Het cactusgeslacht Neowerdermannia werd in 1930 door Alberto Vojtech Frič opgesteld<br />
met toentertijd als enige soort N. vorwerkii. In alle jaren erna werd er slechts één soort aan<br />
toegevoegd, N. chilensis, door Backeberg in 1936. Beide soorten kregen nog wel elk één variëteit/ondersoort:<br />
N. vorwerkii var. gielsdorfianus Backbg. en N. chilensis subsp. peruviana<br />
(Ritt.) Osto, de laatste oorspronkelijk door Ritter als soort beschreven.<br />
Men zou de indruk kunnen krijgen dat<br />
planten van dit geslacht weinig te vinden<br />
zijn in Zuid-Amerika. Niets is minder<br />
waar. Al tijdens de expedities van<br />
Backeberg en Ritter werd bekend, dat<br />
Neowerdermannia niet tot de zeldzame<br />
cactussen behoort en al helemaal niet<br />
dat ze er allemaal hetzelfde uitzien en<br />
dezelfde bloemkleur hebben. Moderne<br />
cactusverzamelaars/toeristen hebben<br />
het internet ter beschikking en met behulp<br />
van veld<strong>nummer</strong>zoekmachines verkrijgen<br />
zij veel informatie over de groeiplaatsen.<br />
Als ze dan daadwerkelijk in<br />
de natuur op zoek gaan, moeten zij een<br />
lange vierlandenreis plannen, want de<br />
vindplaatsen van Neowerdermannia liggen<br />
verspreid over de landen Argentinië,<br />
Bolivia, Peru en Chili. Ze zijn op vele<br />
plekken te vinden. Neowerdermannia’s<br />
zijn in het algemeen geen cactussen<br />
die hun groeiplaatsen voor zichzelf willen<br />
behouden. Men kan er lobivia’s,<br />
verschillende opuntia’s en parodia’s<br />
aantreffen, maar ook dikwijls vertegenwoordigers<br />
van de zuidelijke weingartia’s<br />
en puna’s.<br />
De gebieden waar neowerdermannia’s<br />
zich thuis voelen, moeten een bepaalde<br />
bodemstructuur hebben. Zij ontwikkelen<br />
een krachtig wortelsysteem in<br />
de vorm van een forse, conisch toelopende<br />
wortel. Zij hebben dan ook een<br />
30<br />
bodemstructuur nodig, die de mogelijkheid<br />
geeft zich in de rustperioden in<br />
de bodem terug te trekken. Dit zeer typische<br />
gebeuren kan ertoe leiden, dat<br />
de planten voor een overgroot deel van<br />
het jaar niet zichtbaar zijn of slechts met<br />
zeer geoefende ogen zijn te vinden.<br />
Het verspreiden van de zaden geschiedt<br />
in de natuur vooral door mieren;<br />
deze bijten de vruchten open en<br />
bijten de zaden af die ze dan naar hun<br />
nesten verslepen. In het nest worden de<br />
zoete zaadaanhangsels eraf gebeten en<br />
aan het broedsel gevoerd. De zaadkorrel<br />
komt dan als nutteloos afval op de<br />
afvalberg van het volk en verkrijgt daarmee<br />
de beste omstandigheden om een<br />
neowerdermannia-leven voort te zetten.<br />
Maar het zijn niet alleen de mieren die<br />
neowerdermannia’s als voedsel gebruiken.<br />
“Achacana” is de naam die een indigino-stam<br />
op het eiland Lago Poopo<br />
aan deze cactus heeft gegeven. Als in<br />
het voorjaar na de regentijd de planten<br />
zich met vocht hebben gevuld, graven<br />
de indigino’s ze uit, snijden de penwortel<br />
af en gebruiken deze als vervanging<br />
van aardappelen.<br />
Lange tijd golden de Altiplano tussen<br />
La Paz en Uncia in Bolivia, de hoogpuna<br />
in Argentinië en het grensgebied<br />
in noord-Chili ten noorden van Jujuy<br />
als de klassieke verspreidingsgebieden.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 1: N. vorwerkii, Challapata, verzameld door Jupp<br />
Noack<br />
Afb. 2: N. vorwerkii, Challapata, ex Jupp Noack<br />
Afb. 3: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />
Afb. 4: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />
Afb. 5: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />
Afb. 6: N. vorwerkii (VZ 176), Macha<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 31
Afb. 7: N. vorwerkii (VZ 176), Macha<br />
Maar door toenemend veldonderzoek is<br />
het aantal vindplaatsen beduidend uitgebreid.<br />
Vooral in Bolivia zijn vele groeiplaatsen<br />
ten noorden van Tupiza en in<br />
het gebied rond Camargo ontdekt en<br />
het ziet ernaar uit dat tussen La Paz in<br />
het noorden en Villazon in het zuiden<br />
nog veel te ontdekken valt.<br />
Ofschoon al lange tijd bekend, vindt<br />
men bij kwekers nauwelijks aanbiedingen<br />
van neowerdermannia’s. Ook<br />
bij de liefhebbers zijn ze niet algemeen<br />
aan te treffen. Al enige tijd lopen<br />
vraag en aanbod niet parallel. En<br />
dat is zeker het geval voor de roodbloeiende<br />
vormen uit het gebied rond<br />
Ururo in Bolivia. Als men vraagt waarom<br />
er zo weinig planten worden aangeboden,<br />
dan hoort men steevast het<br />
antwoord dat de zaden slecht kiemen.<br />
Neowerdermannia’s stellen weinig eisen<br />
32<br />
aan de cultuuromstandigheden. Wie<br />
zonder veel verliezen hoog-andiene cactussen<br />
zoals lobivia’s, parodia’s of aylostera’s<br />
kan kweken, zal ook neowerdermannia’s<br />
zonder problemen groot<br />
kunnen krijgen. Met andere woorden,<br />
geef de planten voldoende diepe potten,<br />
een mineraalrijk substraat en een<br />
optimum aan licht en frisse lucht en<br />
men kan spoedig genieten van de bloemen.<br />
Boven in de kas ondergebracht zal<br />
de knopvorming bij gunstige klimaatomstandigheden<br />
en veel zon al eind <strong>februari</strong>,<br />
begin maart beginnen. Dan kan<br />
men al begin april volop bloeiende planten<br />
hebben. Geen slecht moment, want<br />
dan zijn er nog geen vliegende insecten<br />
en kan de liefhebber zonder veel voorzorgen<br />
bij het bestuiven soortzuivere zaden<br />
krijgen. Bij sommige N. chilensis<br />
vormen helpt de natuur zelf een handje,<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 8: N. vorwerkii (AW 30), Abra Pampa, Jujuy<br />
Afb. 9: N. vorwerkii (AW 30), Abra Pampa, Jujuy<br />
Afb. 10: N. chilensis, Putre<br />
Afb. 11: N. chilensis, Putre, Chili<br />
Afb. 12: N. chilensis, Putre<br />
Afb. 13: N. vorwerkii (LB 3502), bij Berque, Bol.<br />
Foto: L. Bercht<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 33
want deze soort is deels zelffertiel. Het<br />
uitrijpen van de vruchten duurt meestal<br />
een maand of drie. De vrucht scheurt<br />
dan dwars open en zo’n 10 tot 14 dagen<br />
later zijn de zaden oogstbaar. Als<br />
men de natuur volledig wil nabootsen,<br />
kan men met wat mierenpoep de mieren<br />
erop wijzen dat hier iets zoets te halen<br />
valt.<br />
De zaden kiemen probleemloos als<br />
men vanaf het uitzaaien zorgt voor grote<br />
temperatuurverschillen tussen dag en<br />
nacht. Kunstmatige belichting of warmte<br />
is niet nodig. Na een week kan men dan<br />
in de uitzaaipot de lichtgroene kogeltjes<br />
ontwaren. Al na een paar dagen moet<br />
men de jonge zaailingen aan droge<br />
lucht laten gewennen en als volwassen<br />
neowerdermannia’s behandelen. Alleen<br />
een klein beetje meer water geven.<br />
Aan de hand van de planten die ik sedert<br />
vele jaren in mijn kas kweek en verzorg,<br />
wil ik de lezer in vier beeldblokken<br />
de verschillende vormen voorstellen.<br />
Het langst en daarmee ook het vaakst<br />
in cultuur te vinden zijn de planten afkomstig<br />
van de Altiplano ten zuiden van<br />
La Paz. Hier zij verwezen naar de afbeeldingen<br />
1 t/m 5, alsook de afbeeldingen<br />
6 en 7 van planten die voorkomen bij<br />
Macha. Ook relatief vaak vindt men in<br />
verzamelingen de zogenaamde klassieke<br />
neowerdermannia’s uit het zuiden van<br />
Bolivia en het noorden van Argentinië,<br />
zie de afbeeldingen 8, 9 en 10. Veel<br />
zeldzamer in de verzamelingen is N. chilensis.<br />
Dat heeft er ook mee te maken,<br />
dat de groeigebieden van deze soort<br />
in het Chileens-Peruaanse grensgebied<br />
minder bezocht worden en er derhalve<br />
maar een paar vindplaatsen bekend zijn<br />
(afbeeldingen 11 t/m 14).<br />
Mijn ervaringen met het geslacht<br />
Neowerdermannia begonnen zo’n 20<br />
jaar geleden. Een paar planten die ik<br />
had gekocht op beurzen, wilden slecht<br />
bloeien. Mijn pogingen om de kleine<br />
neowerdermanniaverzameling uit te breiden<br />
met behulp van zaaien, bleven steken<br />
bij de gedachte dat ze toch slecht<br />
34<br />
kiemen. Pas toen ik de eerste planten in<br />
de natuur zag, begreep ik wat de planten<br />
hebben wilden en veranderde ik mijn<br />
cultuuromstandigheden. Een hoogandien<br />
Altiplano-klimaat kon ik ze natuurlijk<br />
hier in midden Duitsland niet bieden,<br />
maar wel een optimum aan licht en frisse<br />
lucht. Ze staan bij mij in de buitenlucht,<br />
beschut tegen regen. In de winter<br />
plaats ik ze koel en in het licht. Sinds<br />
ik niet meer uitzaai onder kunstlicht en<br />
kunstmatige warmte, maar ze nu zonder<br />
technische hulpmiddelen eind maart<br />
in de kas uitzaai, is het kiemingspercentage<br />
met sprongen vooruit gegaan.<br />
Sindsdien zaai ik in de kas en de resultaten<br />
zijn uitstekend. De eerste zaaisels<br />
hebben allang de bloeibare leeftijd bereikt<br />
en geven mij vreugde met hun robuustheid,<br />
hun bloemen en de vele kleine<br />
zaailingen.<br />
Literatuur<br />
Backeberg, C. (1936). Cactus and<br />
Succulent Journal (US) 8(5): 73.<br />
Frič, A.V. (1930). Kaktusar 1(11): 85.<br />
Ritter, F. (1980). Kakteen in Südamerika,<br />
Band 2, 3 en 4, eigen uitgave,<br />
Spangenberg.<br />
Vert.: Ludwig Bercht<br />
Johannesweg 8<br />
D 33106 Paderborn-Wewer<br />
Afb. 14: N. chilensis var. peruviana<br />
Foto: L. Bercht<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
VETPLANTEN VAN DE KAROO<br />
Knolvormende Crassula’s<br />
Frans Noltee<br />
Soorten met ondergrondse knollen vormen een interessante en afwijkende groep binnen het<br />
grote geslacht Crassula. De drie soorten die hier besproken worden, horen thuis in de sectie<br />
Petrogeton (“op/nabij rotsen voorkomend”), die 8 soorten plus 2 ondersoorten omvat.<br />
Ook in andere secties van het geslacht<br />
komen ondergrondse knollen voor, maar<br />
hier zijn ze schijfvormig of bijna bolrond.<br />
Ze bevatten zowel zetmeel als olie.<br />
Bij soorten als C. capensis en C. saxifraga<br />
worden de knollen gevormd op<br />
de knopen van een wortelstok en bij de<br />
meeste soorten kunnen de knollen zich<br />
vertakken.<br />
De planten hebben onverhoute stengels<br />
die jaarlijks afsterven en (1-)2-3(-<br />
4) paren dunne, onbehaarde bladeren<br />
dragen.<br />
Alle drie te bespreken soorten - C. nemorosa,<br />
C. saxifraga en C. umbella -<br />
komen voor van het Richtersveld in het<br />
uiterste noordwesten van Zuid-Afrika tot<br />
in de Oostkaap. Ze groeien alle drie op<br />
beschutte rotshellingen onder overhangende<br />
rotsen en in rotsspleten. Alleen C.<br />
saxifraga groeit soms op iets meer open<br />
plekken. Door hun specifieke voorkeur<br />
komen ze op relatief weinig plaatsen<br />
voor, maar dan wel soms in flinke<br />
aantallen.<br />
Het is aan te raden de knollen in de<br />
cultuur niet te ver te laten uitdrogen en<br />
ze onder de grond te houden. C. nemorosa<br />
is op het noordelijk halfrond een<br />
zomergroeier. C. saxifraga en umbella<br />
rusten in de zomer, maar zelfs dan moeten<br />
ze niet helemaal droog worden gehouden.<br />
Zodra de groei begint in de<br />
herfst moeten ze tamelijk veel water<br />
krijgen.<br />
C. nemorosa is wijdverspreid van het<br />
Richtersveld tot in de Kleine Karoo en<br />
Afb. 1: De bloemen van C. nemorosa zijn klein, maar de<br />
moeite waard om van nabij te bekijken<br />
de Oostkaap, groeiend op beschutte<br />
rotshellingen, in beschaduwde kloven en<br />
in rotsspleten. Waar de naam nemorosa<br />
(“in bossen groeiend”) betrekking op<br />
heeft is mij niet duidelijk, tenzij het meer<br />
algemeen bedoeld is als “in schaduw<br />
groeiend”. Beschreven in 1843 door<br />
Ecklon en Zeyher.<br />
De knolletjes zijn klein, meestal 3-6<br />
mm in doorsnee, soms tot 10 mm. De<br />
stengels variëren van rechtopstaand en<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 35
Afb. 2: C. nemorosa in Matjiesvlei nabij Calitzdorp, in de<br />
zuidelijke uitlopers van de Swartberge<br />
2 cm lang tot liggend en 15 cm lang,<br />
grijsachtig blauwgroen. De bladeren zijn<br />
halfrond tot nier- of hartvormig, 3-15<br />
mm lang en 4-13 mm breed. Ze zijn wat<br />
dikker dan bij de andere soorten, lichtgroen<br />
van kleur, maar bedekt met een<br />
blauwgrijze waslaag. De bloemen zijn<br />
afzonderlijk of staan met enkele bijeen,<br />
beker- tot stervormig, geelachtig groen<br />
tot bruin, knikkend. Ze zijn 6-8 mm in<br />
doorsnee, met 2-3,5 mm lange bloemblaadjes<br />
en verschijnen vooral in juni tot<br />
en met augustus (sporadisch in andere<br />
tijden na regen).<br />
Van het hier besproken trio is dit verreweg<br />
de makkelijkste soort, die zich zelfs<br />
zonder probleem spontaan uitzaait. Het<br />
is dan ook de meest algemene soort in<br />
cultuur. Het aantrekkelijke uiterlijk van<br />
de plant, met zijn tere, mooi gekleurde<br />
blaadjes en bloemetjes is daar natuurlijk<br />
mede debet aan.<br />
C. saxifraga werd door Harvey in<br />
1862 beschreven en komt wijdverspreid<br />
voor van het Richtersveld tot het Kaapse<br />
schiereiland en oostwaarts tot in de<br />
Oostkaap. De planten groeien zowel op<br />
36<br />
Afb. 3: C. saxifraga nabij Matjiesfontein<br />
Afb. 4: C. saxifraga, de vorm met de donkere bloemen<br />
van de hoogvlakte rond Sutherland<br />
stenige hellingen als op vlakke stukken<br />
en ook in rotsspleten, vaak op minder<br />
beschutte plekken dan de andere twee<br />
soorten. De naam saxifraga betekent rotsen<br />
brekend, een toepasselijke aanduiding<br />
gezien de groeiplaatsen.<br />
De planten vormen een wortelstok met<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 5: C. umbella nabij Ladismith, in de schaduw van een verticale wand<br />
Foto’s van de schrijver<br />
knollen van 3-9 cm doorsnee (in de<br />
kustgebieden meestal niet meer dan 2,5<br />
cm). De onvertakte stengels staan rechtop<br />
en worden 5-15 (-25) cm lang.<br />
Iedere knol produceert 1 of 2 bladparen.<br />
De bladeren zijn zittend, 1-3 (-5)<br />
cm lang en 3-7 (-12) cm breed, dwars<br />
eivormig tot min of meer rond, met geschulpte<br />
rand, groen, soms met een<br />
paarse onderkant. Ze verschijnen meestal<br />
na de bloei, maar soms tegelijk met<br />
de bloemen. De bloeiwijzen verschijnen<br />
van april tot en met juni, worden<br />
5-15 (-25) cm hoog en dragen relatief<br />
grote bloemen. Deze zijn klok- tot buisvormig,<br />
afstaand of hangend en wit tot<br />
roze van kleur, met 3,5-7,5 mm lange<br />
bloemblaadjes.<br />
C. umbella werd in 1791 beschreven<br />
door Jacquin en komt voor van het<br />
Richtersveld tot in de Kleine Karoo en<br />
vandaar in oostelijke richting tot nabij<br />
Humansdorp. Vooral te vinden op beschutte<br />
rotshellingen, soms onder struiken,<br />
maar vaker onder overhangende<br />
rotsen. Het is een zeer variabele soort,<br />
die lijkt op C. capensis maar minder<br />
bladeren heeft. Kan zonder bloemen<br />
ook verward worden met C. saxifraga.<br />
De planten vormen ronde knollen tot<br />
1,5 cm in doorsnee en rechtopstaande<br />
onvertakte stengels, die tot 15 (-25) cm<br />
lang worden en 1 of 2 tegenoverstaande<br />
bladparen dragen. De bladeren zijn harttot<br />
niervormig of min of meer vergroeid<br />
tot een vlakke schijf (umbella betekent<br />
parasol) die tot 15 cm in doorsnee kan<br />
zijn, gaafrandig tot enigszins geschulpt.<br />
De bloeiwijzen worden tot 6 (soms tot<br />
10) cm hoog, met stervormige, soms<br />
klokvormige, roomwitte tot geelachtig<br />
groene bloemen met een korte bloembuis<br />
en 2-4,5 mm lange bloemblaadjes.<br />
De bloemen verschijnen samen met de<br />
bladeren, soms in juli maar vooral in augustus<br />
en september.<br />
Postbus 35<br />
6660 Calitzdorp<br />
South Africa<br />
Blog: enjoysucculents.wordpress.com<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 37
Morfologische kenmerken<br />
zijn (steeds vaker) van minder<br />
belang<br />
Johan Pot<br />
De soort is het fundament van de indelingen van onze planten. Het soortbegrip<br />
werd van oudsher bepaald door morfologische kenmerken. Tegenwoordig zou<br />
men steeds vaker alternatieven willen gebruiken. Studies op soortniveau in het<br />
geslacht Weingartia geven hier nog weinig blijk van. Daar bepalen niet alleen uiterlijke<br />
kenmerken of taxa herkenbaar te onderscheiden zijn, maar ook nog eens<br />
persoonlijke smaak.<br />
Afb. 1: Aylostera knizei (Rausch) Mosti & Papini [JK478], basionym Lobivia pygmaea (R.E. Fr.)<br />
Backeb. var. knizei Rausch. Backeberg zou de plant ingedeeld hebben bij Mediolobivia, Buining<br />
bij Digitorebutia<br />
38<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 2: Aylostera canacruzensis (Rausch) Mosti & Papini [JK478a], basionym Rebutia canacruzensis<br />
Rausch. Ook deze plant zou door Backeberg ingedeeld worden bij Mediolobivia en door<br />
Buining bij Digitorebutia. Beide afgebeelde planten A. knizei en A. canacruzensis stammen<br />
van hetzelfde veld. Ze zijn door Hunt blijkbaar niet “herkenbaar te onderscheiden” en worden<br />
daarom in de New Cactus Lexicon beide Rebutia pygmaea genoemd. Ze zijn onderling niet<br />
fertiel.<br />
De soort<br />
De redactie van Succulenta (2012)<br />
schreef: ”Biologen verstaan onder een<br />
soort een groep planten, die in de natuur<br />
onderling fertiele nakomelingen voortbrengen.<br />
Morfologische kenmerken zijn<br />
(steeds vaker) van minder belang.” Deze<br />
twee zinnen geven mij aanleiding tot enkele<br />
overwegingen.<br />
Er bestaat een groep planten, die<br />
vroeger wel met Mediolobivia werd aangeduid<br />
en tegenwoordig, nadat erkend<br />
werd dat Aylostera en Rebutia toch twee<br />
aparte geslachten zijn, bij Aylostera is<br />
ingedeeld. Door Ritter en Rausch werden<br />
hiervan heel wat soorten beschreven.<br />
Blijkbaar terecht, want natuurhybriden<br />
worden bij mediolobivia’s slechts<br />
bij hoge uitzondering gevonden. Terwijl<br />
toch verschillende van deze soorten zo<br />
dicht bij elkaar groeien, dat onderlinge<br />
bestuiving door insecten mogelijk zou<br />
zijn. Een klassiek voorbeeld van het begrip<br />
soort.<br />
Maar volgens Hunt (2006) moeten de<br />
meeste van deze namen als synoniemen<br />
van één soort worden opgevat. Blijkbaar<br />
vindt hij het niet van belang, of populaties<br />
elkaar kunnen bestuiven of niet. Hij<br />
gebruikt andere criteria om een soort te<br />
erkennen. Hunt schrijft: “Soort. Gegeven<br />
dat dit algemeen wordt opgevat als de<br />
fundamentele eenheid van classificatie,<br />
zou men kunnen verwachten in staat<br />
te zijn een redelijk consistente definitie<br />
te formuleren. Maar dat is niet het geval.<br />
En dat geldt nog sterker voor planten,<br />
die als individu statisch zijn, dan<br />
voor dieren, die meestal kunnen lopen,<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 39
zwemmen of vliegen.” Iets verder betoogt<br />
hij, dat de soort zich herkenbaar<br />
moet onderscheiden van andere soorten,<br />
maar geeft ook toe, dat men de<br />
vraag kan stellen wat bedoeld wordt met<br />
herkenbaar te onderscheiden (afb. 1 en<br />
2). Het antwoord zou vaak afhangen van<br />
een persoonlijke opvatting.<br />
Ik stel vast dat Hunt het begrip soort<br />
anders benadert dan de redactie van<br />
Succulenta. En als Hunt dat mag, dan<br />
zullen ook amateurtaxonomen dat recht<br />
hebben. Ik kan in het verhaal van Hunt<br />
niet vinden onder welke strikte voorwaarden<br />
een auteur tot het beschrijven<br />
van een soort kan besluiten. Het is, zoals<br />
hij zegt, een kwestie van persoonlijke<br />
smaak. Ik heb wel eens een professional<br />
horen zeggen, dat zijn smaak beter was,<br />
omdat hij meer geschoold was.<br />
Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker)<br />
van minder belang<br />
Hentzschel (1999) stelde vast, dat<br />
het geslacht Weingartia te herkennen<br />
was aan de vorm van de schubben op<br />
het vruchtbeginsel. Sulcorebutia’s hebben<br />
net zulke schubben. Er is nog geen<br />
morfologisch kenmerk gevonden, waardoor<br />
sulcorebutia’s te onderscheiden<br />
zijn van weingartia’s.<br />
Ritz (2007) stelde met DNAonderzoek<br />
relaties tussen verschillende<br />
cactusgeslachten vast. De te onderzoeken<br />
planten waren geselecteerd op morfologische<br />
kenmerken. Misschien was<br />
het wel een opluchting, dat veruit de<br />
meeste resultaten niet veel afweken van<br />
de verwachtingen. De weingartia’s en<br />
sulcorebutia’s werden in dit onderzoek<br />
keurig gebundeld tot één enkel cluster,<br />
dus niet in twee verschillende clusters.<br />
Blijkbaar is de methode van Ritz<br />
op geslachtsniveau zinvol. Maar is er al<br />
DNA-onderzoek van cactussen gedaan<br />
waarmee eenduidig op soortniveau uitspraken<br />
gedaan kunnen worden? Zijn<br />
dan een paar markers voldoende om<br />
taxonomische wijzigingen verantwoord<br />
te kunnen doorvoeren?<br />
40<br />
Ik heb nog geen beschrijvingen<br />
van soorten gezien, waarin morfologische<br />
kenmerken geheel vervangen<br />
zijn door andere. Blijkbaar wordt herkenbaar<br />
te onderscheiden nog gekoppeld<br />
aan wat je ziet. Als, zoals de redactie<br />
van Succulenta meent, uiterlijke<br />
kenmerken steeds minder gebruikt worden,<br />
is dat nog niet het geval bij cactussen<br />
op soortniveau. Ik ga er vanuit, dat<br />
niet alleen Hunt, maar ook De Vries en<br />
Gertel zich bedienen van morfologische<br />
kenmerken.<br />
Sulcorebutia 1 crispata var. muelleri<br />
Gertel (2012) onderscheidt een nieuwe<br />
variëteit van Weingartia crispata<br />
(Rausch) F.H. Brandt op basis van zeven<br />
afwijkende morfologische kenmerken. Is<br />
hiermee voldaan aan herkenbaar te onderscheiden?<br />
Gertel denkt van wel, maar<br />
ik ben sceptisch. In hoeverre verschilt<br />
bijvoorbeeld “bruinachtig groen” van<br />
“grijsachtig groen”? Zoals Hunt schreef,<br />
speelt hier de opvatting van de auteur<br />
een doorslaggevende rol.<br />
Ik citeer Gertel: Helaas heeft men de<br />
afgelopen jaren niet de kans gegrepen<br />
een zekere ordening in deze zeer onoverzichtelijke<br />
soort aan te brengen.<br />
Verschillende populaties werden als zelfstandige<br />
soorten beschreven (De Vries<br />
2011), die bij een nadere beschouwing<br />
hooguit als standplaatsvormen van S.<br />
crispata opgevat kunnen worden. Het is<br />
slechts een kwestie van relatief korte tijd,<br />
dat zij zich weer vermengen met naburige<br />
populaties en een gebruikelijke variatie<br />
ontstaat.<br />
Gertel vindt blijkbaar de door De Vries<br />
beschreven soorten niet herkenbaar te<br />
onderscheiden. Het was interessant geweest,<br />
als hij had uitgelegd welke door<br />
De Vries genoemde kenmerken niet ter<br />
zake doen. Misschien wel net die waardoor<br />
de onoverzichtelijkheid bestreden<br />
wordt? Dat had Gertel toch met gejuich<br />
moeten begroeten.<br />
1 Gertel meent Sulcorebutia wel te kunnen<br />
onderscheiden van Weingartia.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Of bedoelt hij misschien, dat<br />
Weingartia crispata een complex van<br />
zeer nauw verwante, maar uiterlijk zeer<br />
verschillende vormen is? Deze mening<br />
kan momenteel niemand tegenspreken.<br />
Maar evengoed ook niet bevestigen met<br />
de ons ter beschikking staande methoden!<br />
De opvatting zou in ieder geval niet<br />
stroken met herkenbaar te onderscheiden.<br />
Een reden voor mij om de door De<br />
Vries gebruikte namen te handhaven.<br />
Maar we zijn er nog niet. Gertel voorziet<br />
dat deze afwijkende populaties zich<br />
in een relatief korte tijd weer vermengen<br />
met naburige populaties, waardoor een<br />
gebruikelijke variatie ontstaat.<br />
Eerlijk gezegd kan ik het betoog van<br />
Gertel niet volgen. Wat is een relatief<br />
korte tijd? Een jaar? Een eeuw? Waren<br />
de bedoelde populaties oorspronkelijk<br />
ook al crispata’s? Wat is een gebruikelijke<br />
variatie? Is het vermoeden van<br />
Gertel ingegeven door biologische wetmatigheden?<br />
Moeten we aannemen, dat<br />
het aantal taxa in de komende eeuwen<br />
sterk gereduceerd wordt? Ik zou juist<br />
een toename verwachten als gevolg van<br />
soortvorming.<br />
Heeft bestuiving van verschillende zogenaamde<br />
“crispata”-populaties fertiele<br />
nakomelingen tot gevolg, zoals de redactie<br />
van Succulenta wil? Ik voerde<br />
afgelopen seizoen verschillende kruisbestuivingen<br />
uit, die in het geval van crispata<br />
een pover resultaat hadden. Dit gegeven<br />
ondersteunt de verwachting van<br />
Gertel geenszins. Zijn hier geciteerde argumentatie<br />
lijkt mij dan ook geen reden<br />
om de door De Vries beschreven soorten<br />
als synoniemen op te vatten.<br />
Literatuur:<br />
Gertel W. (2012). Sulcorebutia crispata<br />
var. muelleri, Succulenta 91 (5):<br />
206-214.<br />
Hentzschel, G., (1999). Het geslacht<br />
Sulcorebutia Backeberg emend.<br />
Succulenta 78 (3): 131–142.<br />
Hunt D. (2006). The New Cactus<br />
Lexicon, p. 4, dh books.<br />
Redactie Succulenta (2012).<br />
Opmerkingen/aanvullingen van de redactie,<br />
Succulenta 91 (5): 237.<br />
Ritz C., Martin L., Mecklenburg R.,<br />
Goremykin V. & Hellweg F. (2007).<br />
The molecular phylogeny of Rebutia<br />
(Cactaceae) and its allies demonstrates<br />
the influence of paleogrography<br />
on the evolution of South American<br />
mountain cacti. American Journal of<br />
Botany 94(8): 1321-1332.<br />
Gagarinstraat 17<br />
1562 TA Krommenie<br />
Naschrift redactie (Rob Bregman)<br />
Natuurlijk blijven uiterlijke kenmerken onmisbaar voor het herkennen en op naam brengen<br />
van plantensoorten. Het probleem hierbij is echter waar je de grens legt en hoe je waargenomen<br />
verschillen interpreteert. Wat is bv. het verschil tussen “grijsachtig blauw” en “blauwachtig<br />
grijs”, om een bekende conference van Henk Elsink uit de jaren ’70 te citeren. Dat<br />
is subjectief en daarom wordt nu de voorkeur gegeven aan het zgn. biologisch soortbegrip,<br />
dwz. alle planten die in de natuur met elkaar kruisen en fertiele nakomelingen voortbrengen,<br />
behoren tot dezelfde soort. Dat is ook de mening van David Hunt en in dat opzicht verschillen<br />
wij dus niet van opvatting.<br />
Planten die met elkaar kruisen moeten wat betreft hun DNA veel met elkaar gemeen hebben.<br />
Daarom hebben ze veel gemeenschappelijke kenmerken maar ook een aantal verschillen,<br />
net zoals wij mensen uiterlijke overeenkomsten en verschillen vertonen. Die gemeenschappelijke<br />
kenmerken gebruiken we om een soort te karakteriseren en te herkennen, de<br />
verschillen gebruiken we om de variatiebreedte van de soort aan te geven. We gebruiken<br />
hiervoor dus nog steeds morfologische kenmerken, gewoon omdat we van de meeste planten<br />
niet weten waarmee zij wel of niet kunnen kruisen.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 41
JOVIBARBA HEUFFELII ‘MAGIC<br />
CIRCLE’ VERKLEURT VAN GEEL<br />
NAAR ROOD<br />
Ben Zonneveld<br />
Planten zijn groen. Op deze stelling zijn natuurlijk - zoals in de biologie gebruikelijk - vele<br />
uitzonderingen. Parasieten zoals bremraap kunnen zonder bladgroen leven. Bonte planten<br />
kunnen in ieder geval gedeeltelijk zonder bladgroen. Een speciale plaats nemen planten in<br />
met geel blad.<br />
Je zou verwachten dat die niet of<br />
slecht zouden groeien, maar dat blijkt<br />
niet het geval. Er zijn vele voorbeelden<br />
van gele planten die prima groeien zoals<br />
gele iep, gele vlier, gele hosta, gele<br />
huislook etc. Dit zijn in de onderzochte<br />
gevallen geen mutaties in het DNA van<br />
de bladgroenkorrels (chloroplasten). Die<br />
zijn er wel, maar leiden meestal niet tot<br />
een levensvatbare plant. Bij 90% van de<br />
planten worden de bladgroenkorrels alleen<br />
via de moeder (de zaadplant) doorgegeven.<br />
Bij kruisingen tussen cactussoorten<br />
zien we ook regelmatig gele<br />
tot witte kiemplanten die meestal allemaal<br />
doodgaan. Dit geel wordt waarschijnlijk<br />
veroorzaakt door een onbalans<br />
tussen de kern van de ene plant<br />
en de bladgroenkorrels van de andere<br />
Afb.1. Sempervivum montanum ‘Cmirals Yellow’<br />
42<br />
plant. Een heel enkele zaailing overleeft,<br />
maar die wordt dan meestal lichtgroen.<br />
Dit brengt me weer op een ander aspect.<br />
Bladgroenkorrels waren oorspronkelijk<br />
vrijlevende algen. Er zit dan ook<br />
nog steeds DNA in de chloroplast. In de<br />
loop van de evolutie zijn van de ongeveer<br />
1000 genen die verantwoordelijk<br />
zijn voor bladgroen er 900 van de chloroplast<br />
naar de kern verhuisd. De producten<br />
van deze genen moeten wel nog<br />
van de kern naar de chloroplast verhuizen.<br />
Een mutatie in een van die kerngenen<br />
leidt tot een gele chloroplastkleur. Ik<br />
vermoed dat door deze mutatie de kleur<br />
van het bladgroen van groen naar geel<br />
veranderd is, niet dat er geen bladgroen<br />
meer is (eigenlijk dan “bladgeel”!). In ieder<br />
geval blijkt een plant ook met “bladgeel”<br />
nog redelijk goed te groeien.<br />
Terug weer naar onze gele vetplanten<br />
en wel Jovibarba heuffelii. J. heuffelii is<br />
een plant van de Balkan. Het is een fraaie<br />
plant voor de rotstuin die perfect winterhard<br />
is. Omdat de jonge planten niet aan uitlopers<br />
zitten, maar in het hart van de moederplant<br />
ontstaan, is alleen het hanteren<br />
van het mes een mogelijkheid om ze soortecht<br />
te vermeerderen. Dit is waarschijnlijk<br />
de reden dat we ze nooit zien in tuincentra.<br />
Omdat ouder en jongen op een gemeenschappelijke<br />
wortelbasis zitten, gaat<br />
de plant ook niet dood na het bloeien zoals<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Afb. 2a: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met gele kleur<br />
vroeg in het voorjaar<br />
Afb. 2b: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met oranje<br />
kleur laat in het voorjaar<br />
Afb. 2c: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met oranje-rode<br />
kleur in de zomer<br />
Afb. 2d: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met rode kleur<br />
aan het einde van de zomer<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 43
Afb. 3: Geselecteerde Jovibarba heuffelii zaailingen van 2011, die in het voorjaar van 2011 en 2012 geel<br />
waren en in juli 2012 grotendeels rood zijn<br />
bij andere sempervivums. Bijna alle wilde<br />
vormen van J. heuffelii zijn groen of soms<br />
grijs in allerlei nuances, met en zonder donkere<br />
bladpunt. Kruising met andere soorten<br />
heeft geen rol gespeeld bij het ontstaan<br />
van de roodgekleurde J. heuffelii. De enkele<br />
hybriden met de J. hirta groep zijn steriel.<br />
Gele jovibarba’s zijn volgens mij het<br />
eerst gevonden door E. Sckrocki (Ohio,<br />
USA). Hij noemde deze plant J. heuffelii<br />
‘Xanthoheuff’. Een meer compacte<br />
vorm werd later J. heuffelii ‘Gold Bug’<br />
genoemd. Beide hebben de eigenschap<br />
dat ze weliswaar in het voorjaar prachtig<br />
geel zijn, maar bij het begin van de<br />
zomer groen worden. Dit is trouwens<br />
niet het geval bij de gele Sempervivum<br />
montanum ‘Cmirals Yellow’, die blijft<br />
een groot deel van het jaar geel (afb.1).<br />
Aangezien er ook genoeg rode J. heuffelii-cultivars<br />
zijn, leek het mij de moeite<br />
waard om een gele J. heuffelii te kweken<br />
die in de loop van de zomer niet<br />
groen maar rood zou worden. Hoe doe<br />
je dat? Ik heb eerst de bijen het werk laten<br />
doen en zaad van een gele J. heuffelii<br />
verzameld. Deze was ongetwijfeld<br />
bevrucht door allerlei rode J. heuffelii’s<br />
die vlakbij bloeiden. Na uitzaaien heb<br />
ik de zaailingen met rood blad uitgekozen.<br />
Gele zaailingen waren er niet omdat<br />
geel in sempervivum recessief is<br />
d.w.z. er zijn twee genen voor geel blad<br />
nodig om een plant geel te laten zijn.<br />
Dit in tegenstelling tot geel bij hosta en<br />
44<br />
coniferen waar een enkel gen voor geel<br />
voor een gele plant zorgt. Twee genen<br />
voor geel leiden daar tot zaad met een<br />
witte plant dat niet kiemt of de zaailing<br />
gaat snel dood. Het derde jaar na het<br />
zaaien bloeiden ze en heb ik de rode<br />
F1-hybriden zorgvuldig met zichzelf bevrucht.<br />
Een op de vier F2-zaailingen<br />
was geel, de rest was groen of rood. Het<br />
is zaak om de gele zaailingen zo vroeg<br />
mogelijk te selecteren, omdat ze anders<br />
snel overwoekerd raken door de groene<br />
zaailingen. Een gedeelte van de zaailingen<br />
had inderdaad ook de rode bladkleur.<br />
Ik heb dus nu J. heuffelii’s die in<br />
het voorjaar geel zijn en dan via oranje<br />
naar rood verkleuren (afb. 2a, b, c,<br />
en d). Ik heb nu een derde generatie<br />
gele planten gekweekt in de hoop dat er<br />
nog donkerder rode bij zouden zijn (afb.<br />
3). Dat lijkt inderdaad het geval. In ieder<br />
geval is er behoorlijke variatie. Als<br />
ik nog verder wil selecteren kan ik uitgaan<br />
van het volgende tijdschema: zaad<br />
geoogst 2010; gezaaid 2011; grote rozet<br />
2012(afb. 3); “uitlopers” <strong>2013</strong>; bloei<br />
2014.<br />
Schubertlaan 196<br />
2324 EC Leiden.<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
PIERREBRAUNIA BRAUNIORUM<br />
Kamiel Neirinck<br />
Deze zuilvormige cactus werd door Pierre Braun en zijn echtgenote Beate ontdekt op 26<br />
augustus 1999 en opnieuw opgezocht in 2002. De vindplaats ligt in een zeer onherbergzaam<br />
en ontoegankelijk gebied op grote hoogte in de Serra do Espinhaco, Minas Gerais,<br />
Brazilië.<br />
Ze groeit op kristalhoudende rotsen<br />
tezamen met vellozia, bromelia’s, orchideeën,<br />
arrojadoa, micranthocereus, pilosocereus<br />
en rhipsalis. De nieuwbeschrijving<br />
volgde van de hand van Eddie<br />
Esteves (1999). De plant werd vernoemd<br />
naar het echtpaar Braun.<br />
Van deze soort werden tot nu toe geen<br />
zaden of planten in de handel aangeboden.<br />
Men zou kunnen zeggen dat<br />
ze ten onrechte overbeschermd wordt.<br />
Nochtans vonden wij na lang zoeken en<br />
informeren een drietal jaren terug enkele<br />
– hoop ik – soortechte zaailingen op<br />
Malta. Een ervan werd onmiddellijk geënt,<br />
terwijl de tweede op eigen wortel<br />
verder werd gekweekt.<br />
Thans, enkele jaren later, zijn beide<br />
planten “even groot of klein gebleven”.<br />
Ze meten thans ruim 30 cm. Uit de literatuur<br />
blijkt dat cultuurplanten zelden<br />
zouden spruiten, hetgeen in de natuur<br />
Afb. 1: Pierrebraunia brauniorum<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 45
wel het geval is. Aangeraden wordt ze zo<br />
spoedig mogelijk te enten op E. jusbertii. In<br />
Brazilië worden ze geënt op Pilosocereus<br />
piauhyensis, waarna ze reeds bloeien bij<br />
een hoogte van 20 à 30 cm. Overwinteren<br />
kan tussen 5 à 10 0 C. De planten verlangen<br />
wel water tot in december, waarbij dan<br />
uiteraard gelet moet worden op een niet te<br />
lage temperatuur in de kas. Op de wortelechte<br />
plant ontdekten wij begin mei 2012<br />
nabij de schedeltop een kleine verdikking<br />
op een areool. Stilaan ontwikkelde zich een<br />
roodachtige knop van om en bij de 3 cm<br />
lang. Aangezien deze soort, zoals de meeste<br />
Braziliaanse zuilcactussen een nachtbloeier<br />
is, is regelmatige aandacht op de eventuele<br />
bloei nodig. Eind mei 2012 was het dan<br />
zover! Het duurde tot middernacht<br />
vooraleer de bloem volledig open<br />
kwam: een rozekleurige bloem<br />
met een doorsnede van nog geen<br />
centimeter.<br />
In de natuur wordt de rechtop<br />
groeiende zuil niet hoger dan 70<br />
cm, doorsnede 7 à 8 cm, spruitend<br />
aan de basis. De epidermis<br />
is lichtgroen tot geelachtig groen,<br />
later grijsgroen wordend. Bevat<br />
slijmachtige kanalen net zoals<br />
Uebelmannia. Ribben 4 tot 5, bedoorning<br />
naaldvormig, recht, 5 à<br />
6 doorns per areool, de middendoorn<br />
kan tot 2,8 cm lang zijn. Op<br />
de areolen ontstaat een pseudocephalium.<br />
Bloemen 3 cm lang,<br />
1,5 tot 2,5 cm breed, buisvormige<br />
kolibriebloem, naakt, roze kleur.<br />
De vrucht is vlezig, rozerode kleur,<br />
besvormig, 3 cm dik, zwarte zaden.<br />
Op te merken valt nog dat de<br />
soort Pierrebraunia bahiensis, aanvankelijk<br />
als Arrojadoa bahiensis<br />
beschreven, afkomstig is uit Bahia,<br />
een naburige staat van Minas<br />
Gerais.<br />
Referenties:<br />
Esteves, E. (1999). Pierrebraunia<br />
brauniorum Esteves spec. nov.,<br />
eine neue Kakteenart aus Minas<br />
Gerais, Brasilien. Kakt. and. Sukk.<br />
50(12): 311-314.<br />
Braun, P. & Esteves, E. (2001).<br />
Pierrebraunia brauniorum Esteves<br />
spec. nov., Kakteen und andere<br />
Sukkulenten in Brasilien,<br />
Schumannia Bd.3: 156.<br />
Rietmeers 19<br />
B 8210 Loppem<br />
Afb. 2: Pierrebraunia brauniorum<br />
46<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Summary<br />
Rob Bregman<br />
This first <strong>2013</strong> issue is opened by editor Henk Viscaal, who looks back at the time<br />
that he was selling cacti on the market.<br />
Theo Heijnsdijk deals with Crassula (Rochea) falcata, a leaf succulent from the<br />
Cape region, which has been in culture for over 3 centuries now. The author explains<br />
the special leaf surface morphology, in that the epidermal cells produce large<br />
vesicle-like protuberances in order to minimize evaporation. The plants hybridize<br />
easily with other Crassula species, so many cultivars are available.<br />
In his ongoing series, Bertus Spee presents short descriptions and recommendations<br />
for cultivation of 4 nice succulents, viz. Thelocactus bicolor ssp. bolaensis,<br />
Puna bonnieae, Parodia haselbergii (with yellow flower!) and Aloe krapholliana.<br />
Our co-editor and Gymnocalycium specialist Ludwig Bercht is put in the spotlight<br />
by Jan Jaap de Morree. Ludwig has been selling seeds from 1983 on, predominantly<br />
obtained from his impressive collection, which for the greater part is the result<br />
of sowing seeds he collected in South America.<br />
Ludwig himself presents part 22 of his series of articles on the genus<br />
Gymnocalycium. In this part the type species of the genus G. gibbosum is dealt<br />
with. This is a very variable species, so that many subspecies, varieties and forms<br />
have been described.<br />
Ben Zonneveld and the late Ton Pullen continue their series on the genus<br />
Cotyledon with C. barbeyi, a species with an extensive distribution area ranging<br />
from Ethiopia to eastern South Africa. It is not common in European collections.<br />
A contribution by Herbert Thiele is devoted to Neowerdermannia, a genus from<br />
high Andine regions in central South America. Two species have been described,<br />
with several local forms. The plants are best cultivated in maximum light and fresh<br />
air. Seeds germinate best with great day-night temperature differences.<br />
Frans Noltee reports about 3 Crassula species (C. nemorosa, C. saxifraga and C.<br />
umbella) with subterraneous tubers, all from the Richtersveld, South Africa.<br />
Johan Pot comments to the modern species concept, which says that plants belong<br />
to the same species if they mutually interbreed, whereas morphological features<br />
are of less importance. To soothe him, I commented that morphology still<br />
remains essential.<br />
Ben Zonneveld outlines the genetic background of yellowish leaves in Jovibarba<br />
heuffeli (Crassulaceae). By crossing and selecting, he created yellowish plants that<br />
turn red instead of green.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 47
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
Henk Viscaal<br />
Redactioneel<br />
Hardnekkig ...................................2<br />
Theo Heijnsdijk Crassula perfoliata var. falcata<br />
Het sikkeldikblad ..............................3<br />
Bertus Spee Voor het voetlicht .............................12<br />
Jan Jaap de Morree Op bezoek bij . . . Ludwig Bercht . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />
Ludwig Bercht Het geslacht Gymnocalycium -<br />
Een overzicht (XXII) ...........................18<br />
Ton Pullen† & Het geslacht Cotyledon (10)<br />
Ben Zonneveld Cotyledon barbeyi ........................... 28<br />
Herbert Thiele Een paar overdenkingen bij het geslacht<br />
Neowerdermannia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />
Frans Noltee<br />
Vetplanten van de Karoo<br />
Knolvormende crassula’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />
Johan Pot<br />
Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker)<br />
van minder belang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38<br />
Ben Zonneveld Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’ verkleurt<br />
van geel naar rood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42<br />
Kamiel Neirinck Pierrebraunia brauniorum ..................... 45<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47<br />
Bij de voorplaat:<br />
Crassula nemorosa<br />
Foto: Frans Noltee<br />
48<br />
©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>
Redactioneel<br />
WAT EEN WEELDE!<br />
Wolter ten Hoeve<br />
Het loopt al tegen de avond als ik op de MEX-40 (een snelweg in het noorden<br />
van Mexico) net voor een tolstation een afslag neem. Het is de afslag naar San<br />
Pedro de las Colonias, een stadje waar ik altijd met veel genoegen gebivakkeerd<br />
heb, en waar ik ooit, na een warme dag met flink vochtverlies, een ‘cerveza familiar’<br />
(gezinsbier) van 1,2 liter in korte tijd naar binnen gewerkt heb. Het edele vocht, op<br />
een lege maag, heeft me vervolgens urenlang parten gespeeld.<br />
Bij de afslag staat een lifter langs de kant, en aangezien ik zelden een lifter laat<br />
staan, stop ik en laat de man plaatsnemen in mijn huurauto. Terwijl ik in de richting<br />
van San Pedro rijd, praten we wat en de man vertelt dat hij elke dag bij het tolsta tion<br />
autoruiten wast. Dat levert hem per dag ongeveer 50 pesos op, wat omgerekend<br />
neerkomt op een luttele € 3, —. Ik ben er verbaasd en tegelijk beschaamd over<br />
hoe mensen zoals hij in Mexico rond kunnen komen van zo’n schamel inkomen,<br />
dat bovendien erg afhankelijk is van de goodwill van automobilisten die het tolstation<br />
passeren. Als je bedenkt dat een pak melk van een liter in Mexico ongeveer<br />
15 pesos kost, dan besef je hoe verschrikkelijk mager het inkomen van die man is.<br />
De man woont in een eenvoudig dorpje, langs een onverhard zijweggetje. Ik vermoed,<br />
ik hoop het althans, dat hij daar wel een paar kippen en geiten zal hebben,<br />
die hem en zijn gezin melk, vlees en eieren op zullen leveren. Daarnaast zal hij wel<br />
wat groente verbouwen.<br />
Na zo’n 10 kilometer bereik ik de afslag naar het dorpje. Ik stop en laat de man<br />
uitstappen. Groot is mijn verbazing wanneer hij vraagt hoeveel hij voor de lift moet<br />
betalen! Ben je gek, joh, natuurlijk niets! Kom nou, van die schamele 50 pesos<br />
ook nog wat afstaan voor een lift, da’s toch helemaal mesjokke, nee, dat nooit! Het<br />
doet mij heel duidelijk beseffen hoe ongelooflijk groot de weelde is, waarin wij in<br />
Nederland leven. Want een euro, wat koop je daar nou voor, wat is dat bij ons nou<br />
waard? Een kopje koffie in een restaurant zou omgerekend voor die Mexicaan het<br />
inkomen van een halve dag zijn.<br />
In tegenstelling tot die Mexicaan kan ik elk jaar op vakantie gaan naar Mexico, ik<br />
kan een kas plaatsen om mijn hobby uit te oefenen (hm, intussen zijn het er drie), ik<br />
kan een carbon racefiets kopen, etc. De armoede van die Mexicaan laat mij de betrekkelijkheid<br />
van mijn comfortabele bestaan zien.<br />
Wanneer u dit redactionele voorwoord leest, dan is het voorjaar net weer aangebroken.<br />
De natuur is ontwaakt en heeft haar wintervacht afgeschud. In de kas beginnen<br />
de eerste cactussen te bloeien en over een maand zal het primetime zijn in<br />
onze verzamelingen, met een show opgevoerd door talrijke bloeiende cactussen.<br />
Ook de tuinen zullen hun bloemenpracht weer beginnen te tonen. Wat een weelde!<br />
Geniet van de natuur en van de hobby, maar draai die euro nog eens om en denk<br />
aan die Mexicaan, dus ‘drink met mate’!<br />
Vreebergen 2<br />
9403 ES Assen<br />
50<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
PARODIA HASELBERGII<br />
DE ROODGELE BESCACTUS<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Een fijne, prachtig bloeiende soort is de Roodgele-Bescactus<br />
(Malacocarpus Haselbergii), welke in Brazilië voorkomt, en op de kruin<br />
bloeit met een aantal pl.m. 3 cm groote, rood met geel gekleurde bloemen<br />
en gele meeldraden. Ze groeit afzonderlijk in den vorm van 7 tot 8<br />
cm dikke, heldergroene, ietwat gedrukte kogels, die 30 of meer, ietwat<br />
bobbelige, ribben tellen, welke in eenigszins spiraalvormige lijnen verloopen.<br />
In de kas, geënt op een Cereussoort, nemen de kogels grootere<br />
afmeting aan. De areolen dragen pl. m. 20 naaldvormige, witte doorntjes<br />
van 1 cm lengte; de 3 tot 5 middendoorns zijn bleekgeel.<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album<br />
“Cactussen” uit 1931. Zie de afbeelding.<br />
Wat Van Laren niet vermeldt is dat<br />
een afzonderlijke bloem wel 14 dagen<br />
mooi blijft. Soms bloeit de plant<br />
in de winter en dan kan de bloei<br />
meer dan 2 maanden duren (volgens<br />
A. Goossens in ‘Dodonaeus’). De<br />
bloem heeft wel iets van een waterlelie<br />
en de kleur kan alles van geeloranje<br />
tot helrood zijn. In het begin<br />
steken alleen de gele stempellobben<br />
naar buiten (afb. 1). Dit kan een mechanisme<br />
zijn om kruisbestuiving te<br />
bevorderen. Mocht dat niet tot resultaat<br />
leiden dan treedt plan B in werking.<br />
De bloemblaadjes buigen meer<br />
naar buiten en de meeldraden worden<br />
bereikbaar voor insecten die en<br />
passant wat stuifmeel op de stamper<br />
van dezelfde bloem achterlaten<br />
en zodoende de bestuiving bij deze<br />
zelffertiele soort teweegbrengen. Er<br />
wordt in ieder geval makkelijk zaad<br />
gezet want in de literatuur wordt gemeld<br />
dat even knijpen in de bloem<br />
(Bommeljé) of even met de nagel tegen<br />
de bloem tikken (Rubingh) voldoende<br />
is.<br />
P. haselbergii is rond 1884 door<br />
Ferdinand Friedrich Adolf Haage,<br />
van de bekende firma uit Erfurt, ingevoerd<br />
uit Brazilië (Rio Grande do<br />
Sul). Waarschijnlijk ging het om slechts<br />
3 exemplaren. Haage noemde de plant<br />
Echinocactus Haselbergii naar de arts en<br />
cactusliefhebber Dr. Von Haselberg uit<br />
Stralsund. Zo ongeveer alle bolcactussen<br />
werden toen nog echinocactus genoemd.<br />
De eerste beschrijving is van de<br />
hand van Theodor Rümpler in het uit 1886<br />
daterende deel 2 van het ‘Handbuch der<br />
Cacteenkunde’ van Carl Friedrich Förster.<br />
Vandaar dat we nog steeds de aanduiding<br />
Afb. 1: Bij de bloemen steken in het begin alleen de<br />
gele stempellobben naar buiten<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 51
Afb.2: Volgens Hooker in Curtis’s Botanical Magazine wekken<br />
de elkaar kruisende groepjes stervormig geplaatste, zilver<br />
witte doorns de indruk dat je door vitrage naar het gedeeltelijk<br />
aan het zicht onttrokken bleekgroene, met<br />
witte areolen bezaaide plantenlichaam kijkt<br />
“F. Haage ex Rümpler” achter iedere<br />
naamsaanduiding van deze plant vinden.<br />
De plant bleef de eerste paar jaar<br />
uiterst zeldzaam. Pas toen Ferdinand<br />
Haage de plant in 1896 opnieuw invoerde,<br />
raakte hij op grotere schaal in<br />
de collecties verspreid. Rümpler had in<br />
1886 de plant nog niet in bloei gezien<br />
en hij geeft dus geen beschrijving van<br />
bloem, vrucht en zaad. Zonder kennis<br />
van deze voor een plant kenmerkende<br />
eigenschappen is het te begrijpen dat<br />
hij de plant beschrijft als behorende tot<br />
Echinocactus scopa. Dat doet je wel afvragen<br />
wanneer een beschrijving het<br />
predicaat ‘geldig’ mag hebben.<br />
In augustus 1888 verscheen van de<br />
hand van Sir Joseph Dalton Hooker een<br />
artikel met kleurenafbeelding in Curtis’s<br />
Botanical Magazine. Hij schrijft lyrisch<br />
over de elkaar kruisende groepjes stervormig<br />
geplaatste, zilverwitte doorns die<br />
de indruk wekken dat je door vitrage<br />
naar het gedeeltelijk aan het zicht onttrokken<br />
bleekgroene, met witte areolen<br />
bezaaide plantenlichaam kijkt (afb. 2).<br />
De beschrijving van plant mét bloem is<br />
aan de hand van een exemplaar<br />
dat in april van hetzelfde<br />
jaar 1888 bloeide.<br />
Vrucht en zaad waren nog<br />
steeds onbekend. Dat is<br />
ook logisch, want het kan<br />
wel een jaar duren voor<br />
de vruchten rijp zijn. Voor<br />
een beschrijving van de<br />
vrucht moeten we wachten<br />
tot Schumann in 1899 met<br />
zijn ‘Gesamtbeschreibung<br />
der Kakteen’ komt. Een<br />
fraaie afbeelding vinden<br />
we in 1910 in deel 2 van<br />
‘Blühende Kakteen’ ook<br />
van Schumann (afb. 3). Het<br />
aantal bloemblaadjes is<br />
naar mijn idee wel overdreven<br />
groot.<br />
Over de soortnaam is in<br />
de loop der jaren geen discussie<br />
geweest. Dat kan<br />
niet gezegd worden over de geslachtsnaam.<br />
Zoals hierboven al vermeld,<br />
was het eerst gewoon Echinocactus.<br />
Schumann hield het in 1899 daar ook<br />
op, maar hij creëerde wel een ondergeslacht<br />
Notocactus waartoe haselbergii<br />
ook behoorde. In 1922 plaatsten Britton<br />
& Rose alle notocactussen in het geslacht<br />
Malacocarpus. Frič was de eerste<br />
die in zijn prijslijsten vanaf 1928 de<br />
naam Notocactus als geslachtsnaam gebruikte.<br />
Berger in 1929 hield het weer<br />
op een ondergeslacht van Echinocactus.<br />
In 1934 voerde Backeberg in zijn losbladig<br />
werk ‘Blätter für Kakteenforschung’<br />
dat in de vier talen Duits, Engels, Frans<br />
en Nederlands (“Publicaties voor cactusstudie”)<br />
verscheen, Notocactus als<br />
zelfstandig geslacht op. Hij beschreef<br />
daarbij als typesoort de aan N. haselbergii<br />
zeer nauw verwante N. graessneri.<br />
In totaal kwam hij op dat moment<br />
Afb.3: De tekening in deel 2 van ‘Blühende<br />
Kakteen’ van Schumann (uit 1910)<br />
52<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 53
Afb. 4: De dunwandige vrucht heeft bedoornde<br />
areolen en is niet wollig en borstelig<br />
zoals bij notocactussen<br />
tot 141 cactusgeslachten. In dezelfde<br />
losbladige serie kwam hij in 1938 met<br />
een nieuwe indeling van de cactusfamilie<br />
waarin hij 178 geslachten benoemde.<br />
Voor N. graessneri, N. haselbergii<br />
en N. elachisanthus (witbedoornd als<br />
N. haselbergii maar cilindrisch, tot 25<br />
cm hoog groeiend en met groene bloemen)<br />
had hij een apart geslacht gecreëerd,<br />
Acanthocephala, letterlijk vertaald:<br />
‘met bedoornd hoofd’. In de toelichting<br />
vermeldt hij letterlijk “Sie haben nichts<br />
mit Notocactus zu tun”. Acanthocephala<br />
is nu trouwens een geslacht van parasitaire<br />
wormen met een stekelige kop.<br />
Frič kwam in 1935 met Brasilicactus<br />
op de proppen (in 1933 had hij al de<br />
net iets andere naam Brasilocactus gebruikt).<br />
Dat geslacht werd pas erkend<br />
nadat Backeberg het in 1942 officieel<br />
met een Latijnse diagnose beschreef.<br />
De Japanner Yoshio Ito vond het nodig<br />
om dit geslacht van 3 soorten nog eens<br />
te splitsen in een geslacht Sericocactus<br />
voor N. haselbergii en een geslacht<br />
Dactylanthocactus voor N. graessneri,<br />
maar daar heeft men zich nooit veel<br />
van aangetrokken. Brasilicactus hield<br />
stand tot Buxbaum er in 1967 weer<br />
54<br />
een ondergeslacht van Notocactus van<br />
maakte. In 1982 bracht Brandt de plant<br />
onder in het geslacht Parodia en zo zijn<br />
we bij de voorlopige eindstand gekomen.<br />
N. haselbergii is nu Parodia haselbergii<br />
ssp. haselbergii. De nauw verwante<br />
geelbedoornde en groen bloeiende<br />
N. graessneri is nu Parodia haselbergii<br />
ssp. graessneri en de witbedoornde<br />
vorm van N. graessneri heet nu Parodia<br />
haselbergii ssp. graessneri f. albiseta.<br />
De derde brasilicactus, B. elachisanthus,<br />
is een synoniem van P. haselbergii ssp.<br />
graessneri.<br />
Om nog even voort te borduren op het<br />
aantal cactusgeslachten: in zijn bekende<br />
werk ‘Das Kakteenlexikon’ uit 1966<br />
komt Backeberg tot maar liefst 233 geslachten.<br />
In de recente indeling van<br />
Anderson (2001) is het aantal geslachten<br />
weer afgenomen tot 121.<br />
Dat de indeling bij Notocactus nogal<br />
wat discussie opgeleverd heeft, komt<br />
vooral doordat de bloem en vrucht afwijkend<br />
zijn van die bij Notocactus. De<br />
bloem is veel kleiner en de bouw is anders.<br />
De korte bloembuis heeft bedoornde<br />
areolen terwijl deze bij Notocactus<br />
wollig en borstelig is. Bovendien is de<br />
stamper niet rood of paars. De vrucht<br />
(afb. 4) is dunwandig en wordt bij rijping<br />
slap in tegenstelling tot de dikwandige<br />
stugge vruchten van de standaard<br />
Notocactus waar het zaad bij afnemen<br />
meestal schoon en droog uitrolt. De zaden<br />
zijn klein, hooguit 1 mm en glanzend<br />
zwart.<br />
Zoals al eerder opgemerkt is P. haselbergii,<br />
de ‘Scarlet ball cactus’, afkomstig<br />
uit Rio Grande do Sul in Brazilië en<br />
daar dan uit de oostelijke regionen tot<br />
over de grens met Santa Catarina. Daar<br />
groeit ze volgens sommige bronnen zowel<br />
in het laagland als in de bergen, bij<br />
hoge luchtvochtigheid tussen mossen,<br />
maar ook op stenige rotsen en steile<br />
bergwanden. Ze groeit nogal eens samen<br />
met N. leninghausii.<br />
Hoewel deze planten in de natuur dus<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
onder zeer verschillende omstandigheden<br />
leven en in de winter aan koude nevels<br />
en sneeuw blootstaan, willen ze in<br />
de cultuur nogal eens lastig zijn. Soms<br />
worden delen van de plant geelachtig<br />
bruin. De plant op het Verkade-plaatje<br />
bij dit artikel lijkt daar ook aan te lijden.<br />
Meestal is dat een voorbode van een totale<br />
teloorgang. Voor de cultuur wordt<br />
goed gedraineerde, neutrale tot lichtzure<br />
grond aanbevolen. De gewoonte van de<br />
plant om de schedel schuin naar de zon<br />
te richten dient gerespecteerd te worden.<br />
Niet draaien dus. In de zomer een<br />
lichte standplaats maar geen grote hitte.<br />
Liever lichte schaduw. Vaak nevelen<br />
wordt op prijs gesteld. Dat is ook goed<br />
tegen spint want daar is de plant gevoelig<br />
voor. Bovendien voelen wortelluis en<br />
wolluis zich erg thuis op en tussen de<br />
wortels. In de winter is het gevaar voor<br />
wortelrot groot. Beslist droog houden<br />
en de temperatuur liever niet onder de<br />
10 0 C laten komen. Laat dit alles u niet<br />
afschrikken om deze plant in uw collectie<br />
op te nemen. In de boeken komen<br />
we regelmatig termen tegen als “bevallig”<br />
en “een sieraad voor elke collectie”<br />
of “het pronkstuk van menige collectie”.<br />
Een pluspunt is ook dat de bloei vroeg<br />
in het voorjaar valt. Soms volgt later in<br />
het jaar nog een tweede bloei.<br />
Hoewel de plant volgens de beschrijving<br />
kogelrond en tot 12 cm hoog en<br />
breed is, kan deze in de cultuur veel<br />
groter worden. Bommeljé spreekt van<br />
een 20-jarige plant die 25 cm hoog<br />
en 18 cm breed is maar vermoedelijk<br />
betreft het hier een geënt exemplaar.<br />
Volgens Bommeljé zijn op Harrisia jusbertii<br />
of Trichocereus (Echinopsis) spachianus<br />
geënte exemplaren nog steeds<br />
niet van wortelechte planten te onderscheiden.<br />
Vermeerderen kan door zaaien<br />
en dat gebeurt door de commerciële<br />
kwekers ook op grote schaal. De zaailingen<br />
blijven het eerste jaar klein en het<br />
is aan te bevelen om een ruime portie<br />
zaad te nemen en pas in het tweede jaar<br />
te verspenen.<br />
Literatuur<br />
Backeberg, C. (1934, 1937). Blätter für<br />
Kakteenforschung, 1934-3, 1934-7,<br />
1938-6. Eigen uitgave, Volksdorf.<br />
Backeberg, C. (1966). Das Kakteenlexikon,<br />
p. 17-53, 76. G. Fischer Verlag,<br />
Jena.<br />
Bommeljé, C. (1963). Cactussen en andere<br />
succulenten, p. 99. Thieme,<br />
Zutphen.<br />
Duursma, G.D. (1931). Cactus-Album.<br />
Pette’s Cacaofabrieken, Wormerveer.<br />
Förster, C.F. (1886). Handbuch der Cacteenkunde,<br />
band 2, p. 563. Wöller<br />
Verlag, Leipzig.<br />
Goossens, A. (1964). Op het podium:<br />
Brasilicactus haselbergii, Dodonaeus 2<br />
(3): 53.<br />
Hooker, J. (1888). Curtis’s Botanical Magazine<br />
114, tab. 7009.<br />
Rubingh, H. (1964). Zaadvorming en Clichéfonds,<br />
Succulenta 43 (10): 145.<br />
Schumann, K. (1910). Blühende Kakteen,<br />
tafel 98. Neumann Verlag, Melsungen.<br />
Schumann, K. (1899). Gesamtbeschreibung<br />
der Kakteen, p. 382. Neumann<br />
Verlag, Melsungen.<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
Afb. 5: Parodia<br />
haselbergii, rechtsonder<br />
op de foto,<br />
op 475 m hoogte<br />
bij Barros Cassal in<br />
Rio Grande do Sul<br />
in het gezelschap<br />
van Sinningia macrostachya<br />
(waarschijnlijk)<br />
en<br />
Dyckia delicata<br />
(foto Wiebe<br />
Bosma)<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 55
Voor het voetlicht<br />
Bertus Spee<br />
Agave titanota<br />
Deze decoratieve agave komt in vele vormen<br />
voor in de Tehuacan-vallei in Oaxaca, Mexico.<br />
De kleur van de bladeren varieert daar van<br />
groen tot blauwgrijs. In cultuur komen we meestal<br />
compact groeiende en zwaargetande planten<br />
tegen, die uitgeselecteerd zijn door de kwekers.<br />
Deze planten spruiten regelmatig en kunnen zodoende<br />
prima gestekt worden. Zaden worden echter<br />
zelden aangeboden.<br />
We planten ze in een zanderig, goed doorlatend<br />
substraat met weinig humus. Tijdens de groei geven<br />
we met regelmatige tussenpozen flink water<br />
en plaatsen de planten op een zonnige plaats,<br />
eventueel buiten. Tijdens de winterrust plaatsen<br />
we ze wat warmer, boven de 15 0 C en kunnen we<br />
ze op zonnige dagen wat nevelen. Vaak verdrogen<br />
de onderste, oude bladeren in de winter; deze<br />
kunnen in het voorjaar vrij gemakkelijk verwijderd<br />
worden.<br />
Pachycereus marginatus<br />
Ook nog bekend als Marginatocereus. In het<br />
moederland Mexico bezetten ze een heel groot<br />
verspreidingsgebied en ze kunnen hier enorme<br />
bestanden vormen. Ze worden tot wel 5 meter<br />
hoog en spruiten flink op oudere leeftijd. In<br />
veel dorpjes in Mexico worden stammen van deze<br />
planten aangeplant als omheining en dit wordt<br />
echt een ondoordringbare barrière. Het is ook een<br />
prachtig gezicht als deze planten allemaal tegelijk<br />
in bloei staan.<br />
In cultuur zijn het gemakkelijke planten die weinig<br />
eisen stellen. Vermeerderen kan door zaaien<br />
en stekken. Een mineraalrijk substraat en regelmatig<br />
flink water geven zal ze goed doen groeien.<br />
Ze worden tegenwoordig ook wel als entstam<br />
gebruikt.<br />
Bloeien doen ze pas op latere leeftijd, als ze<br />
ruim 3 meter hoog zijn. In oudere boeken komen<br />
we vaak de naam parelbandcactus tegen,<br />
een passende naam voor deze prachtig bloeiende<br />
planten.<br />
‘s Winters houden we ze droog en bij voorkeur<br />
boven de 12 0 C. Bij lagere temperatuur zijn ze<br />
nogal gevoelig voor koudevlekken.<br />
56<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Copiapoa humilis<br />
Een van de gemakkelijkste<br />
copiapoa’s<br />
in cultuur.<br />
Ze zijn prima uit<br />
zaad op te kweken of<br />
via stek te vermeerderen.<br />
De bolvormige<br />
plantjes worden<br />
maar 5 cm in diameter<br />
en gaan daarna<br />
spruiten. In een grote<br />
pot kunnen ze flinke<br />
clusters vormen. Ze<br />
kunnen al na 5 jaar<br />
bloeien. Er zijn ook<br />
diverse kruisingen<br />
in omloop, o.a. met<br />
C. hypogaea.<br />
Ze groeien het<br />
best in een mineraalrijk,<br />
lemig substraat.<br />
Tijdens de<br />
groei mogen ze best<br />
een matige watergift<br />
hebben; hierna<br />
telkens de wortelkluit<br />
weer op laten<br />
drogen. Een niet al<br />
te zonnige plaats is<br />
aan te raden en regelmatig<br />
nevelen zal<br />
deze planten ook<br />
goed doen. In de<br />
winter houden we<br />
ze droog bij een minimum<br />
temperatuur<br />
van 12 0 C.<br />
Het moederland<br />
van deze planten<br />
is Chili. Ze komen<br />
hier voor in de<br />
Atacama-regio, tussen<br />
Antofagasta en<br />
Caldera, meestal<br />
van vlak aan de kust<br />
tot op een hoogte<br />
van zo’n 700 meter,<br />
zo ver als de wolken vanaf de Pacific komen. De planten zitten<br />
hier vrij diep in de grond (humilis betekent: laag, op de<br />
grond groeiend). Ze zijn hier ook heel anders van kleur dan<br />
in cultuur, dit door de extreme omstandigheden die daar<br />
heersen.<br />
Van deze soort zijn ook een zestal variëteiten beschreven.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 57
AGAVE ALBOPILOSA<br />
Wim Alsemgeest<br />
Toen deze plant in 2007 beschreven werd, was dat een enorme sensatie omdat de plant<br />
echt anders was dan andere agaven met als meest bijzondere kenmerk de “wolpluisjes” op<br />
het einde van de bladeren. Het werd een van de meest gezochte en begeerde planten.<br />
De soort is echter toch al in 2004 ontdekt<br />
door Ismael Cabral en hij beschreef<br />
de plant samen met Villarreal en Estrada<br />
in Acta Botanica Mexicana.<br />
De natuurlijke groeiplaats van deze<br />
soort is in de buurt van de beroemde<br />
Huasteca Canyon ten zuiden van<br />
Monterrey in de noord-oostelijke staat<br />
Nuevo León van Mexico. Ik ben daar al<br />
meerdere keren geweest, voor het eerst<br />
in 2005 samen met Gerrit Melissen. Het<br />
is een schitterend gebied met soms bijna<br />
witte, steile bergpieken. In 2004 is<br />
een enorme dam gereed gekomen, de<br />
Presa Rompepicos. Deze dam is daar<br />
aangelegd om bij orkanen en hevige<br />
regenval het water van de Rio Santa<br />
Catarina enigszins in toom te houden. In<br />
2007 (en in 2009) konden we via een<br />
tunnel die aan de voet van de dam gemaakt<br />
was, dwars door de dam heen rijden.<br />
We verbaasden ons dat we zo maar<br />
mochten doorrijden; geen hek, niets<br />
stond in de weg en we maakten prachtige<br />
foto’s. Aan de andere kant stond ook<br />
toen geen water (afb.1). Het is nu duidelijk<br />
dat de ontdekkers van deze soort<br />
- en later ook anderen - via deze doorgang<br />
in de dam nog vele kilometers<br />
over onverharde wegen zijn doorgereden<br />
en in het gebied terecht zijn gekomen<br />
waar A. albopilosa groeit. We zijn<br />
weliswaar in 2007 ook nog een stuk<br />
doorgereden, maar uiteindelijk onverrichter<br />
zake teruggekeerd. Een dag is<br />
zo om! In 2009 zijn we nog een keer<br />
door de dam gereden en hebben genoten<br />
van dit prachtige gebied. A. albopilosa<br />
meldde zich niet, echter ontdekten<br />
58<br />
we toen wel A. bracteosa.<br />
In de jaren na de nieuwbeschrijving<br />
kwamen er steeds meer publicaties over<br />
deze soort in omloop met als hoogtepunt<br />
het artikel in Cactus & Co no. 1,<br />
2009 van het Zwitserse koppel Julia<br />
Etter en Martin Kristen dat in Mexico<br />
woont. Zij probeerden de standplaats<br />
geheim te houden zodat zij de exclusiviteit<br />
behielden, maar juist door een<br />
dergelijk artikel wordt de vraag alleen<br />
maar opgevoerd. Zo heeft een Oost-<br />
Europese groep na enorme problemen<br />
om er te komen ook de standplaats ontdekt<br />
en in 2011 werden dan ook op de<br />
E.L.K. ( Europese Landen Konferentie)<br />
in Blankenbergen, België voor het eerst<br />
10 zaden voor € 30,- en enkele kleine<br />
zaailingen aangeboden (€ 30,- per<br />
stuk). Inmiddels is de prijs gedaald naar<br />
€ 15,- .<br />
In 2010 heeft de orkaan Alex enorm<br />
huisgehouden in het gebied. Het water<br />
is gestegen tot de top van de dam<br />
en deze werd onbereikbaar. De Oost-<br />
Europese groep is echter via een enorme<br />
omweg in het najaar van 2010, na<br />
ontzettend veel wegproblemen, toch op<br />
de juiste vindplaats terecht gekomen.<br />
Door het slechte weer zijn veel planten<br />
van de rotsen afgespoeld en de planten<br />
werden daardoor bereikbaar. Zo kwamen<br />
er voor het eerst zaden en enkele<br />
planten naar Europa.<br />
Ook wij, in dit geval Bertus Spee en ik,<br />
wilden natuurlijk dolgraag deze planten<br />
eens in de natuur zien. In het voorjaar<br />
van 2011 moest dat dan ook maar eens<br />
gebeuren.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 1: De auto is nog net te zien<br />
Afb. 2: Aan deze kant er in<br />
Afb. 3: En hier er weer uit<br />
Afb. 4: De zon komt op na een ijskoude nacht in het<br />
busje<br />
Afb. 5: Een wrak in de rivierbedding<br />
Afb. 6: Rijden in een rivierbedding<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 59
Afb. 7: Vastgelopen in de rivier<br />
We hebben drie pogingen ondernomen.<br />
Met busje 1 met onze Duitse<br />
vriend Michael Greuhlich zijn we nog<br />
tot de dam gekomen. Op de weg erheen<br />
werd volop aan het herstel van de<br />
weggespoelde wegen gewerkt. Onze<br />
auto liep echter toch vast in de rivier.<br />
We besloten verder naar de dam te lopen.<br />
Door onze eerdere reizen wisten<br />
we immers hoe ver het nog lopen was.<br />
Over of door de dam lukte echter niet.<br />
We besloten toen om een andere canyon<br />
in te lopen. Onze gedachte was dat<br />
er vast nog meerdere plekken moesten<br />
zijn waar deze agave groeit. Zo liepen<br />
wij 3 uur lang met haastige spoed achter<br />
Bertus aan een canyon in. Ook onze<br />
Duitse vriend Michael die 10 jaar jonger<br />
is volgde Bertus die liep alsof de laatste<br />
trein nog gehaald moest worden. Dat<br />
viel dus niet mee. Maar ook hier geen<br />
A. albopilosa ondanks de spectaculaire,<br />
steile wanden en soms nauwe spelonken<br />
die deze tocht toch ook prachtig<br />
maakten.<br />
Met busje 2 waren we met vijf personen.<br />
We besloten om meer in het begin<br />
van de Huasteca Canyon een zijcanyon<br />
in te rijden. Je rijdt dan als het ware<br />
door een droge (maar soms ook niet)<br />
rivierbedding. We zijn zo ver mogelijk<br />
doorgereden. Maar bij de ontdekking<br />
Afb. 8: Hier moeten ze groeien<br />
60<br />
Afb. 9: De schrijver op de vindplaats<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 10: Agave albopilosa<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 61
Afb. 11: Echeveria simulans<br />
Afb. 12: Agave albopilosa<br />
Afb. 13: Echeveria simulans<br />
Afb.14: Mammillaria plumosa<br />
Afb. 15: Agave bracteosa<br />
62<br />
Afb. 16: Echeveria strictiflora<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
van een wrak van een vastgelopen auto<br />
in de rivier kregen wij een onbestemd<br />
gevoel, dat nog werd versterkt door<br />
onze reisgenoot Lute die deze dag zijn<br />
eerste dipje kreeg. Het valt ook niet mee<br />
om met een dergelijk stel plantenfanaten<br />
twee weken op reis te zijn. De volgende<br />
dag zijn wij net als de Oost-Europeanen<br />
helemaal omgereden en probeerden van<br />
die kant weer in de Huasteca Canyon<br />
te komen. We liepen echter vast op een<br />
afgesloten weg en toen Lute zijn 2 e en<br />
laatste dipje had van deze reis besloten<br />
we maar om te draaien. In de avond was<br />
Lute na een whisky, “Ja, Lute drinkt alleen<br />
klassespul”, weer helemaal de oude<br />
goedlachse en vrolijke vogel.<br />
We namen afscheid van busje 2 en<br />
nu met busje 3 met enkel Bertus en ik<br />
moest het avontuur nu maar eens gaan<br />
lukken, vonden we . Desnoods slapen<br />
we in de bus, er was nu plaats genoeg!<br />
Terug naar het noorden en de volgende<br />
morgen vroeg op.<br />
In feite rijd je de hele dag door een<br />
droge rivierbedding. Uiteindelijk kwamen<br />
we toch nog weer aan in een heel<br />
klein dorpje, ver afgelegen van alles. We<br />
herkenden de bergpieken van eerdere<br />
publicaties. We probeerden wat contact<br />
te maken met de plaatselijke bewoners<br />
en lieten onze reis- en fotoalbums zien.<br />
Maar ze zagen ons duidelijk als indringers<br />
en gaven ontwijkende antwoorden.<br />
We besloten toen maar op goed geluk<br />
een canyon in te lopen. De eerste berg<br />
werd bedwongen. Er stonden ook prachtige<br />
planten o.a. een fraaie Echeveria simulans,<br />
maar geen A. albopilosa. We<br />
besloten dieper die canyon in te gaan.<br />
Bij een steile bergpiek leek het er op dat<br />
ze zeer hoog en onbereikbaar stonden<br />
te pronken. We liepen nog wat verder en<br />
ja hoor, op een grote kei gewoon langs<br />
het pad stond de plant die we zochten.<br />
Makkelijk bereikbaar, klaar om gefotografeerd<br />
te worden!<br />
Weer terug bij de auto, reden we het<br />
gehuchtje uit en al spoedig vonden we<br />
een plek om te overnachten. Na een<br />
koude nacht, waarbij we alle kleding<br />
maar aan hebben gehouden, stonden<br />
we verstijfd op. Pas toen de zon boven<br />
de bergen opkwam werd het weer aangenaam,<br />
ook voor de koele ratelslangen<br />
die wij gespot hadden. We hadden de illusie<br />
dat we nog wel even een andere<br />
bergpiek konden beklimmen. Er moesten<br />
absoluut nog meer plekken zijn waar<br />
onze geliefde planten moesten groeien.<br />
We waren echter niet meer fit genoeg<br />
om dat nog aan te kunnen en besloten<br />
de gemakkelijke canyon nu wat dieper<br />
uit te spitten. We hebben uiteindelijk vijf<br />
bereikbare planten gevonden. Rond de<br />
middag besloten we de lange terugtocht<br />
weer te aanvaarden en ‘s avonds een<br />
lekker hotelbed op te zoeken!<br />
Literatuur:<br />
Etter, J. & M. Kristen, (2009). Agave albopilosa.<br />
La sfuggente. The elusive,<br />
Cactus & Co. 18(1): 44-57.<br />
Cabral Cordero, I.J.A. Villarreal Quintanilla<br />
E.A. Estrada Castillon (2007).<br />
Agave albopilosa (agavaceae, subgenera<br />
Littaea, grupo Striatae), una especie<br />
nueva de la Sierra Madre Oriental<br />
en el noreste de Mexico, Acta Botanica<br />
Mexicana 80: 51-57.<br />
Leeuweringerstraat 10 A<br />
3421 AC Oudewater<br />
Kijk ook op www.agaves.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 63
SULCOREBUTIA GLOMERISETA<br />
Johan de Vries<br />
Reeds in 1949 ontdekt, altijd een raadsel gebleven en nu in 2012, na herhaalde pogingen,<br />
eindelijk weer teruggevonden: Sulcorebutia glomeriseta (Cárd.) Ritter<br />
Lang heeft men gespeculeerd over de<br />
herkomst van deze wel zeer bijzondere<br />
soort. Cárdenas zelf (1951) schrijft in zijn<br />
beknopte nieuwbeschrijving: “deze soort<br />
afkomstig uit het noordelijke verspreidingsgebied<br />
is volkomen verschillend van<br />
alle andere Boliviaanse soorten”.<br />
De planten hebben lange dunne vervlochten<br />
doorns, wat tot uitdrukking<br />
komt in de naam glomeriseta, hetgeen<br />
betekent: met sterk vervlochten borstels<br />
(doorns op de areolen), borstels<br />
tot kluwen verenigd. Cárdenas geeft<br />
als groeiplaats op: Dep. Cochabamba,<br />
Prov. Ayopaya, Rio Cotacajes, Naranjito<br />
(Bolivia).<br />
Slechts weinigen brachten in de loop<br />
der jaren enkele opmerkingen over S.<br />
glomeriseta in de literatuur. De vindplaats<br />
werd door sommigen ook nog<br />
verlegd naar o.a. Hacienda Ressini bij<br />
Sucre. Enkele oudere boekwerken vermelden<br />
deze vindplaats nog (Backeberg<br />
“Das Kakteenlexikon”, Brinkmann “Die<br />
Gattung Sulcorebutia” en Pilbeam<br />
“Sulcorebutia and Weingartia”). Deze<br />
misvatting hield niet zo lang stand, maar<br />
nieuws bracht dit ook niet. Het was uiteindelijk<br />
K. Augustin (1991), die gedeeltelijk<br />
samen met H. Swoboda een<br />
redelijk lange reis maakte in de door<br />
Cárdenas vermelde provincie Ayopaya,<br />
waardoor er nieuwe berichten kwamen.<br />
Echter S. glomeriseta werd niet gevonden<br />
en gedurende dit gedeelte van de<br />
reis waren Augustin en Swoboda gescheiden<br />
op pad. Veel verder dan de<br />
opmerkingen, dat het gebied moeilijk<br />
te bereizen was en dat het zoeken naar<br />
cactussen in dit dicht begroeide en sterk<br />
gecultiveerde gebied zo mogelijk nog<br />
moeilijker was, kwamen ze niet. Hierdoor<br />
Afb. 1: De Rio Cotacajes, gezien vanaf de steile<br />
hellingen<br />
64<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 2: S. glomeriseta, één van de weinige Cárdenas klonen in cultuur<br />
en door de afgelegen ligging zijn dan<br />
ook maar weinigen tot in deze gebieden<br />
doorgedrongen. Het is dan ook<br />
niet gemakkelijk om hier langere tijd<br />
door te brengen zonder succes te hebben.<br />
Anders gezegd: het motiveert niet<br />
echt als je dagenlang niets vindt en het<br />
vraagt op die manier om een grote mate<br />
van doorzettingsvermogen. Men heeft<br />
werkelijk geen idee waar te zoeken, of<br />
het is te steil en/of de vegetatie is zo<br />
goed als ondoordringbaar.<br />
Afb. 3: S. glomeriseta, de zaden, werkelijke hoogte<br />
van de afb. is 1,86 mm<br />
Afb. 4: Weingartia neocumingii, de zaden, werkelijke<br />
hoogte van de afb. is 1,86 mm<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 65
Afb. 5: Overzicht van een stukje van de steile vindplaats, met een dichte bezetting aan planten<br />
R. Slaba (2012) spreekt zelfs het vermoeden<br />
uit, dat de soort wel eens uitgestorven<br />
of vernietigd zou kunnen zijn in<br />
deze zo overvloedig gecultiveerde omgeving,<br />
wat gelukkig voor het overgrote<br />
deel van het landschap niet opgaat, omdat<br />
het heel vaak langs de oevers te steil<br />
is om in cultuur genomen te worden.<br />
Slechts enkelen hebben doelgericht<br />
gezocht maar vonden niets, of alleen<br />
S. menesesii (Cárd.) Buining et Donald,<br />
zoals Swoboda (veld<strong>nummer</strong> HS 210).<br />
Een KA-veld<strong>nummer</strong> is er niet, daar zoals<br />
reeds vermeld, Augustin gedurende<br />
dit gedeelte van de reis met Swoboda er<br />
niet meer bij was. Later vond ook Jucker<br />
S. menesesii (HJ 940). Jucker deed zijn<br />
vondst ook in het stroomgebied van de<br />
Rio Cotacajes, de Rio Sacambaya. Tot<br />
het stroomgebied van de Rio Cotacajes<br />
66<br />
(Afb.1) behoort ook de Rio Santa Rosa<br />
waar S. arenacea (Cárd.) Ritter en S.<br />
candiae (Cárd.) Buining et Donald zijn<br />
aangetroffen. De Vries (2010) berichtte<br />
reeds uitvoerig over deze vindplaatsen.<br />
Zoals in de aanhef vermeld staat,<br />
werd S. glomeriseta voor het eerst in<br />
1949 gevonden en wel door E. Rocha.<br />
Cárdenas beschreef ze in 1951 als<br />
Rebutia glomeriseta, veld<strong>nummer</strong> (herbarium<strong>nummer</strong>)<br />
MC 4399. Cárdenas<br />
heeft echter tot zijn dood in 1973 nooit<br />
het geslacht Sulcorebutia Backeberg<br />
erkend. In 1961 was ze al door Ritter<br />
omgecombineerd tot het geslacht<br />
Sulcorebutia.<br />
Velen zullen deze planten niet kennen.<br />
Toch zijn ze gelukkig wel degelijk<br />
aanwezig in de gespecialiseerde<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 6: Een nog kleine langbedoornde plant<br />
Afb. 7: Een witbedoornde plant met nog zichtbaar een<br />
gele bloemknop<br />
Afb. 8: Geheel door mossen omgeven exemplaar<br />
Afb. 9: Knoppen en een bijna rijpe roodgekleurde<br />
zaadbes<br />
Afb. 10: Een grote, geelbedoornde plant<br />
Afb. 11: Een grote wit- en langbedoornde plant<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 67
Afb. 12: Een groep geel bedoornde planten, hoog aan de rotsen hangend<br />
sulcoverzamelingen.<br />
Cárdenas heeft naar alle waarschijnlijkheid<br />
nooit veel planten overhandigd<br />
gekregen (we zien meestal maar 1 of<br />
2 verschillende planten op de afbeeldingen<br />
bij een nieuwbeschrijving van<br />
Cárdenas). Cárdenas zelf vermeldde, dat<br />
“ze” (Rocha en Ganderillas) naast de<br />
andere botanische collecties, maar enkele<br />
cactussen meegebracht hadden.<br />
Gelukkig is er in dit geval vermeerderd<br />
en alle planten die we nu kennen, gaan<br />
terug naar het oude Cárdenasmateriaal<br />
(Afb.2).<br />
Na publicatie van een drietal artikelen<br />
door De Vries (2010a, 2011 en 2012),<br />
betreffende andere oude Cárdenasvondsten,<br />
konden we een serie afsluiten.<br />
Het betrof hier een drietal tot nu toe<br />
nog niet teruggevonden sulcorebutia’s,<br />
te weten: S. caracarensis (Cárd.) Donald,<br />
S. inflexiseta (Cárd.) Donald en S. pulchra<br />
(Cárd.) Donald. Tevens werden voor<br />
deze drie soorten ook nieuwe typeplanten<br />
gedeponeerd. Door de problematiek<br />
ten gevolge van een verkeerde<br />
benaming van planten<br />
met het veld<strong>nummer</strong><br />
HS 78 als S. pulchra<br />
door W. Gertel (1991)<br />
werd ook nog een<br />
nieuwbeschrijving van<br />
deze Swoboda vondst<br />
HS 78 gepubliceerd<br />
in Succulenta, als S.<br />
callichroma De Vries<br />
(2012a).<br />
Daar deze problematiek<br />
nu afgerond<br />
was, konden we ons<br />
volledig toeleggen<br />
op het resterende en<br />
laatste onopgeloste<br />
sulcorebutiaprobleem<br />
van Cárdenas, nl.<br />
S. glomeriseta.<br />
En ja, zoals uit de<br />
titel blijkt, hebben<br />
we (John Carr en de auteur) inderdaad<br />
S. glomeriseta teruggevonden<br />
(veld<strong>nummer</strong> VZ 798) en ja, Naranjito<br />
bestaat echt en nee, het is geen plaatsnaam.<br />
Het betekent niets anders dan sinaasappelboompje,<br />
letterlijk vertaald.<br />
Eerder: klein sinaasappelboomgaardje,<br />
van soms niet meer dan een tiental<br />
boompjes en die zijn er vele in het gebied<br />
langs de rivieren. Het was dan ook<br />
niet gemakkelijk om de juiste locatie te<br />
vinden en ter vermelding: het was reeds<br />
onze derde reis naar dit gebied. Zelfs nu<br />
duurde het nog meerdere dagen voor<br />
we succes konden boeken.<br />
De planten groeien vaak aan een steile<br />
rotswand, omringd door mos. Ze<br />
zien er op het eerste gezicht uit als een<br />
Aylostera sensu Spegazzini en hebben<br />
geen penwortel zoals de meeste sulcorebutia‘s.<br />
Dit leidde in het verleden<br />
tot diverse speculaties ten aanzien van<br />
de gekozen geslachtsnaam. We kennen<br />
echter ook van S. tiraquensis (Cárd.)<br />
Ritter groeiplaatsen (Monte Puncu), waar<br />
de planten zonder penwortel eveneens<br />
68<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
op de rotsige ondergrond<br />
in mos staan.<br />
Dit zijn veelal vochtige<br />
plekken met veel<br />
neveldagen. Hoewel<br />
het nu erg droog<br />
was, zagen we, zoals<br />
gezegd, veel<br />
mos rond de planten.<br />
Gedurende eerdere<br />
reizen was het<br />
er echter erg nevelig,<br />
nat en koud, wat<br />
de mosgroei wel<br />
verklaart.<br />
De hoofdbloeitijd<br />
was al voorbij, waardoor<br />
we enkele reeds<br />
rijpe, roodgekleurde<br />
bovengrondse zaadbessen<br />
konden vinden,<br />
die horizontaal<br />
opengaan. De zaden<br />
kun je dan zo<br />
zien. Ze zijn heel klein, de kleinste van<br />
alle sulcorebutia’s (Afb.3). Hierdoor werd<br />
er in het verleden reeds aan een overeenkomst<br />
met het geslacht Weingartia<br />
Werdermann gedacht (Afb.4).<br />
Niet voor niets vermeldde Cárdenas<br />
reeds in zijn nieuwbeschrijving, dat deze<br />
soort volkomen verschillend is van alle<br />
andere Boliviaanse soorten en inderdaad<br />
zien de zaden van S. glomeriseta<br />
en W. neocumingii (sucrensis Ritter) er<br />
op de foto’s qua oppervlaktestructuur<br />
redelijk hetzelfde uit.<br />
Enkele knoppen waren ook nog aanwezig,<br />
waaraan we de gele bloemkleur<br />
konden aflezen.<br />
Het kleurenspectrum van de doorns<br />
lijkt nog groter te zijn dan hetgeen de<br />
Cárdenas-klonen laten zien.<br />
Verder zijn ze veruit de meest noordelijk<br />
groeiende sulcorebutia‘s, aanzienlijk<br />
noordelijker dan S. menesesii (VZ 797),<br />
die we in hetzelfde stroomgebied vonden<br />
(zie kaart).<br />
De foto’s zijn een primeur voor de<br />
Afb. 13: Wit- en geelbedoornde planten naast elkaar<br />
gehele cactuswereld, daar Cárdenas<br />
nooit standplaatsfoto‘s publiceerde.<br />
Cárdenas zelf was veelal nooit op de<br />
vindplaatsen en ruim 60 jaar geleden<br />
was de toen nog zwart-witfotografie nog<br />
lang niet op het peil van wat het nu is<br />
(Afb. 5 - 13).<br />
Alle door Cárdenas als Rebutia<br />
K. Schum. beschreven en later tot<br />
Sulcorebutia Backbg. ombenoemde cactussen<br />
zijn nu teruggevonden. We zullen<br />
ons ”werkgebied“ moeten verleggen<br />
voor een volgende reis. Gelukkig hebben<br />
we nog enkele doelen, die mogelijk<br />
nog tot verrassingen kunnen leiden.<br />
Tenslotte zal het U niet verbazen, dat<br />
we de vindplaats niet bekend maken.<br />
De gehele populatie bestaat uit niet<br />
meer dan naar schatting zo’n 500-600<br />
exemplaren.<br />
Oververzameling door hebzucht<br />
zal zondermeer tot uitroeiing leiden,<br />
zoals dat bijvoorbeeld ook binnen<br />
een paar jaar het geval was op de<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 69
typevindplaatsen van S. roberto-vasquezii<br />
Diers & Krahn en S. vargasii Diers &<br />
Krahn.<br />
Mijn dank gaat uit naar Johan Pot,<br />
Krommenie, die de zaadfoto’s en het<br />
overzichtskaartje gemaakt heeft.<br />
Literatuur:<br />
Augustin, K. (1991). Die HS Sulcorebutien<br />
und Weingartien/Auswertung der<br />
Feldaufzeichnungen, Fortsetzung 12,<br />
Kakt. and. Sukk. 42 (8): 198 – 200.<br />
Cárdenas, M. (1951). 3 New Bolivian<br />
cacti, II, Cact.& Succ. J. USA XXII :<br />
94-95.<br />
Gertel, W. (1991). Neues zu Sulcorebutia<br />
pulchra, Kakt. and. Sukk. 42(7):<br />
174-176.<br />
Slaba, R. (2012). Gelbblütige Sulcorebutien,<br />
Kaktusy XLVIII special 1: 11<br />
Vries, J. de (2010). Sulcorebutia<br />
arenacea und Sulcorebutia candiae,<br />
zwei alte Bekannte, Echinopseen 7(1):<br />
16-23.<br />
Vries, J. de (2010a). De standplaatsen<br />
van Sulcorebutia caracarensis en Sulcorebutia<br />
inflexiseta en mogelijk ook<br />
nog die van Sulcorebutia pulchra na<br />
bijna 40 jaar weer teruggevonden !,<br />
Succulenta 89(2): 56-67.<br />
Vries, J. de (2011). Die Fundorte von<br />
Sulcorebutia caracarensis (Card.) Donald,<br />
Sulcorebutia inflexiseta (Card.)<br />
Donald und wahrscheinlich auch von<br />
Sulcorebutia pulchra (Card.) Donald<br />
nach 40 Jahren wiedergefunden!,<br />
Echinopseen 8(1): 1-17.<br />
Vries, J. de (2012). Clarification of the<br />
correct application of the names Sulcorebutia<br />
caracarensis (Cárdenas)<br />
Donald and S. inflexiseta (Cárdenas)<br />
Donald, and a re-evaluation of S. pulchra<br />
(Cárdenas) Donald, Cactusworld,<br />
B.C.& S. S. 30(1): 9-22.<br />
Vries, J. de (2012a). Sulcorebutia callichroma<br />
De Vries spec. nov., Succulenta<br />
91(2): 60-69.<br />
Bot.Gardens ”Altiplano”<br />
Expertise: sulcorebutia.<br />
Prinsenweg 5,<br />
3237 LN Vierpolders.<br />
E-mail: vriezom.sulcoreb@planet.nl<br />
SUMMARY<br />
More than 60 years after the first description<br />
by Cárdenas, Sulcorebutia glomeriseta<br />
(Cárd.) Ritter has finally been rediscovered<br />
by John Carr and Johan de Vries. A team<br />
that made more remarkable discoveries in<br />
the past, like the rediscovery of the also<br />
“lost” Cárdenas sulcorebutias as S. caracarensis,<br />
S. inflexiseta and S. pulchra sensu<br />
Cárdenas (not HS 78, which mistakenly has<br />
been named S. pulchra).<br />
It was found in the Dep. Cochabamba,<br />
Prov. Ayopaya, Rio Cotacajes and its tributaries,<br />
Naranjito (Bolivia). The habitat is the<br />
most northern one for Sulcorebutia ever, quite<br />
a bit more up north than the habitat of S.<br />
menesesii.<br />
The area is very isolated and the surroundings<br />
are very difficult to explore because of<br />
steep slopes along the river, which are mostly<br />
overgrown by vegetation. Also a lot of<br />
agricultural activities are to be dealt with.<br />
The habitat is not made public (the whole<br />
population is estimated at 500-600 plants<br />
in total) in order to prevent overcollecting.<br />
This happened recently in a few years with<br />
the type localities of S. roberto-vasquezii and<br />
vargasii.<br />
All sulcorebutias, described by Cárdenas<br />
have now been found again, so there are no<br />
secrets left.<br />
70<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
HET GESLACHT COTYLEDON (11)<br />
Cotyledon woodii Schönland & Baker f.<br />
Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />
Deze soort is ontdekt door de Engelse<br />
botanicus John Medley Wood (1827-<br />
1915), die in 1852 naar Zuid-Afrika emigreerde.<br />
De beschrijving in 1902 is van<br />
de hand van Selmar Schönland (1860-<br />
1940), een Duitser, die zich in 1889<br />
in Zuid-Afrika vestigde en hoogleraar<br />
in de botanie werd aan de Universiteit<br />
van Grahamstown en Edmund G. Baker<br />
(1864 – 1949), botanicus te Londen<br />
en de zoon van J.G. Baker (vandaar<br />
Baker f.). Zij vernoemden de plant dus<br />
naar de vinder.<br />
Cotyledon woodii is een laag vertakkend<br />
struikje, dat 1,20 m hoog kan worden.<br />
De houtige takken groeien rechtop,<br />
zijn groen en succulent als ze nog jong<br />
zijn. Ze verhouten later met een schilferende<br />
bast. De platte, gladde, omgekeerd<br />
eivormige bladeren zijn 20-55<br />
mm lang en 10-25 mm breed, groen tot<br />
grijsgroen, soms kleverig of klierachtig<br />
behaard, wigvormig aan de basis met<br />
een spitse top en een rode rand.<br />
De bloeiwijze is een kort, tot 7 cm<br />
lang bijscherm, vaak gereduceerd tot<br />
Afb. 1: Bloeiende Cotyledon woodii van Meiringspoort<br />
RSA<br />
(Foto: E. van Jaarsveld)<br />
Afb. 2: Niet-bloeiende plant van C. woodii<br />
(Foto: B. Zonneveld)<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 71
Afb. 3: Natuuropname van Cotyledon woodii<br />
een enkele bloem in een bladoksel. De<br />
bloemsteel is 8-10 mm lang. Er zijn 5<br />
driehoekige kelkslippen, ongeveer 5 mm<br />
lang. De bloembuis is oranje tot rood,<br />
12-15 mm lang. De kroonslippen zijn teruggeslagen,<br />
12 mm lang. De honingschubben<br />
zijn geelachtig.<br />
De bloeitijd in Zuid-Afrika is van december<br />
tot april, maar er kunnen het<br />
hele jaar door bloemen aangetroffen<br />
worden. Ook in Nederland zijn verschillende<br />
vormen in omloop die in de zomer<br />
gemakkelijk tot bloei komen. Ook<br />
hier is een natuuropname van Van<br />
Jaarsveld bijgevoegd.<br />
Het verspreidingsgebied ligt in de provincies<br />
Westkaap en Oostkaap.<br />
De volgende cultivarnamen zijn in<br />
omloop: ‘Gamtoos’,’Green Eggs’, ‘Grey<br />
Eggs’ en ‘Kouga’. De laatstgenoemde is<br />
mogelijk een hybride met C. velutina.<br />
Schubertlaan 196<br />
2324EC Leiden<br />
Ffoto: Ton Pullen)<br />
72<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Matucana weberbaueri zorgt<br />
voor verrassing<br />
Peter van Steijn en Ton Pullen †<br />
Matucana weberbaueri is al een oude bekende<br />
in de Europese verzamelingen. Zij<br />
wordt in 1904 gevonden door A. Weberbauer<br />
(1871-1948), naar wie de plant ook vernoemd<br />
wordt. De nieuwbeschrijving in 1913 onder de<br />
naam Echinocactus weberbaueri is van Dr. F.J.<br />
Vaupel (1876-1927). De plant werd gevonden<br />
in de omgeving van het plaatsje Balsas, dept.<br />
Amazonas, Peru. Curt Backeberg (1894-1966)<br />
bracht de plant in 1939 onder in het geslacht<br />
Matucana. Synoniemen zijn Submatucana weberbaueri<br />
en Borzicactus weberbaueri.<br />
Beschrijving<br />
De plant is meestal enkelvoudig, bolvormig,<br />
groen, 12 cm in diameter bij een maximale<br />
hoogte van 20 cm. Zij heeft 18-30 ribben, die<br />
opgedeeld zijn in tuberkels. De areolen staan<br />
ongeveer 10 mm uit elkaar. De plant is dicht<br />
bedoornd. De doorns zijn goudgeel tot geelbruin,<br />
rand- en middendoorns zijn niet te on-<br />
Foto: Ton Pullen<br />
Afb. 1: Matucana weberbaueri<br />
derscheiden. De bloem is ongeveer 6 cm lang<br />
bij een breedte van 3 cm, recht tot iets scheef,<br />
citroengeel. De bloembuis is zwak behaard tot<br />
kaal. Vrucht ovaal, groen met rood, ongeveer<br />
8 mm in doorsnede, voorzien van schubjes.<br />
De zaden zijn relatief klein. Een oranjebloeiende<br />
vorm wordt in 1974 beschreven door John<br />
Donald (1923-1996) als Borzicactus weberbaueri<br />
var. flammeus. (Donald was van mening<br />
dat alle matucana’s tot Borzicactus gerekend<br />
moesten worden). Deze vorm is dikwijls verward<br />
met M. myriacantha, omdat planten van<br />
deze variëteit onder die naam in de handel gebracht<br />
werden. Alfred Lau (1928-2007) zocht<br />
op een van zijn reizen in Peru naar M. myriacantha<br />
en dacht aanvankelijk deze soort teruggevonden<br />
te hebben, vandaar de verwarring.<br />
Ook Ritter heeft dezelfde denkfout gemaakt.<br />
Omdat de bloemkleur het enige verschil is tussen<br />
M. weberbaueri en de var. flammea is de<br />
laatste gereduceerd tot forma door Bregman Afb. 2: Matucana weberbaueri fa.<br />
et al. (1989). De naam is nu dus Matucana<br />
flammea<br />
Foto: Ton Pullen<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 73
weberbaueri fa. flammea. Hunt (2006)<br />
beschrijft de bloemkleur als geel of<br />
oranje-rood en weet nog te melden, dat<br />
de oorspronkelijke vindplaats van de<br />
geelbloeiende vorm afgelegen en moeilijk<br />
bereikbaar is en dat planten van de<br />
gemakkelijker te bereiken populaties var.<br />
flammea genoemd worden.<br />
In 1994 kocht ik (PvS) zaden van<br />
Matucaca weberbaueri fa. flammea van<br />
het Clichéfonds van Succulenta, die in<br />
1995 werden uitgezaaid. Aan de zaailingen<br />
heb ik geen bijzondere aandacht<br />
geschonken tot er eentje begon te bloeien.<br />
Toen zag ik tot mijn verbazing dat<br />
de bloemkleur veel lichter was dan verwacht.<br />
Zoals op bijgaande foto ook<br />
te zien is zijn de bloemen vrijwel wit,<br />
met hier en daar een uiterst lichtgelige<br />
zweem. Een verrassing dus…<br />
Het gebeurt wel vaker, dat in een populatie<br />
een of enkele exemplaren verschijnen<br />
met een afwijkende bloemkleur.<br />
Dus in dit opzicht is het niet zo bijzonder.<br />
Maar het zou leuk zijn als deze mutatie<br />
vastgelegd kan worden. De eenvoudigste<br />
manier zou zijn om mijn plant<br />
te bestuiven met stuifmeel van een andere<br />
witbloeiende plant. Misschien zijn<br />
er onder onze leden meer mensen, die<br />
indertijd deze zaden gekocht en uitgezaaid<br />
hebben. Als er iemand is die dit<br />
leest en ook een witbloeiende M. weberbaueri<br />
heeft zou ik dat graag vernemen.<br />
Een andere manier is de mutant<br />
met witte bloemen te kruisen met de<br />
geelbloeiende vorm. In de eerste generatie<br />
(F1) verwachten we dan alleen de<br />
wilde vorm terug te zien (er even van<br />
uitgaande dat de mutatie recessief vererft),<br />
maar bij onderlinge kruising van<br />
deze F1-exemplaren moet in de tweede<br />
generatie (F2) weer een aantal witbloeiende<br />
exemplaren ontstaan. Een wellicht<br />
beter alternatief zou kunnen zijn om<br />
exemplaren uit de F1-generatie te bestuiven<br />
met de witbloeiende moederplant.<br />
In dat geval zou ongeveer de helft van<br />
de nakomelingen witte bloemen moeten<br />
hebben. Beide opties kosten veel<br />
tijd, want elke generatie kost minimaal 5<br />
jaar, omdat de planten niet eerder bloeirijp<br />
zijn. Het enten van de zaailingen kan<br />
dit proces wat versnellen. Het kost bovendien<br />
veel ruimte, omdat je niet een<br />
of twee, maar zoveel mogelijk exemplaren<br />
tot bloei moet brengen. Je kunt immers<br />
aan de buitenkant niet zien wat de<br />
bloemkleur zal worden, hoewel soms de<br />
witbloeiende exemplaren zelf ook lichter<br />
groen van kleur kunnen zijn. Een leuke<br />
uitdaging is het wel!<br />
Literatuur:<br />
Bregman, R., A. Meerstadt, P. Melis en<br />
A.B. Pullen (1989). Succulenta 68 (6),<br />
140-144.<br />
Bregman, R. (1996).The Genus Matucana.<br />
Rotterdam.<br />
Hunt, D.(2006). The New Cactus Lexicon.<br />
Milborne Port.<br />
Ritter, F. (1981). Kakteen in Südamerika.<br />
Eigen uitgave. Spangenberg.<br />
Afb. 3: Matucana weberbaueri, vorm met witte<br />
bloemen.<br />
Foto: Peter van Steijn<br />
74<br />
Woestijnenweg 4<br />
8026 PJ Wijthmen<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
AGAVEN IN PALERMO<br />
Ivana Richter<br />
Bij het onderzoek voor en het schrijven van mijn boek over agaven waren mij enkele publicaties<br />
van de Botanische Tuin van de Universiteit van Palermo uit de 19de eeuw fragmentarisch<br />
bekend. Vele van de daar aanwezige planten zijn in de boeken van de agavenexperts<br />
Alwin Berger (1915) en Howard Scott Gentry (1982) vermeld.<br />
Een Italiaanse agavenverzamelaar uit<br />
Rome bereidde mij een enorme vreugde<br />
door me een reprint van het boek<br />
Hortus Panormitanus en andere literatuur<br />
over Siciliaanse tuinen te schenken.<br />
Meer dan genoeg aanleiding om het<br />
een en ander met eigen ogen te willen<br />
aanschouwen.<br />
In plaats van de 2000 km lange autoreis<br />
over de Italiaanse wegen tot aan<br />
Messina onderaan in de voet van het<br />
schiereiland en een oversteek per veerpont<br />
naar Sicilië, kozen wij voor een<br />
andere combinatie. De reis werd verbonden<br />
met een bezoek aan Sardinië.<br />
Vanuit Livorno maakten we de oversteek<br />
naar Olbia op Sardinië. De boottocht<br />
van Cagliari naar Palermo wordt<br />
niet zo frequent uitgevoerd als de vorige,<br />
slechts een keer per week met een<br />
vrachtschip van de rederij Tirrenia. Het<br />
is steeds weer spannend als je voor het<br />
eerst met een schip een voor jou nog<br />
onbekend gebied nadert. Na een stormachtige<br />
nacht te hebben doorgemaakt,<br />
dook in het eerste daglicht in plaats<br />
van een zonovergoten eiland de in wolken<br />
verhulde, steile, hoge noordwestkust<br />
van Sicilië op. Uit de reisvoorbereidingen<br />
had ik prachtige voorstellingen<br />
van de bergen en de kapen, maar thans<br />
niets van dit alles. Snel kwam de haven<br />
van Palermo in zicht. Als men de stad<br />
in de “gouden mossel” van het meer<br />
dan 1000 m hoge achterlandgebergte<br />
in het vizier krijgt, valt ogenblikkelijk<br />
een groene, onbebouwde vlek op aan<br />
de oever ten oosten van de haven. Het<br />
zijn de hoge bomen van de botanische<br />
tuin van de Universiteit van Palermo<br />
en het ernaast liggende stadspark bij<br />
de uit 1777 stammende Villa Giulia. De<br />
“Orto Botanico” bevindt zich hier sinds<br />
1786 op een circa 10 hectare groot stuk<br />
grond.<br />
De hooggespannen verwachtingen die<br />
we hadden, werden na het verlaten van<br />
de boot door een zondvloed van regen<br />
bijna tenietgedaan; in elk geval werd wel<br />
al het stof van onze auto weggewassen.<br />
We lieten onze auto achter op de bewaakte<br />
Amari-parkeerplaats bij de haven.<br />
Met een plantenvriend uit Palermo<br />
zouden we de tuin gaan bezoeken. Zijn<br />
bereidwilligheid om in de stromende regen<br />
mijn uitdrukkelijke wens te vervullen,<br />
direct de agavenverzameling te gaan<br />
bekijken, werd spoedig beloond met een<br />
heerlijk zonnetje.<br />
In de tuin had het in de historische kas<br />
met succulenten door de geopende dakvensters<br />
ook sterk geregend. Deze oudste<br />
nog in Palermo bestaande en voor<br />
tropische planten bedoelde kas “Serra<br />
Carolina” werd in 1860 gebouwd ter vervanging<br />
van een nog oudere. Die eerste<br />
kas werd in 1799 in Engeland besteld<br />
door Maria Carolina, koningin van Sicilië<br />
en Napels (*1752, †1814) en echtgenote<br />
van Ferdinand IV van Bourbon en dochter<br />
van de Oostenrijkse keizerin Maria<br />
Theresia. De kas was bedoeld voor het<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 75
76<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 2: Agave ragusae Terracc. in de botanische<br />
tuin van Palermo.<br />
Foto: RI<br />
Afb. 3: Agave latifolia.<br />
Foto: RI<br />
koninklijk slot Caserta (40 km ten noorden<br />
van Napels), maar werd tenslotte in<br />
1806-1823 opgebouwd in de botanische<br />
tuin van Palermo.<br />
Nat tot op het bot, maar zielsgelukkig<br />
kon ik meteen de in de tuin buiten aangeplante<br />
agavencollectie bezichtigen.<br />
Het zijn nakomelingen van de originele<br />
planten van de voormalige directeur<br />
van de tuin, Prof. Agostino Todaro (vanaf<br />
1856). Hij was auteur van verschillende<br />
nieuwbeschrijvingen van agaven en van<br />
het al genoemde verzamelboek “Hortus<br />
Panormitanus” uit de jaren 1876-1892.<br />
Dit verzamelwerk omvat zeer fraaie, natuurgetrouwe<br />
tekeningen in groot formaat<br />
van in Palermo gecultiveerde,<br />
toentertijd nieuwe planten, waaronder<br />
enkele agaven en aloë’s. De meeste van<br />
de door hem beschreven agavennamen<br />
zijn later samengevoegd met andere<br />
soortnamen. Dit kwam vooral omdat hij<br />
onvoldoende kennis had van de vindplaatsen<br />
en groeiomstandigheden in de<br />
natuur. Dat is een algemeen probleem<br />
in de 19e eeuw. Todaro zelf is nooit in<br />
Amerika geweest; hij bracht bijna zijn<br />
gehele leven door in Palermo, waar hij<br />
als senator van het koninkrijk Italië ook<br />
Afb. 1: Agave willdingii. Afbeelding op Tab. 32<br />
in Hortus Panormitanus, Tomus II. (origineel<br />
formaat 28x41 cm)<br />
nog politicus was.<br />
Gentry (1982) nam twee van de agaven<br />
die vanuit Palermo zijn beschreven,<br />
op in zijn systeem. De Caribische A. willdingii<br />
werd door Todaro in Hort. Panorm.<br />
II (1878), 36-39, Tab. 32 beschreven. Hij<br />
gaf aan dat deze plant in de botanisch<br />
tuin van Palermo sinds oudsher (“da antichissimo<br />
tempo”) in cultuur is. De plant<br />
kwam uit de cultuur van de Villa van<br />
Pronzesin uit Butera, de tweede echtgenote<br />
van de heer Giorgio Willding, vorst<br />
van Radali. In de tijd van Todaro was<br />
deze villa in Olivuzza, een voorstad van<br />
Palermo, beroemd omdat de Russische<br />
tsarenfamilie daar regelmatig logeerde.<br />
De plant werd behalve in Palermo<br />
ook gecultiveerd in de koninklijke botanische<br />
tuin in Boccadifalco. Trelease<br />
deelde de soort in 1913 in bij de groep<br />
Antillares, waartoe enkele Cubaanse<br />
soorten behoren zoals de bekende A.<br />
albescens. Tot op heden is A. willdingii<br />
in de natuur niet teruggevonden.<br />
Todaro gaf weliswaar als waarschijnlijke<br />
groeiplaats Mexico aan, maar in zijn<br />
discussie vergeleek hij haar met toentertijd<br />
bekende Caribische agaven zoals<br />
A. antillarum van het nabijgelegen eiland<br />
Hispaniola en andere uit de groep<br />
Antillanae. Trelease vermoedde een herkomst<br />
uit het westen van Cuba. Zij lijkt<br />
echter meer op de agaven van Haïti<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 77
Afb. 5: Agave americana var. expansa<br />
Foto: RE<br />
Afb. 4: Agave lurida<br />
en de Dominicaanse Republiek (deze<br />
twee landen vormen samen het eiland<br />
Hispaniola), die met uitzondering van A.<br />
antillarum nog steeds weinig zijn bestudeerd.<br />
Pas in 1927 beschreef Trelease<br />
drie agavensoorten uit Haïti en liet daarna<br />
het thema rusten. Helaas heb ik in<br />
Palermo A. willdingii niet kunnen vinden.<br />
Een andere soort, A. ragusae, doet<br />
het in de botanische tuin zeer goed<br />
en kan vermeerderd worden via zijscheuten<br />
die tot krachtige jonge planten<br />
uitgroeien. A. ragusae werd in 1897<br />
door A. Terracciano beschreven in het<br />
Bolletino del Reale Orto Botanico e<br />
Giardino Coloniale di Palermo. Ze werd<br />
vernoemd naar Henrici Ragusa, in wiens<br />
78<br />
Foto: RI<br />
Afb. 6: Agave mitriformis Jacobi = A. salmiana var. mitraeformis<br />
Cels in de botanische tuin van<br />
Palermo<br />
Foto: RI<br />
Afb. 7: Agave yuccaefolia<br />
Foto: RE<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
tuin in Florence de plant tot bloei kwam.<br />
Als de mening van Ortiz en Van der<br />
Meer (2003) juist is, dat deze plant al<br />
staat afgebeeld in de Hortus Eystettensis<br />
(1613, blad 38) onder de benaming Aloe<br />
americana, dan was deze soort al zeer<br />
lang voor zijn beschrijving in Europa in<br />
cultuur. Echter, ook van deze soort is<br />
de natuurlijke groeiplaats onbekend. A.<br />
ragusae is een robuuste, breedbladige<br />
agave die Gentry aanduidde met “species<br />
incertae sedis” en met dit voorbehoud<br />
deelde hij haar in bij de groep<br />
Salmianae. In zijn boek uit 1982 staat<br />
een grote cultuurplant van A. ragusae<br />
afgebeeld, opgenomen in de tuin van<br />
Palermo in 1969. Het was ook daarom<br />
dat ik deze planten graag in de tuin wilde<br />
bestuderen.<br />
De tuin leent zich natuurlijk uitstekend<br />
om grootwordende agaven buiten<br />
aan te planten. Zo kan men er vinden:<br />
A. lurida, A. marmorata, A. tecta, A.<br />
atrovirens, A. yuccaefolia (deze laatste<br />
soort hoort thuis in het ondergeslacht<br />
Littea), maar ook prachtige exemplaren<br />
van planten die hun oorsprong vinden<br />
in de 19e eeuw, zoals A. whitackeri<br />
Hort. ex H. Jacobsen, A. latissima var.<br />
macroculmis Tod., A. latifolia Karw., A.<br />
lophantha var. coerulescens Salm-Dyck,<br />
A. glaucescens Otto met grauwe brede<br />
bladeren en A. mitraeformis Jacobi<br />
met donkergroene naar het centrum van<br />
de rozet gebogen bladeren. Omdat de<br />
planten in Palermo onder optimale condities<br />
– zoals voldoende zonlicht - worden<br />
gekweekt, komen de typische kenmerken<br />
van de verschillende vormen<br />
goed naar voren. En omdat ze allemaal<br />
onder dezelfde omstandigheden groeien,<br />
is een onderlinge vergelijking ook<br />
zeer goed mogelijk. In een kas bestaat<br />
de tendens tot uitvlakking van de typische<br />
verschijningsvormen en het verleidde<br />
vroegere botanici om de planten<br />
enkel en vooral te beschrijven op basis<br />
van de bladvorm en de eindstekel. Het<br />
is zeker de moeite waard deze prachtige<br />
agaven nader te bestuderen en te<br />
Afb. 8: Agave whitackeri<br />
Foto RE<br />
vergelijken met planten in de natuur.<br />
Helaas wordt weinig aandacht gegeven<br />
aan deze oude “Europese” agaven bij<br />
de beschrijving van nieuwe soorten door<br />
huidige Amerikaanse en Mexicaanse auteurs.<br />
Gelukkig zijn er ook uitzonderingen<br />
waar het wel is gebeurd zoals bij<br />
A. warelliana uit Chiapas, Guatemala en<br />
rond Pico de Orizaba in het zuiden van<br />
Veracruz en A. ellemeetiana en A. gilbertii<br />
(= A. bakeri) uit Oaxaca. Ook een<br />
goed voorbeeld was het zoeken naar de<br />
toen alleen in cultuur bekende A. americana<br />
var. expansa (Jacobi) Gentry in<br />
Jalisco; dat leidde in 2011 tot de beschrijving<br />
van een nieuwe soort, A. temacapulinensis<br />
A. Vásquez & Cházaro.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 79
Afb. 9: Ficus magnolioides, een reusachtige oude boom<br />
Foto: RE<br />
Afb. 10: In de kas voor cactussen en andere succulenten<br />
Foto: RE<br />
80<br />
Voor het bezichtigen van andere delen<br />
van de tuin bleef weinig tijd over. Direct<br />
naast de agaven staan vrij uitgeplante,<br />
boomvormige opuntia’s waaronder<br />
O. galapageia, verschillende consolea’s<br />
en brasiliopuntia. Een lust voor het oog<br />
zijn zeker ook de vruchtdragende bananen,<br />
het palmvarenbos (hier groeit de<br />
oudste in Europa vrij uitgeplante Cycas<br />
revoluta, een geschenk uit 1799 van koningin<br />
Maria Carolina), boomvarens met<br />
dikke oude stammen, tropische bomen,<br />
chorisia’s, palmen, plumeria’s en drakenbomen.<br />
Het bamboe en andere waterplanten<br />
in het uit de 19de eeuw stammende<br />
bassin zagen er na de regen nog<br />
frisser uit en riepen de illusie van een<br />
tropisch bos op, hoewel de paden strak<br />
geometrisch zijn aangelegd. De imposante,<br />
ongeveer 180 jaar oude Ficus<br />
magnolioides was een bos op zichzelf,<br />
hoewel het maar één boom is. Met zijn<br />
vertakte luchtwortels neemt hij een oppervlakte<br />
van 1200 m 2 in beslag.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 11: Het wandelpad met Ceiba en Chorisia in de regen<br />
RI = Ivana Richter, RE = Elisabeth Richter<br />
Foto: RE<br />
Het viel me zwaar deze wondermooie<br />
historische tuin na een paar uur<br />
weer te moeten verlaten. Wie de tuin<br />
bezoeken wil; de tuin is dagelijks geopend<br />
vanaf 9.00 uur, maar gesloten<br />
op Nieuwsjaardag, Pasen en Kerstmis.<br />
De sluiting hangt af van het daglicht: in<br />
mei tot en met augustus om 20.00 uur,<br />
in maart en oktober om 19.00 uur, in<br />
april en september om 18.00 uur en in<br />
november tot en met <strong>februari</strong> om 17.00<br />
uur (op zon- en feestdagen al om 14.00<br />
uur).<br />
In de vrije natuur van Sicilië treft<br />
men af en toe verwilderde exemplaren<br />
van A. americana, A. lurida, A. salmiana,<br />
A. atrovirens, A. angustifolia en<br />
A. fourcroydes aan op braakliggende terreinen,<br />
op de rotskusten en in de zandduinen.<br />
Meestal zijn ze ontsnapt uit privétuinen.<br />
Zowel in de stadsparken als<br />
in privétuinen worden agaven aangeplant<br />
vanwege hun hoge sierwaarde en<br />
gemakkelijke onderhoud. Het klimaat is<br />
dan ook bijna optimaal met in Palermo<br />
op zeeniveau een minimumtemperatuur<br />
van +8 0 C.<br />
Literatuur<br />
Berger, A. (1915). Die Agaven, Stuttgart.<br />
Gentry, H.S. (1982). Agaves of Continental<br />
North America, University of Arizona<br />
Press, Tucson.<br />
Guillot Ortiz, D. & Van der Meer, P.<br />
(2003). La especie Agave ragusae Terrac.<br />
y el icono de Besler, Flora Montiberica<br />
24: 27-32.<br />
Richter, I. (2011). Die Gattung Agave,<br />
Roma, pag. 18 en 41-47.<br />
Todaro, A. (1993, reprint). Hortus botanicus<br />
Panormitanus, tomus primus et secundus,<br />
Accademia Nazionale de Scienze<br />
Lettere e Arti di Palermo, 154 pp.<br />
Vert.: Ludwig Bercht<br />
Postfach 110411<br />
D-93017 Regensburg<br />
Duitsland<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 81
EEN BEZOEK AAN het CITY OF<br />
ROCKS STATE PARK, NEW MEXICO<br />
Henk Ruinaard<br />
Behalve National Parks en National Monuments kennen de Verenigde Staten ook<br />
zogenaamde State Parks. Elk van de 50 staten van de VS heeft er wel een stuk of dertig.<br />
Dat is ook het geval bij de door mij zeer geliefde zuidelijke staten.<br />
extra ruimte maar beperkt wel<br />
iets meer de bewegingsvrijheid<br />
(geen kleine weggetjes en steile<br />
bergwegen). In het City of<br />
Rocks State Park was dat geen<br />
enkel probleem. Alleen maar<br />
vlakke geasfalteerde wegen en<br />
vrijwel geen verkeer. Het City of<br />
Rocks State Park ligt in een vrij<br />
vlak gebied op een hoogte van<br />
ca. 1600 meter. Vanaf Highway<br />
61 loopt er een doodlopende<br />
weg naar het Park. Al vanaf een<br />
flinke afstand kun je de ‘stad’<br />
zien liggen (afb.1).<br />
Afb. 1: Uitzicht op City of Rocks State Park<br />
Arizona heeft 31 State Parks en New Mexico<br />
heeft er zelfs 40. Eén daarvan is City of Rocks<br />
State Park, gelegen in het midden van New<br />
Mexico tussen Silver City en Deming. Het aantrekkelijke<br />
van deze State Parks is dat vele daarvan<br />
een camping hebben waar je met je tentje of<br />
camper in de natuur kunt overnachten.<br />
Na een eerste bezoek in 2009 waren mijn<br />
echtgenote en ik daar opnieuw in 2011 met een<br />
tamelijk grote camper, ook wel aangeduid als<br />
Recreational Vehicle (afgekort tot RV). Wij hadden<br />
het voordeel dat we vanwege het voorseizoen<br />
een familiecamper met een lengte van 25<br />
feet (= ca. 8,2 meter) meekregen voor een lagere<br />
huurprijs dan een ‘kleine’ tweepersoons-camper<br />
van 19 feet (= 6,2 m). Dat geeft een hoop<br />
82<br />
Het is bizar om te zien dat er<br />
alleen maar op die plaats de<br />
huizenhoge keien liggen die de<br />
“stad” vormen. Van dichterbij<br />
zie je het bezoekerscentrum en<br />
de RV-camping liggen. Het centrale<br />
deel van de RV-camping<br />
bevat de plaatsen met de zogenaamde<br />
“hook ups”. Daar heb<br />
je aansluitingen voor elektriciteit,<br />
water en riool. Die plaatsen<br />
bleken allemaal bezet te zijn zodat<br />
wij het moesten doen met<br />
een (eigenlijk veel mooiere)<br />
kampeerplaats zonder aansluitingen<br />
tussen de “rocks” (afb.2).<br />
Toen de camper eenmaal op<br />
zijn plaats stond en het tafeltje<br />
en de stoelen uitgeklapt waren,<br />
hadden we een mooi uitzicht<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 2: Kampeerplaats tussen de “rocks”<br />
Afb. 3: Uitzicht op de tafelberg<br />
Afb.4: E. coccineus ssp. rosei in de ‘botanische tuin’<br />
Afb. 6: Vrouwelijke bloem met witte keel<br />
Afb.5: Rood tot oranjerode bloemen van E. coccineus<br />
ssp. rosei<br />
op de RV-camping, de prairieachtige<br />
vlakte en de “Table Mountain” (tafelberg)<br />
(afb.3). Dat is altijd een goed begin;<br />
een berg zonder prikkeldraad eromheen<br />
in een woestijnachtig gebied. Dat<br />
vraagt om een uitgebreide verkenning.<br />
Onderweg naar de tafelberg vluchtte in<br />
het hoge dorre gras een ratelslang vlak<br />
voor mijn voeten weg nog voor ik mijn<br />
fototoestel in de aanslag had. Jammer<br />
want een foto van een ratelslang is altijd<br />
welkom. Op de helling van de tafelberg<br />
lagen grote stenen die het klimmen<br />
moeilijk maakten. De verwachte<br />
begroeiing van succulenten liet zich nog<br />
niet zien. Ook bij verder doorklimmen<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 83
Afb. 7: Bloemen met witte keel en roze keel<br />
Afb. 8: Indrukwekkende keien<br />
naar de top kwam ik behalve dasylirions<br />
geen succulenten tegen, zelfs geen opuntia’s,<br />
agaven of yucca’s. Deze domper<br />
werd gelukkig goedgemaakt door de aangeplante<br />
succulenten in de bloembakken<br />
bij de camping en de aangelegde perken<br />
rondom het bezoekerscentrum. Vooral bij<br />
de camping waren een paar schitterende<br />
groepen Echinocereus coccineus ssp. rosei<br />
84<br />
aangeplant. In deze ‘botanische tuin’<br />
stonden, verdeeld over twee gemetselde<br />
bloembakken, drie zeer grote<br />
groepen volop in bloei (afb.4).<br />
E. coccineus ssp. rosei komt<br />
in New Mexico op verschillende<br />
plaatsen voor. Bekend zijn vooral<br />
de populaties in centraal New<br />
Mexico bij de Organ Mountains,<br />
bij Alamogordo, bij La Luz, bij<br />
Orogrande (Jarilla Mountains) en bij<br />
Oliver Lee Memorial State Park. Al<br />
die groeiplaatsen liggen tussen de<br />
130 en 200 km ten oosten van het<br />
City of Rocks State Park. Daar deze<br />
planten niet direct rondom het park<br />
in de natuur te vinden waren, vermoed<br />
ik dat ze geïmporteerd zijn<br />
vanuit een van de eerder genoemde<br />
groeiplaatsen. De bloemkleur van<br />
‘rosei’ is roze of rood tot oranjerood<br />
(afb. 5), maar de bloemen hebben<br />
soms ook een gele of witte keel. De<br />
kleur van de bloemkeel lijkt vrij variabel<br />
te zijn. Bloemen met witte keel<br />
en een roze keel komen kennelijk<br />
aan dezelfde groep voor.<br />
Bij ‘rosei’ komt, net als bij de andere<br />
soorten van de coccineusgroep,<br />
eenslachtigherid voor. Dat<br />
wil zeggen dat er zowel mannelijke<br />
bloemen (met goed ontwikkelde<br />
meeldraden en slecht ontwikkelde<br />
stamper) als vrouwelijke bloemen<br />
(met goed ontwikkelde stampers en<br />
slecht ontwikkelde meeldraden) kunnen<br />
voorkomen (zie toelichting onderaan).<br />
De meeste bloemen zijn<br />
echter tweeslachtig (zowel goed ontwikkelde<br />
stamper als goed ontwikkelde<br />
meeldraden). Op afb. 6 is een<br />
duidelijk vrouwelijke bloem met witte<br />
keel te zien. Op afb. 7 zijn bloemen<br />
te zien met roze keel en witte keel.<br />
Bestuiving van deze drie groepen<br />
is dus geen enkel probleem mits er<br />
maar bestuivers aanwezig zijn.<br />
De teleurstelling over het ontbreken<br />
van succulenten op de tafelberg<br />
werd gelukkig ruimschoots<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Afb. 9: Indrukwekkende keien bij avondlicht<br />
goedgemaakt door deze schitterende<br />
‘rosei’-groepen. Dat maakte, samen met<br />
de indrukwekkende keien (afb. 8 en 9),<br />
voor ons een bezoek aan City of Rocks<br />
State Park zeer de moeite waard.<br />
Molenweg 29 6133 XM Sittard<br />
henk.ruinaard@tiscali.nl<br />
Toelichting redactie:<br />
Bloemen die alleen mannelijk of alleen vrouwelijk zijn heten eenslachtig; bloemen<br />
met stampers en meeldraden heten tweeslachtig. Eenhuizigheid heet het wanneer<br />
mannelijke en vrouwelijke eenslachtige bloemen op dezelfde plant voorkomen<br />
(voorbeeld: hazelaar, berk). Tweehuizigheid als eenslachtige bloemen niet op dezelfde<br />
plant voorkomen (voorbeeld wilg). Echte eenslachtigheid komt bij cactussen<br />
voor zover ik weet niet voor, want het geslachtsorgaan dat niet fertiel is, is wel rudimentair<br />
of onvolgroeid aanwezig.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 85
Stapelia barklyi<br />
Louis Van de Meutter<br />
Stapelia barklyi werd in 1890 door N.E. Brown beschreven naar planten die afkomstig<br />
waren van een inzameling nabij Okiep, in het binnenland van Porth Noloth, in Klein<br />
Namaqualand. Hij noemde de planten naar Sir Henry Barkly, een toenmalige verzamelaar<br />
van Zuid-Afrikaanse stapelia-achtigen.<br />
Hoewel de bloemkenmerken duidelijk<br />
verwijzen naar Stapelia, vertoont<br />
de corolla een opvallende annulus zoals<br />
bij Orbea. In 1957 werd deze verloren<br />
gewaande soort herontdekt in de<br />
oorspronkelijke habitat, met Stapelia<br />
pulvinata (S. hirsuta var. hirsuta sensu<br />
Bruyns) en Orbea namaquensis in de<br />
nabijheid. Men besloot daaruit dat S.<br />
barklyi zo goed als zeker een hybride<br />
moest zijn van beide soorten.<br />
Het exemplaar in mijn verzameling<br />
is afkomstig van een stekje dat<br />
Cok Grootscholten me twee jaar geleden<br />
(mei 2010) bereidwillig bezorgde.<br />
Het sloeg goed aan in een gemengd<br />
substraat van bims, potgrond en zand.<br />
Nog hetzelfde jaar verscheen al een<br />
Afb. 1: Stapelia barklyi, close-up<br />
86<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
loemknop die jammer genoeg voortijdig<br />
verdroogde. De reden ervan<br />
bleek een begin van wortelrot te zijn.<br />
Om dit te vermijden werd de plant<br />
het jaar nadien omgepot in zuiver<br />
bims, ze bleef daardoor gezond en<br />
openbaarde in juli 2011 voor de eerste<br />
keer haar wondermooie bloem<br />
in mijn verzameling. Ze blijkt zeer<br />
bloeiwillig want ook in 2012 verkreeg<br />
ik vanaf de nazomer met regelmatige<br />
tussenpozen enkele bloemen.<br />
De laatste bloemknop kwam<br />
zelfs tot ontwikkeling omstreeks half<br />
november.<br />
Net zoals mijn meeste stapelia’s gedijt<br />
ze, met zuiver bims als substraat,<br />
in een hangpot. Tijdens de zomer<br />
wordt ze door vliesdoek enigszins<br />
afgeschermd tegen het te felle zonlicht.<br />
Zoals het hoort bij een dergelijke<br />
kweekwijze wordt gemiddeld om<br />
de twee weken rijkelijk water toegediend<br />
met telkens de aangepaste dosering<br />
meststoffen (Wuxal super, ca.<br />
1 ml per l).<br />
Literatuur<br />
Berger, A. (1910). Stapelien und Kleinien.<br />
Verlagsbuchhandlung Eugen<br />
Ullmer, Stuttgart.<br />
Bruyns, P.V. (2005). Stapeliads of<br />
Southern Africa and Madagascar,<br />
Vol. II. Tien Wah Press, Singapore.<br />
Leach, L.C. (1985). A revision of Stapelia<br />
L. (Asclepiadaceae). Excelsa<br />
Taxon. Ser. 3: 45-46.<br />
White, A. & Sloane, B.L. (1937). The<br />
Stapelieae, ed. 2, Vol. II. Abbey San<br />
Encino Press, Pasadena.<br />
Nachtegalenlaan, 16<br />
B 2820 Bonheiden<br />
België<br />
Afb. 2: Stapelia barklyi<br />
Afb. 3: Orbea namaquensis, bloem pas open<br />
Afb. 4: Orbea namaquensis, close-up<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 87
Afb. 5: Stapelia pulvinata<br />
Afb. 6: Stapelia pulvinata close-up<br />
Foto’s van de schrijver<br />
***<br />
Leem als substraat<br />
Aiko Talens<br />
Zo af en toe heb ik binnen onze wereld van succulentenliefhebbers iemand wel eens horen<br />
spreken over leem als substraat of als toevoeging aan een mengsel.<br />
Om verschillende redenen werd vaak aangeraden om leem te gebruiken, met name voor<br />
het geslacht Ariocarpus en voor mesems.<br />
In het algemeen geldt dat tussen de<br />
vele adviezen die gegeven kunnen worden<br />
er slechte en goede zitten. Ik wilde<br />
het advies om leem te gebruiken graag<br />
eens zelf uitproberen en uit eigen ervaring<br />
kunnen spreken. Na een paar jaar<br />
gebruik moet ik zeggen dat dit mij geen<br />
spijt heeft gebracht. In dit artikel deel ik<br />
88<br />
graag met u mijn - voornamelijk positieve<br />
- bevindingen over het gebruik van<br />
leem als (toevoeging aan het) substraat.<br />
Eigenschappen van leem<br />
Sinds ik leem gebruik als substraat<br />
voor mijn succulenten, is mij opgevallen<br />
dat leem een aantal specifieke<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
eigenschappen bezit:<br />
1 - Leem is erg hard als het droog is<br />
2 - Leem is boterzacht als het vochtig<br />
is<br />
3 - Vocht verspreidt zich in leem snel<br />
en gelijkmatig<br />
4 - Leem suspendeert makkelijk in<br />
water<br />
De eerste drie zijn eigenschappen die<br />
ik als gunstig beschouw voor succulenten<br />
en waardoor ik leem als een zeer<br />
geschikt substraat zie (of als een goede<br />
aanvulling aan een mengsel) voor<br />
met name zaailingen en vochtgevoelige<br />
succulenten. Deze drie gunstige eigenschappen,<br />
en ook de vierde meer ongunstige<br />
eigenschap, licht ik graag verder<br />
toe.<br />
1 - Leem is erg hard als het droog is<br />
Als leem eenmaal vochtig is geweest<br />
en naderhand weer opdroogt, dan zul<br />
je merken dat het erg stevig is uitgehard.<br />
Indien pure leem gemengd is met<br />
zand of steen, zal het mengsel zelfs zo<br />
hard als beton kunnen worden. Dit hoeft<br />
geen nadelige gevolgen te hebben voor<br />
het wortelstelsel van een plant. De wortels<br />
kunnen nog prima door zo’n stevig<br />
substraat hun weg vinden en zelfs met<br />
wat kracht brokkelt het hard geworden<br />
substraat ook zo weer los. Maar een betonhard<br />
substraat biedt wel een specifiek<br />
voordeel. Heb je namelijk leem als<br />
substraat in een plastic pot zitten, dan<br />
voelt de opgedroogde pot zeer stevig<br />
aan als je er in probeert te knijpen. Je<br />
kunt de zijkanten van de pot niet of nauwelijks<br />
goed indrukken zolang je er gematigde<br />
krachten op los laat. De inhoud<br />
geeft dan niet of nauwelijks mee. Dit<br />
betekent dat leem een goede indicator<br />
is bij het beoordelen of er nog vocht in<br />
een pot aanwezig is. Met name onderin<br />
de pot! De bovenzijde van veel substraten<br />
kan immers al droog en uitgehard<br />
zijn, terwijl er onderin nog vocht kan zitten<br />
en het leem nog zacht is. Geef je<br />
een plant desondanks water zonder dat<br />
ook de onderste lagen van een pot zijn<br />
uitgedroogd, dan kan dat dus funest zijn<br />
voor met name de meer vochtgevoelige<br />
succulenten. Zit er nog vocht in de<br />
pot, dan voel je dat als je in de plastic<br />
pot knijpt. De zijkanten van de pot zullen<br />
dan meegeven en kun je het substraat<br />
uit de pot drukken, als je zou willen.<br />
Voelt de pot echter hard aan, ook<br />
aan de onderzijde van de pot, dan is de<br />
leem goed uitgedroogd en zou het geven<br />
van water aan de plant weer op zijn<br />
plaats kunnen zijn. Je hoeft dan een<br />
plant niet onnodig uit de pot te halen<br />
om goed te beoordelen of het mengsel<br />
nog te vochtig is.<br />
Helaas is een nadeel van leem wel dat<br />
het iets meer tijd nodig heeft om volledig<br />
uit te drogen dan veel andere substraten.<br />
Zeker na een koude donkere<br />
week en een gebrek aan een warme zomerzon<br />
kan het leem niet snel genoeg<br />
opdrogen na een ongelukkige watergift.<br />
Aan de hand van de weerstand die<br />
een pot met leem levert bij het indrukken,<br />
kun je bepalen of je in redelijkheid<br />
mag verwachten dat het substraat nog<br />
tijdig uitdroogt voordat vocht een reëel<br />
gevaar vormt voor de plant. Dreigt het te<br />
lang te gaan duren voordat het geheel<br />
uitdroogt, dan kun je de plant altijd nog<br />
snel uit de pot halen en oppotten in een<br />
droog mengsel.<br />
Dat is een tactiek die ikzelf gebruik<br />
voor mijn Pachypodium brevicaule die<br />
ik op eigen wortel heb staan. Deze pachypodium<br />
staat net als mijn ariocarpussen<br />
in een mengsel van ongeveer zestig<br />
procent kiezel en veertig procent pure<br />
leem. Door de kiezels hebben ze dus al<br />
een uitstekende drainage en daarbij ook<br />
minder leem om het vocht ‘vast’ te houden.<br />
Maar in geval van nood en met een<br />
periode van slecht weer kan ik met deze<br />
tactiek een te lang vochtige plant in veiligheid<br />
brengen voordat er definitief rot<br />
ontstaat aan de wortels.<br />
Vind je het hard worden van leem in<br />
bepaalde omstandigheden een minder<br />
gewenste eigenschap, dan kun je door<br />
het mengen van een deel (gezeefde)<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 89
potgrond op vier of vijf delen leem het<br />
substraat ook ‘zacht’ houden wanneer<br />
het is opgedroogd.<br />
2 - Leem is boterzacht als het vochtig is<br />
Als je veel zaait en veel plantjes in een<br />
potje hebt zitten, is het bij sommige substraten<br />
wat lastig om individuele planten<br />
uit het potje te halen terwijl je de rest<br />
rustig laat zitten. Zeker als de wortels al<br />
diep in het potje zijn doorgedrongn. Wil<br />
je een enkel plantje uit een potje halen<br />
om aan iemand mee te geven, dan<br />
kan ik adviseren het leem vochtig te maken.<br />
Nu het leem door het vocht boterzacht<br />
is geworden, kan een plantje makkelijk<br />
en zonder beschadiging uit het<br />
potje getrokken worden. De wortels van<br />
het plantje zullen het plantje volgen en<br />
gemakkelijk uit de pot meekomen, terwijl<br />
de overige planten ongemoeid zullen<br />
blijven.<br />
Dit principe geldt natuurlijk ook voor<br />
onkruid. Helaas groeit Oxalis, springklaver,<br />
geregeld in mijn kas. Het nadeel van<br />
springklaver is dat als je het uit een pot<br />
probeert te trekken, het de neiging heeft<br />
om net boven het grondniveau af te breken.<br />
Het wortelstelsel blijft dan achter in<br />
de grond om (vermoedelijk) later weer<br />
op te komen. Zeker in potten met planten<br />
met veel en scherpe doorns kost het<br />
je wel wat pijn en moeite ook de wortels<br />
van de oxalis uit de grond te trekken.<br />
Helaas weet het springklaver juist op de<br />
meest ongunstige plek tussen de doorns<br />
aan de voet van een plant een schuilplaats<br />
te vinden. Doordat vochtig leem<br />
zacht is, is het weghalen van het springklaver<br />
inclusief het wortelstelsel gelukkig<br />
een stukje makkelijker. Ook de wortels<br />
komen bij het uittrekken gelukkig vaak<br />
mee.<br />
Ook is bij vochtig leem het gemakkelijk<br />
om bij het zaaien van grote zaden<br />
(bijvoorbeeld die van Pachypodium,<br />
Pseudolithos of Ceiba) deze wat dieper<br />
in de leem te duwen zodat een groter<br />
geheel van het zaad in aanraking komt<br />
met het vocht en zo beter zou kunnen<br />
90<br />
ontkiemen. Doordat vochtig leem een<br />
plakkende eigenschap heeft, zal over<br />
het algemeen een zaadje in de leem blijven<br />
plakken en minder geneigd zijn aan<br />
je vinger te blijven hangen.<br />
3 - Vocht verspreidt zich in leem snel en<br />
gelijkmatig<br />
Als je een plant in een substraat van<br />
leem water geeft, zul je merken dat het<br />
water makkelijk wordt opgenomen en<br />
ook de onderste helft van het substraat<br />
vrijwel meteen vochtig wordt. Overal in<br />
de pot komt het water, hoewel ik wel<br />
moet zeggen dat het water iets sneller<br />
verspreid wordt als het leem gemengd is<br />
met grit of kiezels.<br />
Hierdoor komt elke wortel van een<br />
plant in principe in aanraking met vocht.<br />
Dus niet alleen de bovenste en buitenste<br />
lagen van het substraat worden vochtig,<br />
zoals met (sterk) uitgedroogde potgrond<br />
wel eens wil gebeuren. Het vocht<br />
wordt goed verdeeld en kan een pot<br />
op z’n beurt ook weer sneller uitdrogen.<br />
Want ondanks dat de bovenste helft<br />
van het leem redelijk is opgedroogd, zal<br />
het altijd een beetje extra vocht van de<br />
onderste helft opslurpen en altijd wat<br />
vocht aan de drogende lucht of zonlicht<br />
blootstellen.<br />
Van deze eigenschap profiteert mijn<br />
Pachypodium brevicaule. Deze plant is<br />
vochtgevoelig, maar wenst tevens geregeld<br />
water. Ook in de winter. Geef je teveel<br />
water, dan rot de plant weg. Geef je<br />
te weinig en bereikt het vocht de wortels<br />
niet goed, dan droogt de plant uit. Het<br />
is dus zaak hier een goede balans in te<br />
vinden. Hier helpt de eigenschap van<br />
leem bij, door het water makkelijk op te<br />
nemen en gelijkmatig te verspreiden in<br />
de pot. Zo kan een plant zelfs van een<br />
kleine hoeveelheid water goed profiteren,<br />
maar droogt het weinige water dat<br />
je hiervoor nodig hebt gelukkig ook<br />
snel weer op.<br />
4 - Leem suspendeert makkelijk in water<br />
Met name vanwege de derde<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
eigenschap (“Vocht verspreidt zich in<br />
leem snel en gelijkmatig”) vind ik leem<br />
een prima substraat voor het zaaien.<br />
Mijn zaailingen heb ik in kleine potjes<br />
en die staan allemaal weer in een lage<br />
krat. Als ik de zaailingen water geef, zet<br />
ik zo’n krat in een grote bak met water<br />
en laat de potjes zich in een korte periode<br />
helemaal volzuigen met water. Een<br />
efficiënte manier van watergeven met<br />
weinig risico voor het omver vallen van<br />
zaailingen, wat zou kunnen gebeuren<br />
als je de potjes van bovenaf bewatert.<br />
Wel ligt er hier een ander groot gevaar<br />
op de loer. Leem in potjes heeft de<br />
neiging om makkelijk met het water te<br />
mengen en eenmaal in water gesuspendeerd<br />
met wegvloeiend water mee te<br />
spoelen. Dit zou tot gevolg kunnen hebben<br />
dat zodra je de krat met de zaailingen<br />
weer uit de bak met water optilt, en<br />
het overtollige water uit de potjes loopt,<br />
er ook leem mee zal spoelen. Meestal<br />
vanuit de onderste lagen. Hierdoor kunnen<br />
er holle ruimtes onderin de potjes<br />
ontstaan. In eerste instantie is dat visueel<br />
aan de potjes zelf niet te merken. Je<br />
merkt het pas als de holle ruimtes dusdanig<br />
groot worden dat de omliggende<br />
leem door vocht zacht wordt en het begeeft.<br />
Zaailingen zakken dan ineens in<br />
de holle ruimte en raken bedolven door<br />
het leem rondom de holle ruimte. Of erger;<br />
ze worden massaal weggespoeld en<br />
moet je de ronddrijvende zaailingen in<br />
de bak water maar weer bij het juiste etiket<br />
zien te puzzelen. Een oplossing voor<br />
dit probleem is om een laagje fijn grit of<br />
kiezels onderin de pot te leggen om de<br />
gaten van de pot enigszins af te dekken.<br />
Zo vormt het grit of de kiezels een buffer<br />
en is er geen directe open verbinding<br />
tussen het water en het leem.<br />
Leem en langdurige vochtigheid<br />
Bij het zaaien houd ik de potjes altijd<br />
een tijdje in een afgesloten plastic zakje.<br />
Hierdoor blijft het substraat langer vochtig<br />
en behoudt het dezelfde vochtigheid,<br />
zonder kans om uit te drogen. Door de<br />
aanhoudende vochtigheid kan er op<br />
een gegeven moment wel algvorming<br />
ontstaan. Eventueel ook als het substraat<br />
gepasteuriseerd of gesteriliseerd<br />
is en er besmetting ontstaan is. Ook bij<br />
het gebruik van leem als substraat kan<br />
er algvorming ontstaan. Wel heb ik een<br />
verschil opgemerkt tussen leem en potgrond<br />
als substraat, waarbij de algvorming<br />
bij leem duidelijk minder snel aanvangt.<br />
Tevens heb ik gemerkt dat de<br />
aantasting door alg ook minder intens<br />
lijkt te zijn.<br />
Substraat met leem lijkt bij het steriliseren<br />
of pasteuriseren ook iets minder<br />
sterk te ruiken dan een substraat met<br />
potgrond. Gezien de vaak wat nare geur<br />
die hierbij vrijkomt, is dit wel prettig.<br />
Hoewel het verschil weliswaar niet groot<br />
te noemen is.<br />
Leem op de langere termijn<br />
Bij het zaaien van succulentenzaden<br />
in een substraat dat bestaat uit (gezeefde)<br />
potgrond, heb ik vaak gemerkt dat<br />
de toplaag na verloop van tijd korsterig<br />
wordt. Er vormt zich een losliggende<br />
laag verharde grond die als een losse<br />
korst boven op de rest van de grond ligt,<br />
met opkrullende randen. Vaak wordt het<br />
nog slechts door de wortels van de zaailingen<br />
bij de rest van de grond gehouden.<br />
Heb nooit het idee gehad dat dat<br />
kwalijke gevolgen zou kunnen hebben<br />
voor de zaailingen, maar erg mooi oogt<br />
het in ieder geval niet. Mede dankzij de<br />
hierboven beschreven eigenschappen<br />
blijft leem in een potje ook op de lange<br />
termijn compact, en blijft ook de bovenste<br />
laag altijd netjes ogen.<br />
Leem en ongedierte<br />
Een mineraal substraat (wat leem in<br />
z’n pure vorm is) heeft volgens zeggen<br />
een remmende invloed wat betreft<br />
ongedierte dat zich richten op ondergrondse<br />
plantendelen, of zich vestigt in<br />
het substraat om later de bovengrondse<br />
plantendelen aan te vallen. Sciaravliegen<br />
worden naar het schijnt vooral<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 91
aangetrokken door organische toevoeging<br />
in substraten, zoals potgrond. Ook<br />
wortelluis schijnt geen liefhebber te zijn<br />
van minerale substraten. Dus met (pure)<br />
leem heb je meer kans dat probleem te<br />
ontlopen.<br />
Zelf heb ik wat betreft ongedierte bij<br />
mijn planten vooral last van wolluis en<br />
spint. Dit is ongedierte dat zich voornamelijk<br />
richt op bovengrondse plantendelen.<br />
Scriara-vliegen heb ik in mijn collectie<br />
nooit opgemerkt (ook niet toen ik<br />
nog veel potgrond gebruikte). Wortelluis<br />
slechts een enkele keer. Dit betrof aantasting<br />
van planten die toen nog in een<br />
mengsel met vooral potgrond stonden.<br />
Dat ik zelf nog geen wortelluis of Sciaravliegen<br />
heb aangetroffen bij planten die<br />
in leem staan betekent voor nu niet dat<br />
ik mag zeggen dat leem inderdaad een<br />
gunstig effect op een aantal ongedierten<br />
heeft. De gunstige werking van een<br />
mineraal substraat als leem, klei, flugzand<br />
of seramis kan ik dus niet uit eigen<br />
ervaring beamen, noch ontkennen.<br />
Daarvoor is mijn ervaring met het gebruik<br />
van leem (twee jaren) nog te kort.<br />
Ik ben nog niet toe geweest aan het<br />
noodzakelijk verpotten van planten die<br />
in leem staan. En van Sciara-vliegen bij<br />
mijn zaailingen heb ik sowieso geen last<br />
gehad, voorzover ik weet.<br />
Waar leem te verkrijgen?<br />
Leem is bij mijn weten niet te verkrijgen<br />
bij tuincentra en soortgelijke handel*.<br />
Zelf woon ik ook niet in een omgeving<br />
waar ik leem van een akker kan<br />
scheppen, zoals in sommige delen van<br />
Limburg**. Ondanks dat ik al jarenlang<br />
adviezen hoor om leem toe te voegen<br />
aan het substraat van (sommige) succulenten,<br />
kon ik dit nooit zelf proberen.<br />
Uiteindelijk heb ik na lang zoeken<br />
een leverancier van leem gevonden in<br />
Zutphen, die het verkoopt voor het stuken<br />
van muren. Het leem was daar verkrijgbaar<br />
in poedervorm, of als kruimelige<br />
leem (ze noemen deze variant<br />
‘vochtige leem’). Na eerst met een<br />
92<br />
kleine hoeveelheid getest te hebben,<br />
heb ik twee jaar geleden besloten om<br />
dan maar een hele kuub leem te bestellen.<br />
Een kleine investering waarbij<br />
je voor de komende jaren goed zit qua<br />
voorraad. En ze komen de vele kilo’s<br />
leem bij je thuis afleveren!<br />
Nu ik meer dan genoeg leem tot mijn<br />
beschikking had, kon ik eens goed beoordelen<br />
in hoeverre het gebruik ervan<br />
een toevoeging zou kunnen zijn voor<br />
mijn liefhebberij. En dat was het gelukkig!<br />
De resterende honderden kilo’s<br />
leem die ik heb overgeheveld in aparte<br />
zakken en opgeslagen, zullen vast sneller<br />
opraken dan ik zou willen...<br />
aiko@talens.nl<br />
* Wel is het zo dat je hier en daar tegen<br />
redelijk hoge prijzen wel wat zakjes<br />
van een of twee kilo zou kunnen vinden.<br />
Maar dat was voor een beoogd grootverbruiker<br />
als ik - met een broeikas van<br />
dertig vierkante meter en honderden<br />
mesems - geen gewenste optie.<br />
** Eventueel is klei ook een aardig alternatief<br />
voor leem, met redelijk overeenkomstige<br />
eigenschappen. Klei blijft<br />
vanuit mijn ervaring alleen veel langer<br />
vochtig dan leem. Tevens draagt klei<br />
verzameld uit een omgeploegd weiland<br />
vaak verse zaden van onkruid met<br />
zich mee, die kunnen ontkiemen als je<br />
het eenmaal gebruikt als substraat. Wel<br />
is klei makkelijk te vinden op weilanden<br />
waar voorheen een rivier heeft gelopen.<br />
Daarom is het in grote delen van<br />
het land in de buurt van grote rivieren<br />
een stuk beter verkrijgbaar dan leem. Ik<br />
haal wel eens klei op van een net omgeploegde<br />
weiland op de grens tussen<br />
Herwen en het Duitse Elten. De grote<br />
omgeploegde brokken klei vlak naast<br />
de weg kunnen zo van het land opgeraapt<br />
worden. Op dit weiland liep vroeger<br />
een aftakking van de Rijn, dat een<br />
kleisoort heeft achtergelaten dat goed<br />
uithardt als het eenmaal is opgedroogd.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
SUCCULENTENNIEUWTJES<br />
Wolter ten Hoeve<br />
Peter Breslin opent het Amerikaanse<br />
Cactus and Succulent Journal (84-5)<br />
met een bijdrage over 4 kleine sterretjes<br />
uit Noord-Amerika, namelijk Pediocactus<br />
peeblesianus ssp. peeblesianus en ssp.<br />
fickeisenii, alsmede Escobaria missouriensis<br />
ssp. navajoensis en var. marstonii.<br />
Maurizio Dioli gaat in op de ethische en<br />
praktische aspecten welke een rol spelen<br />
bij nieuwe soorten. Irwin Lightstone<br />
breekt een lans voor zwartwit foto’s (via<br />
het omzetten van digitale kleurenopnames).<br />
Root Gorelick gaat in op het voorkomen<br />
van Euphorbia antiquorum op<br />
pittoreske eilandjes in het zuidwesten<br />
van Thailand. Ray Stephenson bespreekt<br />
Aichryson tortuosum, een op Lanzarote<br />
voorkomende succulent die niet alleen<br />
op kliffen groeit, maar ook epifytisch<br />
op o.a. palmen. Eric Ribbens en Henry<br />
Fieldseth berichten over het onderzoek<br />
dat zij gedaan hebben naar locaties<br />
van Opuntia fragilis in de Amerikaanse<br />
staat Minnesota. Zij bespreken de verschillende<br />
types habitat van deze<br />
soort, die op meer dan 50 plekken in<br />
Minnesota te vinden is. Wolfgang Blum<br />
en Michael Lange concluderen aan de<br />
hand van oude herbariumgegevens dat<br />
Echinocereus pacificus vroeger in het<br />
zuiden van Baja California voorkwam. Zij<br />
moedigen nader onderzoek aan naar de<br />
onderlinge verwantschap tussen diverse<br />
Echinocereus-soorten uit het zuidwesten<br />
van de USA.<br />
In CaVeKa (25-8) geeft Freddy Lampo<br />
de historie weer van Opuntia bigelovii<br />
en bespreekt hij zijn belevenissen met<br />
deze teddybeer. Paul Neut en A. Mateur<br />
behandelen de volgende soorten:<br />
Copiapoa hypogaea (en var. barquitensis),<br />
Aloe ellenbeckii, Notocactus magnificus<br />
var. warasii, Echeveria strictiflora en<br />
Aloe broomii. In het volgende <strong>nummer</strong><br />
(25-9) komen de volgende soorten aan<br />
bod: Echinomastus unguispinus (Freddy<br />
Lampo), Notocactus langsdorfii var. leprosorum<br />
(Paul Neut), Echeveria paniculata<br />
var. paniculata (Paul Neut), Aloe x<br />
caesia (Robert De Bock) en Australluma<br />
ubomboensis (A. Mateur).<br />
International Cactus Adventures<br />
(no. 96, oktober 2012), het lijfblad van<br />
Joël Lodé, vangt aan met de beschrijving<br />
van Aeonium x ‘Mas Devesa’ door<br />
Octavia Toro. De geschiedenis, geologie<br />
en de flora van het sultanaat Oman<br />
worden belicht door Alain Rzepecky in<br />
een uitgebreid en goed geïllustreerd artikel.<br />
De geschiedenis van Borzicactus<br />
wordt behandeld door Joël Lodé.<br />
Miguel Cházaro Bazañez en co-auteurs<br />
verhalen over Agave ellemeetiana welke<br />
op meerdere plaatsen in de Sierra<br />
Zongolica (Veracruz, Mexico) gevonden<br />
werd.<br />
Het eerste, vrij uitgebreide artikel in<br />
het Duitstalige Avonia (30-3) gaat in<br />
op White-sloanea crassa en is van de<br />
hand van Darrel Plowes (vertaling van<br />
een in Asklepios gepubliceerd artikel).<br />
Een geelbloeiende populatie van<br />
Conophytum ectypum ‘limbatum’ aff.<br />
(omgeving Rietkloofse Berg, Northern<br />
Cape, RSA) wordt beschreven door<br />
Gerhard Wagner. Corsica is door Ivana<br />
Richter met een bezoek vereerd en zij<br />
brengt verslag uit van het hooggelegen<br />
Val Restonica met de in die omgeving<br />
voorkomende succulenten, met<br />
name de sedums. Erwin Geiger stelt<br />
Sempervivum heuffelii (en een aantal<br />
hybriden) aan de lezers van het tijdschrift<br />
voor. W. Jürgen Schrenk brengt<br />
in woord en beeld een aantal planten<br />
uit de omgeving van McDougall’s<br />
Bay (RSA) voor het voetlicht. Antje<br />
Burke brengt verslag uit van een onderzoek<br />
naar het verplanten van succulenten<br />
in het Sperrgebiet van Namibië. Dit<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 93
edelijk succesvolle verplanten geschiedt<br />
wanneer een gebied voor bv. mijnbouw<br />
geschikt gemaakt wordt. De laatste<br />
twee bijdrages in dit <strong>nummer</strong> gaan<br />
over Sunnylands (California) en Tequila<br />
(drank, plaats en geschiedenis).<br />
Het oktober<strong>nummer</strong> van Kakteen<br />
und andere Sukkulenten (63-10) wordt<br />
geopend met een bijdrage van Ingrid<br />
Schaub en Ricardo Kleim over de vermeerdering<br />
van copiapoa’s. In het gebied<br />
ten noorden van Vallenar hebben<br />
de copiapoa’s zich al minstens 30 tot<br />
40 jaar niet meer vermeerderd via zaailingen.<br />
De auteurs trachten bij het opkweken<br />
van planten een langzame groei<br />
aan te houden om natuurlijk uitziende<br />
copiapoa’s te kweken. Karl-Heinz<br />
Frackowiak brengt de grote overstroming<br />
van 2002 in herinnering. Van zijn kas<br />
bleef alleen de nok boven water, hoogstens<br />
10% van zijn collectie overleefde<br />
deze zondvloed. Rudolf Schmied brengt<br />
Aloe jucunda, een kleinblijvende soort<br />
uit Somalië, voor het voetlicht. Holger<br />
Wittner beschrijft Browningia utcubambensis<br />
als nieuwe soort, afkomstig uit<br />
het bovenste deel van het dal van de<br />
Rio Utcubamba. Dit taxon werd tot nu<br />
toe beschouwd als Browningia altissima.<br />
Rüdiger Baumgärtner doet een aantal<br />
suggesties voor het verspreiden van<br />
de hobby door bij bv. verjaardagen een<br />
schaaltje met succulenten aan te bieden.<br />
In het elk kwartaal verschijnende<br />
Cactusworld (30-3) beschrijft Ian<br />
Woolnough zijn reis in de staten Utah<br />
en Arizona, alwaar hij diverse sclerocactussen<br />
en pediocactussen vond. In<br />
de rubriek ‘In my greenhouse’ figureert<br />
de collectie van Geoff Bowman. De nadruk<br />
ligt bij Bowman op agaven. Rene<br />
Samek behandelt de op Jamaica voorkomende<br />
cactussen. Er komt een vijftiental<br />
cactussen op dit eiland voor,<br />
voornamelijk in enkele droge streken in<br />
het zuiden. De volgende publicatie, van<br />
Bill Christie, gaat over ondergrondse<br />
cactussen. Tijdens een reis door Bolivia<br />
was het de auteur opgevallen dat veel<br />
94<br />
kleinere cactussen gedeeltelijk ondergronds<br />
leven. Agave ‘Kichiokan’, een<br />
cultivar uit de potatorum-hoek, wordt<br />
voorgesteld door Robert Stephenson.<br />
De bedreigde succulent Gasteria polita<br />
(tot nu toe slechts van 1 locatie bekend)<br />
is door Johan Baard ontdekt op<br />
2 nieuwe locaties. De continu doorgaande<br />
zoektocht van Jean-Philippe<br />
Castillon op Madagaskar heeft geleid tot<br />
de publicatie van 2 nieuwe aloë’s, namelijk<br />
A. virginieae en A. mandrarensis.<br />
De eerste soort werd vroeger door<br />
Perrier als A. parallelifolia H. Perrier?<br />
var? gekwalificeerd, en is nu door<br />
Castillon teruggevonden op de berg<br />
Ibity. De tweede soort komt voor bij de<br />
Mandrare rivier en heeft A. rauhii als<br />
naaste verwant. Graham Charles en Paul<br />
Bond stellen de planten van het kwartaal<br />
voor, namelijk Tephrocactus bonniae<br />
en Monadenium yattanum. Alan Ritchie<br />
heeft in Barcelona een bezoek gebracht<br />
aan Jardin de Mossèn Costa i Llobera,<br />
en brengt hiervan verslag uit. Cactussen,<br />
andere succulenten, en palmen zijn in<br />
ruime mate aanwezig in deze botanische<br />
tuin. Gordon Rowley wijdt een bloemrijk<br />
artikel aan cultivars (de Livingstone<br />
Daisy groep), welke behoren tot het geslacht<br />
Cleretum. De cactusverzameling<br />
van David Quail heeft te lijden gehad<br />
van een aandoening die leek op schade<br />
veroorzaakt door spint. De succesvolle<br />
behandeling bestond uit het toevoegen<br />
van magnesium aan het cactusdieet,<br />
maar stikstofgebrek of een kaliumsurplus<br />
hebben mogelijk ook een rol gespeeld<br />
in de groeistoornissen.<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Summary<br />
Rob Bregman<br />
Wolter ten Hoeve brings his first contribution as member of our editorial board. He<br />
tells us about an accidental meeting in Mexico with a poor man asking for a lift.<br />
In his series of articles on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo<br />
Heijnsdijk deals with Parodia haselbergii. Emphasis is put on the nomenclatural history<br />
and successful cultivation of this attractive Brazilian species.<br />
In another ongoing series, ‘In the spotlight’ by Bertus Spee, attention is paid to<br />
Agave titanota, Pachycereus marginatus and Copiapoa humilis.<br />
Wim Alsemgeest reports about Agave albopilosa, a recently discovered spectacular<br />
species with remarkable pilose leaf tips. Wim outlines how difficult is was to find<br />
these desirable plants.<br />
Johan de Vries rediscovered Sulcorebutia glomeriseta in Bolivia, a species described<br />
by Cardenas in 1949. The relatively small and verrucose seeds suggest a relationship<br />
with the genus Weingartia. An English summary is included at the end of<br />
the article.<br />
The series on the genus Cotyledon by Ton Pullen and Ben Zonneveld is continued<br />
with part 11, in which C. woodii is presented. The inflorenscence of this species<br />
is often reduced to a single pendant flower.<br />
Peter van Steijn and Ton Pullen report about a white-flowering form of Matucana<br />
weberbaueri. This mutation sprung up spontaneously from seeds of the orange-flowering<br />
forma flammea. Unfortunately, only one specimen exhibited this unusual flower<br />
color.<br />
A second contribution dealing with the genus Agave is by Ivana Richter, who visited<br />
the botanic garden of Palermo, in Sicily, Italy.<br />
Henk Ruinaard paid a visit to City of Rock State Park, New Mexico, USA. He<br />
came across beautiful clusters of Echinocereus coccineus ssp. rosei, a plant with sometimes<br />
functionally unisexual flowers.<br />
Louis Van de Meutter presents Stapelia barklyi. It is assumed that this plant must<br />
be a hybrid of S. pulvinata and Orbea namaquensis.<br />
Aiko Talens tested loamy clay as component of substrates for succulent plants.<br />
Advantage is the rapid uptake of water which is gradually distributed through the<br />
soil. Also, it seems to be less attractive to sciara flies and other soil pests.<br />
Wolter ten Hoeve reviews the contents of other journals on succulent plants.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
Rectificatie:<br />
In de vorige aflevering van Voor het Voetlicht is abusievelijk het verhaaltje<br />
over Brasilicactus haselbergii gecombineerd met een afbeelding van<br />
Parodia chrysacanthion<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 95
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Wolter ten Hoeve Redactioneel<br />
Wat een weelde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50<br />
Theo Heijnsdijk Parodia haselbergii<br />
De roodgele bescactus ........................51<br />
Bertus Spee Voor het voetlicht ............................ 56<br />
Wim Alsemgeest Agave albopilosa ............................ 58<br />
Johan de Vries Sulcorebutia glomeriseta . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64<br />
Ton Pullen † & Het geslacht Cotyledon (11)<br />
Ben Zonneveld Cotyledon woodii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />
Peter van Steijn & Matucana weberbaueri zorgt<br />
Ton Pullen † voor verrassing ...............................73<br />
Ivana Richter Agaven in Palermo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75<br />
Henk Ruinaard Een bezoek aan het City of Rocks State Park,<br />
New Mexico ................................ 82<br />
Louis Van de Meutter Stapelia barklyi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86<br />
Aiko Talens Leem als substraat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88<br />
Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ......................... 93<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Bij de voorplaat:<br />
Sulcorebutia glomeriseta op de<br />
vindplaats<br />
Zie artikel pag. 64 e.v.<br />
Foto: Johan de Vries<br />
96<br />
©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>
Redactioneel<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Bij cactushobbyisten zie je de mooiste verzamelingen, waar de planten er groeizaam<br />
en fleurig bij staan. Alle zorg die erin gestoken wordt maakt de planten tot<br />
pronkstukken der natuur. Wordt een plant oud en verkurkt de onderzijde, dan zijn<br />
er genoeg liefhebbers te vinden die nog wel een paar jaar hun beste krachten geven<br />
om het tij te keren, maar er komt een moment dat de onooglijke exemplaren<br />
toch in de container verdwijnen. In de natuur gaat de selectie totaal anders in zijn<br />
werk. Daar kan het zijn dat gloedvolle zaailingen door de blakerende zon het loodje<br />
leggen, terwijl de meest doorleefde exemplaren (zeg maar de afgejakkerde bruine<br />
planten), het nog jaren volhouden en nageslacht voortbrengen.<br />
Een cactusreis naar de groeiplaatsen heeft mij nooit echt aangetrokken. Die excursies<br />
zijn tegenwoordig vaak een wedren geworden naar GPS-punten, waarbij<br />
duizenden kilometers worden afgelegd. Alleen een reis waarbij ik in ruime mate in<br />
contact zou kunnen komen met de lokale bewoners, met hun leefsituatie, hun steden<br />
en een aantal archeologische sites zou kunnen bezoeken, zou zo’n reis de nodige<br />
afwisseling bezorgen. Blijkbaar heb ik meer met mensen dan met vaak dorre<br />
planten op hun “natuurlijke groeiplaats”.<br />
Nu was ik laatst in de gelegenheid om twee weken in Suriname college te geven<br />
en zodoende had ik alle gelegenheid om in Paramaribo te dwalen, de mensen, de<br />
historische gebouwen, de tropische bloemen en vogels te zien en te fotograferen.<br />
Een heerlijke stad met een heel eigen uitstraling. Ook mooi dat ik geen Spaans of<br />
Portugees hoef te oefenen en te begrijpen.<br />
Ik zag de palmentuin, fort Zeelandia, de oude koloniale bouwstijl en tegelijk die<br />
nieuwe malls en de grote auto’s waar hier in Nederland op menige parkeerplaats<br />
geen ruimte voor is. Maar al rondkijkende zocht ik toch weer met mijn biologenblik<br />
in parken, tuinen, verwilderde dakgoten en bij de wegranden naar planten en<br />
dan wel vooral naar succulenten. Je bent in zuidelijk Amerika of je bent het niet.<br />
“Cactusterritorium”. In een zo vochtig klimaat verwachtte ik niet veel en de verafgelegen<br />
bergen met hun droge bovenkant zoals de Voltzberg, “Home of melocacti”,<br />
ging ik in die twee weken niet bezoeken.<br />
Maar dan zie ik toch steeds meer interessante plantjes, de soorten die in onze<br />
verzamelingen juist zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Rhipsalissen en hylocereussen<br />
in en op bomen, steeds vergezeld van een zee van tillandsia’s en bromelia’s. Ik<br />
heb dus in het wild geen bolcactus gezien, behalve in de achtertuin van de inmiddels<br />
89-jarige Geert Eerkens die ik in Tamanredjo bezocht om naar zijn melocactuscollectie<br />
te kijken. Daarover zal ik binnenkort een bijdrage schrijven in het kader<br />
van de serie “Op bezoek bij…”.<br />
98<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
PELECYPHORA ASELLIFORMIS:<br />
DE BIJLTJESCACTUS<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Een heel bijzonder cactussoortje treft men aan in de<br />
Bijltjescactus (Pelecyphora aselliformis), de eenige soort van dit<br />
geslacht. Zij dankt dien eenigszins vreemden naam aan den<br />
vorm der knobbeltjes, die zijdelings sterk afgeplat zijn. De areolen<br />
zitten op den top daarvan, zijn lang en smal en gekroond door<br />
een verlengd, schubachtig doorntje met talrijke zijdelingse ribbeltjes,<br />
die deze een kamvormig uiterlijk geven. Ze groeit in uitstoelende<br />
pollen, maar de lichaampjes zijn cylindervormig, 5 tot 10<br />
cm hoog en tot 5 cm in doorsnede. De vrij groote, purperkleurige<br />
bloempjes komen uit het midden daarvan tot ontplooiing,<br />
tusschen harigen wol. Een der vrij lastige soorten in cultuur!<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Cactussen” uit 1931.<br />
Zie de afbeelding.<br />
In 1839 ontdekte de Duitse plantenjager/handelaar/botanicus<br />
Carl August<br />
Ehrenberg in San Luis Potosi (Mexico)<br />
een klein wit cactusje. Hij nam enkele<br />
exemplaren mee naar Berlijn en in oktober<br />
1843 beschreef hij de soort in<br />
de eerste jaargang van het weekblad<br />
‘Botanische Zeitung’. Daartoe creëerde<br />
hij een nieuw geslacht: Pelecyphora.<br />
Een beschrijving van het nieuwe<br />
geslacht is in het artikeltje<br />
overigens beslist niet te vinden.<br />
De enige woorden die hij er<br />
aan wijdt behelzen een verklaring<br />
van de geslachtsnaam: van<br />
het Griekse “pelekis” (bijl) en<br />
“phoreus” (ik draag). Deze benaming<br />
heeft betrekking op de<br />
sterk zijdelings samengedrukte<br />
tuberkels die daardoor de<br />
vorm van de dwarsdoorsnede<br />
van een bijl hebben. In de rest<br />
van het artikel beschrijft hij dus<br />
de enige soort P. aselliformis.<br />
De soortnaam betekent: ‘met<br />
de vorm van een pissebed’. Het<br />
is niet helemaal duidelijk of<br />
Ehrenberg hierbij dacht aan het<br />
Duitse woord voor pissebed ‘assel’ of<br />
aan de Latijnse naam Oniscus asellis die<br />
Linnaeus al gegeven had aan de kelderpissebed.<br />
Als je naar een detailopname<br />
van een paar areolen met de kamvormige<br />
bedoorning kijkt (afb.1), dan snap je<br />
die naam in ieder geval meteen. Ik vind<br />
de bedoorning trouwens meer op wolluizen<br />
lijken. Logisch ook dat deze cactus<br />
Afb. 1: Het is begrijpelijk dat deze plant in heel Europa de<br />
pissebedcactus heet<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 99
Afb. 2: De eerste afbeelding van P. aselliformis. Let op de vele witte bloemblaadjes.<br />
100<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
in heel Europa bekend staat als<br />
de pissebedcactus. Alleen Van<br />
Laren hield het in het cactusalbum<br />
dus op bijltjescactus.<br />
De beschrijving van<br />
Ehrenberg was zonder illustratie.<br />
Hij had ook nog geen<br />
bloemen gezien, wel vruchten<br />
en zaden. De eerste afbeelding,<br />
voor zover ik weet, stond<br />
in 1858 in een Frans tijdschrift<br />
dat onder redactie van de beroemde<br />
Charles Lemaire verscheen<br />
onder de wijdlopige<br />
titel: “L’Illustration horticole:<br />
journal spécial des serres et<br />
des jardins, ou choix raisonné<br />
des plantes les plus interessantes<br />
sous le rapport ornemental,<br />
comprenant leur histoire<br />
complète, leur description<br />
comparée, leur figure et leur<br />
culture”. Voor deze bijzonder<br />
fraaie tekening (afb. 2) heeft<br />
een meerkoppig exemplaar<br />
uit de collectie van de heer A.<br />
Tonel uit Gent model gestaan.<br />
De grootste kop ontwikkelde<br />
maar liefst 12 bloemen. Deze<br />
heer Tonel had samen met zijn<br />
broer een grote handelsfirma in<br />
cactussen. Merkwaardig in deze<br />
tekening is dat van de talrijke<br />
bloemblaadjes alleen de binnenste<br />
ring magenta gekleurd<br />
is en de rest wit. In die tijd werden<br />
dergelijke platen met de<br />
hand ingekleurd en ik heb het<br />
idee dat degene die dat deed<br />
gewoon een beetje gemakzuchtig<br />
geweest is. Vijftien jaar<br />
later, in 1873 dus, beschreef<br />
de toenmalige huisbotanicus<br />
van Kew Gardens, Sir Joseph<br />
Dalton Hooker, in Curtis’s<br />
Botanical Magazine een exemplaar<br />
waarvan alleen de buitenste<br />
bloemblaadjes witachtig zijn<br />
en de overgrote meerderheid<br />
magentakleurig is. Hij maakte<br />
Afb. 3: In 1878 verscheen in Curtis’s Botanical Magazine deze<br />
plaat van geëtioleerde exemplaren van P. aselliformis var.<br />
concolor. Curtis plaat 6061<br />
er maar meteen een variëteit van onder de naam<br />
P. aselliformis var. concolor (concolor = van dezelfde<br />
kleur). Zoals gebruikelijk is in dit blad,<br />
ging deze beschrijving weer vergezeld van een<br />
prachtige kleurentekening van enige helaas behoorlijk<br />
geëtioleerde (door lichtgebrek langgerekte)<br />
exemplaren (plaat 6061, zie afb. 3). Deze<br />
variëteitsnaam is daarna nooit meer door een<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 101
ander gebruikt.<br />
In Mexico staat de plant bekend als<br />
‘Peyotillo’ (of ‘Peotillo’). Lang heeft men<br />
gedacht dat deze cactus hallucinogene<br />
stoffen bevat net als de alom bekende<br />
Lophophora williamsii (peyote), maar als<br />
dat al zo is dan is het gehalte zo laag<br />
dat daar weinig van verwacht mag worden.<br />
Vandaar dat we ook de naam ‘false<br />
peyote’ tegenkomen. Wel wordt er<br />
in de literatuur melding gemaakt van<br />
medicinale eigenschappen. Zo zou de<br />
plant gebruikt worden als een middel<br />
tegen koorts en tegen reumatische pijnen.<br />
Extracten zouden ook antibiotische<br />
effecten hebben. Vandaar dat de<br />
plant door de lokale bevolking verzameld<br />
wordt en op de markt te koop is.<br />
De groeiplaatsen zijn veelal open, steenachtige,<br />
kalkhoudende plekken en de<br />
plantdichtheid is dan hoog. Afbeelding<br />
4 toont enkele planten op een dergelijke<br />
groeiplaats in San Luis Potosi. De<br />
foto is in oktober 2005 gemaakt door<br />
Wolter ten Hoeve. Op deze open plek in<br />
de orde van 10 x 10 meter groeien naar<br />
schatting enkele honderden planten. De<br />
groeiplaatsen bevinden zich volgens de<br />
literatuur op hoogtes tussen 1800 en<br />
2400 meter.<br />
P. aselliformis bleef lange tijd een zeldzame<br />
en (dus) veelgevraagde soort. Als<br />
je daarbij bedenkt dat de plant niet alleen<br />
door liefhebbers en de bevolking<br />
gezocht wordt, maar dat daarnaast ook<br />
in Mexico veel natuur verloren is gegaan<br />
door bouwactiviteiten, wegenaanleg en<br />
ontginning, dan is het begrijpelijk dat<br />
de soort op CITES lijst 1 van de meest<br />
bedreigde soorten terecht is gekomen.<br />
Onderzoek heeft echter uitgewezen dat<br />
de soort in het noorden en noordwesten<br />
van San Luis Potosi voorkomt in een<br />
gebied met een oppervlakte van meer<br />
dan 500 km2 en dat het aantal exemplaren<br />
op meer dan 100.000 geschat<br />
wordt. De IUCN (International Union for<br />
Conservation of Nature) geeft een lijst<br />
Afb. 4: P. aselliformis in San Luis Potosi (Mexico).<br />
102<br />
Foto Wolter ten Hoeve<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
uit van bedreigde soorten, de “IUCN red<br />
list of threatened species”. Deze lijst kent<br />
7 categorieën, van “least concern” (minste<br />
bezorgdheid) tot “extinct” (uitgestorven).<br />
P. aselliformis zit in “least concern”.<br />
De motivatie is dat er afgezien van illegale<br />
verzamelacties door ‘liefhebbers’ en<br />
hier en daar vernietiging door wegenaanleg<br />
weinig schade door menselijke<br />
activiteiten is te verwachten. Bovendien<br />
reproduceert de soort zich voldoende.<br />
Dat liefhebbers de groeiplaatsen plunderen<br />
is ook volkomen onnodig, want<br />
P. aselliformis is helemaal geen moeilijk<br />
te kweken soort. En de plant is ook absoluut<br />
niet kougevoelig. Zaaien is natuurlijk<br />
de leukste manier. Het zwarte,<br />
niervormige zaad is tegenwoordig goed<br />
verkrijgbaar en het kiemt goed. Van de<br />
31 van mijn eigen planten gewonnen zaden<br />
die ik in 2009 zaaide waren er binnen<br />
een maand 28 ontkiemd (90% dus).<br />
Het enige probleem is dat de plantjes<br />
de eerste jaren erg langzaam groeien.<br />
In die eerste jaren ontwikkelen ze zich<br />
voornamelijk in de lengte zodat een liefhebber<br />
zich bezorgd gaat afvragen of<br />
zijn plantjes niet geëtioleerd zijn. Als ze<br />
bij een dikte van 1 cm al een hoogte<br />
van ongeveer 3 cm bereikt hebben stopt<br />
de lengtegroei vrijwel en dan gaan ze in<br />
de breedte groeien. De plantjes zijn in<br />
de tussentijd vooral ondergronds bezig<br />
geweest met het vormen van wortelknollen<br />
die in dat stadium vaak groter zijn<br />
dan het bovengrondse deel. Vanwege<br />
de trage groei is het ook beslist af te raden<br />
om de plantjes al in het eerste jaar<br />
te verspenen. Daar kan best mee gewacht<br />
worden tot ze twee jaar oud zijn.<br />
Tenzij zo dicht gezaaid is dat de uitdijende<br />
wortelknollen het zaaipotje beginnen<br />
te vervormen. Het plantje van afb.<br />
5 was 6 jaar oud toen ik de foto maakte.<br />
Het had toen een diameter van precies<br />
2 cm bij een hoogte van 3,5 cm. Bij<br />
voorspoedige groei kunnen de planten,<br />
die dan knotsvormig geworden zijn, na<br />
een jaar of vier voor het eerst in bloei<br />
komen. De bloemknoppen verschijnen<br />
nabij de top en ze zijn omhuld door witte<br />
wol (afb. 6). De bloemen zijn ongeveer<br />
3 cm breed (afb. 7). Ze zijn zelfsteriel,<br />
dus voor zaadwinning heb je twee<br />
planten nodig. Als de zaden rijp zijn dan<br />
schuiven de vruchtjes niet naar buiten<br />
zoals bij bijvoorbeeld mammillaria’s gebruikelijk<br />
is, maar ze blijven in het plantenlichaam<br />
zitten. Cryptocarp wordt dat<br />
wel genoemd (krypto = verborgen en<br />
karpos = vrucht). Om de zaden te vinden<br />
moet je na een jaar of 2 eerst de<br />
leesbril opzetten en ergens halverwege<br />
de inmiddels doorgegroeide plant net<br />
boven de areolen gaan zoeken (afb. 8).<br />
Met een puntige pincet kun je ze dan<br />
uit de verdroogde zaadbesjes weg peuteren<br />
(ongeveer 10 per besje). In tegenstelling<br />
tot planten als Mammillaria theresae<br />
en M. herrerae die ook cryptocarp<br />
en daarnaast zeer weekvlezig zijn, hoef<br />
je niet bang te zijn dat de plant hierdoor<br />
beschadigd raakt en verloren gaat, want<br />
het plantenlichaam is bijzonder hard.<br />
Na verloop van jaren gaan de planten<br />
ook uitstoelen en dan ontstaan fraaie<br />
clustertjes. Afzonderlijke plantlichaampjes<br />
kunnen uiteindelijk een hoogte van<br />
10 cm bereiken bij een diameter van 5,5<br />
cm.<br />
In het geslacht Pelecyphora hebben<br />
Afb. 5: Deze zaailing heeft een diameter van 2 cm<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 103
Afb. 6: De bloemknoppen zijn omgeven door witte wol<br />
zich in de loop der jaren veel veranderingen<br />
voorgedaan. Tot 1885 was het<br />
een monotypisch geslacht (een geslacht<br />
bestaande uit slechts 1 soort). Toen<br />
vond B.A. Stein een andere cactus met<br />
overeenkomstige kamvormige bedoorning<br />
en fraaie roze bloemen en noemde<br />
hem P. pectinata (pectinata = kamvormig).<br />
Weber plaatste hem in 1898 in<br />
het geslacht Mammillaria maar Britton<br />
en Rose schiepen (in 1923) voor deze<br />
ene soort het geslacht Solisia (genoemd<br />
naar Octavio Solis). Latere auteurs<br />
plaatsten hem weer terug: Mammillaria<br />
pectinifera. Vooral niet te verwarren met<br />
M. solisioides met bleekgele bloemen.<br />
Dan is er de plant die in 1930 door<br />
Moeller beschreven is als P. valdeziana.<br />
Die kunnen we onder wel 9 verschillende<br />
geslachtsnamen tegenkomen.<br />
Naast Pelecyphora zijn dat Echinocactus,<br />
Thelocactus, Mammillaria, Gymnocactus,<br />
Normanbokea, Pediocactus, Neolloydia<br />
104<br />
en ten slotte Turbinicarpus. De laatste is<br />
tegenwoordig onder taxonomen algemeen<br />
aanvaard.<br />
Daarna vond Viereck in 1934 een<br />
plant die als twee druppels water lijkt op<br />
bovengenoemde P. pectinata. Backeberg,<br />
die de plant in 1935 beschreef, gaf hem<br />
daarom de naam Pelecyphora pseudopectinata,<br />
de onechte pectinata. We<br />
kunnen deze plant onder zes verschillende<br />
geslachtsnamen tegenkomen.<br />
Naast Pelecyphora zijn dat Mammillaria,<br />
Neolloydia, Thelocactus, Normanbokea<br />
en Turbinicarpus. Ook hier is de laatste<br />
de meest gebruikelijke. Binnen het geslacht<br />
Turbinicarpus vormen T. valdezianus<br />
en T. pseudopectinatus nu met zijn<br />
tweeën de sectie Valdeziani.<br />
Zo lijkt het erop dat Pelecyphora weer<br />
terug is gekeerd naar de monotypische<br />
status. Maar dat is niet zo. De cactussoort<br />
die we allemaal kennen als<br />
Encephalocarpus strobiliformis behoort<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 7: P. aselliformis in bloei<br />
volgens de huidige inzichten ook tot<br />
de bijltjesdragers. En daar is ook vanuit<br />
liefhebbersstandpunt veel voor te zeggen.<br />
Zowel wat betreft bouw, groei- en<br />
bloeiwijze en zaadvorming met de bessen<br />
verscholen in de plant hebben beide<br />
soorten veel gemeen.<br />
Zo kunnen we dus Pelecyphora voorlopig<br />
net als bijvoorbeeld Aztekium een<br />
“duotypisch” geslacht noemen.<br />
Literatuur:<br />
Hooker, J. (1873). Curtis’s Botanical<br />
Magazine 99, tab 6061.<br />
Laren, A.J. van, (1931). Cactussen,<br />
Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam<br />
Lemaire, Ch.(1858) L’Illustration horticole:<br />
5: t.186.<br />
Ehrenberg, C. (1843). Eine neue<br />
Cacteen-Gattung, Botanische Zeitung<br />
1(43): 737.<br />
Werkgroep succulentenbescherming<br />
(1988). Het kweken van bedreigde<br />
soorten: Pelecyphora aselliformis,<br />
Succulenta 67 (5): 99.<br />
www.iucnredlist.org IUCN Red List of<br />
Threatened Species<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
Afb. 8: Twee jaar na de bloei zijn de rijpe zaden<br />
tussen de tuberkels te vinden<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 105
Voor het voetlicht<br />
Bertus Spee<br />
Saxifraga cymbalaria<br />
Een van de weinige eenjarige<br />
saxifraga’s (4 soorten). Dit vrij weinig<br />
bekende plantje is afkomstig uit<br />
Roemenië en zuidwest Azië. Het<br />
vormt kleine polletjes tot maximaal<br />
10 centimeter diameter. De blaadjes<br />
zijn min of meer succulent. De<br />
bloei begint vroeg in de zomer en<br />
duurt enkele weken. De bloeistengels<br />
groeien door en geven steeds<br />
nieuwe felgele bloemen.<br />
Na de bloei sterft de plant, maar<br />
produceert eerst nog talrijke stoffijne<br />
zaden, die zichzelf uitzaaien. In<br />
de herfst kiemen deze al op vochtige<br />
plekken. Het overwinteren is<br />
geen probleem. Ook in het voorjaar kiemen er nog talrijke zaadjes. Ze stellen verder weinig<br />
eisen en geven een leuke kleurige aanvulling in de rotstuin. Soms kiemen ze echter zo<br />
massaal dat er wat uitgedund moet worden.<br />
Haemanthus albiflos<br />
Tegenwoordig is dit een populair bolgewas<br />
uit de familie Amaryllidaceae. Deze<br />
planten werden al omstreeks het jaar1600<br />
vanuit Zuid-Afrika meegebracht door zeevaarders.<br />
In hun thuisland hebben ze een<br />
heel groot verspreidingsgebied.<br />
Bij een cultuur op een warme plaats blijven<br />
ze zomer en winter aan de groei. Ze<br />
zijn tevreden met weinig water. We planten<br />
ze in een ruime pot, in een zanderig<br />
substraat met ook wat humus. In de zomer<br />
kunnen ze ook prima op een zonnige<br />
plaats buiten staan. De bloeiperiode<br />
is tussen april en augustus. De veelkoppige<br />
bloeiwijze blijft wekenlang staan. In de<br />
winter houden we ze op minimaal 15 0 C.<br />
Vermeerderen kan door zaaien. Zaad<br />
wordt regelmatig aangeboden. De bollen<br />
vormen na enkele jaren ook broedbolletjes,<br />
die afgenomen kunnen worden. Als ze<br />
bladeren maken kunnen ze apart opgepot<br />
worden.<br />
106<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Euphorbia horrida<br />
Dit is een zeer variabele soort<br />
die opvalt door de zware stekels.<br />
Horrida betekent dan ook woest bedoornd.<br />
Deze soort komen we in<br />
veel verzamelingen tegen. Ze kan<br />
op oudere leeftijd uitgroeien tot een<br />
flinke clusters, want ze spruit aan<br />
de basis. Het moederland van deze<br />
planten is Zuid-Afrika, in het zuidoosten<br />
van de Grote Karoo. Er zijn<br />
6 variëteiten beschreven.<br />
De cultuur is niet moeilijk. We<br />
planten ze in een doorlatend grondmengsel<br />
met redelijk wat grof zand.<br />
Tijdens de groeiperiode matig water<br />
geven en in de winter droog houden<br />
bij 12 0 C.<br />
Vermeerderen kan door stekken. Pas wel op met het giftige melksap. Zaaien gaat<br />
ook goed.<br />
De kleine bloemen zijn eenslachtig, dus om zaden te winnen hebben we een<br />
mannelijke en een vrouwelijke plant nodig. Als de rijpe zaadbessen openspringen<br />
kunnen de grote zaden meters ver wegschieten.<br />
Maihuenia poepigii<br />
Dit is een geslacht uit de Opuntiagroep.<br />
Deze bijzondere planten<br />
groeien onder extreme omstandigheden<br />
in het zuiden van Chili en<br />
Argentinië, hoog in de bergen tot op<br />
2200 meter. Ze vormen hier meters<br />
grote plakkaten, spruitend vanuit<br />
een enorme penwortel. Ze worden<br />
hierbij meestal maar 10 cm hoog.<br />
De planten groeien erg langzaam<br />
en kunnen wel honderden jaren oud<br />
worden.<br />
In cultuur groeien ze het best in<br />
een flinke pot met een mineraalrijk<br />
grondmengsel. We geven ze een<br />
zonnige en zeer luchtige plaats, dus<br />
bij voorkeur buiten. In een rotstuin kunnen ze ook in de volle grond geplant worden.<br />
Ze kunnen onze winters goed overleven.<br />
Vermeerderen kan door stekken maar dit is niet zo gemakkelijk. Zaaien is de andere<br />
optie; het kan echter enkele jaren duren eer de grote harde zaden kiemen.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 107
Op zoek naar cactussen uit<br />
het geslacht Micropuntia in<br />
Nevada<br />
Herbert Thiele<br />
Met planten uit het goede, oude geslacht Micropuntia Backeberg houd ik me al meer dan<br />
30 jaar bezig. In het begin van mijn hobby beschikte ik nog niet over een verwarmde kas en<br />
was ik aangewezen op koude- en vochtresistente cactussen en andere succulenten.<br />
Dus kocht ik, na bestudering van de<br />
toenmalige literatuur, planten waarvan ik<br />
hoopte dat ze het wisselvallige en vochtige<br />
Noord-Duitse kustklimaat zouden<br />
doorstaan. Alle Micropuntia gracilicylindrica,<br />
die ik toen aanschafte, hebben<br />
niet alleen 10 vochtige en koude winters<br />
aan de Oostzee zonder beschadiging<br />
overleefd, maar daarna ook nog tot op<br />
heden 22 deels zeer koude winters in<br />
Midden-Duitsland.<br />
De eerste micropuntia’s bleven natuurlijk<br />
niet alleen. Ze hebben in de loop der<br />
jaren gezelschap van zo’n twee dozijn<br />
soortgenoten gekregen door succesvolle<br />
uitzaai van in de eigen verzameling gewonnen<br />
zaad en geschonken stekken.<br />
Cactussen, die zo succesvol en vooral<br />
zo lang met bijna geen verliezen in mijn<br />
verzameling overleven, hebben mijn bijzondere<br />
interesse. Daarmee kwam ook<br />
de gedachte op om deze planten op<br />
hun natuurlijke groeiplaatsen te willen<br />
zien en bestuderen. Maar vanaf de aanschaf<br />
van de eerste micropuntia zou<br />
het toch ruim 25 jaar duren voordat ik<br />
ze in de natuur in Nevada mocht gaan<br />
bekijken.<br />
Van een in Californië woonachtige<br />
vriend kon ik een kleine camper lenen.<br />
Eind april 2011 was het dan zover.<br />
Uitgangspunt van de reis was San<br />
Diego. Het oorspronkelijke plan was<br />
vier vindplaatsen op te zoeken en op de<br />
weg erheen ook toeristisch interessante<br />
108<br />
doelen niet te vergeten. Derhalve was de<br />
tocht niet rechttoe, rechtaan naar de micropuntia’s.<br />
Na het bezichtigen van het<br />
Yosemite National Park was het de bedoeling<br />
zo snel mogelijk naar de vindplaatsen<br />
in Nevada te rijden. Echter, onverwacht<br />
hoge sneeuw blokkeerde de<br />
passen in de Sierra Nevada en we waren<br />
gedwongen een grote omweg te maken<br />
via het Lake Tahoe, Carson City en<br />
Austin. Wie eind april vanuit een zonnig<br />
Californië de noordelijke Nevada inrijdt,<br />
beleeft een heftig contrast. Het<br />
grandioze maar dunbevolkte landschap<br />
van Lander County presenteert zich op<br />
2000 m hoogte nog in winterpracht. Na<br />
een aantal uren waren we gewend aan<br />
de oneindige verten en het rauwe klimaat.<br />
De kleine camper maakte ons onafhankelijk<br />
van zulke banale dingen als<br />
het zoeken naar een overnachtingsmogelijkheid<br />
en een eetgelegenheid. Wel<br />
moesten we een evenwicht vinden tussen<br />
het grote benzineverbruik, de relatief<br />
kleine brandstoftank en het geringe<br />
aantal benzinestations in dit deel van<br />
het land. Pas na het terugdraaien van<br />
de reissnelheid tot een gemoedelijke 45<br />
tot 50 mijl per uur kon ik de actieradius<br />
tussen twee tankstops opvoeren tot 500<br />
mijl.<br />
De eerste vindplaats die ik wilde opzoeken,<br />
is die van M. pulchella op een<br />
hoogte van 1800 m langs Highway 50,<br />
zo’n 25 km oostelijk van de kleine stad<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 1: M. pulchella op de groeiplaats oostelijk van<br />
Austin<br />
Afb. 2: Groeigebied van M. pulchella<br />
Afb. 3: M. pulchella<br />
Afb. 4: M. pulchella<br />
Afb. 5: Toiyabe Range<br />
Afb. 6: Antilocarpa americana<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 109
Afb. 7: Escobaria vivipara op de groeiplaats van Mammillaria gracilicylindrica<br />
Austin. Micropuntia pulchella was destijds<br />
de tweede soort van dit geslacht<br />
die in mijn verzameling terechtkwam en<br />
gedraagt zich net als alle vertegenwoordigers<br />
van dit bijzondere geslacht als<br />
zeer robuust en taai. In de winter staan<br />
ze in een onverwarmde kas en hebben<br />
daar temperaturen van -18 0 C zonder<br />
schade doorstaan. Ik was natuurlijk zeer<br />
benieuwd hoe ik deze micropuntia op<br />
zijn natuurlijke groeiplaats zou aantreffen.<br />
De vindplaats was mij omschreven<br />
als een serie heuvels nabij een bocht.<br />
Mede door deze niet zo nauwkeurige informatie<br />
duurde het tamelijk lang voordat<br />
ik de eerste plant had gevonden. De<br />
eerste poging waagde ik in het vlakke<br />
terrein ten noorden van de heuvels,<br />
maar hier vond ik slechts een paar normale<br />
opuntia’s. Pas toen ik mij realiseerde<br />
dat deze micropuntia’s hun typische<br />
habitus slechts ontwikkelen als de groeiplaats<br />
aan de noodzakelijke eisen voldoet,<br />
heb ik mijn zoeken verlegd naar<br />
110<br />
de zuidflanken van de heuvelketen. Al<br />
na een paar stappen vond ik de eerste<br />
M. pulchella. Kort erna ook een tweede,<br />
een derde enz. Ze stonden steeds in<br />
de beschutting van rotsblokken en altijd<br />
zo’n 2 tot 3 meter uit elkaar. Deze<br />
dwergopuntia’s vormen een centraal lichaam<br />
met daaraan 3 tot 5 korte leden.<br />
Blijkbaar vallen deze nieuwe uitlopers<br />
niet af na het uitrijpen van de vruchten.<br />
Dat is ook al een belangrijk verschil met<br />
M. gracilicylindrica. Ik nam ruim de tijd<br />
om de planten te fotograferen en te documenteren,<br />
maar ook de begeleidende<br />
flora en de omstandigheden van de<br />
vindplaats vast te leggen.<br />
De volgende en voor mij belangrijke<br />
groeiplaats bevindt zich ongeveer 230<br />
km verder zuidoostelijk in Nye County.<br />
Daar zou M. gracilicylindrica moeten<br />
groeien. Eerst verliep de highway kaarsrecht<br />
naar het zuiden. Aan de rechterzijde<br />
bevindt zich de tot in de dalen nog<br />
met sneeuw bedekte Humboldt Toiyabe<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 8: Onze camper op de vindplaats van<br />
M. gracilicylindrica<br />
Afb. 9: M. gracilicylindrica<br />
Afb. 10: Deels uitgegraven plant van M. gracilicylindrica<br />
Afb. 11: M. gracilicylindrica in zijn volle lengte<br />
Afb. 12: Landschap bij M. gracilicylindrica<br />
Afb. 13: M. gracilicylindrica in cultuur<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 111
Afb. 14: Bloem M. gracilicylindrica<br />
Range en aan de linkerkant de brede<br />
Big Smoky vallei met hier en daar een<br />
boerderij en soms kleine groepen runderen.<br />
Hoe verder we naar het zuiden<br />
kwamen, hoe meer het landschap woestijnachtig<br />
veranderde. Vervolgens draaiden<br />
we highway 6 in oostelijke richting<br />
op en met toenemende hoogte veranderde<br />
ook het landschap. De woestijn<br />
ging over in bergen en dalen die goed<br />
begroeid zijn. De zon stond al redelijk<br />
laag toen ik voor Warm Springs highway<br />
6 verliet en door een mij goed beschreven<br />
poort reed. Op een vrije vlakke plek<br />
vonden we een goede staanplaats voor<br />
onze camper. Mijn GPS-apparaat toonde<br />
mij de hoogte: 2110 m boven zeeniveau.<br />
Ik ging direct op zoek naar de<br />
micropuntia’s. Er was mij verteld dat de<br />
dichtheid hier redelijk groot zou zijn. De<br />
eerste cactus die ik vond was een diep<br />
in de bodem zittende Escobaria vivipara.<br />
Hun witbedoornde, plat in de bodem<br />
zittende kopjes staken me figuurlijk<br />
112<br />
in de ogen. Het duurde nog een kleine<br />
tien minuten voor ik de eerste roodgekleurde<br />
zuiltjes met hun witte bedoorning<br />
ontwaarde. Goed verscholen en gecamoufleerd<br />
tussen het grammagras en<br />
een witbloeiend kruid deden de kleine<br />
opuntia’s hun naam alle eer aan. Alle<br />
gevonden plantjes hadden dunne stammetjes<br />
van maximaal 1 tot 1,5 cm lengte<br />
en een dikte van niet meer dan 0,5 cm.<br />
Knopvorming heb ik niet gezien. Bij mij<br />
thuis in de cultuur vertonen ze dikwijls<br />
eind april al hun grote knoppen. Alleen<br />
op zeer beschutte plekken kon ik meerstammige<br />
plantjes vinden met op de<br />
bovenste areolen de eerste kleine rode<br />
groeipunten. De bodem vertoonde nog<br />
de typische korsten van de vorst. De<br />
winter was hier dus maar net afgelopen.<br />
Volgens vrienden duurt de winter op<br />
Warm Spring Summit bijna vier maanden<br />
met sneeuwhoogten tot twee meter.<br />
Zoals gepland brachten we de nacht<br />
door op de weide nabij de highway.<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 15: Vrucht en zaad van M. gracilicylindrica HTH 185<br />
Van een goede nachtrust was evenwel<br />
geen sprake, want tegen acht uur ’s<br />
avonds stak een koude wind op die bij<br />
vlagen stormkracht bereikte. Gedurende<br />
de nacht daalde de temperatuur tot het<br />
vriespunt. De volgende morgen was<br />
de wind beduidend afgenomen en in<br />
de stralende ochtendzon zag ik in welk<br />
groots landschap we stonden. Kleine<br />
groepen koeien en paarden kwamen<br />
tevoorschijn uit de beschutte dalen om<br />
op de vlakten te grazen, en op ongeveer<br />
30 m van onze camper graasde<br />
een gaffelbokantilope. Vanaf de ontbijttafel<br />
zag ik nu ook dat het niet ver van<br />
onze campingplaats vol stond met micropuntia’s<br />
en escobaria’s. De dag ervoor<br />
had ik ze door de laagstaande<br />
zon en de schemering niet gezien. Bij<br />
een enorme pol grammagras nam ik de<br />
moeite het aantal planten te tellen. Op<br />
een oppervlakte van een krappe vierkante<br />
meter telde ik 49 exemplaren.<br />
Ook op de plekken die ik de dag ervoor<br />
had onderzocht vond ik nu veel meer<br />
planten. Het helle licht van de ochtendzon<br />
opende mij letterlijk de ogen, want<br />
waar ik de dag ervoor maar twee of drie<br />
plantjes had gevonden, zag ik nu hele<br />
groepen. Ik bleef nog minstens 5 uur<br />
op deze plek en kon eindelijk veldwerk<br />
doen naar mijn smaak. Ik maakte meerdere<br />
planten vrij om de verhoudingsgewijs<br />
grote penwortels te kunnen bestuderen.<br />
Bij oude planten moest ik meer<br />
dan 20 cm diep graven om de gehele<br />
wortel te kunnen zien. Zeer opmerkelijk<br />
vond ik dat ik bij deze oude exemplaren<br />
onder het aardoppervlak areolen met<br />
een korte, maar dichte bedoorning aantrof.<br />
Frappant was dat ik hier bij Warm<br />
Springs ook twee planten uit het M. pulchella-complex<br />
vond. Begeleidende flora<br />
als Oenothera deltoides en Astragalus<br />
crotalariae heb ik gedurende het verdere<br />
verloop van de reis regelmatig gezien.<br />
Alle tot op heden beschreven vijf<br />
micropuntia-soorten worden thans<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 113
Afb. 16: Astragalus crotalariae<br />
Beschut als ze zo staan, drogen<br />
de uitlopers niet in en worden<br />
na het uitrijpen van de vruchten<br />
ook niet afgeworpen. Bij Warm<br />
Springs groeit M. gracilicylindrica<br />
daarentegen op open vlakten<br />
zonder bijzondere bescherming<br />
tegen het weer. Het is niet<br />
meer dan logisch, dat M. gracilicylindrica<br />
na de bloei en het<br />
uitrijpen van de vruchten alle<br />
bovenaardse leden tot op een<br />
stomp laat verdrogen.<br />
Dit eenmalige bezoek aan<br />
twee populaties van deze kleine<br />
opuntia-soort is niet toereikend<br />
om uitspraken te doen over de<br />
bestaande taxonomie en nomenclatuur.<br />
Bij Hunt wordt het<br />
oude geslacht Micropuntia<br />
tot Corynopuntia gerekend.<br />
Benson is van mening dat dit<br />
geslacht van kleine, nietige<br />
plantjes bij Grusonia thuishoort.<br />
Helaas zijn bij beide auteurs de<br />
overwegingen voor deze herindeling<br />
zoals gebruikelijk zeer<br />
onduidelijk.<br />
Voor literatuur zij verwezen<br />
naar Haseltonia nr. 9 (2002).<br />
Afb.17: Oenothera deltoides<br />
gerangschikt onder M. pulchella. Ik heb maar<br />
twee verschillende verspreidingsgebieden kunnen<br />
onderzoeken, maar moet daaruit concluderen<br />
dat deze twee groepen planten nauw met elkaar<br />
verwant zijn. Daarvoor spreken ook de gelijke<br />
bloem, de bloemkleur en de zaadkenmerken.<br />
Het grootste verschil was eigenlijk het groeigebied.<br />
Voor zover ik kon vaststellen heeft M. pulchella<br />
een sterke voorkeur voor naar het zuiden<br />
gerichte hellingen in een heuvelachtig landschap.<br />
114<br />
Foto’s van de schrijver<br />
Opmerking van de vertaler/redacteur:<br />
na ontvangst<br />
van dit artikel verscheen in<br />
<strong>2013</strong> in het Amerikaanse tijdschrift<br />
Cact. Succ. J. volume<br />
85(1) een uitgebreid artikel van<br />
Elton Roberts onder de titel:<br />
Micropuntia: an introduction.<br />
Vertaling: Ludwig Bercht<br />
Johannesweg 8<br />
D 33106 Paderborn OT Wewer<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Het maken van een behaarde<br />
Jovibarba heuffelii die ook<br />
nog rood is<br />
Ben J.M. Zonneveld<br />
Jovibarba heuffelii is een plant van de Balkan. Het is een fraaie plant voor de rotstuin die<br />
perfect winterhard is. Omdat de jonge planten niet aan uitlopers zitten, maar naast het<br />
hart van de moederplant ontstaan, is alleen het hanteren van het mes een mogelijkheid<br />
om een benaamde cultivar te behouden.<br />
Bijna alle wilde vormen van J. heuffelii<br />
zijn groen, soms grijs en zelden rood<br />
aangelopen, met en zonder donkere<br />
bladpunt. Kruising met andere soorten<br />
heeft geen rol gespeeld bij het ontstaan<br />
van anders gekleurde J. heuffelii. De enkele<br />
hybriden met de J. hirta groep zijn<br />
steriel. Kruisingen met Sempervivum<br />
blijken tot nu toe onmogelijk. De meeste<br />
J. heuffelii zijn onbehaard. Er worden<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 115
Afb. 1: Groene en behaarde Jovibarba heuffelii<br />
in het wild ook behaarde J. heuffelii gevonden<br />
(afb.1). Deze zijn echter gewoon<br />
groen. U begrijpt het al, weer werk aan<br />
de winkel. Tot nu toe waren alle cultivars<br />
namelijk onbehaard. Ik heb deze<br />
groene, behaarde plant met een rode<br />
J. heuffelii gekruist. De eerste generatie<br />
was slechts licht behaard, echter<br />
onverwachts ook nauwelijks gekleurd.<br />
Pas in latere generaties en door het gebruik<br />
van andere behaarde ouders lukte<br />
het me om gekleurde en harige cultivars<br />
te kweken. Ik had ze misschien<br />
terug kunnen kruisen met de behaarde<br />
ouder. Ik heb er echter voor gekozen<br />
om ze onderling te kruisen en zo de<br />
meest behaarde rode plant er uit te halen.<br />
Het selecteren op beharing is niet<br />
eenvoudig omdat de meeste J. heuffelii<br />
als jonge zaailing wel behaard zijn.<br />
Dat dit toch min of meer gelukt is blijkt<br />
uit afb. 2 en 3. Een tweede opgave was<br />
het behaard maken van een grijze plant.<br />
Dit bleek moeilijker omdat het lastig<br />
blijkt om een mooie grijze kleur te krijgen.<br />
Vaak komt er in de loop van de<br />
Afb. 2: Rode en behaarde Jovibarba heuffelii<br />
Afb. 3: Rode en behaarde Jovibarba heuffelii<br />
116<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
zomer een grauwbruine waas op (afb.<br />
4). Bovendien kleuren ze pas goed grijs<br />
als ze minstens twee jaar oud zijn. Je<br />
kunt dus niet zoals bij rode planten al<br />
bij de zaailingen selecteren. Dat vereist<br />
dus nog enig kruisingswerk. Overigens<br />
reageert de grijze kleur van een blad<br />
(de waslaag) verschillend bij verschillende<br />
soorten planten. Ik denk dat<br />
Sempervivum en Jovibarba en de meeste<br />
vetplanten mooier grijs kleuren als<br />
ze meer en langer in de zon staan. Dit<br />
in tegenstelling tot bijvoorbeeld grijze<br />
hosta’s. De grijze waslaag van hosta’s<br />
smelt weg in de zomerzon. Dit komt<br />
waarschijnlijk omdat de waslaag een andere<br />
samenstelling heeft dan die bij vetplanten.<br />
Het is echter te duur en te tijdrovend,<br />
als het al kan, om de genen<br />
voor de grijze kleur van Sempervivum<br />
naar Hosta over te brengen. U ziet, van<br />
verveling is nog geen sprake.<br />
Schubertlaan 196<br />
2324 EC Leiden<br />
Afb. 4: Min of meer grijze en behaarde Jovibarba heuffelii<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 117
De Amerikaans/Mexicaanse<br />
grens in El Paso, Texas<br />
een interview met Harald E. Grieb, medewerker van het United States<br />
Department of Agriculture<br />
Arjen den Boer<br />
Ik ken Harald van het forum van de website www.cactiguide.com. Naast een hele handige<br />
site voor informatie en identificatie van cactussen heeft deze site ook het vriendelijkste en<br />
meest behulpzame forum in de internationale cactuswereld.<br />
In sommige van zijn onderwerpen vertelde Harald dat hij voor het ‘Department of<br />
Agriculture’ in El Paso werkt. Het leek mij interessant om hem hierover te interviewen en<br />
gelukkig ging hij daarmee akkoord.<br />
Harald, hoe zou je je baan omschrijven?<br />
Ik ben in dienst van het ‘United States<br />
Department of Agriculture’ (USDA) en<br />
mijn voornaamste taak is het bestuderen<br />
van plantenmateriaal dat wordt aangeleverd<br />
door landbouwspecialisten die werken<br />
voor het ‘Department of Homeland<br />
Security’, afdeling douane- en grensbewaking,<br />
en landbouwinspectie. Deze<br />
collega’s worden door mijn entomologie-collega’s<br />
en mijzelf getraind om abnormaliteiten<br />
in de groei van planten te<br />
herkennen, zoals bladvlekken, stressverschijnselen<br />
e.d., evenals ziekten en<br />
vraatschade door insecten, mijten en<br />
slakken.<br />
Wij proberen vast te stellen of er inderdaad<br />
een ziekte of insect aanwezig is.<br />
Naast dat er van mij verwacht wordt<br />
om te werken met allerlei soorten planten<br />
en plantenziekten, onderzoek ik ook<br />
grond- en wortelmonsters op de aanwezigheid<br />
van nematoden (microscopische<br />
rondwormen, ook wel aaltjes genoemd)<br />
en ben tevens de botanicus bij<br />
de grensinvoer.<br />
118<br />
Mijn baan als botanicus draait vooral<br />
om de identificatie van zaden en vruchten,<br />
omdat er een aantal planten in andere<br />
landen voorkomt dat door de VS is<br />
aangewezen als ongewenst en daarom<br />
aangemerkt als ‘federaal onkruid’.<br />
In hoofdzaak draait mijn baan echter<br />
om de identificatie van allerlei kwalen in<br />
planten. Dat zijn vooral schimmelsoorten<br />
op allerlei soorten planten en plantendelen,<br />
waarvan meer dan 95% uit Mexico<br />
afkomstig is, en met nematode- en zaadidentificatie.<br />
Ik assisteer de grensbewaking<br />
en train ze in mijn vakgebied.<br />
Zij voorzien mij van onderschept plantmateriaal<br />
waarvan zij denken dat het<br />
geïnfecteerd of aangetast is en ik probeer<br />
te identificeren wat ze gevonden<br />
hebben.<br />
Voor materiaal dat ik niet zelf kan<br />
identificeren heb ik een ondersteunend<br />
netwerk, waarin deskundige mensen een<br />
uiteindelijke identificatie doen. Ik ontvang<br />
alleen eventuele smokkelplanten<br />
als de inspecteur in kwestie gelooft dat<br />
het om een CITES-gereguleerde plant<br />
gaat. Meestal is dat een cactus, maar<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 1: Grensovergang bij El Paso<br />
soms zijn het ook andere planten zoals<br />
orchideeën, euphorbia’s, agaven etc.<br />
Ik weet niet zeker welk percentage<br />
van deze planten in mijn kantoor terechtkomt<br />
maar ik moedig de grensbewaking<br />
aan om cactussen bij me<br />
te brengen wanneer ze die aantreffen,<br />
tenzij het gaat om grote zuilcactussen<br />
en veel voorkomende Opuntia- en<br />
Cylindropuntia-soorten.<br />
Zijn er veel mensen die proberen om cactussen<br />
en andere planten te smokkelen?<br />
In mijn 10 jaar ervaring, toen ik nog<br />
werkte als grensbeambte, kan ik niet<br />
zeggen dat er veel mensen planten<br />
“smokkelen”. Smokkelen staat tussen<br />
aanhalingstekens omdat ik getraind ben<br />
om een situatie alleen als poging tot<br />
smokkelen te zien wanneer de persoon<br />
in kwestie probeerde de controle of de<br />
grenspost te omzeilen, of antwoordde<br />
met “nee” op de vraag of hij/zij iets aan<br />
te geven had.<br />
In tegenstelling tot vliegtuigpassagiers<br />
worden de aangehouden personen bij<br />
een landsgrens persoonlijk gevraagd wat<br />
zij bij zich hebben. Die vraag wordt gesteld<br />
bij de grenspost en nog een keer<br />
wanneer het voertuig of de persoon<br />
wordt doorverwezen naar de secundaire<br />
post voor landbouwinspectie. Op<br />
die manier is de reiziger in de gelegenheid<br />
om zijn/haar verklaring aan te vullen.<br />
De meesten met mogelijk verboden<br />
waren in hun bezit maken gebruik van<br />
die gelegenheid. In zo’n geval worden<br />
de waren gewoon in beslag genomen<br />
en wordt het niet aangemerkt als een<br />
smokkelpoging.<br />
Worden overtreders, naast de inbeslagname<br />
van planten, nog op een andere wijze<br />
bestraft?<br />
Het antwoord daarop is “ja”, maar<br />
alleen als de beambte vaststelt dat<br />
er inderdaad sprake is van een<br />
smokkelpoging.<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 119
Toen ik in 1985 mijn carrière begon,<br />
waren de boetes niet erg hoog. Ze varieerden<br />
van $50 voor een verborgen<br />
object tot $10 voor een tot twee keer<br />
toe niet aangegeven object dat niet verborgen<br />
was. Recidivisten kregen de<br />
hoogst denkbare boete en die werd niet<br />
verlaagd.<br />
De beslissing of de boete al dan niet<br />
werd verlaagd, werd overgelaten aan de<br />
grensbeambte die de smokkelwaar had<br />
aangetroffen.<br />
Het bedrag van een “spot fine” (een<br />
boete die ter plekke of binnen 3 dagen<br />
betaald wordt) is in de loop der jaren<br />
enorm gestegen. Op dit moment is de<br />
boete voor het niet aangeven van een<br />
object zonder het te verbergen $300.<br />
Deze kan verlaagd worden naar $175<br />
voor een eerste overtreding. Voor voetgangers<br />
kan die zelfs verlaagd worden<br />
naar $75. In herhaling vervallende overtreders<br />
betalen altijd $300. Als de reiziger<br />
weigert om de boete te betalen, zal<br />
een administratieve rechter bepalen hoe<br />
die verhoogd wordt. Naar de rechtbank<br />
gaan kan echter een extra boete van<br />
$1000 met zich meebrengen en de gedaagde<br />
zal in de aangewezen rechtszaal<br />
moeten verschijnen die misschien niet in<br />
zijn/haar woonplaats is.<br />
Waar gaan in beslag genomen planten naar<br />
toe? Worden die teruggezet in de natuur of<br />
vernietigd?<br />
De in beslag genomen planten worden<br />
niet in de natuur teruggezet; tegenwoordig<br />
wordt het grootste deel vernietigd.<br />
Er zijn verschillende factoren die bepalen<br />
hoe een plant eindigt. De belangrijkste<br />
ligt bij de beambte die ze<br />
in beslag neemt. De titel van deze beambten<br />
is nu ‘landbouwspecialist’. Zij<br />
maken deel uit van het ‘Department<br />
of Homeland Security, Customs and<br />
Border Protection’. Sommige van deze<br />
beambten zullen mij planten sturen terwijl<br />
anderen die zullen vernietigen zonder<br />
mij op de hoogte te stellen. Ik train<br />
120<br />
deze beambten wel om plantenziekten,<br />
onkruidzaden en CITES-planten<br />
te herkennen. Omdat El Paso in de<br />
Chihuahua-woestijn ligt, zien we vooral<br />
CITES-gereguleerde cactussen.<br />
De landbouwspecialist wordt geleerd<br />
om eerst alle planten te onderzoeken op<br />
ziekten en ongedierte. Wanneer de planten<br />
in mijn kantoor terechtkomen, kijk ik<br />
ze goed na om er zeker van te zijn dat<br />
er tijdens de eerste inspectie niets over<br />
het hoofd is gezien. Ik controleer ook de<br />
wortels om mogelijke aanwezigheid van<br />
nematoden te ontdekken. Als de planten<br />
gezond zijn verklaard, probeer ik ze op<br />
soort en CITES-status te identificeren.<br />
Bij een CITES I-plant vul ik een formulier<br />
in voor plaatsing in een ‘plant rescue<br />
center’ (PRC). Deze aanvraag eindigt<br />
meestal bij de ‘U.S. Fish and Wildlife<br />
Service’ (FWS). FWS biedt de planten<br />
dan aan de Mexicaanse autoriteiten aan,<br />
die, wanneer het geaccepteerd wordt, iemand<br />
van PROFEPA (de CITES-arm van<br />
de Mexicaanse overheid) moeten sturen<br />
om de planten bij mijn kantoor op<br />
te halen, of om ze op hun kosten naar<br />
Mexico te laten sturen.<br />
Als de planten teruggestuurd worden<br />
naar Mexico, worden die voorzien van<br />
een CITES re-export certificaat, verstrekt<br />
door de FWS. Deze situatie is in<br />
mijn loopbaan van meer dan 20 jaar<br />
bij het USDA pas één keer voorgekomen.<br />
Die keer arriveerde er een reiziger<br />
met 3 koffers vol hoofdzakelijk<br />
CITES II-cactussen. Een pick-up van de<br />
Mexicaanse overheid heeft de planten<br />
mee teruggenomen naar onze zusterstad<br />
Ciudad Juarez. Waarschijnlijk zijn<br />
ze daar terechtgekomen in een botanische<br />
tuin, een arboretum of een zoölogische<br />
tuin.<br />
Meestal weigert Mexico om de planten<br />
terug te nemen, waarschijnlijk vanwege<br />
de kosten, of omdat het de moeite niet<br />
loont. Als Mexico de CITES I-planten<br />
niet terug wil, wijst de FWS een PRC aan<br />
waar ik de planten naar toe kan sturen.<br />
Er zijn op dit moment 83 PRC’s in<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 2: Ariocarpus fissuratus<br />
Afb. 3: Coryphantha cornifera<br />
Afb. 4: Echinocereus fendleri<br />
Afb. 5: Escobaria tuberculosa<br />
Afb. 6: Ferocactus hystrix<br />
Afb. 7: Mammillaria gummifera<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 121
continentaal Amerika en Hawaï, waarvan<br />
er 49 cactussen en succulenten<br />
accepteren. Aan die PRC’s zullen ze<br />
waarschijnlijk als eerste aangeboden<br />
worden. De planten blijven bezit van de<br />
Amerikaanse overheid, maar de zaden<br />
en stekken zijn van het PRC in kwestie.<br />
Bij een vergadering over CITESregelgeving<br />
in maart 2007 is aan de<br />
USDA-werknemers met CITES-taken<br />
verteld, dat de PRC’s te vol raakten met<br />
CITES II-planten en dat we daarvoor dus<br />
geen plaatsing meer mogen aanvragen.<br />
In plaats daarvan moeten de planten<br />
vernietigd worden. Als gevolg daarvan<br />
heb ik al jaren geen verzoek tot PRC<br />
plaatsing meer ingevuld; we hebben<br />
maar zelden CITES I-planten die in beslag<br />
genomen worden in El Paso.<br />
Werk je samen met de Mexicaanse autoriteiten?<br />
Zijn er mensen aan de andere kant van<br />
de grens die hetzelfde werk doen?<br />
Ja, we werken indirect samen met<br />
onze Mexicaanse collega’s, maar alleen<br />
in samenwerking met de FWS. Er<br />
zijn ook mensen daar die hetzelfde werk<br />
doen. Een aantal jaren geleden werd ik<br />
geïnterviewd door een Mexicaanse TVzender<br />
over cactussmokkel. Ik weet echter<br />
niet of dat ook uitgezonden is.<br />
Ook ben ik een tijd later met een<br />
USDA-collega, die belast is met smokkel-<br />
en handelszaken, naar een onderwijsinstituut<br />
in Ciudad Juarez geweest,<br />
waar we een powerpoint-presentatie<br />
over CITES-regelgeving hebben gegeven,<br />
en vragen van studenten hebben<br />
beantwoord.<br />
We hebben ook bezoek gehad van<br />
een CITES-geaffilieerde groep die het<br />
“Traffic”-magazine samenstelt. Ook zij<br />
wilden weten wat voor CITES-planten<br />
wij hier aantreffen.<br />
Zijn er bepaalde soorten planten die veel<br />
gesmokkeld worden?<br />
Zoals eerder gezegd, geven we reizigers<br />
122<br />
twee kansen om waren in hun bezit<br />
aan te geven. De meesten zijn verstandig<br />
genoeg om eerlijk te zijn, nadat ze<br />
zijn doorverwezen naar de tweede controlepost<br />
en wel doorhebben dat hun<br />
voertuig grondig doorzocht zal gaan<br />
worden. Het gevolg is dat ze alleen de<br />
waren kwijtraken en geen boete betalen<br />
voor smokkel. De in beslag genomen<br />
planten vallen onder allerlei geslachten<br />
en soorten, van fruitbomen en kamerplanten<br />
tot allerlei in het wild verzamelde<br />
planten, inclusief cactussen. Meestal<br />
is het maar een handvol planten die<br />
per bus, auto of wandelaar wordt aangetroffen.<br />
Cactussen die over de grens<br />
mee werden genomen waren vooral bedoeld<br />
als tuinplanten (Echinocereus<br />
spp., Mammillaria spp., Coryphantha<br />
spp., Echinocactus spp., Escobaria<br />
spp., Ferocactus spp., Stenocereus spp.,<br />
etc., zie foto’s). Sommige planten worden<br />
meegenomen als voedsel (Opuntia<br />
spp., Peniocereus greggii, etc.), en sommige<br />
voor waarschijnlijk medicinale<br />
doeleinden (Pachycereus, Stenocereus,<br />
Echinocactus horizonthalonius). Ik neem<br />
aan dat ze bedoeld waren voor medicinaal<br />
gebruik, omdat ze vaak in plakken<br />
gesneden aankomen, en in het geval<br />
van Echinocactus horizonthalonius ontdaan<br />
van doorns.<br />
Peniocereus greggii, de “koningin van<br />
de nacht”, zien we altijd in de vorm van<br />
haar knolachtige wortels, die geconsumeerd<br />
worden door indianenstammen in<br />
het zuidwesten van de V.S. De leden van<br />
jonge opuntia-soorten (nopales) worden<br />
ook gegeten door Mexicanen en een<br />
toenemend deel van de Amerikaanse<br />
bevolking. Er wordt gezegd dat ze<br />
bloedsuikerverlagend werken bij diabetici<br />
en mensen die zich zorgen maken<br />
over hun suikerwaarden. De vruchten<br />
(tunas) worden ook veel geïmporteerd<br />
en als voedsel gebruikt.<br />
Waar andere cactussen niet zonder<br />
documentatie het land in mogen<br />
(CITES- en plantgezondheidsverklaringen),<br />
mogen Opuntia-vruchten en jonge<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
cladodes (schijven) vrij geïmporteerd<br />
worden. De CITES-reglementen gelden<br />
niet voor deze planten, tenzij de inspecteur<br />
denkt dat ze met een ander doel<br />
dan consumptie ingevoerd worden.<br />
Hoe kijk je aan tegen zgn. “rescue plants”?<br />
Ik ben een groot voorstander van het<br />
redden van lokale planten waarvan het<br />
bestaan bedreigd wordt door bouwactiviteiten.<br />
Onze lokale cactusvereniging<br />
staat in contact met projectontwikkelaars<br />
en wordt vaak op de hoogte gesteld<br />
wanneer er ergens gebouwd gaat<br />
worden. Vaak krijgen we dan toestemming<br />
van de landeigenaar om daar zo<br />
veel mogelijk planten te redden voordat<br />
de machines komen en alles platwalsen.<br />
Op onze laatste bijeenkomst werd aangekondigd<br />
dat een lokale steengroeve<br />
wil gaan uitbreiden met 324 hectare. Er<br />
zijn een ontelbaar aantal cactussen aanwezig<br />
in dat gebied die allemaal vernietigd<br />
zouden worden als wij en gelijkgestemde<br />
organisaties niet kwamen om ze<br />
te verplaatsen. Onze enige hoop is dat<br />
in eerste instantie maar een deel gebruikt<br />
zal gaan worden, want het gebied<br />
is veel te groot om alles in een keer te<br />
verzamelen en verplaatsen. Daarvoor<br />
hebben we te weinig vrijwilligers. Ik zie<br />
deze reddingsoperaties als een manier<br />
om niet alleen de lokale cactussen te<br />
redden, maar ook om zoveel mogelijk<br />
van de genetische variatie in stand te<br />
houden. Gekweekte cactussen worden<br />
weliswaar in grote aantallen geproduceerd<br />
maar zijn vaak afkomstig van een<br />
klein aantal moederplanten. Als lid van<br />
onze vereniging ben ik in de gelegenheid<br />
om geredde planten te adopteren,<br />
maar dat is zeer beperkt vanwege ruimtegebrek.<br />
Geredde planten worden ook<br />
wel weggegeven aan niet-leden die onze<br />
bijeenkomsten bezoeken. We hebben<br />
ook cactustuinen beplant bij het “Texas<br />
A&M Experiment Station” in onze stad<br />
en een herdenkingstuin voor bewoners<br />
van El Paso, inclusief overledenen,<br />
die onze doelen ondersteund hebben,<br />
en op het terrein van een tehuis voor<br />
probleemjongeren.<br />
Ben je weleens een ziekte of plaag tegengekomen<br />
waarvoor vanwege het verspreidingsrisico<br />
extra maatregelen getroffen moesten<br />
worden?<br />
Het antwoord daarop is “ja”, maar de<br />
ziekten werden niet op cactussen aangetroffen,<br />
maar op snijbloemen. In april<br />
1993 kwam de eerste lading chrysanten<br />
binnen waarop witte roest (Puccinia horiana)<br />
werd aangetroffen, vanuit Mexico.<br />
Dit resulteerde in een quarantaine op dit<br />
product.<br />
Tevens waren wij in september 2004<br />
de eersten die een lading gladiolen binnenkregen<br />
met de roestvorm Uromyces<br />
transversalis. Ook hier werd een quarantaine<br />
ingesteld.<br />
Beide gevallen hebben een grote impact<br />
gehad op de Mexicaanse export<br />
van snijbloemen.<br />
Wat is het vreemdste dat je ooit bent tegen<br />
gekomen?<br />
De vreemdste dingen die ik tegenkom<br />
hebben weliswaar met smokkel te<br />
maken, maar niet met die van planten.<br />
Deze gevallen hebben te maken met<br />
drugs- en mensensmokkel. Van het laatste<br />
komen twee voorvallen in me op.<br />
Een keer werd een jongedame doorverwezen<br />
naar de secundaire controlepost,<br />
en toen haar gevraagd werd haar<br />
kofferbak te openen, aarzelde ze. Ik<br />
drong aan, en toen ik de kofferbak inspecteerde<br />
zat er een glimlachende jongeman<br />
in, waarschijnlijk haar vriendje.<br />
Een andere keer liet ik de bestuurder<br />
van een pick-up uitstappen zodat ik het<br />
voertuig kon inspecteren. Ik keek onder<br />
de stoel en wilde er toen achter gaan<br />
kijken. Er lagen wat kleren en een paar<br />
mannenlaarzen. Toen ik die aan de kant<br />
wilde schuiven, kwam ik erachter dat ze<br />
aan de benen van een man vastzaten.<br />
Het was waarschijnlijk een familielid van<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 123
de bestuurder en ze waren op weg naar<br />
Canada.<br />
Wat ik echter het meeste aantref zijn<br />
mensen die proberen verboden voedselwaren<br />
te smokkelen. Ik liet een keer<br />
een voertuig stoppen voor inspectie<br />
en vroeg iedereen om uit te stappen.<br />
Iedereen stapte uit behalve een oudere<br />
dame. Haar familie zei dat ze niet kon<br />
uitstappen omdat ze oud was en zich<br />
bijna niet kon bewegen. Ik zei tegen<br />
haar dat ze toch uit moest stappen, met<br />
het argument dat ze ook was ingestapt<br />
en aan het einde van de reis er ook uit<br />
zou moeten. Toen ze er eindelijk uitkwam,<br />
ontdekte ik dat ze op een bologna-<br />
en chorizoworst had gezeten, beide<br />
gemaakt met verboden varkensvlees.<br />
Voedsel wordt ook vaak gesmokkeld<br />
in handtasjes omdat vrouwen denken<br />
dat het niet netjes van me zou zijn om<br />
daar in te kijken. Meestal ging het dan<br />
om een stuk fruit of een vleesproduct.<br />
Soms voelde ik gewoon aan de buitenkant<br />
van zo’n tasje en kneep een beetje<br />
om een idee te krijgen wat er in zat.<br />
Gelukkig voor een van deze vrouwen<br />
deed ik dat niet want zij vervoerde rauwe<br />
eieren in haar tasje.<br />
Ik herinner me ook een keer een<br />
vrouw die twee ‘conures’ (kleine papegaaien)<br />
in haar tasje vervoerde. Ze<br />
mocht haar portemonnee houden maar<br />
het tasje werd vernietigd; de vogels hadden<br />
hun ontlasting niet weten op te<br />
houden! Deze handelwijze was noodzakelijk<br />
gezien het risico op Psittacosis<br />
(papegaaienkoorts), Newcastle-ziekte of<br />
vogelgriep.<br />
We hebben allemaal wel eens verhalen gehoord<br />
over de cactusmot. Ik hoorde geruchten<br />
dat die aanwezig zou zijn in Mexico. Is<br />
het moeilijk om verspreiding naar de V.S. tegen<br />
te gaan?<br />
Meestal wanneer de term ‘cactusmot’<br />
valt wordt het insect Cactoblastis cactorum<br />
bedoeld. De larven daarvan hebben<br />
een helder oranje huid met zwarte stippen.<br />
Dit insect is succesvol toegepast<br />
124<br />
tegen woekerende opuntia’s in Australië.<br />
Een aantal maanden geleden heb<br />
ik een presentatie over ziekten en plagen<br />
gegeven. Op dat moment was de<br />
mot niet aanwezig in Mexico. Tot dan<br />
toe had ze slechts een eilandengroep<br />
in de buurt van de Mexicaanse kust bereikt,<br />
waar ze door de overheid werd<br />
uitgeroeid.<br />
Hier in de V.S. zijn er daarentegen gebieden<br />
langs de Golf van Mexico waar<br />
dit zeer destructieve insect is aangetroffen.<br />
De USDA heeft geld beschikbaar<br />
gesteld om onderzoek te doen en waar<br />
mogelijk de opmars van dit insect tegen<br />
te gaan. De cactusmot vreet alleen aan<br />
opuntia’s en misschien ook aan cylindropuntia’s.<br />
Mexico maakt zich ernstige<br />
zorgen over deze dreiging omdat leden<br />
en vruchten van Opuntia-soorten daar<br />
een algemene voedselbron zijn en veel<br />
mensen werkzaam zijn in die sector.<br />
Ook de cochenilleluis, gebruikt voor<br />
de productie van rode kleurstoffen in<br />
cosmetica en voedsel, heeft Opuntiasoorten<br />
als gastheer nodig.<br />
Ik heb gehoord dat het tegenwoordig moeilijk<br />
is om aan plantenmateriaal, zelfs zaden,<br />
uit Mexico te komen vanwege de<br />
Mexicaanse wet. Zijn er mensen voor wie<br />
een uitzondering op die regels wordt gemaakt<br />
?<br />
De uitvoer van planten, met name<br />
CITES-gereguleerd, vanuit Mexico is inderdaad<br />
een stuk moeilijker geworden.<br />
Zowel Mexico als de V.S. hebben de<br />
regelgeving en naleving daarvan op<br />
dit gebied verzwaard, en hebben meer<br />
voorwaarden gecreëerd waar een exporteur<br />
aan moet voldoen. Een paar jaar<br />
geleden hebben Mexicaanse CITESvertegenwoordigers<br />
een verzoek gedaan<br />
aan de wereldwijde CITES-autoriteit om<br />
ook hun CITES II-zaden te laten beschermen<br />
door regelgeving.<br />
Normaal gesproken vallen alle zaden<br />
van CITES II-planten buiten de reglementen<br />
en kunnen deze vrij verhandeld<br />
worden over internationale grenzen.<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Op een bijeenkomst is het Mexicaanse<br />
verzoek ingewilligd, waardoor het een<br />
stuk ingewikkelder is geworden om zaden<br />
vanuit Mexico uit te voeren. Wellicht<br />
is deze stap door Mexico genomen<br />
omdat mensen uit andere landen het<br />
Mexicaanse landschap verlieten met<br />
grote hoeveelheden cactuszaden, inclusief<br />
die van CITES I-soorten.<br />
Ik kan me een geval herinneren waarbij<br />
een aantal verzamelaars uit Tsjechië<br />
dozen vol cactuszaden meenamen over<br />
de grens. Ik heb de lijst met genoemde<br />
planten gecontroleerd naast de CITESstatus<br />
van de bewuste planten en de<br />
hele lijst was CITES II. De zaden waren<br />
daarom niet CITES-gereguleerd en<br />
ik heb de vracht vrijgegeven. Vanuit alle<br />
andere landen mogen CITES II-planten<br />
en zaden nog steeds vrij verhandeld<br />
worden.<br />
Toen ik een steekproef van het door<br />
de Tsjechen verzameld materiaal, bestaande<br />
uit een aantal zaden die ik had<br />
gehouden voor referentie, naar onze regionale<br />
botanicus stuurde voor onderzoek,<br />
informeerde hij me dat de naam<br />
bij de zaden niet klopte en dat het<br />
CITES I-planten betrof waarvoor documentatie<br />
vereist was. Enige tijd later<br />
las ik in het tijdschrift ‘Traffic’, dat over<br />
CITES-zaken gaat, dat twee mannen<br />
met dezelfde namen waren aangehouden<br />
in Mexico bij het illegaal verzamelen<br />
van cactussen in het wild. Ook zag<br />
ik rond die tijd een korte notitie waarin<br />
stond dat zaden van de recent ontdekte<br />
Mexicaanse cactus Aztekium hintonii in<br />
Europa verkocht werden voor ongeveer<br />
$7,50 per zaadje.<br />
Wanneer je zou proberen om<br />
Mexicaanse zaden of planten in te voeren,<br />
zouden de inspecteurs de CITESafspraken<br />
met Mexico handhaven. Je<br />
zou dus een CITES-exportvergunning<br />
moeten hebben en een gezondheidsverklaring,<br />
beide verstrekt door een<br />
Mexicaanse overheidsbeambte.<br />
Ik heb gehoord van een voormalige<br />
medewerker van een kleinschalige<br />
Afb. 8: Myrtillocactus geometrizans<br />
Afb. 9: Opuntia orbiculata<br />
Afb. 10: Pachycereus marginatus<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 125
cactuskwekerij, die jaren geleden CITES<br />
II-cactussen had geïmporteerd, dat het<br />
lastig is om iemand te vinden die je die<br />
papieren verstrekt. De bewuste kwekerij<br />
importeert niet langer vanuit Mexico.<br />
Voor een grote kwekerij is het wellicht<br />
makkelijker; ik heb gehoord dat het zelfs<br />
mogelijk is om aan CITES I-planten te<br />
komen als je maar de benodigde papieren<br />
kunt verkrijgen. Als de planten<br />
in Mexico blijven, zijn ze daar makkelijk<br />
aan te schaffen en zijn er geen papieren<br />
nodig.<br />
Je vertelde dat je douanebeambten traint.<br />
Wat leer je ze?<br />
Ik train de landbouwspecialisten in de<br />
beginselen van de botanie (vooral zaadherkenning)<br />
met het gebruik van eenvoudige<br />
hulpmiddelen als zeven, verlichte<br />
vergrootglazen etc., hoe ze de<br />
zaden schoon moeten maken en ze<br />
vervolgens naar mij te sturen voor determinatie.<br />
Ook laat ik ze zien welke<br />
CITES-gereguleerde planten ze kunnen<br />
aantreffen in hun werk, inclusief<br />
de knolachtige wortel van Peniocereus<br />
greggii. Ze krijgen ook een overzicht van<br />
Afb. 11: Wortels van Peniocereus greggii, de meetlat<br />
geeft de grootte in inches (ca. 2,5 cm) aan. De<br />
grootste wortel weegt waarschijnlijk meer dan<br />
4,5 kg, maar ik las ergens dat de wortel tot 27<br />
kg zwaar kan worden<br />
126<br />
de kenmerken van orchideeën, aloë’s en<br />
agaven. Ik laat ze veel symptomen en<br />
tekenen die wijzen op schimmelinfectie<br />
zien bij verschillende soorten planten,<br />
inclusief snijbloemen uit Mexico. Ook<br />
hier wordt ze geleerd om het materiaal<br />
en de meest voorkomende schimmels<br />
te herkennen en die vervolgens voor determinatie<br />
naar mij te sturen, of wanneer<br />
ik dat niet kan naar de nationale plantenpatholoog<br />
(mycoloog). Omdat nematoden<br />
traditioneel in de categorie plantenziekten<br />
werden geplaatst, geef ik de<br />
landbouwspecialisten ook een korte training<br />
over dit ongedierte. We richten ons<br />
vooral op de soorten die wortelsystemen<br />
van planten aanvallen, en de beambten<br />
sturen dan ook een handvol aarde uit<br />
de rhizosfeer van ziek uitziende planten<br />
mee voor nematoden-analyse.<br />
Een ander onderdeel van de training<br />
richt zich op digitale fotografie. Ik ben<br />
niet alleen verantwoordelijk voor de drie<br />
grensposten in El Paso, maar ook voor<br />
verder weg gelegen plaatsen als Presidio<br />
in Texas en de stad Albuquerque in New<br />
Mexico. Omdat er daar niemand ter<br />
plaatse is om te identificeren en te determineren,<br />
zijn medewerkers daar voorzien<br />
van Leica prepareermicroscopen<br />
met ingebouwde camera. Zo kunnen de<br />
beambten daar alles van enig belang fotograferen<br />
en naar mij sturen voor analyse.<br />
Voordat die apparatuur was aangeschaft,<br />
moesten monsters ‘s nachts<br />
verstuurd worden via UPS, FedEX etc.<br />
De lading moest dan wachten tot wij ze<br />
geïnspecteerd hadden.<br />
Ook wij maken gebruik van dezelfde<br />
apparatuur zodat ik zaken die ik niet<br />
kan identificeren snel naar experts kan<br />
doorsturen. Het grootste deel van de tijd<br />
kunnen identificaties gemaakt worden<br />
op basis van digitale afbeeldingen, dat<br />
scheelt veel tijd en geld.<br />
Foto’s van Harald E. Grieb, USDA-APHIS-PPQ.<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
OP DE VINDPLAATSEN VAN<br />
COPIAPOA KRAINZIANA EN<br />
COPIAPOA SCOPULINA<br />
Bart Hensel<br />
Copiapoa krainziana is met zijn witte bedoorning een van de mooiste copiapoa´s. Die witte<br />
bedoorning kan in de vorm van beharing, maar ook als echte doorns voorkomen.<br />
Voor vele Chili-gangers,<br />
ook uit ons land, is de<br />
Quebrada San Ramón ten<br />
noorden van Taltal de bekende<br />
vindplaats van<br />
Copiapoa krainziana. De<br />
Quebrada San Ramón is<br />
door zijn nauwe ingang alleen<br />
te voet te verkennen.<br />
De Quebrada loopt vanaf<br />
de zee naar het oosten het<br />
land in en de bodem stijgt<br />
maar langzaam. Vanaf de ingang<br />
is het ongeveer drie<br />
kwartier lopen tot de eerste<br />
krainziana´s verschijnen.<br />
Dat zijn echter krainziana´s,<br />
die niet zuiver witte haren<br />
hebben, maar mengvormen<br />
met de ook aanwezige<br />
C. cinerea- en C. haseltoniana-<br />
vormen. Deze locatie<br />
zou je een soort melting pot<br />
kunnen noemen, want hier<br />
groeien allerlei tussenvormen.<br />
Verder de Quebrada in<br />
lopend, kom je wel de wittere<br />
krainziana-vormen tegen,<br />
veelal tegen de rotswanden<br />
groeiend.<br />
In 2007, tijdens een bezoek<br />
aan Chili met Rudolf<br />
Schultz, Paul Klaassen uit<br />
Engeland (als organisator<br />
van de vijfde Copiapoatlon)<br />
en anderen maakten we<br />
Afb. 1: C. scopulina bloeiend op 600 meter hoogte<br />
(december 2012)<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 127
Afb. 2: Twee extreme C. scopulina-vormen<br />
Afb. 3: C. scopulina-vormen<br />
128<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 4: C. scopulina-vormen met de voorkeur van de fotograaf op de voorgrond<br />
Afb. 5: Zaailingen links C. krainziana, afkomstig uit de Quebrada San Ramón, gezaaid in 2007<br />
Zaailing rechts C. scopulina, afkomstig uit de Quebrada San Ramón, gezaaid in 2005<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 129
Afb. 6: Zaailingen, op de voorgrond C. krainziana en<br />
op de achtergrond C. scopulina<br />
Afb. 7: Na afloop van een mooie dag nemen wij een<br />
drankje terwijl de vanuit zee binnendrijvende<br />
wolken onze krainziana´s van vocht voorzien<br />
echtgenote, bijna elk jaar wel 1 of 2<br />
bezoeken aan deze locatie gebracht.<br />
Het vergt een klim van 600 meter<br />
en het nodige zweet, maar het resultaat<br />
maakt het alle moeite waard.<br />
Terug in Nederland vroeg ik mij af<br />
of de scopulina-populatie een aparte<br />
populatie is of overgaat in de daar in<br />
de buurt voorkomende krainzianapopulatie.<br />
Rob Bregman heeft mij<br />
toen geadviseerd waar naar te kijken<br />
om uit te maken of C. krainziana<br />
en C. scopulina aparte variëteiten<br />
zijn. Daartoe hebben we verscheidene<br />
keren de hellingen doorkruist van<br />
boven naar beneden en van zuid<br />
naar noord. De aanvankelijke indruk,<br />
dat de scopulina´s ergens stopten<br />
en er daarna alleen maar echte witte<br />
krainziana´s zouden groeien, bleek<br />
niet juist. Afgelopen december heb<br />
ik geconcludeerd dat de populaties<br />
in elkaar overlopen en dat op 600<br />
meter hoogte de donkere planten<br />
met grijze doorns ruimschoots de<br />
overhand hebben en lager, op 400<br />
m hoogte de wittere krainziana´s.<br />
Er zijn mij nog twee locaties bekend,<br />
waar C. krainziana voorkomt.<br />
Tegen de helling van de Cerro<br />
Perales op circa 800 meter en verder<br />
de Quebrada San Ramón in op<br />
circa 700 meter hoogte. Op deze<br />
beide locaties heb ik geen scopulina-vormen<br />
gezien. De conclusie is<br />
dan ook gerechtvaardigd dat C. scopulina<br />
slechts een vorm is van C.<br />
krainziana en geen variëteit.<br />
vanuit de Quebrada San Ramón een wandeltocht<br />
een zijdal in naar het noorden. Het<br />
doel was een bezoek aan de vindplaats<br />
van C. montana, die op circa 700 m hoogte<br />
voorkomt groeiend tussen grote groepen<br />
Euphorbia lactiflua. Tijdens deze tocht vonden<br />
we op de terugweg een grote populatie<br />
van C. scopulina. Het gaat om een gebied<br />
van zo’n 20 hectare met duizenden planten.<br />
In de jaren daarna heb ik, samen met mijn<br />
130<br />
Foto’s van de schrijver<br />
Spoorlaan 29<br />
3645 EK Vinkeveen<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Notocactus haselbergii<br />
Norbert Gerloff<br />
De onjuiste foto bij het stukje over Brasilicactus haselbergii in Succulenta <strong>2013</strong>, nr. 1 heeft<br />
mij ertoe aangezet een klein artikel te schrijven over de notocactussen van het ondergeslacht<br />
Brasilicactus.<br />
Allereerst afbeelding 1 van de echte<br />
Notocactus haselbergii (Haage ex<br />
Rümpler) Berger ex Krainz met zijn typische<br />
rode bloemen. Deze planten komen<br />
voor in het zuiden van Brazilië op<br />
de steile hellingen boven de rivieren in<br />
de Apparados da Serra en op de bergen<br />
in het Taquari-dal. De betreffende<br />
foto is gemaakt door Gilberto Coster<br />
in het Parque da Ferradura, Canela.<br />
N. haselbergii is hier in de minderheid<br />
ten opzichte van N. leninghausii. Ze<br />
groeien hier op steile rotswanden en<br />
kunnen alleen met een teleobjectief gefotografeerd<br />
worden.<br />
Helaas vinden ook de wandelaars aldaar<br />
de planten zeer interessant. De bewoners<br />
in de buurt van Tabai hebben<br />
honderden planten met lange stokken<br />
van de wand gestoten en verkocht aan<br />
tuincentra. Slechts een klein deel van<br />
deze planten heeft dit overleefd. Op de<br />
rotswand kan men thans nog slechts een<br />
enkel exemplaar vinden.<br />
Verder naar het noorden in het kustgebergte<br />
vindt men de met N. haselbergii<br />
Afb. 1: N. haselbergii bij Canela<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 131
Afb. 2: Cultuurplanten van N. haselbergii afkomstig van<br />
Tabai<br />
Afb.3: Beeld thans op de groeiplaats bij Tabai<br />
Afb. 4: En zo was het eens bij Tabai<br />
Afb. 5: N. graessneri (de gele bloemvorm) en<br />
N. haselbergii<br />
Afb. 6: N. graessneri bij Fortaleza<br />
Afb. 7: N. graessneri bij Fortaleza met de typische<br />
groene bloem<br />
132<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 8: N. graessneri fa. microdasys<br />
Foto’s van de schrijver<br />
verwante N. graessneri (K. Schumann)<br />
Berger ex Krainz. Hij komt voor op vele<br />
kleine rotsen in het kustgebergte bij<br />
steden zoals Cambara, Jaquirana en<br />
Vacaria tot in de staat Santa Catarina.<br />
De twee afgebeelde foto’s zijn gemaakt<br />
nabij de Canon Fortaleza. De schedel<br />
van de planten richt zich naar het licht.<br />
De bloemen zijn zygomorf en langer<br />
dan breed. De kleur van de bloemen is<br />
groen, maar soms ook wel geelachtig<br />
groen.<br />
In cultuur bestaan ook selecties met<br />
zuiver gele bloemen. Ook is een doornloze<br />
vorm beschreven als N. graessneri<br />
fa. microdasys P. Braun; deze vorm is<br />
ontstaan door vegetatieve vermeerdering<br />
van een bij Jaquirana gevonden plant.<br />
Helaas worden de geslachtsorganen van<br />
de bloemen niet rijp. In de natuur zijn<br />
verder geen planten met gereduceerde<br />
doorns gevonden.<br />
Beide brasilicactussen zijn gemakkelijk<br />
in de cultuur. Op de natuurlijke vindplaatsen<br />
komt vaak urenlange vorst voor<br />
en ’s morgens vroeg vochtbrengende<br />
nevels. Ze verdragen een droge hitte<br />
slecht.<br />
ngerloff@aol.com<br />
Brandenburger Strasse 49<br />
D 71640 Ludwigsburg<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 133
IN THE PICTURE<br />
Groeizame bonsai<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Verleden jaar vond ik een caudexvormende plant, die mij wel aansprak vanwege zijn potentie<br />
om onder mijn hoede een mooie bonsai te worden. Caudexen kunnen de meest wonderlijke<br />
vormen aannemen en ik was vol goede moed.<br />
Een geschikt bakje was snel gevonden<br />
en met enig snijwerk aan de wortels die<br />
lange tijd in een grote pot hadden vertoefd,<br />
paste alles naar wens.<br />
Nu is het zo dat normaliter een bonsai<br />
sterk moet worden getrimd om er<br />
een goede vorm aan te geven of die te<br />
onderhouden. Deze caudexvormende<br />
plant, een Kedrostis capensis, uit de familie<br />
der Cucurbitaceae (pompoenen),<br />
kan heel groot worden en dan bedoel<br />
ik echt heel groot. Knollen van 25-35<br />
kilo zijn in de Afrikaanse savanne geen<br />
uitzondering. Je ziet ze in de natuur<br />
niet, want de plant zit diep weggedoken<br />
onder de grond en alleen de dunne<br />
ranken komen in de vochtige periode<br />
tevoorschijn.<br />
Bij het oppotten waren er maar weinig<br />
ranken aanwezig. Na een paar maanden<br />
veranderde het uiterlijk van de plant<br />
aanzienlijk. Was eerst de knol prominent<br />
in beeld, al snel begonnen de dunne<br />
ranken uit te lopen. Lange slingerende<br />
Afb. 1: Kedostris capensis opgepot<br />
134<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
takjes met mini-hechtranken<br />
zoals die bij erwtenplanten,<br />
passiebloemen en druiven<br />
zochten overal naar houvast.<br />
Dan ontstaat het dilemma.<br />
Om de knol te laten groeien<br />
is het niet verantwoord om<br />
steeds alle ranken op een<br />
paar centimeter kort te knippen.<br />
Tevens is met die dunne<br />
sprieten niet te verwachten<br />
dat daar Jugendstil-achtige<br />
mooie vormen gaan ontstaan.<br />
Als de plant het naar<br />
zijn zin heeft overwoekert hij<br />
al het omringende meubilair<br />
en tegelijk wordt de knol<br />
onzichtbaar.<br />
Respect voor de natuur<br />
heeft bij mij de overhand gekregen.<br />
Deze plant laat zich<br />
niet eenvoudig dwingen. In<br />
plaats van een gedresseerde<br />
bonsai is het nu een sieraad<br />
in de kamer, die deze<br />
geste beantwoorde met piepkleine<br />
gele bloempjes. Ze lijken<br />
wat op kleine courgettebloemen.<br />
Als de kedrostis nu<br />
zelffertiel is (kon ik nergens<br />
vinden), kan ik er leuke kleine<br />
gelige pompoentjes aan<br />
verwachten. Voor een bonsai<br />
ga ik wel op zoek naar een<br />
Adenium obesum.<br />
Afb.2: De kedostris houdt zich niet aan de afspraak om een<br />
bonsai te vormen<br />
Koperwieklaan 19<br />
2261CL Leidschendam<br />
Afb. 3: Een miniem bloempje tussen het loof<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 135
ONVERWACHTE ONTDEKKING IN<br />
SINGAPORE<br />
Richard de Bruijn<br />
Als men aan mij vroeg: “Waar zou je nog eens naar toe willen op de wereld?”, dan was<br />
Singapore waarschijnlijk geëindigd op de 300-ste plaats. Maar ja, als je dochter daar drie<br />
jaar gaat wonen en werken, dan wordt het ineens anders.<br />
We zijn er nu al twee keer geweest en<br />
dit voorjaar voor de derde keer. En dat<br />
zal ook niet de laatste keer zijn. Mijn<br />
beeld van Singapore was totaal verkeerd.<br />
Ik dacht aan een wereldstad met<br />
hoge gebouwen, veel auto’s, vervuiling,<br />
etc. Dat is dus niet zo. Het is een prachtige<br />
stad, ja ook met hoge gebouwen,<br />
maar met heel veel groen en schoon!<br />
Je kunt het je eigenlijk niet voorstellen.<br />
Schitterende tropische begroeiing met<br />
enorme bomen waarin tropische vogels<br />
heen en weer vliegen. In de winkels mag<br />
geen kauwgom verkocht worden! Geen<br />
zwerfvuil op straat. Nergens graffiti op<br />
gebouwen. En je kunt tot ’s avonds laat<br />
veilig over straat lopen.<br />
De regelgeving is wel streng: kinderen<br />
worden opgevoed met stokslagen en op<br />
drugsbezit staat de doodstraf.<br />
De bevolking is een mengelmoes van<br />
Chinezen (70%), Maleisiërs, Indiërs en<br />
Afb.1: Gardens by the Bay<br />
136<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
de “expats”. Eén op de zes bewoners<br />
schijnt miljonair te zijn.<br />
Er wordt veel aandacht besteed aan de<br />
natuur: er is een grote botanische tuin,<br />
een Japanse tuin, een Chinese tuin en<br />
de Singapore Zoo (heel mooi). Grote<br />
flats hebben bijna allemaal een daktuin<br />
of hangende tuinen. Net buiten de stad<br />
zijn nog stukken oerwoud met apen en<br />
grote varanen. Vele wandelroutes zijn er<br />
uitgezet.<br />
Maar het allermooiste vinden mijn<br />
vrouw en ik de Gardens by the Bay.<br />
Ook een botanische tuin, maar op<br />
een manier aangelegd die fenomenaal<br />
is. Kijk eens op de website:<br />
www.gardensbythebay.org<br />
Het buitengedeelte (megagroot) is<br />
gratis. Alleen voor de twee binnen-exposities,<br />
de Cloud Forest en de Flower<br />
Dome, moet betaald worden. De Cloud<br />
Forest is een overdekt gebouw met<br />
een tropisch regenwoud met daarin<br />
metershoge watervallen, bromelia’s en<br />
orchideeën. De Flower Dome, ook overdekt,<br />
laat de vegetatie zien uit alle werelddelen.<br />
En ja, daar gebeurde het,<br />
de “ontdekking” van de succulenten.<br />
Prachtig opgesteld en geplant.<br />
Ik ben zelf een liefhebber van succulenten<br />
in de “volle” grond. De planten<br />
laten dan pas hun echte gedaante zien.<br />
Een Opuntia robusta met schijven van<br />
50 cm hoog, dat wil ik zien. Zo is mijn<br />
eigen kas ook ingericht, bijna alles zonder<br />
potjes. Jammer dat mijn kas slechts<br />
45 m 2 oppervlak heeft. Zeker na het<br />
zien van de opstellingen in Gardens by<br />
the Bay.<br />
De kas is pas sinds 2011 geopend,<br />
maar er staan nu al metershoge planten<br />
en bomen uit de hele wereld. Je kunt<br />
zien dat geld hier geen rol speelt.<br />
Kortom, als we weer in Singapore zijn,<br />
brengen we opnieuw een bezoek!<br />
Perzikstraat 12<br />
4261 KD Wijk en Aalburg<br />
Afb. 2: In de kas<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 137
Afb. 3: Flower Dome (links) Cloud Forest (rechts)<br />
Afb. 4: Adenium obesum<br />
138<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 5: Ferocactus herrerae<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 139
Sierra Chapultepec<br />
Bertus Spee<br />
Aan de westkant van de MEX 45, tussen Fresnillo en Sombrerete, in de deelstaat Zacatecas<br />
van Mexico, ligt een hoog bergmassief, de Sierra Chapultepec. Verschillende keren ben ik<br />
deze bergen al gepasseerd zonder er te stoppen. Na wat verzamelde informatie maakten<br />
we toch plannen om hier eens rond te gaan neuzen.<br />
De expeditie<br />
Het is donderdag 3 maart als we van<br />
Jerez de Garcia Salinas noordwaarts<br />
naar Fresnillo rijden. Het is onbewolkt<br />
en lekker weer. We zijn in de deelstaat<br />
Zacatecas, die grotendeels bestaat<br />
uit een glooiende hoogvlakte op zo’n<br />
2000 m met hier en daar een bergrug.<br />
Het landschap is erg grasachtig met ook<br />
veel cultuurgebied (afb. 1). We passeren<br />
Fresnillo en rijden dan in noordwestelijke<br />
richting de MEX 45 op. Deze weg loopt<br />
helemaal door naar Durango. Van verre<br />
is de hoge bergrug al te zien. Na zo’n<br />
40 km draait de weg naar het westen<br />
en komen we vrij dicht bij ons doel. We<br />
zoeken hier een geschikt plekje waar we<br />
onze auto kunnen achterlaten en lopen<br />
dan vol goede moed naar de steile hellingen<br />
in de verte.<br />
Volgens betrouwbare(?) bronnen zou<br />
hier na 1 km Echeveria cante moeten<br />
Afb. 1: Het landschap<br />
140<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
groeien, een vrij nieuwe soort. De kilometer<br />
is al vlug overbrugd maar we zijn<br />
nog lang niet bij de bergrug en stappen<br />
dus dapper verder. Het grasachtige terrein<br />
begint steeds meer omhoog te lopen<br />
en wordt gaandeweg steiler als we<br />
de uitlopers van het gebergte bereiken.<br />
Hier vinden we als eerste Mammillaria<br />
gummifera, grote planten die meestal op<br />
vrij vlak terrein groeien. In het voorjaar<br />
zijn deze planten vaak diep in de grond<br />
teruggetrokken (afb. 2).We lopen verder<br />
en als het wat rotsachtiger wordt vinden<br />
we planten van Stenocactus ochoterenanus<br />
(afb. 3), die prachtig in bloei staan.<br />
Ook Echinocereus polyacanthus laat<br />
zich nu regelmatig zien maar toont nog<br />
geen tekenen van groei of bloei.<br />
Inmiddels hebben we al 2 km gelopen<br />
en achteromkijkend zijn we al bijna<br />
300 meter hoger. Het terrein wordt<br />
steeds ruiger en is met diepe kloven<br />
doorsneden. Op een vlak stukje groeien<br />
hier opeens prachtige compacte groepen<br />
van Agave parryi (afb. 4) tussen de<br />
lage eikenbomen, maar nog steeds geen<br />
echeveria’s. Dus dan nog maar verder<br />
omhoog en nu laat ook Agave schidigera<br />
zich zien. Ik loop nog door tot onder<br />
aan een steile rotswand en wil dan maar<br />
terugkeren. Plotseling zie ik hoog boven<br />
op de rotsen een opvallend blauwe agave,<br />
zo lijkt het. Met moeite lukt het om<br />
boven op de steile richel te klimmen en<br />
hier staan warempel de prachtige grote<br />
rozetten van Echeveria cante (afb. 5).<br />
Het vergt heel wat klimwerk om mooie<br />
foto’s te maken en ook kan ik nog wat<br />
verdroogde bloemresten verzamelen; zo<br />
te zien zitten er zaden in. Deze mooie<br />
planten groeien hier op 2500 m boven<br />
de zeespiegel (afb. 6). Erg veel planten<br />
staan er niet; na een half uur zoeken tel<br />
ik nog maar 12 exemplaren.<br />
Helaas moeten we aan de terugtocht<br />
beginnen en het kost mij ruim een uur<br />
om de 2,5 km naar beneden te overbruggen.<br />
De anderen van onze groep<br />
waren al terug en zo kan de vondst<br />
van Echeveria cante gemeld worden<br />
Afb. 2: Mammillaria gummifera<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 141
en is de zoveelste geslaagde missie<br />
opgetekend.<br />
Hierna rijden we door naar<br />
Sombrerete, een oud mijnstadje, om<br />
te overnachten en natuurlijk wordt er<br />
een tequila gedronken op onze geslaagde<br />
dag.<br />
De geschiedenis<br />
Deze Echeveria werd in 1970 voorgesteld<br />
door Glass & Foster en ingedeeld<br />
bij E. subrigida. Deze soort<br />
groeit echter veel verder naar het<br />
oosten in Mexico. In 1997 werd<br />
ze als een eigen soort beschreven<br />
door Glass & Mendoza-Garcia onder<br />
de naam Echeveria cante. De<br />
naam cante refereert aan de botanische<br />
tuin Cante A.C. in San Miguel<br />
de Allende, Guanajuato, die gesticht<br />
werd door de voormalige voorzitter<br />
Charles Glass van de CSSA, de<br />
Amerikaanse cactusvereniging, die<br />
na zijn pensionering in Mexico is<br />
gaan wonen. De naam cante is oorspronkelijk<br />
afkomstig uit de Pame-<br />
Chichimeca taal en betekent: “het<br />
water dat leven geeft”.<br />
Na het overlijden van Charles Glass<br />
in 1998 is deze tuin overgenomen<br />
door de Nationale Universiteit van<br />
Mexico UNAM, en heet tegenwoordig<br />
“El Charco del Ingenio”.<br />
Op de website elcharco.org.mx is veel<br />
over de geschiedenis van deze tuin<br />
te vinden.<br />
De cultuur<br />
Het meegebrachte stoffijne zaad<br />
werd eind maart gezaaid in een<br />
bakje met scherp zand en afgedekt<br />
met een glasplaatje, in de hoop<br />
dat er wat van zou ontkiemen. Het<br />
bakje werd vervolgens boven de<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb. 3: Stenocactus ochoterenanus<br />
Afb. 4: Agave parryi<br />
Afb. 5: Echeveria cante<br />
142<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
CV-radiator geplaatst (20-25 0 C). De<br />
verrassing was groot toen een week later<br />
het hele bakje groen van de plantjes<br />
was (afb. 7). Na 2 weken werd het glasplaatje<br />
verwijderd en de talrijke plantjes<br />
groeiden als kool (afb. 8) en na 2<br />
maanden konden de grootste plantjes<br />
al verspeend worden in 5,5 cm potjes.<br />
Ze kregen een zonnig plekje in de kas,<br />
groeiden erg snel en na een jaar waren<br />
ze al ruim 10 cm in diameter en prachtig<br />
van kleur (afb. 9). Enkele plantjes werden<br />
buiten in de volle zon gezet en hier<br />
werden ze nog mooier van.<br />
Een proefje met bladstekken gaf een<br />
negatief resultaat. De vrij dunne bladeren<br />
drogen erg snel uit. Zaaien lijkt dan<br />
ook de enige manier van vermeerderen.<br />
Inmiddels zijn er al een aantal planten<br />
verspreid onder andere liefhebbers, zodat<br />
deze in cultuur nog vrij onbekende<br />
plant toch wat meer bekendheid krijgt.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
Hierboven<br />
Afb. 6: Op de vindplaats van Echeveria cante<br />
Hiernaast van boven naar beneden<br />
Afb. 7: Echeveria cante, zaailingen<br />
Afb. 8: Echeveria cante, na 2 maanden<br />
Afb. 9: Echeveria cante, 1 jaar oud<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 143
DE PACHYPODIUMS IN<br />
ZUID-MADAGASKAR<br />
Peter van Dongen<br />
Een van de grootste eilanden ter wereld, Madagaskar, is bekend vanwege zijn endemische<br />
adansonia’s of baobabs, de ringstaartmaki’s en vele andere lemuren. De kameleons, de<br />
gekko’s, de bijzondere bevolking zoals de merina met een Aziatisch uiterlijk, de orchideeën,<br />
de euphorbia’s, de kalanchoë’s, de rhipsalissen en natuurlijk de pachypodiums, de dikvoet<br />
(thick foot) zoals ze ook genoemd worden.<br />
Vorig jaar heb ik een kort artikel over<br />
de adansonia’s in dit blad mogen plaatsen.<br />
Tevens gaf ik aan dat er meer zou<br />
komen over die speciale succulenten uit<br />
Madagaskar. Dit eiland waar ik drie keer<br />
mocht vertoeven bereisde ik van midden<br />
naar zuid, noord en oost en van midden<br />
naar het westen inclusief eilanden als<br />
Afb. 1: Pachypodium ruthenbergianum<br />
Afb. 2: Pachypodium lamerei<br />
144<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Afb. 3: Pachypodium densiflorum<br />
Nosy Be en Ile Saint Marie.<br />
De vochtige oerwouden bevinden zich<br />
in het noorden en het midden. Hier komen<br />
ook de grootste lemuur, de Indri<br />
indri, en rhipsalissen, euphorbia’s en<br />
kameleons voor. In het middenwesten<br />
vinden we Monrodava en de Rue des<br />
Baobabs met de huizenhoge adansonia’s,<br />
in het noorden de Le Grande<br />
Tsingy /Ankarana Massif en de vele pachypodiums<br />
en uncarina’s en in het zeer<br />
droge zuiden de didieriaceae, alluaudia’s,<br />
adansonia’s en de ringstaart lemuren.<br />
Teveel om op te noemen wat zoal<br />
op het eiland voorkomt. Opmerkelijk is<br />
dat veel pachycaule succulenten er metershoog<br />
zijn!<br />
Kortom, beste liefhebber, het rode eiland<br />
heeft mij sinds 1994 volledig in<br />
haar macht.<br />
Inmiddels heb ik een behoorlijke boekenverzameling<br />
opgebouwd, talrijke muziek-CD’s<br />
en typische Malagasische producten<br />
in huis, succulenten in de serre,<br />
kunst in de kamers en dvd’s van diverse<br />
BBC-opnames. Ik steun het project<br />
Madalief in Antsirabe, een fototentoonstelling<br />
en af en toe geef ik nog een lezing<br />
in het land.<br />
Bij mijn eerste reis naar Madagaskar<br />
in 1995 maakte nog maar een zeer beperkt<br />
aantal toeristen een rondreis. Dat<br />
is anno <strong>2013</strong> kompleet anders. Talrijke<br />
reisorganisaties bieden diverse mogelijkheden<br />
aan. Meestal voor een behoorlijk<br />
hoog bedrag want de vlucht bijvoorbeeld<br />
vanaf Parijs naar Antanarivo, de<br />
hoofdstad, bedraagt al snel ruim € 1100.<br />
Air France en Air Madagascar zijn namelijk<br />
de enige die vluchten hebben<br />
naar dit vierde eiland van de wereld.<br />
Maar het is de moeite waard !<br />
Dus nu in dit artikel aandacht voor<br />
het geslacht Pachypodium, behorend<br />
tot de familie Apocynaceae, in Zuid-<br />
Madagaskar. Overigens heb ik ook voor<br />
de geslachten Plumeria en Adenium een<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 145
de soorten Pachypodium succulentum,<br />
P. namaquanum, P. lealli, P. bispinosum<br />
en P. saundersii voor. De resterende 19<br />
soorten dus alleen op Madagaskar.<br />
Afb. 4: Pachypodium rosulaum<br />
Afb. 5: Pachypodium rosulatum<br />
meer dan normale belangstelling..<br />
Het geslacht Pachypodium kent 24<br />
soorten, waarvan er 5 te vinden zijn op<br />
het vasteland van Afrika. Al de andere<br />
soorten kun je alleen tegenkomen op<br />
Madagaskar. Bijzondere kenmerken van<br />
deze succulenten: het zijn opmerkelijke<br />
xerofyten, ze verdragen enorme hitte<br />
en lange periodes van droogte, bezitten<br />
een gezwollen stam met reserves aan<br />
water en dragen stekels. Ze hebben vaak<br />
een huid van zilver zodat ze opgaan in<br />
de kleur van de omgeving met rotsen of<br />
granietmassa’s waar ze in gaten en spleten<br />
kunnen groeien.<br />
Op het vasteland van Afrika komen<br />
146<br />
Wanneer je naar het zuiden afreist,<br />
kom je in de streek Isalo waar vooral P.<br />
densiflorum, P. rosulatum en P. horombense<br />
te vinden zijn. Een futuristisch gebied<br />
waar mijn vrouw Lenie en ik het<br />
idee hadden in een schilderij van Dali<br />
beland te zijn. Rondom de rotsmassa’s<br />
liggen kale vlaktes met talrijke vuurresistente<br />
palmen, die overgebleven zijn na<br />
steppebranden die bewust zijn aangestoken.<br />
Op de bodem tussen het hoge<br />
verdorde gras zag ik talrijke P. rosulatum<br />
var. gracilius, P. rosulatum var. rosulatum<br />
en P. densiflorum var. densiflorum. Tegen<br />
de hellingen op vertoonden zich nog<br />
meer prachtige exemplaren, blinkend in<br />
de zon. Vaak met een doorsnee van 60<br />
tot 80 cm alsof ze balanceerden tegen<br />
de wand.<br />
Met nog twee Succulenta-vrienden,<br />
Henk en Rudolf uit Groningen, voerde<br />
ik regelmatig discussies over welke<br />
pachypodium in ons blikveld verscheen.<br />
Dit werd vooral veroorzaakt door het feit<br />
dat er vrijwel nog geen bloeiende planten<br />
waren. Alleen de typerende bloemen<br />
geven namelijk aan om welke pachypodiumsoort<br />
het gaat.<br />
Op de markt in de hoofdstad zagen<br />
wij met verbazing, net als jaren geleden,<br />
veel grote exemplaren te koop aangeboden.<br />
Het uitvoerverbod is blijkbaar nog<br />
steeds geen obstakel voor toeristen en<br />
exporteurs om hier toe te slaan.<br />
Na lange verkenningen in het Isalogebergte<br />
verlieten wij dit bijzondere gebied<br />
en reden over nog steeds slechte<br />
wegen door naar Toliara/Tulear, een<br />
stad in het zuidwesten.<br />
In het Ifaty-park en later het<br />
Tsimanampetsotsa-reservaat werd ik verrast<br />
door huizenhoge P. lamerei en P. ruthenbergianum<br />
(var. ruthenbergianum en<br />
var. meridionale ) en P. geayi. Werkelijk<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
ongelofelijke succulenten die naast de<br />
twintig meter hoge adansonia’s en didieraceae<br />
wedijverden om overal boven<br />
uit te steken.<br />
In tegenstelling tot de pachypodiums<br />
in het Isalo-park met hun gele bloemen,<br />
bloeien deze soorten met grote witte of<br />
rozewitte bloemen, een sterke gelijkenis<br />
met de bloemen van adeniums en<br />
de oleanders! Stoffige wegen, tropische<br />
temperaturen en springende sifaka lemuren<br />
brachten ons in een bijzondere<br />
sfeer waarbij de pachypodiums alle aandacht<br />
trokken. Genoeg om te bespreken<br />
met de groep op doorreis naar het midden<br />
en noorden.<br />
Mijn assortiment P. lamerei en P. geayi<br />
bereikt in de Nederlandse serre<br />
hooguit 2 meter. In ons land gebruiken<br />
overigens de liefhebbers P. lamerei<br />
hoofdzakelijk als entstam, want vaak<br />
leggen andere soorten zonder enting<br />
het loodje. Natuurlijk ook in de winterperiode<br />
nooit onder de 15 0 C houden.<br />
P. lamerei is ook meestal de enige<br />
pachypodium die overal in ons land<br />
gemakkelijk is aan te schaffen. Voor<br />
de andere soorten zul je naar speciaalzaken<br />
of kwekers moeten gaan zoals<br />
Grootscholten in Honselersdijk en<br />
Specks in Duitsland. Zaden zijn te verkrijgen<br />
bij<br />
www.pachypodium.<br />
org. Informatie over kweek en onderhoud<br />
in het Engels bij www.highlandsucculents.com<br />
Literatuur:<br />
Rowley, G. (1999). Pachypodium and<br />
Adenium, The Cactus File Handbook<br />
1999. ISBN 09528302-7-2.<br />
Rapanarivo, S., Lavranos, J.J.,<br />
Leeuwenberg, A. & Röösli, W. (1999).<br />
Pachypodium (Apocynaceae):<br />
Taxonomy, Habitats and Cultivation.<br />
Balkema, Rotterdam.<br />
Dongen, P. van. (2000). Speurtocht naar<br />
enkele pachypodiums. Succulenta 79<br />
(2): …...<br />
Rauh, W. (1995 en 1998). Succulent<br />
and Xerophytic Plants of Madagascar,<br />
Volume 1 & 2. Strawberry Press, Mill<br />
Valley, USA.<br />
Watersnip 10<br />
5165 KV Waspik<br />
pwmvandongen@ziggo.nl<br />
Afb. 6: Pachypodium densiflorum<br />
Afb. 7: Pachypodium horombense<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 147
Boekbespreking:<br />
Steven A. Hammer. Mesembs; The Titanopsis Group. Little Spheroid Press. Oakland<br />
California <strong>2013</strong> 194 p.<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Het boek waarin de Titanopsis Groep binnen<br />
de mesems beschreven wordt, is watertandend<br />
mooi uitgegeven. Als liefhebber van macrofotografie<br />
van ultrasucculente planten en van goed ingebonden<br />
exemplaren was ik direct enthousiast. De<br />
dichtbij-opnamen maken zoveel meer van de bladen<br />
bloemstructuur zichtbaar, dat ik in mijn kas ook<br />
maar eens nauwkeuriger naar de soorten moet<br />
gaan kijken. Bladvullende bladparen zoals vaak gebruikelijk<br />
in het Italiaans/Engelse succulententijdschrift<br />
Cactus &Co zijn schering en inslag. Naast<br />
de perfecte foto’s van de 34 besproken soorten,<br />
gefotografeerd in bloei, in cultuur en op locatie, zijn<br />
ook verspreidingskaarten opgenomen, alsook detailschetsen<br />
van zaaddozen en een aantal aquarellen<br />
van Gerhard Marx. Al jaren verzamel ik soorten<br />
uit de geslachten die Hammer hier behandelt. Hij<br />
had bij een andere uitgever al eerder een degelijk<br />
werk geschreven: The genus Conophytum, a conograph,<br />
waar ik al jarenlang mijn cono’s mee determineer,<br />
dus ik had al grote verwachtingen.<br />
Bij het beginnen met lezen blijkt de schrijfstijl<br />
eveneens om van te genieten. Meer dan een botanische<br />
opsomming gebruikt Hammer een enthousiastmakende<br />
woordenvloed in een Engels om van<br />
te smullen. Maar nu wat concreter.<br />
Hammer heeft met deze uitgave een reeks gestart,<br />
waarvan nog heel veel te verwachten valt<br />
op mesemgebied. Van conophytums waren er al<br />
een aantal goede naslagwerken (zie boven) en lithopsen<br />
zijn ook al grondig beschreven. De overige<br />
geslachten wachten overwegend nog op<br />
monografieën. Te verwachten valt dat de uitgever<br />
Little Spheroid Press ook de Leipoldtiagroep,<br />
de Stomatiumgroep, de Mitrophyllumgroep,<br />
de Ruschiagroep, de Bergeranthusgroep, de<br />
Delospermagroep, de Lampranthusgroep, de<br />
Lithopsgroep en de Dracophylusgroep in de serie<br />
zal uitbrengen. Dat staat tenminste al wel op hun<br />
website.Om het boek niet te omvangrijk te maken<br />
heeft Hammer gekozen voor een opdeling van de<br />
titanopsisgroep. Daartoe behoren de geslachten:<br />
Aloinopsis, Deilanthe, Didymaotus, Dintheranthus,<br />
148<br />
Ihlenfeldtia, Lapidaria, Lithops, Nananthus,<br />
Prepodesma, Schwantesia, Tanquana, Titanopsis en<br />
Vanheerdea, Om, wat Hammer noemt “ballooning”,<br />
opblazen van deze uitgave te voorkomen, zijn de<br />
geslachten Lithops, Dintheranthus, Lapidaria en<br />
Schwantesia niet opgenomen. Tegelijk bestaat er<br />
momenteel (zoals vaak) discussie of de laatste vier<br />
wel bij de titanopsisgroep dienen te worden gerekend.<br />
DNA-onderzoek aan Lithops wijst bijvoorbeeld<br />
anders uit.<br />
Blijven dus over de geslachten Aloinopsis,<br />
Deilanthe, Didymaotus, Ihlenfeldtia, Nananthus,<br />
Prepodesma, Tanquana, Titanopsis, en Vanheerdea.<br />
De variatie in plantvormen, bladvorm en oppervlaktestructuur<br />
is heel groot. Voor degenen die wat ingewerkt<br />
zijn in mesems zijn er soorten die lijken<br />
op faucaria’s, op crassula’s, op cono’s, op pleiospilossen.<br />
De verbindende factoren zijn verdikte<br />
hypocotylen, gedrongen groei met weinig bladeren,<br />
veel bladversierselen, enkelvoudige bloemen<br />
met een nectarring, veelal gele bloemen (waarop<br />
weer prachtige uitzonderingen zijn zoals bv.<br />
bij Aloinopsis en Titanopsis met middenstreping<br />
op de bloembladeren) en brede slippen aan de<br />
zaaddozen.<br />
Elke soort heeft een bespreking met de onderdelen<br />
History and distribution (and ecology) en<br />
Cultivation. Bij veel soorten is ook een paragraaf<br />
Shifting positions, dat ook wel soms Variant opinions<br />
heet. Daarin wordt beschreven hoe er in de<br />
discussie met geslachten en soorten geschoven is.<br />
In een aantal appendices wordt uitgebreid ingegaan<br />
op kweken van Mesembryanthemum, de geaccepteerde<br />
taxa, een literatuurlijst en een lijst van<br />
personen die hebben ingetekend voor de uitgave.<br />
Aangezien het zaaien van deze soorten veelal<br />
geen problemen oplevert en de zaden ook goed<br />
verkrijgbaar zijn, kan ik aanraden om aanschaf van<br />
het boek te overwegen voor degene die de andere<br />
succulenten een warm hart toedraagt.<br />
De prijs staat op internet vermeld; $59,95 inclusief<br />
verzendkosten, maar wellicht kan de onvolprezen<br />
boekenbeurs hier nog aan tornen.<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
SUCCULENTENNIEUWTJES<br />
Wolter ten Hoeve<br />
Kakteen und andere Sukkulenten (63-<br />
11), het tijdschrift van de Duitse vereniging,<br />
begint met een artikel van Helge Fiedler<br />
over ‘ontmoetingen met Leuchtenbergia principis’.<br />
Deze soort is door de auteur op 2<br />
plaatsen in de natuur aangetroffen. Georg<br />
Hörger en Christian Niesel berichten over<br />
een zaaisel van Weingartia trollii, waarin,<br />
naast geel- en roodbloeiende exemplaren,<br />
een witbloeiend exemplaar aanwezig was.<br />
Via kruisingen slaagden de auteurs erin<br />
om na enkele generaties stabiel witbloeiende<br />
planten te verkrijgen. Jörg Ettelt behandelt<br />
in het kort een zevental cactussen.<br />
Karl Häussler beschrijft zijn positieve ervaringen<br />
met het in de buitenlucht cultiveren<br />
van Tunilla. Gerhard Lauchs geeft een overzicht<br />
van de suggesties die hij kreeg voor<br />
het verpotten van grote bolcactussen. In het<br />
volgende <strong>nummer</strong> van KuaS (63-12) heeft<br />
Alessandro Gentili een bezoek gebracht<br />
aan vrij recent ontdekte archeologische<br />
overblijfselen van de K’ana-cultuur in Peru.<br />
Vanzelfsprekend bericht hij ook over de aldaar<br />
voorkomende cactussen. Jörg Ettelt<br />
bespreekt wederom een zevental cactussen,<br />
waarbij het deze keer gaat om soorten<br />
met geurende bloemen. Moritz Grubenmann<br />
beeldt de tijdens zijn bezoek aan het Isalo<br />
bergmassief op Madagaskar aangetroffen<br />
Euphorbia razafinjohanii af. Deze euphorbia<br />
werd in 1954 beschreven en beeldmateriaal<br />
is volgens de auteur niet eerder verschenen.<br />
Deze soort heeft relatief grote bladeren<br />
en bloemen. Door het echtpaar Elisabeth en<br />
Norbert Sarnes wordt, tezamen met Roberto<br />
Kiesling, de nieuwe soort Austrocactus ferrarii<br />
beschreven. Deze nieuwe soort is de<br />
noordelijkste austrocactus. De groeiplaats<br />
ligt ruim noordelijk van de stad Mendoza.<br />
Stefan Neuwirth bespreekt Echeveria coccinea<br />
en een aantal van haar vormen. Lennart<br />
Artinger belicht de winterharde Escobaria<br />
sandbergii.<br />
De inhoud van het Tsjechische Kaktusy<br />
(48-4) bestaat uit artikelen over Lobivia lateritia<br />
(en de variëteiten cotagaitensis, kupperiana,<br />
citriflora en rubriflora), over Mammillaria<br />
subg. Cochemiea, over Gymnocalycium<br />
spegazzini (var. major en ssp. sarkae), over<br />
Echinocereus viridiflorus var. canus, over<br />
Aylostera azurduyensis (vertaling van de in<br />
Succulenta gepubliceerde nieuwbeschrijving,<br />
alsmede aanvullend commentaar),<br />
over de in de natuur bijna niet meer voorkomende<br />
Notocactus rechensis, en over<br />
Thelocactus lausseri. De meeste artikelen<br />
zijn vergezeld van natuuropnames.<br />
In Internoto (33-4) beschrijft Sergio Klein<br />
een bruinbedoornde Notocactus multicostatus<br />
welke hij langs de weg naar Piratini<br />
vond. Norbert Gerloff bericht over de zuidelijkste<br />
populatie van N. multicostatus. Onder<br />
de noemer ‘wenig bekannte Wigginsien’<br />
bespreekt Wolf-Rainer Abraham Wigginsia<br />
sp. WRA 962. De status van deze mooi<br />
bedoornde wigginsia is nog niet duidelijk,<br />
maar WRA 962 wordt voorlopig in de<br />
nabijheid van N. neohorstii v. prestlei geplaatst.<br />
Elisa Salengue schrijft over planten<br />
die zij op de Cerro Alegre vond (omgeving<br />
Candiota), de planten zijn vermoedelijk<br />
verwant aan N. langsdorfii. Gerloff en Klein<br />
gaan in op de situatie van de in een beschermd<br />
gebied voorkomende N. linkii var.<br />
buenekeri. De auteurs zien deze variëteit<br />
slechts als een N. linkii uit de bergen. Hubert<br />
Müller deelt zijn cultuurervaringen over het<br />
kweken van notocactussen in een platte bak<br />
aan de lezers mee.<br />
Avonia (30-4), het Duitse tijdschrift<br />
over andere succulenten, bevat korte bijdragen<br />
over een Zuid-Afrikaanse locatie<br />
met mooie Aloe dichotoma (Jürgen<br />
Schrenk), over Apteranthus burchardii (en<br />
de var. maura) op natuurlijke vindplaatsen<br />
(Ray Stephenson), en over Aloe variegata<br />
(Jörg Ettelt). Daarnaast zijn er twee langere<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 149
ijdragen. De eerste is van Florian Fraaß<br />
over Sempervivum x funckii welke op diverse<br />
locaties bij Bad Berneck (noordoostelijk<br />
van Bayreuth) voorkomt. Ook Jovibarba<br />
globifera ssp. arenaria is op een van deze<br />
locaties vertegenwoordigd. De tweede is<br />
van Gerhard Wagner, en behandelt het probleem<br />
van de taxonomische scheiding van<br />
Conophytum bilobum en Conophytum meyeri.<br />
In het gebied Port Nolloth – T’Nouroegas<br />
se berge vond de auteur taxa die intermediair<br />
zijn tussen de twee genoemde soorten.<br />
In het Franstalige Cactus & Succulentes<br />
(4-2) verhaalt Anton Hofer over zijn geslaagde<br />
zoektocht naar Echinocactus parryi.<br />
Norbert Rebmann heeft een nieuwe euphorbia<br />
ontdekt in het Isalo bergmassief<br />
op Madagaskar. Hij beschrijft deze plant als<br />
Euphorbia beuginii. Enkele in het verleden<br />
gepubliceerde foto’s van E. isaloensis zijn in<br />
feite opnames van E. beuginii. Het volgende<br />
artikel is opnieuw van de hand van Norbert<br />
Rebmann. Hij beschrijft zijn ontdekking van<br />
Kalanchoe rebmannii, noemt de specifieke<br />
kenmerken en gaat in op de taxonomische<br />
status en de kweekwijze. In een reisverslag<br />
van de hand van Jean Marie Solichon<br />
staat Eriosyce aurata centraal. Jean-Michel<br />
Moullec levert een ietwat algemeen verhaal<br />
over echeveria’s. Jean Marie Solichon bespreekt<br />
Euphorbia milii.<br />
In Aloe (49-2) bespreekt Georg Fritz de<br />
laatste trends in het kweken van kleinblijvende<br />
aloë’s. In een iets langer artikel gaat<br />
Russell Wagner in op het voorkomen van<br />
stomatiums in Zuid-Afrika. De volgende<br />
soorten worden besproken: Stomatium murinum,<br />
S. suaveolens, S. pyrodorum, S. latifolium,<br />
en S. villetii.<br />
Bradleya (30/2012), het jaarboek van de<br />
British Cactus and Succulent Society bevat<br />
16 specialistische publicaties, waarvan ik<br />
hier enkele vermeld. Ernst van Jaarsveld en<br />
Wessel Swanepoel beschrijven een nieuwe<br />
aloë uit het noorden van Namibië, namelijk<br />
Aloe huntleyana. Deze struikachtig groeiende<br />
soort is verwant aan A. vallaris. Heidrun<br />
Hartmann en Ingeborg Niesler behandelen<br />
de taxonomie van de geslachten Acrodon en<br />
Brianhuntleya. De soorten worden besproken<br />
150<br />
en gerangschikt. Gideon Smith en medewerkers<br />
geven een overzicht van de in Malawi<br />
voorkomende aloë’s. De in Peru en Ecuador<br />
voorkomende Borzicactus icosagonus is bestudeerd<br />
door Graham Charles. Deze soort<br />
komt voor in 3 gescheiden rivierstelsels, en<br />
om die reden poneert Charles de 3 ondersoorten<br />
humboldtii, icosagonus en roseiflorus.<br />
De Mexicaanse auteurs Maruri Aguilar,<br />
Sánchez Martínez en Golubov Figueroa hebben<br />
onderzoek gedaan naar de ernstig bedreigde<br />
Mammillaria herrerae. Het aantal in<br />
de natuur voorkomende exemplaren is zeer<br />
gering, maar de ontdekking van een nieuwe<br />
locatie (met 275 planten) biedt enig soelaas<br />
voor deze fraaie mammillaria. Door Gideon<br />
Smith en medewerkers wordt een nieuwe<br />
aloë beschreven, namelijk Aloe braamvanwykii<br />
(A. transvaalensis is waarschijnlijk<br />
de naaste verwant). Deze aloë komt in<br />
een klein gebied voor in de omgeving van<br />
Wolmaransstad, Zuid-Afrika. De auteurs halen<br />
tevens de volgende aloë’s uit de synonymie<br />
van A. zebrina en beschouwen ze als<br />
zelfstandige soorten: A. ammophila, A. komatiensis,<br />
A. transvaalensis en A. vandermerwei.<br />
Ernst van Jaarsveld publiceert 2<br />
nieuwe aloë’s, te weten Aloe condiae (uit de<br />
Drakensbergen; verwant aan A. nubigena)<br />
en Aloe mocamedensis (uit de Namib woestijn<br />
in het zuidwesten van Angola; verwant<br />
aan A. kaokoensis). Maike Gerbaulet brengt<br />
een kritische beschouwing over het meest<br />
recente, zeer ruime concept van het geslacht<br />
Mesembryanthemum. Zij doet de aanbeveling<br />
om nauwere grenzen te hanteren tussen<br />
geslachten en komt tot het nieuwe geslacht<br />
Volkeranthus met de soorten V. aitonus en V.<br />
longistylus.<br />
Vreebergen 2<br />
9403 ES Assen<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Summary<br />
Rob Bregman<br />
In his editorial, Jan Jaap de Morree tells us a little bit about his visit to Surinam<br />
where he met Melocactus specialist Geert Eerkens.<br />
In the series on the old ‘Verkade’ books, Theo Heijnsdijk deals with Pelecyphora<br />
aselliformis. Some nice historial pictures are included. Despite the fact that the plant<br />
is placed in the CITES 1 category, it is not threatened in nature.<br />
Bertus Spee presents another 4 interesting succulents with brief descriptions<br />
and tips for succesful cultivation, viz. Saxifraga cymbalaria, Haemanthus albiflos,<br />
Euphorbia horrida and Maihuenia poepigii.<br />
Herbert Thiele went to the southwestern USA to look for micropuntias. He found<br />
M. pulchella and M. gracilicylindrica in their natural habitats. In winter these plants<br />
are covered by (up to 2 meters of) snow; they can withstand severe frosts.<br />
Ben Zonneveld reports about his crossing experiments with Jovibarba heuffelii<br />
(Crassulaceae). He succeeded in crossing the pubescent green form with the glabrous<br />
red form, resulting in plants with red pubescent leaves.<br />
Arjen de Boer interviewed Harald Grieb, an US official at the US-Mexican border.<br />
His task is to control people who are trying to import CITES 1 plants and seeds<br />
into the US.<br />
Bart Hensel visited the habitats of Copiapoa krainziana and C. scopulina in the<br />
Quebrada San Ramon, in northern Chile. He concluded that both species are in<br />
fact conspecific, because the two forms are not clearly separated, both geographically<br />
and morphologically. At lower altitudes the (white) krainziana form is dominant,<br />
at higher levels it is the (dark) scopulina form.<br />
Norbert Gerloff reports about Brasilicactus haselbergii. The natural habitats appear<br />
to have suffered severely from illegal collecting. The related B. graessneri, with<br />
green or yellow flowers, is also discussed.<br />
Jan Jaap de Morree tried to turn a Kedrostis capensis into a bonsai but the plant<br />
refused to be treated that way.<br />
An impression of the botanic garden of Singapore is given by Richard de Bruijn.<br />
Bertus Spee found Echeveria cante in the Sierra Chapultepec, Mexico. Back<br />
home, the collected seeds germinated very well.<br />
Madagascar lover Peter van Dongen deals with some endemic pachypodiums.<br />
A new book by Steven Hammer on a group of mesembs (Titanopsis group) is reviewed<br />
by Jan Jaap de Morree.<br />
Finally, Wolter ten Hoeve reviews the contents of other journals on succulent<br />
plants.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 151
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
Jan Jaap de Morree Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98<br />
Theo Heijnsdijk Pelecyphora aselliformis<br />
De bijltjescactus ............................. 99<br />
Bertus Spee Voor het voetlicht ............................106<br />
Herbert Thiele Op zoek naar cactussen uit het geslacht<br />
Micropuntia in Nevada . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108<br />
Ben Zonneveld Het maken van een behaarde Jovibarba heuffelii<br />
die ook nog rood is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115<br />
Arjen den Boer De Amerikaans/Mexicaanse grens in El Paso, Texas<br />
Een intervieuw met Harald E. Grieb, medewerker van<br />
het United States Department of Agriculture . . . . . . 118<br />
Bart Hensel<br />
Op de vindplaatsen van Copiapoa krainziana en<br />
Copiapoa scopulina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .127<br />
Norbert Gerloff Notocactus haselbergii. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />
Jan Jaap de Morree In the picture<br />
Groeizame bonsai ...........................134<br />
Richard de Bruijn Onverwachte ontdekking in Singapore ..........136<br />
Bertus Spee Sierra Chapultepec . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140<br />
Peter van Dongen De pachypodiums in Zuid-Madagaskar . . . . . . . . . .144<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Boekbespreking<br />
Mesembs - The Titanopsis group. . . . . . . . . . . . . . .148<br />
Bij de voorplaat:<br />
Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes .........................149<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151<br />
Botanische tuin Singapore<br />
Foto: Richard de Bruijn<br />
152<br />
©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>
Redactioneel<br />
Rob Bregman<br />
Eind april was het een jaar geleden dat Ton Pullen overleed. Op zo’n moment<br />
moet ik dan niet alleen aan Ton terugdenken maar ook aan al die andere cactusvrienden<br />
die er helaas nu niet meer zijn. Zo gaat dat, de tijd staat niet stil, je wordt<br />
zelf ouder, ook bij mij gaan inmiddels de jaren tellen, en de maandelijkse kringbijeenkomsten<br />
lijken niet zelden op een bejaardensoos. De laatste tijd hebben de grijze<br />
koppetjes de overhand en bepalen het beeld. Meestal heel gezellig, daar niet<br />
van, maar je zou toch graag eens wat jong bloed zien binnenstromen.<br />
Aan wie ik ook moest terugdenken was Herman Rubingh, oud-voorzitter van<br />
Succulenta en zo’n 30 jaar geleden initiatiefnemer van een studieclub, waar ik destijds<br />
deel van uitmaakte. Ik was begin dit jaar in de gelegenheid om na lange tijd<br />
weer eens zijn (nog steeds) indrukwekkende verzameling te mogen bekijken, die<br />
na zijn overlijden in 1999 in de hortus van de VU in Amsterdam is ondergebracht.<br />
Dat was een aangename verrassing want ik had geluiden gehoord dat er niet veel<br />
meer van over zou zijn. Afgezien van wat wolluis stonden de meeste planten er gezond<br />
bij. Twee studenten zijn een aantal maanden bezig geweest om de planten<br />
in een database onder te brengen en ik werd benaderd om te helpen bij het op<br />
naam brengen van naamloze planten. Er bleken nogal wat etiketten verdwenen te<br />
zijn maar gelukkig konden we veel planten tenminste weer van een geslachtsnaam<br />
voorzien. Het toekennen van soortnamen werd (zonder bloemen) al moeilijker.<br />
Dat moet op een ander moment, als de planten bloeien, dan maar gebeuren. Het<br />
is toch een speciaal gevoel als je met de planten van een man als Rubingh bezig<br />
bent. In gedachten zie ik hem dan weer aan het werk in zijn enorme kas in Soest,<br />
balancerend op een gammele trap om de planten hoog in de kas water te geven.<br />
Een bijzondere man, die van grote invloed is geweest voor de cactushobby in ons<br />
land.<br />
Tijdens het schrijven van dit stukje bereikte mij het bericht dat de VU-hortus volgend<br />
jaar gaat sluiten. Dat onheil hing al een tijdje in de lucht maar nu schijnt het<br />
besluit toch definitief te zijn. Te duur, geen wetenschappelijke functie meer, steeds<br />
hoor je bij opheffing van gesubsidieerde tuinen dezelfde argumenten. De VU-hortus<br />
heeft bovendien de pech op het duurste stuk grond van ons land te liggen, nl. de<br />
zuid-as langs de A-10.<br />
Waarschijnlijk worden de planten van de Rubingh-collectie verdeeld over een aantal<br />
verschillende tuinen, Den Helder en Amsterdam (die andere hortus) heb ik horen<br />
noemen. Het is natuurlijk jammer dat de collectie niet als geheel bijeen kan blijven<br />
maar we zullen deze oplossing moeten accepteren. Alle planten zijn gedocumenteerd,<br />
dus we kunnen ze straks in elk geval nog terugvinden.<br />
Ondanks deze onprettige ontwikkelingen heeft uw redactie toch weer met enthousiasme<br />
een nieuwe “Succulenta” samengesteld. Ik wens u veel plezier bij het<br />
lezen.<br />
154<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
EUPHORBIA GRANDICORNIS:<br />
DE GROOTDOORNIGE WOLFSMELK<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Van indrukwekkende vormverschijning is de Grootdoornige-<br />
Wolfsmelk, E. grandicornis, die tot een flinke struik of boompje uit<br />
kan groeien. Ze munt uit door den sterk-bochtigen, driekantigen<br />
stam, die zich ietwat étagevormig vertakt. De ribben loopen in breede,<br />
dunne vleugels uit, welke diep ingesnoerd zijn en onregelmatig<br />
geleed. De groote en sterke, 2 tot 5 cm lange, lichtgele, later grijze<br />
doornen, staan in paren op den met een doorloopende, grijze<br />
hoornlijst afgezetten, dunnen rug der ribben, en de grootste doorns<br />
zitten op de verst vooruitstekende gedeelten, waardoor de diepe,<br />
zwakker gedoornde bochten worden beveiligd. De groene kleur van<br />
stam en takken is van een prachtige, milde tint. Van blaadjes is ternauwernood<br />
sprake; ze zijn zeer klein en kortstondig en hoewel ook<br />
de zittende bloeiwijzen met dwars afstaande kliertjes klein en dicht<br />
op de ribben gezeten zijn, doet de heldergele kleur ze dadelijk in het oog vallen en<br />
dragen ze in den zomer korten tijd zeer tot de schoonheid der plant bij. Eigenaardig<br />
is zeker, dat deze soort als wildgroeiende plant niet met zekerheid bekend schijnt te<br />
zijn.<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Vetplanten” uit 1932.<br />
Zie de afbeelding<br />
Euphorbia grandicornis is binnen<br />
het geslacht een vertegenwoordiger<br />
van de grote groep van de stekelparen,<br />
ook wel aangeduid als de<br />
sectie Diacanthium. Planten uit deze<br />
groep hebben doorgaans 2 stekels<br />
die vanuit de rand van een hoornig<br />
schildje naar buiten gericht staan.<br />
Tot deze groep behoort bijvoorbeeld<br />
ook de eerder in deze serie besproken<br />
E. canariensis. Soms zijn er 3<br />
of 4 stekels en soms maar één (bijvoorbeeld<br />
bij E. unispina). E. grandicornis<br />
heeft nogal grote doorns,<br />
zoals de Nederlandse naam in het<br />
Verkade album al doet vermoeden,<br />
maar Van Laren had meer recht gedaan<br />
aan de botanische naam als hij<br />
de plant groothoornige in plaats van<br />
grootdoornige wolfsmelk genoemd zou<br />
hebben. Grandicornis betekent letterlijk vertaald<br />
‘met grote hoorns’.<br />
In Engelstalige landen wordt de plant ook<br />
wel ‘Cow’s horn Euphorbia’ genoemd. Mij<br />
doen de stekels meer aan de voelhorens<br />
van een slak denken (afb. 1). In deze afbeelding<br />
zien we tussen de stekels de<br />
Afb. 1: Een stekelpaar doet denken aan de<br />
voelhorens van een slak.<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 155
Afb. 2: De blaadjes die in de nieuwgroei gevormd worden,<br />
vergelen snel en vallen dan af<br />
Afb. 3: Tekening van een kopstek in ‘Pflanzenbiologische<br />
Schilderungen van Von Goebel (1889)<br />
Afb. 4: Doorsnede van een stengel in ‘Pflanzenbiologische<br />
Schilderungen van Von Goebel (1889)<br />
156<br />
littekens van de minuscule blaadjes<br />
(afb. 2), die in de nieuwgroei gevormd<br />
worden en die spoedig geel<br />
worden, verschrompelen en afvallen.<br />
Andere namen die veel gebruikt<br />
worden zijn ‘Big horned Euphorbia’,<br />
‘Rhino thorn’ en zelfs ‘Zig-Zag<br />
Cactus‘. Er is ook een cristaatvorm<br />
bekend en die oogt nog veel woester<br />
dan de normale plant.<br />
In het Afrikaans heet de plant<br />
renosterdoring. Een renoster is een<br />
neushoorn en dorings staat voor stekel,<br />
dus daarmee is de naam voldoende<br />
toegelicht.<br />
Hoewel de plant waarschijnlijk<br />
al vrij lang in cultuur is, heeft de<br />
beschrijving nogal op zich laten<br />
wachten.<br />
In de literatuur komen we de<br />
naam Euphorbia grandicornis voor<br />
het eerst tegen in 1889 in het eerste<br />
deel van het 2-delig boekwerk<br />
‘Pflanzenbiologische Schilderungen’<br />
van de Duitse hoogleraar botanie<br />
dr. Karl Immanuel Eberhard Ritter<br />
von Goebel. In een algemeen verhaal<br />
over euphorbia’s bespreekt hij<br />
een aantal aspecten van E. grandicornis<br />
alsof het een algemeen bekende<br />
plant is. Het lijkt helemaal niet<br />
op hetgeen wij tegenwoordig onder<br />
een beschrijving verstaan. Wel vinden<br />
we een fraaie pentekening van<br />
een kopstek (afb. 3). Daarnaast ook<br />
een tekening van de blaadjes in de<br />
nieuwgroei en van een dwarsdoorsnede<br />
van de stam waarin duidelijk<br />
de eigenaardige gedraaide vorm van<br />
de gevleugelde ribben geïllustreerd<br />
wordt (afb. 4). Von Goebel meldt dat<br />
hij geen gegevens over de groeiplaats<br />
heeft kunnen vinden. Wel concludeert<br />
hij uit de bouw van de plant<br />
met de brede dunne ribben en dus<br />
een groot oppervlak, vergelijkbaar<br />
met bijvoorbeeld bladcactussen, dat<br />
deze in haar natuurlijke omgeving<br />
waarschijnlijk niet aan lange droogteperiodes<br />
blootgesteld wordt.<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Na Von Goebel in 1889 is het stil<br />
tot 1893. In dat jaar verscheen in het<br />
periodiek ‘Dr. Neubert’s Deutsches<br />
Garten-Magazin’ onder de titel<br />
“Empfehlenswerte Cacteen” een artikel<br />
van ene heer J.E. Weiss, Dozent der<br />
Botanik. Hij vatte het begrip cactus nogal<br />
ruim op want de laatste in zijn rijtjes<br />
besproken ‘cactussen’ is E. grandicornis.<br />
Er staat zelfs een foto bij, de allereerste<br />
gepubliceerde dus, maar de drukkwaliteit<br />
was in die dagen nog niet erg best<br />
(afb. 5).<br />
De plant was toen dus nog steeds niet<br />
beschreven. Dat gebeurde pas in 1897<br />
door Nicholas Edward Brown in deel 26<br />
van Hooker’s Icones Plantarum. Vandaar<br />
de auteursaanduiding ‘Goebel ex N.E.<br />
Br.’ die in de wetenschappelijke literatuur<br />
steeds aan de soortnaam toegevoegd<br />
wordt. De beschrijving van Brown, verbonden<br />
aan Kew Gardens bij Londen,<br />
was aan de hand van een plant die vanaf<br />
1876 in Kew in cultuur was. De beschrijving<br />
met Latijnse diagnose ging<br />
vergezeld van 2 tekeningen van een behoorlijk<br />
uit de kluiten gewassen exemplaar.<br />
Ik vind deze tekeningen niet bijzonder<br />
fraai. Brown noemde ook een<br />
vindplaats: Zuid-Afrika, Umfolosirivier,<br />
Zululand.<br />
Toch was men kennelijk niet zo zeker<br />
van de groeiplaats want in 1904<br />
verschijnt in Engler’s ‘Botanische<br />
Jahrbücher’ een monografie over euphorbia’s<br />
uit de sectie Diacanthium<br />
waarin de auteur, F. Pax, schrijft:<br />
“Vaterland unbekantt, vielleicht Africa”.<br />
En Alwin Berger schrijft in 1907 in zijn<br />
‘Sukkulente Euphorbien’: “Heimat ?”<br />
en verderop “Die Herkunft der Pflanze<br />
ist unbekannt. Es ist aber nicht anzunehmen,<br />
daß sie erst neuerdings eingeführt<br />
worden sei, denn das oben erwähnte,<br />
grosse Exemplar in Kew spricht<br />
dafür, daß sie ein alter Bürger unserer<br />
Glashäuser ist”.<br />
Brown en anderen verzorgden later<br />
ook nog het deel over de<br />
Euphorbiaceae in de ‘Flora Capensis’<br />
Afb. 5: De eerste gepubliceerde foto in Dr. Neubert’s<br />
Deutsches Garten-Magazin (1893)<br />
van Sir William T. Thiselthon-Dyer.<br />
Dit deel verscheen in 1915 en ook<br />
hier wordt E. grandicornis behandeld.<br />
Grappig vind ik de laatste regel:<br />
“Distribution: Eastern Region:<br />
Zululand, stone! Marriott! And cultivated<br />
specimens!”.<br />
Ik vermoed dat Marriott een naam is,<br />
maar ik heb er niets over kunnen achterhalen.<br />
Maar vooral al die uitroeptekens<br />
intrigeren me. Ik heb geen idee wat de<br />
schrijver hiermee wilde benadrukken.<br />
Blijkens het bovenstaande citaat uit<br />
het Verkade-vetplantenalbum was men<br />
ook in 1932 nog niet zeker van de<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 157
Afb. 8: Cyathium met vrouwelijke bloem<br />
Afb. 6: Een plant die gaat bloeien valt op door<br />
de levendig rode kleur van de zich ontwikkelende<br />
cyathia<br />
en kunnen tot 2 m hoog worden. Het<br />
schijnt dat grote planten nogal eens onder<br />
hun eigen gewicht bezwijken. De<br />
variëteit sejuncta (in 1970 beschreven<br />
door Leach) die kleiner blijft en soms<br />
liggend groeit, heeft 2 of 3 ribben en<br />
is alleen bekend van een vindplaats in<br />
Mozambique. Daar groeit ze in het gezelschap<br />
van Aloe chabaudii, Euphorbia<br />
corniculata, en E. tirucalli op graniethellingen<br />
op hoogtes tussen 380 en 700<br />
meter.<br />
Bij een zonnige standplaats valt een<br />
plant die gaat bloeien op door de levendig<br />
rode kleur van de zich ontwikkelende<br />
cyathia (afb. 6). Deze verschijnen aan<br />
de bovenste, dus jongste, segmenten<br />
Afb. 7: Cyathia met mannelijke bloemen<br />
groeiplaats. Uit de hedendaagse literatuur<br />
blijkt dat het verspreidingsgebied<br />
toch best groot is: Zuid-Afrika (Kwazulu-<br />
Natal), Swaziland, Mozambique, Kenia.<br />
Daar groeit ze op geringe hoogte (tot<br />
400 m) in kleine groepen tussen gras<br />
of struiken. Ze hebben 3 of 4 ribben<br />
158<br />
Afb. 10: Het ontstaan van de eerste stekelparen bij<br />
een jonge zaailing<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
van de in etages<br />
groeiende stengels. In<br />
aanleg staan er steeds<br />
3 cyathia bij elkaar<br />
maar vaak komt alleen<br />
de middelste<br />
tot ontwikkeling. Die<br />
heeft alleen mannelijke<br />
bloemen (meeldraden).<br />
De beide<br />
buitenste cyathia zijn<br />
tweeslachtig. Eerst<br />
ontwikkelen zich de<br />
mannelijke bloemen<br />
(afb. 7) en als die verdrogen<br />
dan komt de<br />
vrouwelijke bloem<br />
(stamper, afb. 8). Alle<br />
cyathia zijn heldergeel<br />
van kleur. Dit bloeigedrag<br />
met een centrale<br />
mannelijke bloeiwijze<br />
geflankeerd door<br />
2 vrouwelijke cyathia vinden we wel vaker<br />
bij euphorbia’s, bijvoorbeeld bij E.<br />
canariensis.<br />
Rijpe vruchtjes zijn ongeveer 8 mm in<br />
diameter en purperrood van kleur (afb.<br />
9).<br />
Voor de cultuur wordt een luchtig<br />
mengsel met weinig organisch materiaal<br />
en veel toevoegingen als lava, puimsteen,<br />
kleibrokjes enz. aanbevolen.<br />
Liever geen turf gebruiken. Van maart<br />
tot september ruim water geven. In de<br />
winter moet de temperatuur minimaal<br />
12 0 C, maar liever nog wat hoger zijn.<br />
Vermeerdering door stekken, die vrij gemakkelijk<br />
wortelen, of door middel van<br />
zaaien. Zaad is redelijk goed verkrijgbaar<br />
en het is boeiend om te zien hoe<br />
uit de tere kiemplant met de 2 kiemblaadjes<br />
zich een woest bestekelde plant<br />
ontwikkelt (afb. 10).<br />
In vorstvrije landen wordt E. grandicornis<br />
wel aanbevolen voor heggen. Snoei<br />
wordt uitstekend verdragen. Geiten eten<br />
wel de hoekjes eraf maar de bestekelde<br />
kanten laten ze met rust. Het melksap<br />
schijnt de dieren niet te deren.<br />
Afb. 9: Vruchtvorming bij een E. grandicornis in het Jan Celliers Park<br />
(Pretoria, Zuid Afrika).<br />
Foto Dr. Johann C. Knobel<br />
Literatuur:<br />
Berger, A. (1907). Sukkulente Euphorbien,<br />
p. 52-53, Ulmer Verlag, Stuttgart, .<br />
Brown, N.E. (1897). Hooker’s Icones<br />
Plantarum 26, plates 2531, 2532.<br />
Brown, N.E., Hutchinson, J. en Prain, D.<br />
(1915). Euphorbiaceae in Thiselton-Dyer,<br />
Flora Capensis, William Clowes and<br />
Sons, London, Vol 5, sect 2, part 2, p.<br />
367-368.<br />
Goebel, K. von (1889). Pflanzenbiologische<br />
Schilderungen, N. G. Elwert’sche<br />
Verlagsbuchhandlung, Marburg.<br />
Laren, A.J. van (1932). Vetplanten, Verkade’s<br />
fabrieken N.V., Zaandam.<br />
Pax, F. (1905). Monographische Übersicht<br />
über die afrikanische Arten aus<br />
der Sektion Diacanthium der Gattung<br />
Euphorbia in Engler’s Botanische<br />
Jahrbücher 34, p. 74<br />
Weiss, J.E. (1893). Neubert’s Deutsches<br />
Garten-Magazin 46, p. 291.<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 159
VOOR HET VOETLICHT<br />
Bertus Spee<br />
Ferocactus robustus<br />
De Tehuacán-vallei is een van de<br />
mooiste cactusgebieden in Mexico,<br />
gelegen in de staten Puebla en<br />
Oaxaca. Op sommige plaatsen vinden<br />
we hier enorme groepen van<br />
deze ferocactus. De planten kunnen<br />
wel 2 tot 3 meter in diameter worden.<br />
In cultuur zijn deze planten prima<br />
uit zaad op te kweken. In het begin<br />
groeien ze vrij langzaam. Na een<br />
aantal jaren beginnen ze te spruiten<br />
aan de basis. We planten ze dan over<br />
in een flinke schaal in een mineraalrijk<br />
substraat. Zo kunnen ze mooie<br />
clusters vormen. De gele bloemen<br />
verschijnen heel sporadisch.<br />
Tijdens de groei kunnen ze best wat water gebruiken en een zonnige en luchtige<br />
plaats. In de winter houden we ze droog en zetten ze op een lichte plaats bij<br />
een minimumtemperatuur van 10 0 C. Als de planten beginnen te spruiten kunnen<br />
ze ook uit stek vermeerderd worden. Ze krijgen op vochtig grof zand of bims al snel<br />
wortels.<br />
Mammillaria pectinifera<br />
Deze miniatuurplantjes groeien in<br />
de omgeving van Tehuacán, in hetzelfde<br />
gebied als Ferocactus robustus.<br />
Ze zijn vaak moeilijk te vinden<br />
in het stenige en grasachtige terrein.<br />
Ze worden zelden groter dan 3 cm in<br />
doorsnede en in de droge tijd trekken<br />
ze zich terug in de grond. Ze bloeien<br />
al vroeg in het voorjaar (de afgebeelde<br />
foto is gemaakt op 26 januari op<br />
een groeiplaats bij Tecamachalco).<br />
Vermeerderen kan alleen door zaaien.<br />
Ze groeien echter langzaam. In<br />
een goed doorlatend, lemig substraat<br />
en met een matige watergift kunnen<br />
ze al na 5 jaar bloeien. Soms worden de zaailingen geënt op Peireskiopsis, zodat<br />
ze wat sneller groeien. Tijdens de winterrust houden we ze droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 10 0 C.<br />
160<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Hechtia lyman-smithii<br />
Ook deze mooi getekende hechtia’s<br />
vinden we in de Tehuacán-vallei.<br />
Doordat ze aan de basis spruiten,<br />
groeien ze daar uit tot grote plakkaten.<br />
Ze zijn heel variabel van tekening;<br />
maar op beschaduwde plaatsen<br />
blijven de bladeren wat meer groen.<br />
Zaden worden zelden aangeboden.<br />
Toch zijn ze prima uit zaad op te kweken<br />
en in een ruime pot vormen ze al<br />
snel mooie groepen. We planten ze<br />
in een mineraalrijk doorlatend grondmengsel<br />
en geven tijdens de groei<br />
flink water. Ze kunnen in de zomer<br />
prima buiten gekweekt worden op<br />
een flink zonnige plaats. In de winter<br />
houden we ze boven de 10 0 C en geven een heel klein beetje vocht zodat de bladeren<br />
niet indrogen. Ze zijn ook goed uit stekken te vermeerderen.<br />
Beaucarnea (Nolina) gracilis<br />
Ook deze opvallende planten<br />
groeien massaal in de Tehuacánvallei.<br />
Ze worden tegenwoordig bij<br />
de Nolinaceae ingedeeld. De planten<br />
kunnen meer dan 6 meter hoog worden.<br />
De voet van de dikke stam kan<br />
wel 8 meter in omtrek worden. Deze<br />
reuzen zijn dan wel honderden jaren<br />
oud.<br />
Ze zijn prima uit zaad op te kweken<br />
en stellen weinig eisen. Na een<br />
jaar beginnen ze al een verdikte voet<br />
te vormen. We planten ze in een ruime<br />
pot en in een mineraalrijk grondmengsel.<br />
Tijdens de groei kunnen ze<br />
best veel water verdragen. Ze kunnen<br />
dan ook prima buiten gekweekt worden op een zonnige plaats.<br />
Ze kunnen gaan bloeien als ze zo’n 2 meter hoog zijn. Na de bloei vertakt de<br />
hoofdstam zich telkens. In de winter houden we ze op een minimumtemperatuur<br />
van 15 0 C en geven dan om de 2-3 weken een klein beetje water op de schotel.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 161
Sclerocactus (Ancistrocactus)<br />
uncinatus ssp. crassihamatus<br />
Jean Bonnefond<br />
De bedoeling van dit artikel is om uw interesse te wekken voor een cactus uit het geslacht<br />
Ancistrocactus sensu stricto, die weinig in verzamelingen voorkomt en waarnaar, in tegenstelling<br />
tot de andere soorten uit dit geslacht, in de literatuur weinig verwezen wordt:<br />
Ancistrocactus crassihamatus.<br />
Vooral door haar uiterlijk wordt ze<br />
vaak aangezien voor een soort uit het<br />
geslacht Ferocactus, een geslacht waarin<br />
zij dan ook regelmatig geplaatst werd. In<br />
haar natuurlijke Mexicaanse omgeving,<br />
ten zuidwesten van de Sierra Madre<br />
Oriental, is zij blootgesteld aan een zeer<br />
droog klimaat. Dit is ook de reden dat<br />
de planten in cultuur zeer moeilijk zijn.<br />
Onder onze klimaatomstandigheden<br />
moeten enkele regels in acht genomen<br />
worden om desalniettemin te slagen.<br />
Ik heb nu (in <strong>2013</strong>) exemplaren van A.<br />
crassihamatus in mijn kas die al 20 jaar<br />
oud zijn, exemplaren die in mei 1993<br />
gezaaid zijn.<br />
Het geslacht Ancistrocactus sensu stricto en<br />
zijn historische samenhang<br />
Het geslacht Ancistrocactus in strikte<br />
betekenis (Ancistrocactus sensu stricto)<br />
vormt een groep gelijkvormige planten<br />
die onderwerp geweest zijn van talrijke<br />
discussies van taxonomische aard<br />
op grond van hun morfologie en hun<br />
ontwikkeling. In de loop der tijd werden<br />
deze planten binnen een groot aantal<br />
geslachten ondergebracht, maar tegenwoordig<br />
zijn ze<br />
allemaal gerangschikt<br />
in het geslacht<br />
Sclerocactus<br />
(David Hunt, “CITES<br />
Cactaceae Checklist”<br />
2e ed.). Het is een<br />
verbazingwekkende<br />
lijst met synoniemen.<br />
Voor het taxon crassihamatus<br />
is de lijst<br />
als volgt:<br />
Kaart van de vindplaatsen<br />
van Sclerocactus (Ancistrocactus)<br />
uncinatus<br />
ssp. crassihamatus<br />
162<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
1. Echinocactus crassihamatus F.A.C.<br />
Weber, Dictionaire d’Horticulture<br />
par Désiré Georges Bois 468<br />
(1896);<br />
2. Echinocactus mathssonii E. Berge<br />
ex Schumann, Monatsschrift für<br />
Kakteenkunde 7:76 (1897);<br />
3. Ferocactus crassihamatus (F.A.C.<br />
Weber) Britton & Rose, Cactaceae<br />
3:144 (1922);<br />
4. Glandulicactus crassihamatus<br />
(F.A.C. Weber) Backeberg, Beitr.<br />
Sukkulentenk. 6-8 (1940);<br />
5. Thelocactus crassihamatus<br />
(F.A.C. Weber) Marshall & Bock,<br />
Cactaceae p. 169 (1941);<br />
6. Hamatocactus uncinatus ssp.<br />
crassihamatus (F.A.C. Weber)<br />
Buxbaum, Kakt. and. Sukk. 2:6<br />
(1951);<br />
7. Ancistrocactus crassihamatus<br />
(F.A.C. Weber) L. Benson, Cact.<br />
Succ. J. Amer. 41:188 (1969);<br />
8. Ferocactus mathssonii (Berge ex<br />
Schumann) N.P. Taylor, Cact. Succ.<br />
J. GB. 41(4):91 (1979);<br />
9. Sclerocactus uncinatus ssp. crassihamatus<br />
(F.A.C. Weber) N.P. Taylor,<br />
Bradleya 5:94 (1987);<br />
10. Pediocactus uncinatus var. crassihamatus<br />
(Britton & Rose) J.J.<br />
Halda, Acta Mus. Richnov. Sect.<br />
Nat. 5(1) 12-27 (1998).<br />
De naam Ancistrocactus (Grieks ankistron<br />
= haak) werd in 1897 gecreëerd<br />
door de Duitse botanicus Karl Moritz<br />
Schumann, conservator van het botanisch<br />
museum te Berlijn. Dit om een<br />
ondergeslacht te maken binnen het geslacht<br />
Echinocactus. De naam verscheen<br />
voor het eerst in zijn standaardwerk<br />
“Gesamtbeschreibung der Kakteen”.<br />
Het ondergeslacht Ancistrocactus werd<br />
door Britton en Rose in 1922 tot geslacht<br />
verheven met als soorten A. megarhizus,<br />
A. scheeri en A. brevihamatus.<br />
Het was pas in 1969 dat Benson<br />
ook crassihamatus tot soort binnen<br />
Ancistrocactus ombenoemde. Hunt<br />
(New Cactus Lexicon, 2006) beschouwt<br />
de soorten van Ancistrocactus als onderdeel<br />
van het geslacht Sclerocactus,<br />
waarbij crassihamatus dan een subspecies<br />
is van S. uncinatus.<br />
Het is interessant om ons met een<br />
paar woorden te verplaatsen in het historische<br />
verband tussen de ontdekking<br />
en de beschrijving van deze ancistrocactus<br />
en de samenhang van de soort<br />
A. crassihamatus bij haar introductie in<br />
Europa.<br />
Zoals een groot aantal andere Noord-<br />
Amerikaanse en Mexicaanse cactussen<br />
zijn deze exemplaren tussen 1845<br />
en 1870 ontdekt. Dit is in het bijzonder<br />
het tijdperk van de verovering van het<br />
Westen, dat vorm kreeg door de stromen<br />
emigranten op zoek naar grondgebied<br />
vanaf 1842, en ook tijdens de<br />
ontdekking van goud vanaf 1848. Het<br />
Mexicaanse gebied is eveneens ingrijpend<br />
veranderd na afloop van de oorlog<br />
van 1846 tussen Mexico en de “jonge”<br />
Verenigde Staten. Een oorlog die voor<br />
Mexico eindigde met het verlies van o.a.<br />
New Mexico en California. Het is tevens<br />
het tijdperk van de Franse militaire expedities<br />
in Mexico van 1864 tot 1867.<br />
Grote gebieden stonden daarmee open<br />
voor meerdere ontdekkingstochten hetgeen<br />
de ontdekking en beschrijving van<br />
grote aantallen planten mogelijk maakte.<br />
Het was George Engelmann (1809<br />
- 1884) die, ongeveer veertig jaar<br />
voor het opstellen van het geslacht<br />
Ancistrocactus, de eerste beschrijvingen<br />
maakte van Echinocactus brevihamatus<br />
en Echinocactus uncinatus var. wrightii.<br />
Deze van oorsprong Duitse arts en botanicus<br />
verrichtte een enorme arbeid<br />
door het ontdekken van vele cactussoorten<br />
en het classificeren van de cactusfamilie<br />
en dan vooral met betrekking<br />
tot de cactussen van Noord-Amerika.<br />
In werkelijkheid begon dit werk al met<br />
de expedities vanaf 1840 van de Duitse<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 163
Afb. 1: Ancistrocactus crassihamatus in bloei<br />
natuuronderzoeker Frederick Adolphus<br />
Wislizenus (1810 - 1889).<br />
Het verslag van de expeditie, door<br />
Engelmann gepubliceerd in 1848,<br />
was gebaseerd op de beroemde verslagen<br />
van “Memoir of a tour of<br />
Northern Mexico, connected with colonel<br />
Doniphan’s expedition in 1846 and<br />
1847”, uitgegeven door de Amerikaanse<br />
Senaat. Tijdens de expeditie van<br />
Doniphan ontving G. Engelmann, woonachtig<br />
in Saint Louis in de Verenigde<br />
Staten, exemplaren van planten die nog<br />
niet beschreven waren. Zij werden hem<br />
toegestuurd door een van de deelnemers<br />
aan de expeditie, Josiah Gregg<br />
(1806 - 1850), tevens ontdekkingsreiziger,<br />
handelaar en natuurkenner.<br />
Het was in 1856 dat G. Engelmann<br />
een groot gedeelte van deze beschrijvingen<br />
publiceerde in het kader van de<br />
Amerikaanse Academie van Kunsten en<br />
Wetenschappen.<br />
164<br />
De eerste beschrijving van<br />
Echinocactus crassihamatus in 1896<br />
wordt toegeschreven aan de Franse militaire<br />
arts en botanicus Frédéric Albert<br />
Constantin Weber (1830 - 1903). Maar<br />
ze werd pas in 1898 gepubliceerd.<br />
Doordat Weber deelnam aan de Franse<br />
militaire expeditie van 1864 tot 1867<br />
in Mexico, kon hij pas na terugkeer<br />
zijn tijd wijden aan de beschrijving van<br />
een groot aantal cactussen. Het grootste<br />
gedeelte van zijn werk is pas na zijn<br />
dood gepubliceerd. Een andere beschrijving<br />
van dezelfde soort is van de<br />
uit Leipzig afkomstige botanicus Ernst<br />
Berge in een publicatie van Karl Moritz<br />
Schumann onder de naam Echinocactus<br />
mathssonii. Schumann was conservator<br />
aan de botanische tuin te Berlijn.<br />
Beroemd is natuurlijk zijn standaardwerk<br />
over cactussen “Gesamtbeschreibung<br />
der Kakteen” in 1898. E. Berge (1836 -<br />
1897) was handelaar in cactussen, vetplanten<br />
en orchideeën. Hij importeerde<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Afb. 2: De bloem van Ancistrocactus crassihamatus, bloemen van dichtbij<br />
veel planten vanuit Mexico.<br />
Deze functie van importeur van<br />
Mexicaanse planten is belangrijk. Want<br />
tot aan 1900 waren de nieuwbeschrijvingen<br />
niet alleen voorbehouden aan<br />
botanici die in de gelegenheid waren<br />
om het nieuwe continent te doorkruisen.<br />
Snel kwamen ook de handelaren<br />
om het oude continent te voorzien<br />
van exemplaren. Zo zag men in Europa<br />
nieuwe en bijzondere planten arriveren<br />
die hier bestudeerd en geëxposeerd<br />
konden worden. Ter illustratie: men vindt<br />
in het eerste deel van het Franse tijdschrift<br />
“L’Horticulteur Universel” het volgende<br />
verslag over de komst van enige<br />
van die planten. “In Frankrijk heeft<br />
men in 1837 een omvangrijke zending<br />
met Mexicaanse cactussen ontvangen.<br />
Daarvan is een gedeelte hier gebleven<br />
en een gedeelte is naar Engeland,<br />
België en Duitsland gestuurd. Een tweede<br />
zending, ook uit Mexico in 1838<br />
(door M. Galeotti, reiziger voor de heer<br />
Vandermaelen uit Brussel, waar hij<br />
tuinder was), bevatte evenals de eerste<br />
zending een groot aantal prachtige<br />
cactussen, orchideeën en enige zeer<br />
sterke exemplaren van de nieuwe soort<br />
Dioscorea (Tamus). De cactussen van<br />
deze twee zendingen, die met moeite<br />
in een vijftig- à zestigtal kisten pasten,<br />
bestonden voor het grootste gedeelte<br />
uit mammillaria’s en echinocactussen.<br />
Ternauwernood konden we er twee of<br />
drie cereussen en een of twee opuntia’s<br />
tussen vinden.”<br />
De Belg Henri Guillaume Galeotti<br />
(1814 - 1858) vertrok in 1835 naar<br />
Mexico om er vijf jaar te gaan wonen en<br />
zich te wijden aan de algemene botanie<br />
met de nadruk op cactussen. Hij begon<br />
er een handel in Mexicaanse succulenten<br />
met als bestemming Europa.<br />
In 1840 keerde hij terug naar België<br />
met grote hoeveelheden planten die<br />
voor de Botanische tuin in Brussel<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 165
verzameld waren of voor eigen gebruik.<br />
Het was Galeotti (1848) die als eerste<br />
Echinocactus uncinatus beschreef. De<br />
Fransman Hippolyte Boissel de Monville<br />
beschreef in 1853 dezelfde plant, maar<br />
dan onder de naam Echinocactus ancylacanthus.<br />
In de buurt van Rouen bezat<br />
H. Boissel de Monville een van de<br />
grootste verzamelingen cactussen en<br />
vetplanten van zijn tijd. Verscheidene<br />
van zijn beschrijvingen van planten<br />
zijn gepubliceerd in “L’Horticulteur<br />
Universel”.<br />
Een volgende soort die tot<br />
Ancistrocactus gerekend wordt is A.<br />
scheeri. De nieuwbeschrijving van<br />
Echinocactus scheeri kwam in 1849<br />
uit de pen van de Duitse prins Joseph<br />
Maria Franz Salm-Dyck (1773 - 1861),<br />
die een persoonlijke en overweldigende<br />
passie voor succulente planten aan de<br />
dag legde na het bijwonen van besprekingen<br />
van botanici. Hij liet in 1850 kassen<br />
in zijn kasteeltuin te Dyck bouwen<br />
en verzamelde daar weldra een van de<br />
mooiste collecties met cactussen, agaven,<br />
aloë’s etc. Dit stelde hem in staat<br />
om zich te wijden aan vele studies op<br />
het gebied van beschrijving, indeling<br />
en illustraties en het publiceren van diverse<br />
werken waarvan het meest bekende<br />
“Cacteae in Horto Dickensi cultae”<br />
(1849 - 1850) is.<br />
Dit is de heftige en boeiende samenhang,<br />
maar ook enthousiast en onstuimig,<br />
waarin deze cactussen op het oude<br />
continent hun intrede deden. Het is aan<br />
het begin van 1920 dat het geslacht<br />
Ancistrocactus wordt opgesteld door<br />
de Amerikaanse botanici N.L. Britton<br />
en J.N. Rose en als zodanig gepubliceerd<br />
in hun monumentale werk “The<br />
Cactaceae” (1922). Zij onderscheiden<br />
daarin drie soorten, hoofdzakelijk op basis<br />
van hun bedoorning en hun areolen:<br />
A. brevihamatus, A. scheeri en A.<br />
megarhizus.<br />
166<br />
Ancistrocactus uncinatus en A. crassihamatus<br />
zijn ook soorten die in “The<br />
Cactaceae” besproken worden, maar<br />
dan in een door Britton en Rose opgesteld<br />
nieuw geslacht, Ferocactus. In totaliteit<br />
onderscheiden zij in dit nieuwe<br />
geslacht 30 soorten, welke allemaal uit<br />
Noord-Amerika afkomstig zijn met een<br />
verspreidingsgebied dat zich uitstrekt<br />
over de Verenigde Staten en Mexico.<br />
Argumenten waarom deze twee soorten<br />
tot Ferocactus worden ombenoemd, worden<br />
niet gegeven. Bij Ferocactus crassihamatus<br />
vermelden Britton en Rose<br />
dat ze de plant slechts kennen door<br />
de illustratie en de publicatie van Karl<br />
Schumann. Over E. mathssonii zeggen<br />
ze dat de eerste publicatie plaatsvond in<br />
1893 (Monatsschrift für Kakteenkunde<br />
3:4) maar zonder een geldige beschrijving.<br />
En zij hebben geen idee van de<br />
grootte van de plant.<br />
Ook E. uncinatus wordt door Britton<br />
en Rose tot Ferocactus ombenoemd,<br />
hoewel zij twijfelen aan de juistheid ervan.<br />
Zij vinden deze soort niet nauw<br />
verwant met de andere soorten uit dit<br />
geslacht en denken zelfs aan een apart<br />
geslacht.<br />
Het is waarschijnlijk dat de morfologische<br />
kenmerken, de bedoorning, maar<br />
misschien ook de plaats van herkomst<br />
(het westelijke deel van Texas en centraal<br />
Mexico voor uncinatus en de staat<br />
Querétaro in het midden van Mexico<br />
voor crassihamatus) ertoe bijdroegen<br />
dat uncinatus en crassihamatus bij<br />
Ferocactus ondergebracht werden.<br />
Vanaf 1920 zijn de soorten van het geslacht<br />
Ancistrocactus onderwerp geweest<br />
van vele discussies op taxonomisch<br />
gebied en de soorten werden steeds<br />
weer in andere geslachten geplaatst,<br />
zoals Glandulicactus, Hamatocactus,<br />
Pediocactus en Sclerocactus. Als voorbeeld:<br />
aan het eind van de jaren ’70<br />
van de vorige eeuw wilde de botanicus<br />
en taxonoom N.P. Taylor het geslacht<br />
Ferocactus herzien. Op basis van<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
de originele artikelen van Britton &<br />
Rose, F.A.C. Weber en E. Berge beargumenteerde<br />
hij dat F. crassihamatus<br />
synoniem gesteld moest worden aan<br />
F. mathssoni (Cact. Succ. J. of Great<br />
Britain, 1979). In het begin van de jaren<br />
2000 zorgde de voortgang van<br />
de wetenschap en de middelen die<br />
haar ter beschikking stonden, voor<br />
nieuwe inzichten. Op basis van fylogenetisch,<br />
moleculair en DNA- onderzoek<br />
kwamen verwantschappen<br />
tussen diverse cactussoorten in een<br />
ander daglicht te staan. Het leidde<br />
ertoe dat alle soorten uit het geslacht<br />
Ancistrocactus (maar ook die uit het<br />
geslacht Echinomastus en Toumeya)<br />
opnieuw gegroepeerd werden in het<br />
geslacht Sclerocactus.<br />
Afb. 3: Vruchten van Ancistrocactus crassihamatus<br />
Ecosysteem van de Chihuahuawoestijn<br />
en de Sierra Madre Oriental<br />
Het verspreidingsgebied van<br />
Ancistrocactus ligt in een van de<br />
twee belangrijkste gebieden met<br />
de grootste diversiteit aan cactussen<br />
(het tweede gebied ligt ten<br />
zuidwesten van de Andes en bestrijkt<br />
grote delen van Peru, Chili en<br />
Argentinië). Dit gebied strekt zich<br />
uit van het uiterste zuidwesten van<br />
de Verenigde Staten – het zuidoosten<br />
van Arizona, het zuiden van New<br />
Mexico en het westen van Texas -<br />
tot aan centraal Mexico in de deelstaten<br />
Guanajuato, Querétaro, en<br />
Hidalgo. Het komt voor het overgrote<br />
deel overeen met het ecosysteem<br />
van de Chihuahuawoestijn,<br />
de meest uitgestrekte woestijn van<br />
Noord-Amerika, met een oppervlakte<br />
van ongeveer 500.000 km 2 . Het<br />
is een woestijn welke gemiddeld op<br />
een hoogte ligt van 1100 - 1500 m.<br />
Van het noorden naar het zuiden<br />
en onder de invloed van dit ecosysteem<br />
zijn successievelijk te vinden:<br />
Sclerocactus (Ancistrocactus)* brevihamatus<br />
ssp. tobuschii (zuidwesten<br />
van Texas, Edwards Plateau), S.(A.)<br />
Afb. 4: Bloemknoppen worden zichtbaar<br />
Afb. 5: Uiteindelijk wordt de plant zuilvormig<br />
19 cm hoog en 11cm Ø<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 167
uncinatus ssp. wrightii (langs de oevers<br />
van de Rio Grande in New-Mexico en<br />
Texas in de VS, en in de Mexicaanse staten<br />
Sonora, Chihuahua en Nuevo Leon),<br />
S.(A.) brevihamatus ssp. brevihamatus<br />
(uiterste zuidwesten van Texas tot in de<br />
Mexicaanse staat Nuevo Leon) en S.(A.)<br />
scheeri ssp. scheeri (zuidwesten van<br />
Texas tot in het zuiden van Tamaulipas).<br />
Twee taxa komen uitsluitend in<br />
Mexico voor. S.(A.) uncinatus ssp. uncinatus<br />
komt voor vanaf het noorden<br />
van Mexico, de staat Chihuahua tot het<br />
noordoosten van de staat Querétaro.<br />
Men bevindt zich hier nog steeds onder<br />
de invloed van het ecosysteem van<br />
de Chihuahuawoestijn. In “Guide to<br />
the identification of threatened cacti of<br />
Mexico” (1998) wijst Graham Charles<br />
er op dat A. crassihamatus tamelijk<br />
zeldzaam is en maar op enkele plaatsen<br />
rond San Luis de la Paz in de staat<br />
Guanajuato voorkomt, zonder hierbij de<br />
aanwezigheid in de staat Querétaro te<br />
noemen. Van hun kant hebben de auteurs<br />
van een artikel, dat tot doel had<br />
het niveau van zeldzaamheid te onderzoeken<br />
van 142 soorten die in het<br />
ecosysteem van de Chihuahuawoestijn<br />
voorkomen (Revista Mexicana de<br />
Biodiversidad, 2010), van A. crassihamatus<br />
(die zij indeelden bij Hamatocactus<br />
en niet bij Sclerocactus) aangegeven dat<br />
deze zeldzaam is en endemisch in de<br />
staat Guanajuato, voorkomend op minder<br />
dan tien vindplaatsen die in totaal<br />
10 km 2 beslaan (vindplaatsen bij San<br />
Luis de la Paz, Mineral de Pozos, Calera,<br />
Pringon, Pozos, Xichú, alle gelegen op<br />
hellingen in het oosten van de staat en<br />
alle met het predicaat “bedreigd”). Ter<br />
vergelijking, A. uncinatus ssp. uncinatus<br />
is wijdverbreid op ca. 200 vindplaatsen<br />
die in totaal ongeveer 103.000 km 2<br />
beslaan.<br />
Zoals te lezen bij Anton Hofer (Cactus<br />
& Co, 2(5) 2001) is S. (A.) uncinatus<br />
ssp. crassihamatus de meest zuidelijke<br />
soort (ten zuidwesten van de Sierra<br />
168<br />
Madre Oriental). Men vindt ze voornamelijk<br />
tussen het lage gras op zandplaten<br />
of op de hellingen van heuvels op<br />
hoogtes tussen de 1800 en 2300 m.<br />
Deze gebieden bestaan vaak uit vlakke<br />
stukken, omringd door bergachtige zones<br />
en ze worden gekenmerkt door een<br />
droog klimaat en een zeer droge lucht.<br />
De rotsachtige bodem is rijk aan leem,<br />
gips, kalkhoudende en vulkanische rotsen.<br />
A. uncinatus ssp. crassihamatus<br />
wordt vaak gevonden in gezelschap van<br />
ferocactussen (F. latispinus ssp. latispinus,<br />
F. macrodiscus ssp. septentrionalis,<br />
F. hystrix), mammillaria’s (M. densispina,<br />
M. perbella) en ook van Neolloydia<br />
conoidea.<br />
Beschrijving<br />
De naam crassihamatus komt van oorsprong<br />
van de Latijnse woorden crassus<br />
(dik) en hamatus (van haken voorzien)<br />
refererend aan de voor deze soort zeer<br />
karakteristieke bedoorning.<br />
Plantenlichaam: Gewoonlijk enkelvoudig,<br />
over het algemeen bolvormig, met een<br />
ietwat verzonken kop. Op latere leeftijd<br />
en in zijn natuurlijke omgeving kan het<br />
plantenlichaam lichtelijk langwerpig worden,<br />
zelden cilindervormig. Een hoogte<br />
van 20 cm en een doorsnee van 15 cm<br />
kan dan bereikt worden. In cultuur kunnen<br />
de planten bij ouderdom de neiging<br />
tot lengtegroei krijgen (planten van 20<br />
jaar en ouder). Zij bereiken een lengte<br />
van 17-20 cm en slechts een doorsnee<br />
van 10-12 cm. De epidermis heeft een<br />
lichte matgroene kleur of grijsgroen of<br />
iets blauwachtig. Wanneer de plant ouder<br />
wordt verliest zij haar blauwachtige<br />
kleur en wordt lichtgroen met een geelachtige<br />
zweem, dit zonder verschijnselen<br />
van verhouting te vertonen. Bij het<br />
ouder worden vormen zich scheuten aan<br />
de wortelhals.<br />
Wortelgestel: Van nature lichte penwortel<br />
(volwassen planten) die aan de uiteinden<br />
haarvormig uitloopt.<br />
Ribben: Bij volwassen planten een dertiental<br />
rechte ribben, niet uitstekend,<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
gevormd door een aaneenschakeling<br />
van tuberkels.<br />
De tuberkels zijn lichtelijk<br />
afgerond, de vorm<br />
aannemend van uitwassen<br />
of van goed gemarkeerde<br />
tepels, met een lengte van<br />
1,5 cm en een hoogte van<br />
2,5 à 3 cm.<br />
Areolen: Op het bovenste<br />
gedeelte van de tuberkels<br />
geplaatst, met wol, maar<br />
nooit erg veel. De wol<br />
wordt minder bij de groei<br />
van de plant. De areolen<br />
hebben een behoorlijke<br />
afmeting en zijn boven op<br />
de top van de tuberkels afgerond<br />
(op het punt waar<br />
de bedoorning ontspringt).<br />
Vervolgens zet de areool zich voort aan<br />
de bovenkant van de tuberkels in een<br />
nauwe groef van 1 à 2 mm breedte en 1<br />
à 1,5 cm lengte, om te eindigen bij het<br />
begin van het bloeipunt, in de directe<br />
nabijheid van de basis van de daarboven<br />
liggende tuberkel. Met zijn twee afgeronde<br />
uiteinden en met een verbindingsgroef<br />
geven deze areolen de vorm van<br />
een halter weer. Ditzelfde aspect is terug<br />
te vinden bij A. scheeri ssp. scheeri.<br />
Deze areolen zijn ook de plaats, over<br />
de hele lengte van hun groef, van de 5<br />
honingklieren die een kleverige stof uitscheiden,<br />
bestemd om insecten aan te<br />
trekken. Deze klieren zijn vooral zichtbaar<br />
op de oudere areolen die hun wol<br />
verloren hebben.<br />
Aantal doorns: In totaal 11 tot 14, zeer<br />
robuust.<br />
Randdoorns: Bij volwassen planten 9 tot<br />
10, die twee groepen vormen. Hiervan<br />
wijzen 3 tot 5 randdoorns altijd naar de<br />
kop van de plant, vervolgens staan er<br />
2 paarsgewijs en horizontaal. Al deze<br />
doorns, met een rechte punt, hebben<br />
een plat gedeelte van ongeveer 2 mm.<br />
Vervolgens wijzen 3 randdoorns naar de<br />
onderkant van het plantenlichaam, zij<br />
hebben een gehaakt uiteinde, rond en<br />
Afb. 6: Jonge Ancistrocactus crassihamatus (in mei 2000 gezaaid),<br />
7,5 cm hoog en 8cm Ø<br />
niet afgeplat. Al deze randdoorns hebben<br />
een oker tot okerroze kleur of oker<br />
met een paarsachtige gloed, de punt is<br />
zwart of donkerbruin. Na verloop van tijd<br />
worden ze grijs. Ze worden 1 tot 2,5 cm<br />
lang.<br />
Middendoorns: Er zijn 1 tot 4 middendoorns<br />
met een doorsnede van 1 tot 1,5<br />
mm, stevig. Hiervan hebben er 3 een<br />
rechte punt en zijn 2 tot 2,5 cm lang.<br />
Een doorn heeft de vorm van een vishaak,<br />
deze laatste staat duidelijk haaks<br />
op de as van het plantenlichaam. Hij is<br />
4,5 tot 6 cm lang. Deze middendoorns<br />
en vooral de langste met de haakdoorn<br />
hebben een meer donkere kleur dan<br />
de randdoorns, vaak donkerbruin of<br />
tabakskleurig.<br />
Bloemen: Dagbloeiers. De bloemen<br />
staan in de top van de plant, openen<br />
zich nooit helemaal, klokvormig met<br />
een grootte van 2 cm. De bloembladen<br />
hebben een middenstreep van min<br />
of meer paars tot donkerpaars en altijd<br />
met lichte randen. Stamper van rozeachtig<br />
geel tot purper. Helmdraden geelachtig<br />
purper, helmknoppen en stuifmeel<br />
crèmekleurig.<br />
Bloeitijd: Juni en juli op de natuurlijke<br />
vindplaats.<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 169
Vruchten: Groen en vlezig, sappig bij<br />
het rijp worden. Ze zijn langwerpig van<br />
vorm met een lengte van 1,5 tot 3 cm<br />
en een dikte van 0,5 tot 1 cm. Zij dragen<br />
een twintigtal schubben, alle bleek<br />
van kleur. Ze springen niet open en<br />
kleuren bij het droog worden oker voor<br />
de zaden uit hun omhulsel vallen. Over<br />
het algemeen bevatten ze een honderdtal<br />
zaden.<br />
Zaden: Zwart tot donkerbruin van kleur,<br />
glanzend, afgerond met een groot hilum.<br />
1,5 tot 2 mm in doorsnede.<br />
Cultuur<br />
De cultuur van Ancistrocactus op eigen<br />
wortel is niet erg gemakkelijk maar<br />
zij blijft desalniettemin duidelijk gemakkelijker<br />
dan - heel, heel moeilijk - de<br />
soorten uit het geslacht Sclerocactus<br />
(sensu stricto) waarmee ze momenteel<br />
verbonden is. Een vrijwel uitsluitend mineraal<br />
mengsel, grote beheersing bij<br />
het gieten, warmte en volop licht zijn de<br />
voorwaarden om rekening mee te houden<br />
om ze met succes te kunnen verzorgen.<br />
Deze cactussen moeten in een kas<br />
gehouden worden en niet op het balkon<br />
of onder glas. En dat geldt in het bijzonder<br />
voor S. (A.) uncinatus ssp. crassihamatus,<br />
ondanks dat deze soort minder<br />
veeleisend lijkt dan de andere soorten<br />
Ancistrocactus.<br />
Steenachtig substraat, over het algemeen<br />
licht kalkhoudend (1/3 tuinaarde<br />
pH 7 tot 7,5 onder in de pot, 2/3 kalkhoudend,<br />
fijngestampt gesteente (zandsteen,<br />
leem, gips) met, om het compleet<br />
te maken, twee handen vol organische<br />
stof toevoegen op een liter substraat.<br />
Ter informatie: al mijn ancistrocactussen<br />
worden uitsluitend in stenen potten<br />
gekweekt. Het zijn cactussen waarvan<br />
de wortels bij het ouder worden<br />
van de plant zeer teer zijn. De haarwortels<br />
die uit de penwortels komen, vullen<br />
de pot snel en hebben dan de neiging<br />
om te overlappen en af te sterven.<br />
En zij houden niet van constante vochtigheid.<br />
Vandaar het gebruik van stenen<br />
170<br />
potten. Het is aan te bevelen om op zijn<br />
hoogst iedere 3 of 4 jaar te verpotten.<br />
Het is niet nodig om de gehele kluit te<br />
verwijderen. Het binnenste hiervan kan<br />
bewaard blijven nadat de meest beschadigde<br />
wortels afgeknipt zijn tijdens het<br />
verpotten.<br />
Vooral tijdens de groeiperiode van half<br />
mei tot eind september is warmte een<br />
noodzaak. In samenhang met de door<br />
mij toegepaste verzorging toont S. (A.)<br />
uncinatus ssp. crassihamatus gewoonlijk<br />
de eerste bloemknoppen aan het eind<br />
van de maand <strong>februari</strong>, ongeveer tegelijk<br />
met alle andere ancistrocactussen (met<br />
regelmaat is wat dat betreft S. (A.) brevihamatus<br />
ssp. tobuschii de eerste van<br />
deze groep die al vanaf midden <strong>februari</strong><br />
bloeit). Bij de vorming van de bloemknoppen<br />
is het niet nodig om voortijdig<br />
te gieten. De eerste bloemen moeten<br />
ontluiken alvorens wat water te geven.<br />
De eerste keer water geven alleen<br />
als het weer het toelaat en niet meer<br />
dan zogenaamd “stofvrij maken”. Vooral<br />
geen grote hoeveelheden. De haarwortels<br />
vlak aan de oppervlakte zullen in<br />
hoofdzaak dit water opnemen.<br />
Het gieten, bij voorkeur met regenwater,<br />
moet bij crassihamatus heel beheerst<br />
gebeuren: iedere twee weken wanneer<br />
het warm weer is. Het substraat mag geheel<br />
uitgedroogd zijn voor er weer opnieuw<br />
gegoten wordt. Het gieten helemaal<br />
stoppen van oktober tot maart. De<br />
winterperiode helemaal droog en volop<br />
licht. Met die omstandigheden in mijn<br />
kas verdraagt mijn crassihamatus gedurende<br />
verscheidene dagen 4 tot 5 0 C,<br />
temperaturen die de bloei alleen maar<br />
bevorderen.<br />
Een zonnige standplaats is voor deze<br />
cactussen gedurende de gehele groeiperiode<br />
noodzakelijk. Direct zonlicht is<br />
onontbeerlijk - net zoals voor ferocactussen<br />
- en bevordert de vorming van<br />
een mooie bedoorning. Vanaf september<br />
is het niet vreemd dat de kleur van<br />
de epidermis niet helder groen is, maar<br />
groenblauw door de vorming van een<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
grijsblauwe laag die gevormd<br />
is als reactie op de vele zonneschijn<br />
waarvan ze hebben kunnen<br />
genieten.<br />
In tegenstelling tot de andere<br />
soorten bloeit crassihamatus<br />
pas op latere leeftijd. Vaak<br />
wanneer het plantenlichaam<br />
een diameter van 6 tot 8 cm<br />
heeft. Dit houdt in dat de bloei,<br />
onder onze klimaatomstandigheden,<br />
kan optreden na een<br />
tiental jaren van verzorging.<br />
*) Er is gekozen voor de<br />
aanduiding Sclerocactus<br />
(Ancistrocactus) omdat niet alle<br />
hier genoemde combinaties<br />
geldig beschreven zijn onder<br />
Ancistrocactus, maar wel onder<br />
Sclerocactus.<br />
Literatuur:<br />
Doweld, A. (2001). Dossier Ancistrocactus,<br />
Cactus & Co<br />
2(5): 62-102.<br />
Hofer, A. (2001). Dossier Ancistrocactus,<br />
Cactus & Co.<br />
2(5) 62-99.<br />
Glass, C.E. (1998). Guide to<br />
the identification of threatened<br />
cacti in Mexico, Vol I, Ediciones<br />
Cante.<br />
Gomez, S.A. (2006). Enciclopidia<br />
ilustrada de los cactus y<br />
otras suculentas, Vol II, Mundi-Prensa,<br />
Madrid.<br />
Guzmann, U. Salvador, A. &<br />
Davila-Aranda, P. (2003). Catalogo<br />
de Cactaceas Mexicanas,<br />
Universidad Nacional<br />
Autonoma de Mexico & Conabio,<br />
Mexico.<br />
Hamlet, S.A. Contreras-Medina.<br />
R, & Luna-Vega. I, (2009).<br />
Biogeographic analysis of<br />
endemic cacti of the Sierra<br />
Madre Oriental, Mexico. B.J.<br />
of the Linnean Society 97:<br />
373-389.<br />
Afb. 7: Het wortelgestel van jonge Ancistrocactus crassihamatus<br />
In 2005 gezaaid 3,5 cm hoog en 5 cm Ø zonder bedoorning<br />
Afb. 8: Vrucht en zaden van Ancistrocactus uncinatus ssp.<br />
crassihamatus<br />
Foto’s van de schrijver<br />
Hernandez, H.M. Gomez-Hinostrosa C, &<br />
Goetsch, B. (2004). Checklist of Chihuahuan<br />
Desert Cactaceae. Harvard Papers in Botany<br />
9(1) 51-68.<br />
Hernandez, H.M. Gomez-Hinostrosa. C, & Hoffmann.<br />
G, (2010). Is geographical rarity frequent<br />
among the cacti of the Chihuanhuan Desert?<br />
Revista Mexicana de Biodiversidad 81 163-175.<br />
Vert.: H. Viscaal<br />
7, Chemin de la Passerelle<br />
F-69160 Tassin la Demi Lune<br />
Frankrijk<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 171
IN THE PICTURE<br />
Bewegende meeldraden bij<br />
Turbinicarpus<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Over het geslacht Turbinicarpus is de laatste tijd het nodige aan nieuwe literatuur verschenen.<br />
Daarin wordt geschoven met geslachten en ondergeslachten. Er wordt wel<br />
meer geschoven de laatste decennia. Bij voorbeeld; de strijd rond de samenvoeging van<br />
Notocactus, Eriocactus en Parodia tot een enorm groot geslacht Parodia heeft veel discussie<br />
opgeleverd.<br />
Ik had gedacht dat dit ook zou<br />
gaan gebeuren als de geslachten<br />
Turbinicarpus, Gymnocactus en<br />
Pelecyphora door Hunt en Donati en<br />
Zanovello elk op hun eigen wijze tot<br />
een groot geslacht Turbinicarpus zouden<br />
worden samengevoegd. Misschien is iedere<br />
cactuskundige langzamerhand discussie-<br />
en onderzoeksmoe, misschien<br />
is het een heldere oplossing, maar ik<br />
lees nog weinig weerwoord. Om de liefhebbers<br />
nog enig houvast te geven,<br />
geef ik de indeling volgens Donati en<br />
Zanovello. In hun geslacht Turbinicarpus<br />
is een aantal series en secties te herkennen<br />
die de oude geslachts- en soortnamen<br />
nog op een lager systematisch<br />
niveau handhaven. Maar tegelijk werd<br />
door hen weer een deel van de gymnocactussen<br />
afgesplitst in een apart geslacht<br />
Rapicactus. Dat was een taxon<br />
dat ook al in 1942 door Franz Buxbaum<br />
en Hans Oehme was beschreven. Lüthy<br />
beschreef in 2003 Rapicactus ook als<br />
A<br />
B<br />
Afb. 1a,b,c,d: Turbinicarpus alonsoi met a. voor aanraking, b. na, c. herstel en d. nogmaals aangeraakt.<br />
172<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
apart geslacht, maar David Hunt erkent<br />
dat geslacht dan weer niet en de oude<br />
rapicactussen staan in het New Cactus<br />
Lexicon gewoon bij Turbinicarpus. Bij<br />
Donati en Zanovello komen de rapicactussen<br />
dus weer boven drijven in de lijn<br />
van Buxbaum en Lüthy.<br />
In de indeling volgens Donati en<br />
Zanovello heb ik de soortnamen weergegeven<br />
die onder die series vallen.<br />
Opvallend is dat de meeste soorten die<br />
hier onder de serie Lophophoroides vallen<br />
door Hunt onder T. schmiedickianus<br />
zijn geharkt. Dat is bij Hunt nu een supersoort,<br />
waaronder ook alle T. klinkerianus-varianten<br />
vallen.<br />
1 Geslacht Turbinicarpus<br />
1.1 Ondergeslacht Turbinicarpus<br />
1.1.1 Serie Gracilis<br />
T. dickisoniae, T. gracilis, T. hoferi,<br />
T. swobodae<br />
1.1.2 Serie Lophophoroides<br />
T. alonsoi, T. bonatzii, T. flaviflorus,<br />
T. knuthianus, T. jauernigii,<br />
T. laui, T. lophophoroides, T.<br />
rioverdensis.<br />
1.1.3 Serie Macrochele<br />
T. macrochele en zijn subspecies<br />
1.1.4 Serie Turbinicarpus<br />
T. klinkerianus, T. schmiedickeanus<br />
en hun subspecies.<br />
1.1.5 Serie Valdeziani<br />
T. pseudopectinatus, T.<br />
valdezianus<br />
1.1.6 Serie Gymnocactus<br />
T. nieblae, T. saueri, T. ysabelae<br />
1.1.7 Serie Viereckii<br />
T. gielsdorfianus, T. major, T.<br />
viereckii.<br />
1.2 Ondergeslacht Kadenicarpus<br />
1.2.1 Sectie Bravocactus<br />
T. horripilus<br />
1.2.2 Sectie Kadenicarpus<br />
T. krainzianus, T. pseudomacrochele<br />
2 Geslacht Rapicactus<br />
2.1 Ondergeslacht Rapicactus<br />
R. beguinii, R. booleanus, R.<br />
canescens n.n., R. donatii n.n.,<br />
R. subterraneus, R. zaragozae<br />
2.2 Ondergeslacht Lodia<br />
R. mandragora, R. pailanus<br />
Donati en Zanovello leveren in hun<br />
boek ‘Knowing, understanding, growing<br />
Turbinicarpus, Rapicactus’ een uitgebreide<br />
systematische indeling met grote<br />
C<br />
D<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 173
Afb. 2: T. dickisoniae na prikkeling<br />
tabellen met kenmerken per soort. Wat<br />
mij daar opviel, is de indeling naar planten<br />
die meeldraden hebben die gevoelig<br />
zijn voor aanraking en planten met bloemen<br />
die daarop niet reageren. Uiteraard<br />
zijn er ook andere onderscheidende<br />
kenmerken.<br />
Omdat in mei en juni bij mij alle turbinicarpussen<br />
achter elkaar aan het bloeien<br />
waren, heb ik het kenmerk prikkelbare<br />
meeldraden eens nader onderzocht.<br />
Bij de soorten uit het ondergeslacht<br />
Turbinicarpus zouden de meeldraden<br />
zich na aanraking oprollen en in de<br />
bloembuis terugtrekken. Dat is met een<br />
kleine pincet of een luciferhoutje eenvoudig<br />
te doen. Ik begon met T. alonsoi.<br />
Inderdaad bogen de meeldraden zich na<br />
een aantal seconden naar binnen. Als ik<br />
de bloem dan met rust liet, kwamen de<br />
meeldraden na enige minuten tot een<br />
kwartier terug in de gestrekte stand. Het<br />
bleek dat ze daarna bij verstoring opnieuw<br />
naar binnen bogen en ook daarna<br />
weer herstelden. Het trucje was dus<br />
174<br />
te herhalen (afb. 1a,b,c,d).<br />
In de plantenfysiologie is het bewegen<br />
van plantendelen op een prikkel<br />
beschreven als nastiebewegingen.<br />
Het kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica)<br />
bijvoorbeeld laat zijn blaadjes direct<br />
hangen bij aanraking. De prikkelbare<br />
meeldraden hebben een functie bij de<br />
bestuiving. De meeldraden buigen hun<br />
stuifmeelhoudende helmhokjes naar de<br />
binnendringende snuit van een bij of<br />
een andere bestuiver. Ook mesems hebben<br />
zulke meeldraden.<br />
Ik testte in de loop van een aantal weken de<br />
volgende soorten en die bleken allemaal beweegbare<br />
meeldraden te bezitten:<br />
1.1 Ondergeslacht Turbinicarpus<br />
1.1.1 Serie Gracilis: T. dickisoniae (afb.2),<br />
T. gracilis, T. hoferi (afb.3a en 3b),<br />
T. swobodae (afb.4),<br />
1.1.2 Serie Lophophoroides: T. alonsoi,<br />
T. bonatzii, T. flaviflorus (afb.5),<br />
T. knuthianus, T. jauernigii, T. laui,<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
A<br />
B<br />
Afb. 3a en b: T. hoferi a. meeldraden voor en b. na aanraking<br />
Afb. 4: T. swobodae na aanraking<br />
Afb. 5: T. flaviflorus na aanraking<br />
(afb. 8a en b), T. schmiedickeanus<br />
(afb.voorpagina).<br />
1.1.7 Serie Viereckii: T. gielsdorfianus, T.<br />
viereckii (afb. 9).<br />
Afb. 6: T. rioverdensis na aanraking<br />
T. lophophoroides, T. rioverdensis<br />
(afb.6),<br />
1.1.3 Serie Macrochele: T. macrochele<br />
(afb.7a en b)<br />
1.1.4 Serie Turbinicarpus: T. klinkerianus<br />
De soorten van het ondergeslacht<br />
Kadenicarpus doen aan dat bewegen niet<br />
mee.<br />
1.2 Ondergeslacht Kadenicarpus<br />
1.2.1 Sectie Bravocactus: T. horripilus<br />
(afb.10).<br />
1.2.2 Sectie Kadenicarpus: T. krainzianus<br />
(afb.11) met ssp. minimus en T.<br />
pseudomacrochele (afb.12).<br />
Ik kon duwen wat ik wilde, maar<br />
er was geen beweging in te krijgen.<br />
Tenminste niet als ik op niet beschadigende<br />
wijze de meeldraden beroerde.<br />
Met het geslacht Rapicactus (Donati<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 175
A<br />
B<br />
Afb. 7a en b: T. macrochele a. voor en b. na aanraking<br />
A<br />
B<br />
Afb. 8a en b: T. klinkerianus a. voor en b. na aanraking<br />
Afb. 9: T. viereckii, bloem links na aanraking.<br />
en Zanovello), een aantal van de oude<br />
gymnocactussen, heb ik geen testjes<br />
uitgevoerd, maar in hun boek melden ze<br />
variabele resultaten, dus daar moet ik<br />
komend jaar nog maar eens achteraan.<br />
Zij geven aan:<br />
2.1 Ondergeslacht Rapicactus: R.<br />
176<br />
Afb. 10: T. horripilus na aanraking<br />
beguinii (ja), R. booleanus (ja, maar<br />
in hun determinatietabel in het boek<br />
nee?!), R. subterraneus (ja), R. zaragozae<br />
(nee).<br />
2.2 Ondergeslacht Lodia: R. mandragora<br />
(nee), R. pailanus (nee).<br />
Toen ik dezelfde proefjes ook eens bij<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Afb. 11: T. krainzianus na aanraking geen verschil<br />
Afb. 12: T. pseudomacrochele na aanraking<br />
A<br />
B<br />
Afb. 13a en b: Lophophora williamsii a. meeldraden voor en b. na aanraking<br />
Afb. 14: L. jourdaniana na aanraking<br />
bloeiende lophophora’s uitprobeerde,<br />
was de uitslag ondubbelzinnig: beweegbare<br />
meeldraden. Zowel bij L. diffusa, bij<br />
L. williamsii (afb.13 a en b) als bij L. jourdaniana<br />
(afb.14). Een vraag die ik me<br />
altijd al gesteld heb, maar nooit beantwoord<br />
is: kunnen lophophora’s niet ook<br />
worden ondergebracht bij Turbinicarpus<br />
(of andersom want de nieuwbeschrijving<br />
van Lophophora vond al in 1894 plaats<br />
en van Turbinicarpus pas in 1937). Een<br />
geslacht kan natuurlijk nooit op één<br />
zo’n kenmerk worden beoordeeld en ingedeeld,<br />
maar even dacht ik: Yes, zou<br />
het zo zijn? Maar ik heb de DNA-testen<br />
niet en ook geen cladistiek-tabellen ter<br />
beschikking.<br />
Literatuur:<br />
Stiles, W. (1994). Principles of plant physiology.<br />
Als E-book gedeeltelijk op<br />
internet.<br />
Donati, D. en C. Zanovello (2005). Knowing,<br />
understanding, growing Turbinicarpus<br />
- Rapicactus. Cactus Trentino<br />
Südtirol.<br />
Koperwieklaan19<br />
2261CL Leidschendam<br />
Morree@ziggo.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 177
Crassula barklyi<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Dit is een compact groeiende, kleine<br />
winterbloeier. Een scheut bestaat uit een<br />
aantal als dakpannen dicht op elkaar<br />
gepakte blaadjes waardoor je de stengel<br />
absoluut niet meer kunt zien. De blaadjes<br />
zijn voorzien van roodbruine stippen.<br />
De groeiwijze heeft de plant gemeen<br />
met een aantal andere soorten zoals bijvoorbeeld<br />
C. columella, C. columnaris,<br />
C. alpestris en C. pyramidalis.<br />
De diameter van de plant op de foto’s<br />
is 13 mm. Als je naar de foto van de niet<br />
bloeiende plant kijkt dan kun je begrijpen<br />
dat de plant in het Engels ook wel<br />
‘bandaged finger’ (vinger in het verband)<br />
heet. Andere namen zijn ‘leather button<br />
plant’ en ‘rattlesnake crassula’ (ratelslang<br />
crassula). In liefhebberscollecties vind je<br />
de plant vaak onder de ongeldige naam<br />
Crassula teres.<br />
Opmerkelijk aan mijn exemplaar is dat<br />
de plant deze winter opvallend felrood<br />
gekleurde bloemknoppen vormde, gevolgd<br />
door rozerode bloemen. Op de<br />
foto van de plant met geopende bloemen<br />
is nog net te zien dat de helmknoppen<br />
lichtgeel zijn. De bloempjes<br />
verspreiden een lucht die ik niet als onprettig<br />
ervaar. Er zijn andere crassula’s<br />
waarvan ik de bloemen ronduit vies<br />
vind ruiken. In tegenstelling tot sommige<br />
andere crassula’s gaat deze plant niet<br />
dood na de bloei en dat is natuurlijk een<br />
groot voordeel. Ook is C. barklyi niet zo<br />
gevoelig voor cultuurfouten als bijvoorbeeld<br />
C. pyramidalis.<br />
Afb. 1: Bloemknoppen in Crassula barklyi<br />
Afb. 2: Crassula barklyi in bloei<br />
178<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Crassula barklyi is afkomstig uit Zuid-<br />
Afrika (West-Namaqualand, grenzend<br />
aan de Westkaap).<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
THd@roc.a12.nl<br />
Afb. 3: Crassula barklyi<br />
Boekbespreking<br />
A Journey with Friedrich Ritter along the coast of Chile and Peru<br />
Ludwig Bercht<br />
Foto’s van Albert Buining.<br />
Bijeengebracht door Paul Hoxey.<br />
A4 formaat met zacht kaft, 96 p.<br />
Het boek is verkrijgbaar bij Keiths Plant<br />
Books voor de prijs van £ 19 plus PP<br />
In de periode van december 1968<br />
tot en met begin maart 1969 logeerden<br />
Albert Buining en zijn vrouw Dina<br />
bij één van de grootste kenners van de<br />
Zuid-Amerikaanse cactusflora, Friedrich<br />
Ritter. Mevrouw Buining vertelde mij<br />
eens dat zij de enige vrouw is geweest<br />
die in het huis van Ritter heeft overnacht.<br />
Gedurende deze maanden hebben<br />
zij verschillende tochten door Chili<br />
en Peru gemaakt. De op deze reizen<br />
door Albert Buining gemaakte dia’s zijn<br />
bewaard gebleven.<br />
In nauwe samenwerking met Paul<br />
Hoxey en Paul Laney zijn de 345 originele<br />
dia’s gedigitaliseerd en waar nodig<br />
bewerkt. De foto’s zijn afgedrukt in de<br />
oorspronkelijke volgorde van opname<br />
en voorzien van het betreffende veld<strong>nummer</strong><br />
van Ritter. De kwaliteit is merendeels<br />
uitstekend.<br />
De uitgave wordt gecompleteerd met<br />
2 pagina’s opmerkingen op de identificatie<br />
van de afgebeelde cactussen,<br />
een plantenindex en een Engelse vertaling<br />
van de artikelen, die indertijd in<br />
Succulenta zijn verschenen met betrekking<br />
tot dit bezoek.<br />
Dit beeldmateriaal is een unieke aanvulling<br />
op Ritter’s boek Kakteen in<br />
Südamerika en een must voor een ieder<br />
die zich interesseert voor de cactussen<br />
van Chili en Peru.<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 179
Het geslacht Cotyledon (12)<br />
Cotyledon orbiculata<br />
Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />
Cotyledon orbiculata is als typesoort van het geslacht in 1753 beschreven door Carolus<br />
Linnaeus. Zij heeft een groot verspreidingsgebied, dat een groot deel van Zuid-Afrika omvat.<br />
Doreen Court (2000) noemt deze plant “… waarschijnlijk de best bekende, maar minst<br />
begrepen soort”.<br />
Planten van C. orbiculata vormen min<br />
of meer vertakte struiken, die tot wel anderhalve<br />
meter hoog kunnen worden.<br />
Daar moet direct bij vermeld worden, dat<br />
planten van dit formaat zelden gezien<br />
worden in de natuur. De meeste planten<br />
die wij gezien hebben, waren maximaal<br />
ongeveer 70 cm hoog. Ook in de cultuur<br />
worden de meeste planten lang niet<br />
zo hoog. Slechts eenmaal zagen wij bij<br />
een handelaar een zeer oud exemplaar<br />
van ongeveer een meter hoog. De bladeren<br />
staan twee aan twee tegenover elkaar,<br />
alleen bij de var. flanaganii in een<br />
krans van drie. De bladeren zijn zeer divers<br />
van vorm. Orbiculata betekent cirkelvormig.<br />
Echter, de meeste planten<br />
van deze soort hebben geen cirkelronde<br />
bladeren, de bladvorm is echter buitengewoon<br />
variabel. De planten zijn ook<br />
bekend onder hun triviale namen pig’s<br />
ears (Eng.), plakkies, platjies, varkooreblare,<br />
varkoor, kouterie (Afr.) en cirkelnavelblad<br />
(Ned.). Overigens wordt een<br />
overlangs doorgesneden blad in Zuid-<br />
Afrika op wratten aangebracht. Of het<br />
helpt?<br />
De vorm van de bladeren varieert van<br />
langgerekt, rond, ovaal tot langwerpig<br />
en van smal tot breed etc. De kleur kan<br />
grasgroen zijn, maar ook grijs tot bijna<br />
wit. De bladrand is soms rood, soms<br />
bleek grijsgroen, vaak niet anders gekleurd<br />
dan de rest van de bladschijf. De<br />
rand van het blad is meestal gaaf, soms<br />
golfvormig (undulata-vorm) en soms<br />
zelfs gegaffeld (Takbokvorm).<br />
Deze variabiliteit wordt nog versterkt<br />
doordat ook de bladeren van één plant<br />
sterk kunnen variëren.<br />
De bovenaan vertakkende bloeiwijze<br />
is 20-100 cm lang. Een plant in de<br />
C.orbiculata lengte bloem vorm bloem kleur bloem<br />
variaties<br />
v. dactylopsis 8-10 mm trechter gevlekt<br />
v. orbiculata 10-15 mm buis donkerrood<br />
v. flanaganii 10-15 mm buis rozerood<br />
v. oblonga 20-25 mm buikig oranjerood<br />
Afb. 1: Cotyledon orbiculata, bladeren van een<br />
enkele plant<br />
180<br />
v. spuria 29-25 mm buikig oranjegeel<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
voormalige verzameling van de eerste<br />
auteur produceerde in 2011 zelfs een<br />
bloeistengel van 143 cm! Dit was waarschijnlijk<br />
de var. spuria. De hangende<br />
bloemen bestaan uit een cilindrische<br />
bloembuis tot 40 mm lengte en teruggeslagen<br />
kroonslippen, die 5 – 14 mm<br />
lang zijn. De bloemkleur varieert van<br />
bleekgeel, oranje tot rood. De honingschubben<br />
zijn geelgroen.<br />
Tijdens onze eerste Afrikareis in 2002<br />
waren wij enkele dagen te gast in een<br />
Bed & Breakfast in Beaufort-West. De<br />
eigenaresse had in haar grote tuin een<br />
behoorlijk aantal succulenten uitgeplant,<br />
waaronder veel cotyledons. Ook<br />
hier was een grote variatie te zien: planten<br />
met groene bladeren, met of zonder<br />
rode rand, grijsbladige planten met verschillende<br />
bladvormen. Omdat al deze<br />
planten onder dezelfde condities in deze<br />
tuin staan, kunnen we wel concluderen<br />
dat de verschillen erfelijk vastgelegd zijn<br />
en niet het gevolg zijn van standplaatscondities.<br />
Dit kunnen we ook in onze<br />
eigen kas constateren. In Zuid-Afrika<br />
bloeien deze planten tussen juni en augustus,<br />
maar in de winterregengebieden<br />
bloeien zij ook in midzomer (december-januari).<br />
Ook in Nederland houden<br />
ze zich tot nu toe aan deze bloeitijden.<br />
In januari 2012 hebben we veel populaties<br />
gezien in de Kleine Karoo en aangrenzende<br />
gebieden. De meeste planten<br />
staan daar dan in volle bloei of zijn net<br />
uitgebloeid. Hier was ook te zien, dat<br />
bij vele bloemen de bloembuis beschadigd<br />
was. Wij konden de boosdoeners<br />
betrappen: Honingzuigers (Sunbirds,<br />
het Afrikaanse equivalent van de<br />
Amerikaanse kolibries) bijten de bloembuis<br />
kapot om zo gemakkelijker bij de<br />
nectar te kunnen komen.<br />
Tölken (1985) publiceert in zijn boek<br />
een kaartje van Zuid-Afrika, waaromheen<br />
een tiental orbiculata-vormen is<br />
afgebeeld. Met pijlen wordt aangegeven,<br />
waar populaties met deze vormen<br />
gevonden zijn. Het verspreidingsgebied<br />
omvat vrijwel geheel Zuid-Afrika,<br />
Lesotho, Swaziland, Namibië en Zuid-<br />
Angola. Meestal groeien ze op rotsachtige<br />
formaties in fynbos- en<br />
karoovegetaties.<br />
Cotyledon orbiculata is zo veelvormig,<br />
dat een aantal van deze vormen<br />
als variëteit beschreven is. Van Jaarsveld<br />
(2003) zegt hierover: “It is exceedingly<br />
variable and divided into several poorly<br />
differentiated varieties”.<br />
Van Jan Lubbers kregen we een vorm<br />
van C. orbiculata met de vindplaatsaanduiding<br />
Sani-pass. Deze bergpas (2874<br />
m) bevindt zich in de Drakensbergen, op<br />
de grens van Zuid-Afrika en het koninkrijk<br />
Lesotho. Als deze cotyledon werkelijk<br />
bij de top van deze pas groeit, zou<br />
de plant winterhard kunnen zijn in ons<br />
klimaat, maar de natte winters bij ons<br />
zullen haar wel parten kunnen spelen.<br />
Een tabel met de voornaamste verschillen<br />
van de 5 variëteiten volgt hieronder,<br />
maar wees niet teleurgesteld als<br />
uw plant er niet in wil passen!<br />
Als we variëteiten gaan benoemen<br />
bloemsteelschubben<br />
hoogte plant/ vertakt kleur bast bladstand groeiplaats voorkomen<br />
bloemsteel<br />
1 (2) paar 25 cm/25 cm +/- bruin in paren centraal ZA weinig<br />
1 (2) paar 25 cm/30 cm ++ bleek in paren oost/zuid ZA zeer algemeen<br />
1 (2) paar 75 cm/35 cm +/- bleek in drietal zuidoost ZA zeldzaam<br />
1 (2) paar 70 cm/30 cm basis bleek in paren west/zuid ZA zeer algemeen<br />
3-5 paar 100 cm/70cm ++ bleek in paren zuid ZA algemeen<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 181
Afb. 4: Cotyledon orbiculat<br />
Afb. 2: Cotyledon orbiculata van l naar r: van<br />
Kleinsee, van Tsitikamma, C. papilaris var.<br />
dactylopsis en een grote grijze vorm<br />
behoort de typesoort aangeduid te worden<br />
als:<br />
Cotyledon orbiculata L. var. orbiculata.<br />
Beschrijving zie tabel. De vrij kleine,<br />
meestal liggende planten hebben<br />
relatief donkerrode bloemen. Cultivars<br />
zijn: ‘Eric’, ‘Bashee’, ‘Boegoeberg’ (een<br />
plant, die eerder beschreven is als C. orbiculata<br />
var. oophylla door Kurt Dinter<br />
182<br />
(1868-1945), een Duits botanicus, gespecialiseerd<br />
in de flora van Namibië<br />
(het voormalige Duits Zuidwest-Afrika)),<br />
‘Shireen’, ‘Ladismith’, ‘Rolling Edge’,<br />
‘Stilbay’. ‘Shireen’ en ‘Eric’ zijn cultivars,<br />
afkomstig van het Kaaps schiereiland.<br />
Zij zijn op grote schaal aangeplant in de<br />
botanische tuin van Kirstenbosch. Deze<br />
cultivars groeien compact en hebben<br />
een bloeiwijze van circa 30 cm hoog,<br />
wat ze tot goede cultuurplanten maakt.<br />
Verspreiding: komt algemeen voor:<br />
westelijk Namibië, Zuid-Afrika, het grootste<br />
deel van de provincies Noordkaap,<br />
Westkaap en het zuidelijk deel van<br />
Oostkaap.<br />
De andere variëteiten zijn:<br />
Cotyledon orbiculata var. flanaganii<br />
(Schönl. ex Bak.) Tölken<br />
Het basionym voor deze variëteit<br />
is Cotyledon flanaganii Schönl. ex<br />
Baker. Deze plant werd vernoemd naar<br />
H.G. Flanagan (1861-1919), een Zuid-<br />
Afrikaanse plantenverzamelaar, die hem<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
a van Volmoed RSA<br />
in 1892 ontdekte. Deze plant is in 1902<br />
beschreven door Schönland en Baker en<br />
door Hellmut Tölken als variëteit herbenoemd<br />
in 1979.<br />
Verspreiding: Deze variëteit is relatief<br />
zeldzaam. Hij is tot nu toe alleen bekend<br />
van de benedenloop van de Keirivier,<br />
omgeving East London, in de provincie<br />
Oostkaap. Bloeitijd midzomer in<br />
Zuid-Afrika (dec-jan). In Nederland in<br />
mei. Echter E. van Jaarsveld schrijft (13-<br />
6-12): “Het var. flanaganii nou gesien<br />
met ons rubber cano ekspedisie in die<br />
Msikaba Rivier naby die Kwa Zulu Natal<br />
grens (ook in Mzimvubu Rivier). Dit is<br />
meer wydverspreid as vermoed en omdat<br />
dit in rivier valleie voorkom (waar<br />
geen paaie is) dat dit nie so baie versamel<br />
is nie”.<br />
Details zie tabel. Gemakkelijk te herkennen,<br />
omdat de lijnvormige bladeren<br />
in kransen van drie staan. Blad lang, min<br />
of meer rolrond, met een spitse punt,<br />
grijs tot groen. Bloeiwijze 25 – 40 cm<br />
lang.<br />
Afb. 5: Cotyledon orbiculata van l naar r: var. dactylopsis,<br />
van Kleinsee, van Tsitikamma,<br />
‘Takbok’ en een grote grijze vorm<br />
Cotyledon orbiculata var. dactylopsis<br />
Tölken<br />
Deze variëteit is in 1979 beschreven<br />
door Hellmut Tölken.<br />
Verspreiding: komt weinig voor.<br />
Het oostelijk deel van de provincie<br />
Noordkaap, het westelijk en centrale<br />
deel van de provincie Free State.<br />
Vormt struikjes tot 25 cm hoog,<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 183
Tölken.<br />
Het basionym is Cotyledon spuria L.<br />
Tölken gaf er de variëteitsstatus aan in<br />
1979.<br />
Verspreiding: Zeer algemeen. Het<br />
grootste deel van de provincie Westkaap.<br />
De geelbloeiende vorm komt voornamelijk<br />
voor tussen Worcester en Robertson.<br />
Plant tot een meter hoog. Bladeren<br />
omgekeerd lancetvormig, grijsgroen, wit<br />
bepoederd, met rode rand. Bloeiwijze<br />
80 cm lang, soms langer, bloemen<br />
bleekgeel tot oranje.<br />
Afb. 5: Cotyledon orbiculata grote en kleine vorm bij elkaar<br />
groeiend<br />
Afb. 6: Cotyledon orbiculata ‘Takbok’ met geweivormig<br />
blad (van F Noltee)<br />
bloeiwijze 25-30 cm. Bladeren glad,<br />
lijn- tot lancetvormig, in een punt uitlopend,<br />
groen, zelden grijsgroen, dichtopeenstaand.<br />
Het meest kenmerkende<br />
van deze variëteit zijn de relatief zeer<br />
korte bloemen die ten hoogste 10 mm<br />
lang zijn. Hoewel de bloemen als geel,<br />
met zwakke roodachtige lijntjes zijn beschreven,<br />
zijn ze aan onze plant die ook<br />
van Van Jaarsveld afkomstig is en in mei<br />
bloeide, vlekkerig oranjerood. Bloeitijd<br />
in de natuur oktober-december.<br />
Cotyledon orbiculata var. spuria (L)<br />
184<br />
Cotyledon orbiculata var. oblonga<br />
(Haw.) DC.<br />
Basionym: Cotyledon oblonga Haw.<br />
1812.<br />
Eerst beschreven als Cotyledon oblonga<br />
door Adrian H. Haworth in 1812.<br />
Augustin P. de Candolle (1778-1841),<br />
een beroemd plantkundige, hoogleraar<br />
in Montpellier en Genève, maakt er in<br />
1828 een variëteit van.<br />
Verspreiding: Zeer algemeen:<br />
Swaziland, de aangrenzende delen van<br />
Mozambique, Lesotho en (delen van)<br />
de provincies Oostkaap, Kwazulu-Natal,<br />
Mpumalanga, Gauteng, NorthWest en<br />
Limpopo.<br />
Planten met liggend-opstijgende takken<br />
van maximaal 100 cm. Bladeren<br />
omgekeerd eivormig, dicht opeenstaand,<br />
groen tot grijsgroen, met rode rand aan<br />
de top, behaard tot glad. Er zijn ook populaties<br />
met smalle tot bijna rolronde<br />
bladeren. Bloeiwijze 20-35 cm lang.<br />
Voor verdere details zie tabel.<br />
In Zuid-Afrika bekende cultivars:<br />
‘Asgrys’, ‘Bunny Ears’, ‘Green Ears’,<br />
‘Green Fingers’, ‘Grey Sticks’, ‘Takbok’,<br />
‘Tygerfontein’ en ‘Ubombo’.<br />
Gordon Rowley (2007) heeft al deze<br />
variëteiten omgedoopt tot cultivars.<br />
Als we zijn zienswijze volgen krijgen<br />
we dus de cultivarnamen: ‘Flanaganii’,<br />
‘Dactylopsis’, ‘Oblonga’, ‘Spuria’ en<br />
‘Orbiculata’.<br />
Daarnaast publiceert hij ook nog de<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Afb.7: Cotyledon orbiculata van Graaff Reinet, gegolfd blad<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 185
Kortom, de taxonomie van Cotyledon<br />
orbiculata is niet voor watjes (vrij naar<br />
Doreen Court). Het probleem is onder<br />
andere, dat planten met smalle, rolronde<br />
bladeren en planten met grote afgeplatte<br />
bladeren door elkaar kunnen groeien<br />
en allemaal tot dezelfde variëteit kunnen<br />
behoren, terwijl ook de vormen met een<br />
gegolfde bladrand en die met een gladde<br />
rand door elkaar heen groeien.<br />
Afb, 8: Cotyledon orbiculata van Oysterbay<br />
Hybriden<br />
Er zijn door de tweede auteur ook verschillende<br />
kruisingen uitgevoerd tussen<br />
de 12 Cotyledon species. In een aparte<br />
aflevering zal hieraan aandacht worden<br />
besteed.<br />
Het zal niemand verbazen dat een<br />
soort, die zo veelvormig is, veel synoniemen<br />
heeft opgeleverd. Velen hebben geprobeerd<br />
gevonden afwijkende vormen<br />
van een officiële naam te voorzien. Dat<br />
heeft een stortvloed van synoniemen<br />
opgeleverd. In de oorspronkelijke opzet<br />
voor dit artikel was voorzien in een<br />
checklist, maar een dergelijke lijst zou<br />
plm. 20 pagina’s van dit tijdschrift vergen<br />
en dat willen wij noch de redactie<br />
noch onze lezers aandoen.<br />
Voor een volledige (?) lijst van synoniemen<br />
kunt u terecht op de website van<br />
The International Plant Names Index:<br />
www.ipni.org.<br />
Afb. 9: Cotyledon orbiculata van Kogmanskloof RSA met<br />
smal blad<br />
cultivars ‘Ausana’, ‘Dinteri’, ‘Higginsiae’,<br />
‘Oophylla’ en ‘Viridis’.<br />
Cotyledon ‘Mr. Butterfield’ is een cultivar<br />
die onder meer in de USA gekweekt<br />
wordt. Op internet wordt deze plant aangeboden<br />
onder de naam Finger Aloe (!).<br />
In de publicatie van Rowley is een determinatiesleutel<br />
op de cultivars van<br />
Cotyledon opgenomen, waarnaar we u<br />
graag verwijzen.<br />
Literatuur:<br />
Jezek, Z. (2005).<br />
Vetplantenencyclopedie<br />
Rowley, G. (2007).. Cotyledon orbiculata<br />
and its cultivars, Cact. Succ. J.(US)<br />
79(4):148-151<br />
Foto’s van de auteurs<br />
Schubertlaan 196<br />
2324 EC Leiden<br />
186<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
EEN GELUKSTREFFER<br />
Leo Busch<br />
Een klein relaas over een plant en haar nakomelingen die een fantastische bloemenpracht<br />
tentoonspreiden.<br />
Bij een bekende cactuskweker uit<br />
Augsburg kocht ik in 1978 een plantje<br />
met de naam Mediolobivia neopygmaea.<br />
Negen jaar lang stond de plant onopvallend<br />
in mijn verzameling zonder dat er<br />
een bloemetje verscheen. Maar in 1987<br />
was het dan zover. Eindelijk ontwikkelden<br />
zich twee bloemen (afb. 1) en zonder<br />
mijn inmenging vormden zich ook<br />
twee vruchten.<br />
Zonder te denken aan de mogelijkheid<br />
van een hybride-bestuiving zaaide<br />
ik de zaden het daaropvolgende jaar uit.<br />
De acht ontkiemde zaden ontwikkelden<br />
zich voorspoedig. Al in 1991 kwamen de<br />
zaailingen tot bloei en was ik met stomheid<br />
geslagen. Het was me al opgevallen<br />
dat de groei van de acht zaailingen<br />
verschillend was, maar de verscheidenheid<br />
in bloemen maakte me totaal sprakeloos<br />
(afb. 2 - 8). En toen kwam de<br />
vraag bij me op: “Wie of wat heeft dat<br />
gedaan?” Tot op heden heb ik geen bevredigend<br />
antwoord.<br />
Bij het tonen van de planten en de<br />
foto’s van de bloemen aan vrienden<br />
en bekenden bleef al snel de aanduiding<br />
“Leo’s pygmaea’s” hangen. Bij de<br />
Afb. 1: Mediolobivia neopygmaea<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 187
loemen van de F1-hybriden (afb. 2-8)<br />
kan men nog vanwege de rode meeldraden<br />
een verwantschap met M. euanthema<br />
zien. Ook deze F1-hybriden vormden<br />
spontaan vruchten. Bij de zaailingen<br />
van deze tweede generatie uit 1998 is<br />
dit kenmerk verdwenen (afb. 9-12). Maar<br />
om nog meer vraagtekens op te werpen<br />
is afbeelding 13 een opname van een<br />
plant die voortkwam uit de zaailingen<br />
van de F1-hybriden in 1997.<br />
Verwonder u over de schoonheid van<br />
deze bloemen.<br />
Vert.: Ludwig Bercht<br />
Mainteweg 14<br />
D 31171 Nordstemmen<br />
Foto’s van de schrijver<br />
Afb. 2:<br />
188<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Afb. 3:<br />
Afb. 4:<br />
Afb. 5:<br />
Afb. 6<br />
Afb. 7:<br />
Afb. 8:<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 189
Afb. 9: Afb. 10:<br />
Afb. 11: Afb. 12:<br />
Afb. 13:<br />
190<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
TRIPSEN<br />
Louis Van de Meutter<br />
Tripsen zijn bijzonder kleine, donkere insecten met een zeer slank uiterlijk en gewoonlijk<br />
twee paar smalle vleugels met een lange franje. Men treft ze heel vaak aan in bloemen.<br />
Door de structuur van de vleugels en de smalle afgeplatte vorm bij de vleugelloze soorten<br />
onderscheiden ze zich van alle andere insecten.<br />
Als er vleugels aanwezig zijn, zijn ze<br />
zeer smal en weinig of niet geaderd.<br />
Ze vertonen aan de voor- en achterrand<br />
een franje van betrekkelijk lange<br />
haren waardoor de omvang meer dan<br />
verdubbelt. Vandaar de naam van de<br />
orde, Thysanoptera (Grieks: thysanos<br />
= franje), wat betekent ‘franjevleugels’.<br />
Vliegende tripsen worden vaak dondervliegjes<br />
genoemd vanwege het verband<br />
met onweerachtig weer. Ze komen dan<br />
dikwijls terecht in onze ogen en haren<br />
en kunnen daardoor, ondanks hun geringe<br />
afmetingen, zeer irritant zijn.<br />
Veel soorten zijn ongevleugeld ofschoon<br />
de vleugelontwikkeling zeer variabel<br />
is. Zelfs binnen dezelfde soort<br />
kunnen vleugelloze, kortvleugelige of<br />
volledig gevleugelde exemplaren voorkomen.<br />
De eerste twee vervellingsstadia<br />
zijn heel normaal en lijken op de<br />
volwassen insecten. Na de tweede vervelling<br />
verschijnen de vleugelkussentjes,<br />
de trips gaat dan over in een korte<br />
rustpauze, de prepuppa, waarin ze zich<br />
ook niet voedt. Nadien volgt nog een<br />
popstadium waaruit het volwassen insect<br />
tevoorschijn komt. Tripsen ondergaan<br />
hierbij eigenlijk geen volledige<br />
gedaanteverwisseling zoals bijv. vlinders<br />
en vliegen. De jonge beestjes lijken<br />
daarom zeer sterk op de volgroeide<br />
exemplaren; men noemt ze om die<br />
reden nimfen in plaats van larven. Vele<br />
soorten overwinteren als volwassen<br />
insecten.<br />
Ze leven onopvallend op de vegetatie,<br />
Afb. 1: Blaaspoottrips (Parthenothrips dracaenae), nimfen<br />
+1 adulte trips op papyrus-of parapluplant (Cyperus<br />
involucratus)<br />
Afb. 2: Blaaspoottrips (Parthenothrips dracaenae),<br />
adulte trips + 1 nimfe op papyrus-of parapluplant<br />
(Cyperus involucratus)<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 191
Afb. 3: Trips op paardebloem (Taraxacum spec.)<br />
Afb. 4: Trips op een bloemblad van een dahlia<br />
Afb. 5: Beschadiging door trips op een bloem van<br />
Huernia somalica<br />
192<br />
onder schors, tussen afgevallen bladeren<br />
enz. Ze voeden zich door de plantencellen<br />
te doorboren en er sappen<br />
aan te onttrekken. Sommige soorten zuigen<br />
ook sappen op van andere insecten<br />
(waaronder ook tripsen), weer andere leven<br />
van schimmels of rottend materiaal.<br />
Maar de meeste voeden zich met levend<br />
plantenweefsel. Ondanks de bijzonder<br />
nietige afmetingen komen sommige<br />
soorten in zodanig grote aantallen voor<br />
dat ze een plaag vormen voor tuinbouw<br />
en sierteelt. Ze doorboren of schrapen<br />
de buitenste plantencellen af wat aan de<br />
plant achteraf een zilverachtig uiterlijk<br />
geeft.<br />
Van de ca. 3000 bekende soorten komen<br />
er in onze streken 132 voor. Ze behoren<br />
tot 3 verschillende families. De<br />
Phleothripidae zijn forser van bouw dan<br />
de meeste andere soorten. Het zijn voornamelijk<br />
schimmeleters of predatoren.<br />
Weinige ervan zijn schadelijk. De beide<br />
andere families bevatten de meest<br />
schadelijke soorten. De breedvleugelige<br />
Aeolothripidae vertonen vaak gekleurde<br />
banden op de vleugels. De meeste van<br />
onze inheemse soorten behoren echter<br />
tot de Thripidae. In beide voornoemde<br />
families hebben de vrouwtjes een<br />
opvallende legbuis (ovipositor). Bij de<br />
Thripidae buigt de legbuis naar omlaag,<br />
bij de andere familie naar omhoog.<br />
In onze succulentenverzamelingen<br />
kunnen ze evenzeer af en toe<br />
schade aanrichten. In mijn verzameling<br />
merkte ik een beschadiging door<br />
tripsen enkele jaren geleden voor<br />
het eerst op bij Asclepias currasavica<br />
(fam. Apocynaceae, onderfam.<br />
Asclepiadoideae). De frisgroene kleur<br />
van de bladeren kreeg in korte tijd een<br />
vale geelgroenachtige tint. De beschadiging<br />
vertoonde enige gelijkenis met een<br />
aantasting door spint. Controle met een<br />
loep maakte echter snel duidelijk dat<br />
de ellende veroorzaakt werd door tripsen.<br />
Ze bewogen zich relatief snel heen<br />
en weer aan de onderkant van de bladeren.<br />
Ook bij enkele mammillaria’s, onder<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
meer M. haudeana, en echinocereussen<br />
werden sporadisch aantastingen opgemerkt<br />
en ook hier leek de beschadiging<br />
enigszins op een spintaantasting vanwege<br />
het verschijnen van talrijke bruinachtige<br />
verkleuringen op de epidermis.<br />
En bij één van mijn beide exemplaren<br />
van Toumeya papyracantha werd het<br />
groeipunt zelfs zodanig gehavend dat er<br />
drie nieuwe koppen uit de top verschenen.<br />
Vooral de jongere, weke plantendelen<br />
bleken telkens in trek te zijn. Ook<br />
de bloemen van sommige stapelia-achtigen,<br />
in het bijzonder van Huernia somalica,<br />
werden opmerkelijk vaak aangetast.<br />
De aanwezige tripsen leken buitengewoon<br />
resistent tegen alle soorten insecticiden<br />
die werden uitgetest (verschillende<br />
soorten pyrethroïden, dimethoaat,<br />
undeen, confidor enz.).<br />
Toen ik de verantwoordelijke voor de<br />
afdeling bestrijdingmiddelen in een tuincentrum<br />
hierover aansprak, beval hij me<br />
een recent in de handel verkrijgbaar insecticide<br />
aan op basis van spinosad. Het<br />
middel wordt in België onder de commerciële<br />
benaming Conserve in de handel<br />
gebracht door de firma Edialux.<br />
Spinosad wordt biologisch geproduceerd<br />
met behulp van een in de natuur<br />
voorkomende bodembacterie.<br />
Het verkregen resultaat bij toepassing<br />
van dit product was spectaculair;<br />
bij controle met een loep de dag nadien<br />
was geen levende trips meer te bekennen.<br />
Het middel blijkt niet alleen geschikt<br />
te zijn voor de bestrijding van<br />
trips, het is ook toegelaten als bestrijding<br />
van diverse rupsen, mineervliegen<br />
en koolvliegen. Spinosad is dus heel<br />
waarschijnlijk ook geschikt voor een bestrijding<br />
van Sciara-muggen, of de zgn.<br />
zwarte of rouw-muggen, die soms ware<br />
ravages in zaailingen kunnen aanrichten.<br />
Het middel zou veilig zijn voor een<br />
groot aantal nuttige insecten zoals lieveheersbeestjes,<br />
roofwantsen, oorwormen<br />
en gaasvliegen, maar wel kwalijk voor<br />
bijen, hommels en sluipwespen bij direct<br />
contact.<br />
Literatuur:<br />
Chinery, M. 1975. Elseviers insektengids.<br />
Elsevier, Amsterdam /Brussel.<br />
Foto’s: Louis Van de Meutter<br />
Nachtegalenlaan 16B<br />
2820 Bonheiden<br />
België<br />
Afb. 6: Beschadiging door trips op een bloem van<br />
H. somalica<br />
Afb. 7: Trips op een bloem van H. somalica,<br />
nabijopname<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 193
BOEKBESPREKING<br />
Ludwig Bercht<br />
Peter A. Mansfeld, Die Gattung Sansevieria – Alle Arten und ihre Pflege.<br />
Books on Demand GmbH, Noderstedt. Formaat 22 x 17 cm, semi-harde kaft, 144 p.<br />
Er was een tijd dat voor bijna elk huiskamerraam<br />
in Nederland en België tenminste<br />
twee planten stonden, een echinopsis<br />
en een sansevieria. Het geslacht<br />
Echinopsis moet nog wachten op een<br />
monografie, maar voor Sansevieria ligt<br />
deze thans voor.<br />
De inleidende hoofdstukken beginnen<br />
met de classificatie, de vegetatieve en<br />
generatieve kenmerken en de geografische<br />
verspreiding (gezien het feit dat de<br />
kenmerken van de Afrikaanse soorten<br />
194<br />
duidelijk verschillen van die<br />
van de Aziatische soorten,<br />
moet het ontstaan van het<br />
geslacht al voor de scheiding<br />
tussen Afrika en Azië<br />
hebben plaatsgevonden). De<br />
nomenclatorische geschiedenis<br />
wordt natuurlijk niet<br />
vergeten. Ook het industriële<br />
gebruik (vanwege de vezels)<br />
en medicinale toepassingen<br />
komen aan bod. Negen pagina’s<br />
zijn gevuld met de<br />
cultuur en de vermeerdering<br />
van sansevieria’s.<br />
Na de 30 inleidende pagina’s<br />
volgt een alfabetische<br />
bespreking van alle erkende<br />
soorten (80 pagina’s). Bij<br />
elke soort staat een goede<br />
plantbeschrijving en meestal<br />
een of meerdere foto’s,<br />
die een goede indruk van de<br />
soort geven. De synoniemen<br />
staan eveneens vermeld en<br />
zijn ook via het register op te<br />
sporen. Enkele pagina’s zijn<br />
gewijd aan cultivars en hybriden<br />
en tot slot is een lijst<br />
van veld<strong>nummer</strong>s en een<br />
literatuurlijst opgenomen.<br />
De auteur is erin geslaagd een duidelijk<br />
en handzaam overzicht te geven van<br />
het geslacht Sansevieria dat overigens<br />
gerekend wordt tot de familie der asperge-achtigen.<br />
Het boekje is gedrukt op<br />
zwaar papier en de foto’s zijn van uitstekende<br />
kwaliteit.<br />
Verkrijgbaar bij Books-on-demand.de<br />
voor de prijs van € 29,90 plus PP.<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
SUCCULENTENNIEUWTJES<br />
Wolter ten Hoeve<br />
Het eerste artikel in het Duitstalige<br />
Kakteen und andere Sukkulenten (64-<br />
1) is van de hand van Bernd Hofmann.<br />
In zijn reisverslag komen Pelecyphora<br />
aselliformis en Pelecyphora strobiliformis<br />
aan bod. Op de bezochte locaties zijn<br />
deze soorten talrijk aanwezig. Alexander<br />
Stahr voert een pleidooi voor het gebruik<br />
van een 10/1 mengsel van bims<br />
(zeer licht zuur tot neutraal) en löss (licht<br />
basisch) als substraat voor Mexicaanse<br />
cactussen. Rudolf Schmied belicht<br />
Sedum frutescens welke tot een boompje<br />
van ca. 1 m hoog kan uitgroeien.<br />
Manfred Voigt brengt een oude bekende<br />
naar voren, namelijk Chamaecereus<br />
silvestrii, alsmede diverse ervan afgeleide<br />
hybriden met verschillend gekleurde<br />
bloemen. Elisabeth en Norbert Sarnes<br />
presenteren enkele natuuropnames van<br />
Eulychnia breviflora met bloemen en<br />
vruchten. Andreas Mordhorst bericht<br />
over de succesvolle enting van 2 verschillende<br />
Hildewintera-hybriden op 1<br />
xCleistoreocereus hybride.<br />
Het laatste <strong>nummer</strong> uit 2012 van<br />
Cactusworld (30-4) vangt aan met een<br />
uitgebreid verslag van de vierjaarlijkse<br />
‘National Show’. Diverse auteurs leveren,<br />
elk vanuit een eigen optiek, hun bijdrage<br />
aan dit verslag. M.B. Bayer doet enkele<br />
aanbevelingen voor het classificeren<br />
van Haworthia-soorten, zulks aan de<br />
hand van een populatie van H. mirabilis<br />
bij Komserante. Peter Berresford heeft<br />
een trip ondernomen naar de vindplaats<br />
van Echinocereus russanthus ssp. weedinii<br />
en brengt daarvan verslag uit. De serie<br />
‘Favourite mesembs’ van Eddy Harris<br />
is toe aan deel 7. Harris bespreekt een<br />
viertal soorten. John Hughes, de auteur<br />
van de rubriek ‘In my greenhouse’<br />
verhaalt over zijn bezoek aan de collectie<br />
van Jim Earles. Het verhaal is<br />
verluchtigd met ettelijke foto’s van de<br />
collectie. De rubriek ‘Cactus Talk’ bevat<br />
diverse korte bijdrages, waarvan ik<br />
eentje de moeite waard vind om te vermelden:<br />
Gerald Short heeft zo’n 20<br />
jaar geleden een zomerstage gelopen<br />
bij Steven Brack. Het laten kiemen van<br />
Sclerocactus-zaad was daar een groot<br />
probleem, maar na een zware onweersbui<br />
bleken er de volgende ochtend talrijke<br />
zaailingen in de potjes te staan.<br />
Julian Shaw heeft een formele nieuwbeschrijving<br />
gemaakt van de reeds langere<br />
tijd in omloop zijnde Resnova megaphylla.<br />
Chris Rodgerson beschrijft<br />
de nieuwgevonden Conophytum youngii,<br />
een soort uit de omgeving van het<br />
plaatsje Garies, met een chocoladebruin<br />
tot helderrood plantenlichaam en<br />
met grote, lichtpaarse bloemen. Cliff<br />
Thompson brengt een vooral fotografisch<br />
verslag van het beschermingsproject<br />
van Melocactus conoideus (omgeving<br />
van Vitória da Conquista). Graham<br />
Williamson beschrijft de succulenten<br />
welke voorkomen ten zuidoosten van de<br />
monding van de Oranjerivier in Zuid-<br />
Afrika. Het onderhavige gebied betreft<br />
de Kortdoringvlakte met enkele heuvels.<br />
Een bijdrage over cactussen en succulenten<br />
die in een tuin of in een koude<br />
kas gekweekt kunnen worden, is van<br />
de hand van Leo Chance (woonachtig<br />
in Colorado, USA). De succulenten die<br />
voorkomen in de omgeving van Barros<br />
Blancos, Uruguay, worden door Ricardo<br />
Garbarini voor het voetlicht gebracht. De<br />
nadruk ligt hierbij op Frailea pygmaea.<br />
Een andere wereld opent zich in<br />
Euphorbia World (8-3). Becker, Moller<br />
en Van Veldhuisen bespreken Euphorbia<br />
indecora, zoals ze in haar natuurlijke<br />
omgeving voorkomt. Rikus van<br />
Veldhuisen plaatst enkele opmerkingen<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 195
over E. schoenlandii. Detlef Schnabel<br />
laat een nieuwe variëteit, namelijk E. polygona<br />
var. hebdomadalis, het levenslicht<br />
zien. Deze variëteit is afkomstig van de<br />
Seweweekspoort en werd vroeger beschouwd<br />
als een vorm van E. horrida.<br />
De productieve Rikus van Veldhuisen<br />
komt nogmaals aan bod in dit <strong>nummer</strong>,<br />
en wel met een verhaal over E. filiflora.<br />
Verscheidene natuurlijke locaties passeren<br />
de revue. Leonard Newton gaat in<br />
op het droeve lot van de in Kenia voorkomende<br />
boomvormige E. cussonioides.<br />
Te verwachten valt dat de overlevingskansen<br />
van deze soort in het wild minimaal<br />
zijn.<br />
Aan de andere kant van de wereld verschijnt<br />
6 keer per jaar de Cactus and<br />
Succulent Journal (84-6). James en<br />
Drover hebben onderzoek gedaan naar<br />
het voorkomen van Dudleya stolonifera,<br />
een zeldzame soort die rond Laguna<br />
Beach, California te vinden is. Fred<br />
Kattermann doet verslag van het IOScongres<br />
dat in juli op Cuba gehouden<br />
is. Het verslag concentreert zich vooral<br />
op de succulenten die op Cuba te vinden<br />
zijn. Een artikel van Matt Maggio<br />
gaat in op mijten die op agaven voorkomen.<br />
Adviezen worden gegeven om<br />
een aantasting door deze, met het blote<br />
oog niet zichtbare mijten (familie<br />
Eriophyoideae, geslacht Oziella) te voorkomen<br />
en te bestrijden. De reisverslagen<br />
van John Pilbeam zijn altijd lezenswaard,<br />
en dat geldt ook voor dit verslag<br />
van een reis in de Mexicaanse staat<br />
Hidalgo. Mammillaria amajacensis en<br />
Echeveria halbingeri var. sanchez-mejoradae<br />
staan centraal in dit verslag.<br />
Het in België gepubliceerde CaVeKa<br />
(25-10) bevat plantbesprekingen van<br />
Hildewintera colademononis (Frans<br />
Cuypers), van Ariocarpus agavoides<br />
(Freddy Lampo, met een uitgebreide<br />
nomenclatuurbespreking), van<br />
Crassula var. falcata (A. Mateur), van<br />
Mammillaria mieheana (A. Mateur),<br />
en van Sedum clavatum (Paul Neut).<br />
Ook CaVeKa (25-11) wordt vooral<br />
196<br />
gekenmerkt door plantbeschrijvingen,<br />
en wel van Mammillaria halei (Freddy<br />
Lampo, met een nomenclatuurbespreking),<br />
van Anacampseros karasmontana<br />
(= A. dielsiana), Echinocereus viridiflorus<br />
en Bowiea volubilis (alle van Paul<br />
Neut). Verder wijdt Robert Huyghe enkele<br />
woorden aan Adrian Haworth.<br />
In International Cactus Adventures<br />
(no. 97, januari <strong>2013</strong>) laat Joël Lodé<br />
een aantal nieuwe naamcombinaties<br />
het levenslicht zien, en vereeuwigt<br />
hij Leuenberger door het geslacht<br />
Leuenbergeria naar hem te vernoemen.<br />
Dit geslacht, met Pereskia quisqueyana<br />
als typesoort, omvat de ‘noordelijke’<br />
pereskia’s. De bijdrage van Michel<br />
Brossier gaat over Adromischus marianiae<br />
fa. herrei, die van Jose Miguel Acuña<br />
over de groeiplaats van Melocactus radoczii<br />
op Cuba. Joël Lodé vraagt zich<br />
af of cactussen en dinosauriërs tegelijk<br />
op aarde voorkwamen. Het artikel van<br />
Guillot Ortiz en Van der Meer behandelt<br />
Agave lophantha en haar cultivars<br />
in Spanje. Een zevental infraspecifieke<br />
taxa van deze soort wordt in Spanje<br />
gekweekt.<br />
In Kakteen und andere Sukkulenten<br />
(64-2) rapporteert Konrad Herm over<br />
de groeiplaats van Discocactus horstii.<br />
In een kort artikel presenteert Peter<br />
Mansfeld drie nieuwe ondersecties<br />
(Sansevieria, Stolonifera, Hastifolia) binnen<br />
de sectie Sansevieria van het geslacht<br />
Sansevieria. Andreas Hofacker<br />
brengt een van de drie hatiora-soorten<br />
voor het voetlicht, en wel de met<br />
magentakleurige bloemen getooide<br />
Hatiora herminiae, een juweel onder<br />
de epifytische cactussen, aldus de auteur.<br />
Natuuropnames gaan vergezeld<br />
van cultuuradviezen. Jörg Ettelt brengt<br />
een aantal planten uit zijn collectie voor<br />
het voetlicht. Het thema van dit artikel is<br />
‘witte haren als schoonheidskenmerk’,<br />
en binnen dit thema vallen voor de auteur<br />
soorten als Gymnocactus beguinii<br />
en Mammillaria hahniana, maar ook<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Thelocactus bicolor var. commodus en<br />
Weingartia fidaiana ssp. cintiensis. Paul<br />
Krieg brengt verslag uit van zijn bezoek<br />
aan de Huntington Botanical Gardens in<br />
Pasadena, California, USA.<br />
Paul Neut brengt in CaVeKa (26-1)<br />
korte plantbesprekingen van Matucana<br />
aurantiaca, Mammillaria canelensis,<br />
Mammillaria marksiana, Orostachys boehmeri<br />
en Orostachys japonica. Een uitgebreide<br />
bespreking wordt door Freddy<br />
Lampo gewijd aan Kedrostis africana.<br />
Internoto (34-1) bevat een artikel van<br />
Wolf-Rainer Abraham over de sterk bedoornde<br />
Wigginsia sp. n. WRA 1052,<br />
die bij São Gabriel gevonden werd. Luis<br />
Wolman bespreekt Notocactus mammulosus<br />
fa. floricomus, alsmede zijn succesvolle<br />
zoektocht naar deze plant op<br />
de Cerro Montevideo. Norbert Gerloff<br />
voert een aantal argumenten aan om<br />
Notocactus orthacanthus als soort te<br />
handhaven, naast Notocactus mammulosus.<br />
Sergio Klein verhaalt over de<br />
door hem gevonden notocactussen tijdens<br />
een door hem ondernomen tocht.<br />
Norbert Gerloff herbenoemt de in 1995<br />
door hem beschreven Notocactus neohorstii<br />
var. prestlei tot Notocactus langsdorfii<br />
fa. prestlei.<br />
Het immer bijzonder fraai geïllustreerde<br />
Cactus & Co. (16-3) bevat twee uitgebreide<br />
artikelen over Chili. Het eerste<br />
artikel is van de hand van Jean-Marc<br />
Chalet, het tweede van Jean-Marie<br />
Solichon. Beide auteurs ondernamen<br />
gezamenlijk een reis in Chili. Chalet<br />
doet verslag van de cactussen (met nadruk<br />
op copiapoa’s en eriosyce’s),<br />
Solichon van de andere xerofyten (met<br />
afbeeldingen van planten uit diverse geslachten).<br />
Jean-Marc Chalet behandelt<br />
de streek rond Cuatro Ciénegas, een<br />
geïsoleerd gebied in de staat Coahuila<br />
met een hoge biodiversiteit (77 endemische<br />
soorten planten en dieren). De<br />
cactussen die in deze contreien voorkomen,<br />
worden voor het voetlicht gebracht.<br />
Keith Green heeft locaties bezocht<br />
van Lithops pseudotruncatella ssp.<br />
groendrayensis en ssp. dendritica. Beide<br />
ondersoorten komen in de natuur soms<br />
naast elkaar voor, met daarbij af en toe<br />
lithopsen waarvan de auteur de status<br />
niet kon bepalen. Als een soort hommage<br />
aan Helmut Rogozinski belicht<br />
Wolfgang Plein diens grote privéverzameling<br />
(vooral mammillaria’s). De verzameling<br />
moest noodgedwongen verkocht<br />
worden.<br />
In Kakteen und andere Sukkulenten<br />
(64-3) geeft Rudolf Schmied een overzicht<br />
van succulente pelargoniums. Bijna<br />
20 pelargoniumsoorten komen voorbij<br />
marcheren. Hans Felder bericht over<br />
zijn ervaringen met hybriden van lobivia’s.<br />
Roland Eichler verhaalt over<br />
zijn bezoek aan de, intussen niet meer<br />
zo nieuwe, locatie van Echinocactus<br />
grusonii bij San Rafael de las Tablas in<br />
de Mexicaanse staat Zacatecas. Holger<br />
Wittner verwittigt de lezers van het positieve<br />
effect van met azijn aangezuurd<br />
gietwater en legt zijn methode<br />
van aanzuren uit (zie ook http://Ralph.<br />
cs.cf.ac.uk/cacti/Cactus%20and%20<br />
Alkalinity.pdf).<br />
CaVeKa (26-3) bevat een verslag<br />
van de, uiteindelijk succesvolle, pogingen<br />
van René Goris om Echinocereus<br />
ssp. roemerianus op de typevindplaats<br />
waar te nemen. Freddy Lampo wijdt een<br />
flink aantal nuttige zinnen aan ‘dagelijkse<br />
kost … voor cactussen’, oftewel:<br />
welke voeding hebben cactussen nodig?<br />
De plantenportretten in dit <strong>nummer</strong><br />
(Kalanchoe beharensis en K. bogneri)<br />
zijn van de hand van A. Mateur.<br />
Cactus and Succulent Journal (85-<br />
1) vangt aan met een verslag van Julia<br />
Etter en Martin Kristen over de succulenten<br />
in de omgeving van ‘Quebrada<br />
del Piaxtla’, het dal van de Rio Piaxtla<br />
in de zgn. Triangulo Dorado (het narcoticaparadijs<br />
dat begrensd wordt door de<br />
Mexicaanse staten Chihuahua, Durango<br />
en Sinaloa). De onlangs beschreven<br />
Sedum kristenii en Echeveria juliana<br />
worden vermeld, evenals een mogelijk<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 197
nieuwe agave en sedum. De nieuwe<br />
soort Euphorbia marie-cladieae, een<br />
boomachtige, 2 m hoog wordende euphorbia<br />
van Socotra, wordt beschreven<br />
door Alain Rzepecky. Een andere nieuwe<br />
succulent, namelijk Eriospermum<br />
aridicola, wordt beschreven door<br />
Graham Williamson. Deze eriospermum<br />
komt voor in het noordwesten van<br />
Namaqualand, en is verwant aan E. namaquanum.<br />
Jeff Chemnick behandelt<br />
de dioon-soorten die in de Mexicaanse<br />
staat Oaxaca voorkomen. Diverse aspecten<br />
komen aan bod, o.a. de omgeving<br />
waarin de soorten groeien, het<br />
lokale gebruik van de bladeren, de bestuiving<br />
van de planten (een intrigerende<br />
driehoeksverhouding tussen bepaalde<br />
insecten en mannelijke en vrouwelijke<br />
bloeiwijze), alsmede praktische aanwijzingen<br />
voor de cultuur. Elton Roberts<br />
geeft een introductie tot het geslacht<br />
Micropuntia, dat vaak gezien wordt als<br />
een vorm van Opuntia pulchella. De auteur<br />
maakt duidelijk dat deze zienswijze<br />
volkomen onterecht is. Hij erkent 5<br />
soorten, namelijk Micropuntia barkleyana,<br />
brachyrhopalica, pygmaea (M. gracilicylindrica<br />
is identiek), tuberculosirhopalica<br />
en wiegandii.<br />
Het eerste <strong>nummer</strong> van <strong>2013</strong> van<br />
Avonia (31-1) bevat een artikel van de<br />
hand van Gerhard Wagner over de crassula’s<br />
in het Molyneux Nature Reserve<br />
(Kleinzee, Northern Cape, RSA). De gevonden<br />
soorten worden besproken en<br />
vergeleken met de planten uit het naburige<br />
gebied van Port Nolloth tot<br />
Steenbok / T’Nouroegas se berge. Het<br />
volgende artikel is van dezelfde auteur<br />
en bestaat uit een fotocollage van<br />
andere succulenten in het Molyneux<br />
Nature Reserve. Steffen Janke geeft<br />
een overzicht van soorten uit het geslacht<br />
Portulaca, die hij in Peru, Bolivia,<br />
Argentinië en Uruguay gevonden heeft.<br />
Diverse groeiplaatsen van P. pilosa , P.<br />
perennis, P. rotundifolia en enkele nietgeïdentificeerde<br />
portulaca’s passeren de<br />
revue. Dieter Keerl vestigt de aandacht<br />
198<br />
op succulente bonsais, afkomstig uit<br />
de geslachten Crassula, Ceraria en<br />
Portulacaria. Jürgen Schrenk bespreekt<br />
planten en dieren die hij in Zuid-Afrika<br />
langs de N14 tegenkwam. Siegfried<br />
Janssen brengt een algemeen verhaaltje<br />
over gasteria’s.<br />
Kaktusy (49-1) bevat artikelen over<br />
de cultuur van Sclerocactus polyancistrus,<br />
over Backebergia militaris (in<br />
de Mexicaanse staat Michoacán, en in<br />
de botanische tuin van Monaco), over<br />
een bezoek aan de groeiplaats van<br />
Turbinicarpus swobodae (Pico de Aquila,<br />
Rayones, Mexico), over Frailea perumbilicata<br />
in habitat (Rio Grande do Sul,<br />
Brazilië), over Sulcorebutia canigueralii<br />
(ernstig bedreigd door de uitdijende<br />
Boliviaanse hoofdstad Sucre), en over<br />
de cultuur van de zeldzame Melocactus<br />
perezassoi. De Tsjechische vereniging<br />
heeft ook een speciaal <strong>nummer</strong> gewijd<br />
aan Cubaanse melocactussen. Deze<br />
Duitstalige versie van Kaktusy special<br />
(<strong>2013</strong>-1) behandelt achtereenvolgens M.<br />
matanzanus, M. actinacanthus, M. perezassoi,<br />
M. guitartii, M. holguinensis, M.<br />
nagyi, M. harlowii, M. harlowii ssp. borhidii,<br />
M. acunae, M. acunae ssp. lagunaensis,<br />
en M. radoczii. De genoemde soorten<br />
werden tijdens een reis in het najaar<br />
van 2012 op Cuba aangetroffen.<br />
Vreebergen 2<br />
9403 ES Assen<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Summary<br />
Rob Bregman<br />
In my editorial I regret the closing of the botanic garden of the Free University in<br />
Amsterdam. This is the place where the large plant collection of our former president<br />
Herman Rubingh is taking care of, so for this moment the fate of these plants<br />
is quite uncertain.<br />
In his series on the the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk presents<br />
Euphorbia grandicornis. As usual, some interesting historical data and illustrations<br />
(from 1889) of this South African plant are included.<br />
Bertus Spee puts another four interesting succulents in the spotlight, this time all<br />
from the Mexican Tehuacán valley, viz. Ferocactus robustus, Mammillaria pectinifera,<br />
Hechtia lyman-smithii and Beaucarnea gracilis.<br />
In an extensive article, Jean Bonnefond tells us everything about Sclerocactus<br />
(Ancistrocactus) uncinatus ssp. crassihamatus. The taxonomic position of this plant<br />
has long been problematic, since it has been placed in 8 different genera over the<br />
last 100 years. Also, the cultivation is rather difficult.<br />
Jan Jaap de Morree noticed that the stamens of Turbinicarpus flowers move toward<br />
the pistil when touched. All species Jan Jaap tested exhibited this behaviour,<br />
except those of the subgenus Kadenicarpus (T. horripilus for instance). Irritable stamens<br />
were also found in the genus Lophophora.<br />
A short note on Crassula barklyi is given by Theo Heijnsdijk.<br />
All slides Albert Buining made on his travels through Chile and Peru in the late<br />
1960’s have now been digitalized. They are compiled by Paul Hoxey in a new<br />
book, which is reviewed by Ludwig Bercht.<br />
In part 12 of their series on the genus Cotyledon, the late Ton Pullen and Ben<br />
Zonneveld deal with C. orbiculata. This is a very variable species, especially in leaf<br />
shape. Five varieties are known; the differences are put together in a table.<br />
Leo Busch sowed seeds of his Mediolobivia neopygmaea. He was amazed by the<br />
variability of the 8 F1 plants, showing all kinds of flower colors. In the F2 generation,<br />
even a white flowering plant popped up.<br />
Louis van de Meutter observed thrips in his stapeliads. Spraying with ‘spinosad’<br />
gave good results.<br />
Ludwig Bercht reviews a new book by Peter Mansfield on the genus Sansevieria.<br />
Finally, Wolter ten Hoeve summarizes the contents of other journals on succulent<br />
plants.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 199
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
Rob Bregman Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154<br />
Theo Heijnsdijk Euphorbia grandicornis<br />
De grootdoornige wolfsmelk. . . . . . . . . . . . . . . . . . .155<br />
Bertus Spee Voor het voetlicht ............................160<br />
Jean Bonnefond Sclerocactus (Ancistrocactus) uncinatus<br />
ssp. crassihamatus ...........................162<br />
Jan Jaap de Morree In the Picture<br />
Bewegende meeldraden bij Turbinicarpus . . . . . . . . 172<br />
Theo Heijnsdijk Crassula barklyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178<br />
Ludwig Bercht Boekbespreking<br />
A journey with Friedrich Ritter along the coast<br />
of Chile and Peru ............................179<br />
Ton Pullen † & Het geslacht Cotyledon (12)<br />
Ben Zonneveld Cotyledon orbiculata .........................180<br />
Leo Busch Een gelukstreffer .............................187<br />
Louis van de Meutter Tripsen .....................................191<br />
Ludwig Bercht Boekbespreking<br />
Die Gattung Sansevieria ......................194<br />
Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes .........................195<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199<br />
Bij de voorplaat:<br />
Turbinicarpus schmiedickeanus<br />
Foto: Jan Jaap de Morree<br />
200<br />
©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Nederlands Belgische vereniging van liefhebbers van<br />
cactussen en andere vetplanten<br />
Succulenta<br />
Augustus <strong>2013</strong><br />
In dit <strong>nummer</strong>:<br />
Adressen 42<br />
Notulen Algemene Ledenvergadering 43<br />
Klikosticker / Infomap /Vraag & Aanbod 48<br />
Jaarverslag secretaris 49<br />
Evenementen <strong>2013</strong> 50<br />
Instellingen 51<br />
Afdelingsactiviteiten <strong>2013</strong> 52<br />
In memoriam Jaap van Toledo 53<br />
Nieuwe postzegels 54<br />
Nieuwe leden 55<br />
Advertenties 55 en 56<br />
Kleurrijke impressie in de kas tijdens de<br />
Open Kas bij Ubink op 1 juni<br />
Kopij voor het verenigingsnieuws voor de<br />
1 e van de oneven maanden zenden naar:<br />
A. van Zuijlen,<br />
Hoefstraat 9,<br />
5345 AM Oss.<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
41
ADRESSEN<br />
BESTUUR<br />
Voorzitter:<br />
W. Backhuys<br />
Slikweg 6, 4321 SV Kerkwerve<br />
Tel. 0111- 672975<br />
E-mail: backhuys@backhuys.com<br />
Secretaris:<br />
Peter Melis<br />
Vincent van Goghlaan 31<br />
5246 GA Rosmalen<br />
Tel. 073 - 6499080<br />
E-mail: melispeter@hotmail.com<br />
Penningmeester:<br />
H. Ruinaard<br />
Molenweg 29, 6133 XM Sittard<br />
Tel. 046 - 4525044<br />
E-mail: henk.ruinaard@tiscali.nl<br />
PR & Promotie:<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Johan van Arnhemstraat 15<br />
6824 EN Arnhem<br />
Tel: 0654975126<br />
E-mail: promotie@succulenta.nl<br />
Vice-voorzitter:<br />
T. Heijnsdijk<br />
Maasdijk 11, 6629 KD Appeltern<br />
Tel: 0487 - 542704<br />
E-mail: thd@roc.a12.nl<br />
LEDENADMINISTRATIE<br />
Verzoeken om inlichtingen, aanmeldingen<br />
lidmaatschap, adreswijzigingen en opzeggingen<br />
(vóór 1 december) schriftelijk of per<br />
e-mail bij de ledenadministrateur:<br />
D.H. Roozegaarde,<br />
Banninkstraat 5,<br />
7255 AT Hengelo Gld.<br />
Tel. 0575 - 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
LIDMAATSCHAP<br />
Nederland/België € 27,–<br />
Ned./België jeugdleden € 13,50<br />
Europa € 35,–<br />
Buiten Europa € 40,–<br />
Inschrijfgeld nieuwe leden € 3,–<br />
Nieuwe leden ontvangen gratis de “Gids<br />
voor de verzorging van cactussen en vetplanten”<br />
door Ton Pullen ter waarde van<br />
‡ 5,–<br />
FINANCIËLE ZAKEN<br />
Betaling via de bankrekening van<br />
Succulenta te Sittard:<br />
ING : 680596<br />
IBAN: NL31INGB0000680596<br />
BIC: INGBNL2A<br />
INFOMAP<br />
Aanvullingen, wijzigingen en suggesties<br />
voor de infomap zenden naar:<br />
Theo Heijnsdijk, Maasdijk 11,<br />
6629 KD Appeltern.<br />
Tel: 0487-880096.<br />
E-mail: thd@roc.a12.nl<br />
ADVERTENTIES<br />
Advertenties naar:<br />
Andre van Zuijlen, Hoefstraat 9,<br />
5345 AM Oss. Tel 0412 - 630733<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Tarieven<br />
1/8 pag € 29,50<br />
1/4 pag € 45,50<br />
1/2 pag € 72,50<br />
1/1 pag € 125,00<br />
42<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
ALGEMENE LEDENVERGADERING<br />
Notulen Algemene Ledenvergadering op zaterdag 8 juni <strong>2013</strong><br />
De voorzitter opent de vergadering<br />
om 14.00 uur. De presentielijst is<br />
getekend door 47 leden waarvan<br />
19 afdelingsvertegenwoordigers.<br />
Op verzoek van een aantal aanwezigen<br />
wordt agendapunt 13<br />
(jubilarissen) als eerste behandeld.<br />
De voorzitter huldigt achtereenvolgens<br />
de volgende jubilarissen.<br />
40 jaar lid van Succulenta:<br />
- Dhr. Th. Heijnsdijk<br />
- Dhr. H. Kuijpers<br />
- Mevr. I. Larridon<br />
(namens de universiteit van Gent)<br />
- Dhr. J. Ribo<br />
- Dhr. P. Laneij<br />
- Mevr. C. Keijzer-Sijpestijn<br />
50 jaar lid van Succulenta:<br />
- Dhr. J. van der Perk<br />
- Dhr. H. Nijmeijer<br />
2. Agenda<br />
De agenda wordt goedgekeurd.<br />
3. Mededelingen<br />
Er zijn geen mededelingen.<br />
Ontvangstcomité voor de bezoekers.<br />
V.l.n.r. Mireille, Wilbert Hetterscheid en onze voorzitter<br />
4. Bestuursverkiezing.<br />
Mevr. Mireille Albeda-Riesenbeck, die<br />
door het bestuur kandidaat wordt gesteld,<br />
wordt met algemene stemmen gekozen.<br />
Er zijn geen tegenkandidaten.<br />
5. Ingekomen of uitgegane stukken<br />
Er zijn geen ingekomen of uitgegane<br />
stukken.<br />
6. Verslag van de Algemene Vergadering<br />
d.d. 5 mei 2012<br />
Was gepubliceerd in Succulenta augustus<br />
2012. Verslag wordt door de vergadering<br />
zonder wijzigingen goedgekeurd.<br />
7. Secretarieel jaarverslag<br />
Zie pagina 49. Het verslag wordt zonder<br />
wijzigingen goedgekeurd.<br />
8. Financieel jaarverslag<br />
a. De begroting. Officieel moet de<br />
begroting in het najaar worden goedgekeurd.<br />
Omdat er geen najaarsvergadering<br />
meer wordt gehouden<br />
dient de goedkeuring alsnog te worden<br />
verleend. De vergadering gaat akkoord<br />
met de voorgestelde begroting.<br />
b. Verslag van de Kascontrolecommissie.<br />
Dhr. R. Feuth en Dhr. F. Mommers<br />
verklaren dat zij een goed overzicht<br />
van de financiële toestand van Succulenta<br />
hebben gekregen en dat alles<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
43
Van links naar rechts en van<br />
boven naar beneden:<br />
Lid van verdienste<br />
- Bertus Spee<br />
40 jaar lidvan Succulenta:<br />
- Dhr. Th. Heijnsdijk<br />
- Dhr. H. Kuijpers<br />
- Dhr. J. Ribo<br />
- Mevr. C. Keijzer-Sijpestijn<br />
- Dhr. P. Laneij<br />
50 jaar lid van Succulenta:<br />
- Dhr. J. van der Perk<br />
- Dhr. H. Nijmeijer<br />
44<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Het voltallige bestuur; v.l.n.r. Mireille Albeda-Riesenbeck, Peter Melis, Wim Backhuys,<br />
Theo Heijnsdijk en Henk Ruinaard<br />
prima in orde is. Zij stellen voor de<br />
penningmeester decharge te verlenen<br />
en bedanken hem voor de medewerking.<br />
c. Activiteiten.<br />
De penningmeester laat de nieuwe<br />
Klikosticker zien die is bedoeld als<br />
aandachttrekker voor onze vereniging.<br />
Tevens memoreert hij de ingebruikname<br />
van nieuwe software voor zowel<br />
de leden-, als de financiële administratie.<br />
Deze software betekent een aanzienlijke<br />
vereenvoudiging van het werk<br />
van de ledenadministrateur en de penningmeester.<br />
d. De penningmeester stelt voor om het<br />
Floriadefonds op te heffen. Dit fonds<br />
bestaat al enige tijd maar er is nooit<br />
gebruik van gemaakt. Door het op<br />
te heffen vloeit het bedrag terug naar<br />
de algemene reserve van Succulenta<br />
en wordt de administratie eenvoudiger.<br />
De vergadering gaat akkoord.<br />
9. Begroting 2014<br />
De penningmeester geeft aan dat het<br />
nog te vroeg is om hierover te berichten.<br />
10. Voorstel contributie 2014<br />
Het bestuur stelt voor om de contributie<br />
voor 2014 ongewijzigd te handhaven. De<br />
vergadering gaat hiermee akkoord.<br />
11. Verslag kascontrolecommissie<br />
Zie agendapunt 8.b<br />
12. Nieuwe leden kascontrolecommissie<br />
Dhr. R Feuth is aftredend. Mevr. J. Jonge<br />
krijg biedt aan Dhr. Feuth op te volgen en<br />
zal dus volgend jaar samen met dhr. F.<br />
Mommers de kascontrolecommissie<br />
vormen.<br />
13. Jubilarissen<br />
Werd verschoven naar aanvang van de<br />
vergadering.<br />
14. Instellingen<br />
a. Boekenbeurs<br />
Dhr. W. Alsemgeest memoreert dat<br />
door de afname van het aantal beurzen<br />
de verkoop van boeken ook<br />
afneemt en dat overtollige boeken<br />
voortaan gratis worden weggegeven.<br />
Tevens vermeld hij de overname van<br />
de bibliotheek van de afdeling IJsselstreek<br />
die onlangs werd opgeheven.<br />
b. Clichéfonds<br />
Dhr. G. Rutten meldt de ingebruikname<br />
van een nieuw opslagsysteem<br />
voor 2500 zakjes. Tevens is er een<br />
plan om een zaaisetje voor de jeugd<br />
aan te bieden.<br />
c. Ledenadministratie<br />
Dhr. H. Roozegaarde memoreert dat<br />
het aantal leden van Succulenta nog<br />
steeds een dalende lijn vertoont met<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
45
gemiddeld 70 à 80 leden per jaar.<br />
Terwijl er ook nauwelijks aanmeldingen<br />
zijn van jonge leden.<br />
d. Bibliotheek<br />
Mevr. J. Keijzer-Zinsmeester vertelt<br />
dat er nauwelijks nog boeken worden<br />
uitgeleend. Wel zijn er aanvragen voor<br />
kopieën van artikelen maar in feite<br />
staan de activiteiten binnen de bibliotheek<br />
op een laag pitje.<br />
e. Succulenta website<br />
Dhr. P. Laney heeft te kennen gegeven<br />
dat hij de werkzaamheden met betrekking<br />
tot de website wil beëindigen.<br />
Hij heeft dit 15 jaar met veel plezier<br />
en inzet gedaan. Als laatste heeft hij<br />
de website nog een update gegeven<br />
waardoor een aantal zaken duidelijk<br />
zijn verbeterd en de gebruiksvriendelijkheid<br />
is toegenomen. De voorzitter<br />
roemt het vele werk dat door Dhr.<br />
Laney is verzet en memoreert dat hij<br />
kan worden beschouwd als de man<br />
die de website tot leven heeft gebracht.<br />
De voorzitter bedankt dhr.<br />
Laney en overhandigt hem namens de<br />
vereniging een boekenbon als blijk<br />
van dank.<br />
15. Pr en promotie-activiteiten<br />
Mevr. Albeda-Riesenbeck kondigt de<br />
volgende activiteiten aan.<br />
a. Nieuwe verenigingsartikelen<br />
De Klikosticker, postzegels en cactusballpoint.<br />
Deze artikelen zijn op de<br />
ALV te koop.<br />
b. Zij zal de vereniging op meer beurzen<br />
en evenementen vertegenwoordigen,<br />
ook op beurzen die niet specifiek op<br />
cactussen zijn gericht.<br />
c. Er zullen advertenties met andere<br />
verenigingen worden geruild.<br />
d. De website zal worden uitgebreid met<br />
een deel dat alleen voor leden van<br />
Succulenta toegankelijk is.<br />
e. Extra aandacht zal worden besteed<br />
aan de jeugd zoals kleurplaten en een<br />
speciale jeugdpagina in Succulenta.<br />
f. Meer inzet van sociale media als<br />
Hyves en Facebook.<br />
16. Bestuurskandidaten<br />
Het bestuur zoekt nog kandidaten voor<br />
een functie in het bestuur. Tijdens de vergadering<br />
hebben zich geen nieuwe kandidaten<br />
aangemeld.<br />
17. Datum en plaats ALV 2014<br />
Een datum voor de ALV van 2014 is nog<br />
niet vastgesteld, maar kan eventueel ook<br />
in maart worden gehouden.<br />
18. Rondvraag<br />
a. Dhr. A van Zuijlen vraagt excuses<br />
voor de nite correct gecorrigeerde<br />
kopij in de gele pagina’s van het<br />
juni<strong>nummer</strong>.<br />
b. Dhr. L. Bercht verontschuldigt zich<br />
voor een paar foutjes in het juni<strong>nummer</strong>.<br />
Tevens zegt hij toe een redelijk<br />
evenwicht te willen bewaren tussen<br />
de artikelen over cactussen en<br />
vetplanten. Er zijn soms problemen<br />
met de hoeveelheid kopij voor de<br />
gele pagina’s. Er is altijd gebrek aan<br />
kopij en hij roept de leden op<br />
artikelen aan te leveren.<br />
Het aantal gele pagina’s moet zoveel<br />
mogelijk worden gestabiliseerd. Er<br />
zijn regelmatig grote verschillen<br />
tussen de hoeveelheid kopij per <strong>nummer</strong>.<br />
De afdelingen wordt verzocht<br />
regelmatig hun agenda’s in te sturen<br />
10. Sluiting<br />
De voorzitter sluit de vergadering en bedankt<br />
alle aanwezigen voor hun aanwezigheid<br />
en bijdrage aan de vergadering.<br />
De secretaris<br />
Peter Melis<br />
46<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Een aantal beheerders van instellingen (punt 14 op de agenda):<br />
Gerard Rutten van het Clichéfonds<br />
Henk Roozegaarde van de<br />
ledenadministratie<br />
Coby Keijzer-Zinsmeester van<br />
de bibliotheek<br />
Het ochtendprogramma in de Passiflorahoeve in Harskamp<br />
De heer Wolbert Hetterscheid geeft uitleg over zijn verzameling succulenten (vooral euphorbia’s)<br />
afkomstig van Madagaskar, die speciaal vandaag kunnen worden bezichtigd.<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
47
KLIKOSTICKER<br />
In het kader van Promotie voor onze vereniging<br />
heeft het bestuur zogenaamde klikostickers<br />
laten maken. Deze zelfklevende sticker<br />
met een afbeelding van Carnegiea gigantea<br />
heeft een afmeting van 420 x 297 mm en kan<br />
op elke afvalcontainer geplakt worden, maar<br />
kan ook gebruikt worden voor het opfleuren<br />
van stands bij beurzen en tentoonstellingen.<br />
WEBSITE<br />
Zoals u wellicht weet is op de ALV van 8 juni<br />
jl. bekend gemaakt dat Paul Laney, na vele<br />
jaren trouwe dienst, graag per 1 juli wilde<br />
stoppen met zijn taak als webmaster van onze<br />
website. Ik heb hierop aangeboden het stokje<br />
over te nemen en de website laten onderbrengen<br />
bij een andere provider. Helaas ging dit<br />
gepaard met enige logistieke problemen en<br />
hierdoor was de website enige dagen niet of<br />
slecht bereikbaar, waarvoor mijn excuses.<br />
In eerste instantie zal het format van de<br />
site voor het oog ongewijzigd blijven maar<br />
uiteindelijk zal het met dit nieuwe format<br />
makkelijk(er) worden voor daartoe gemachtigde<br />
leden en instellingsbeheerders om inhoud<br />
op de site te plaatsen en te wijzigen. Hierdoor<br />
kan de website van Succulenta in de toekomst<br />
nog meer voor en door leden worden gemaakt.<br />
Tot die tijd kunt u met al uw vragen over de<br />
inhoud voor de site uiteraard gewoon bij mij<br />
terecht.<br />
De klikostickers worden verkocht voor €2,00/<br />
stuk tijdens beurzen en evenementen waarbij<br />
onze pr aanwezig is, o.a. tijdens de open dag<br />
van Ubink en de ALV.<br />
Helaas zijn de verzendkosten veel hoger dan<br />
de kosten van de sticker zelf en zullen ze<br />
daarom niet per post verstuurd worden.<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Public Relations<br />
INFOMAP<br />
Wijziging<br />
Secretariaat afdeling Zaanstreek/Waterland:<br />
Mevrouw Adrie van Leeuwen<br />
Kooglaan 155A, 1911 TE Uitgeest<br />
Tel.: 0251 - 313544<br />
E-mail: drieencor@ziggo.nl<br />
Met vriendelijke groeten,<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Public Relations<br />
Succulenta<br />
VRAAG EN AANBOD<br />
TE KOOP:<br />
Wegens het overlijden van mijn man te<br />
koop een grote partij Sulcorebutia, Aylostera/Rebutia,<br />
Mediolobivia, Lobivia en<br />
Echinopsis, merendeels voorzien van veld<strong>nummer</strong>s.<br />
Planten staan in potten van 9 en 10 cm.<br />
Ook te koop in kleinere aantallen of enkele<br />
stuks. Prijzen zeer redelijk.<br />
Indien interesse gaarne telefonisch contact<br />
opnemen met:<br />
Mevr. E. van Toledo,<br />
Naterseweg 4, Rockanje.<br />
Tel.: 0181-401638<br />
48<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
JAARVERSLAG VAN DE SECRETARIS<br />
Nadat de leden van Succulenta in 2011 Wim<br />
Backhuys tot voorzitter hadden gekozen als<br />
opvolger van Jack Schraets moesten voor<br />
2012 opnieuw drie nieuwe bestuursleden<br />
worden gezocht. Dit ter opvolging van Arend<br />
Biewenga, Fons Arens en Wolter ten Hoeve die<br />
in 2012 aftraden en niet herkiesbaar waren.<br />
Op de ALV van 2012 werden als nieuwe<br />
bestuursleden gekozen Theo Heijnsdijk (vicevoorzitter),<br />
Piet Huesman (pr) en Peter Melis<br />
(secretaris). Helaas werd al snel duidelijk dat<br />
Piet Huesman, wegens persoonlijke omstandigheden,<br />
moest aftreden als bestuurslid.<br />
Hierdoor moest opnieuw worden gezocht naar<br />
een kandidaad bestuurslid voor de pr-functie.<br />
Gelukkig werd Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
bereid gevonden om de pr voor Succulenta<br />
ad interim te verzorgen tot zij, of een andere<br />
kandidaat, op de ALV van <strong>2013</strong> als bestuurslid<br />
voor de pr kan worden verkozen.<br />
In 2012 kwam het bestuur vier keer bijeen, te<br />
weten op 14 januari, 21 april, 1 september en<br />
24 november.<br />
Niettegenstaande alle genoemde bestuurswisselingen<br />
heeft het bestuur in 2012 aan de<br />
volgende zaken aandacht besteed c.q. beslissingen<br />
genomen.<br />
Gezien de kosten en het gemak waarmee<br />
tegenwoordig geld naar andere EU-landen kan<br />
worden overgemaakt werd besloten om de<br />
Belgische rekening van Succulenta te beëindigen.<br />
Tevens werden alle overige rekeningen<br />
van Succulenta, zoals Clichéfonds en boekenbeurs,<br />
omgezet naar zakelijke rekeningen.<br />
Een begin werd gemaakt met het bijwonen van<br />
de redactievergadering door een lid van het<br />
bestuur. In principe is dat de voorzitter.<br />
Besloten werd op de vergadering van 21 april<br />
2012 om elke twee maanden in overleg met<br />
de redactie een artikel uit Succulenta op de<br />
website te plaatsen.<br />
Opnieuw werden 2000 postzegels gedrukt<br />
voorzien van een nieuwe foto van Anacampseros<br />
ter herinnering aan Dhr. Van Thiel.<br />
Wegens gebrek aan belangstelling en gebrek<br />
aan sponsors werd besloten de ledenpas niet<br />
langer te verstrekken.<br />
Een door Mireille ontworpen kerstkaart werd<br />
aan alle afdelingen en instellingen verstuurd.<br />
In 2012 werd ook besloten om slechts eenmaal<br />
per jaar een ALV te organiseren om te<br />
kijken hoe dat bevalt.<br />
Het bestuur ging op zoek naar een webredacteur<br />
dit om de Succulenta website extra<br />
inhoud te kunnen geven.<br />
Het erelidmaatschap werd verleend aan Ton<br />
Pullen voor zijn enorme bijdrage aan Succulenta.<br />
Helaas overleed Ton voortijdig en werd<br />
het erelidmaatschap postuum verleend en de<br />
oorkonde overhandigd aan Mevr. Jeanette<br />
Pullen.<br />
Besloten werd om het diner voor alle instellingbeheerders,<br />
redactieleden en bestuursleden<br />
na de ALV, dat in 2011 voor de eerste<br />
keer werd georganiseerd, te continueren.<br />
Het bestuur besloot om aandacht te besteden<br />
aan het aanstaande 100jarig jubileum in 2019<br />
en zal aanbevelingen en ideeën met betrekking<br />
tot dit jubileum verder uitwerken en t.z.t.<br />
publiceren.<br />
De verenigingsfolder was aan vernieuwing toe.<br />
Mireille zal met een voorstel komen om, zodra<br />
de oude folders op zijn, een nieuwe, beter bij<br />
deze tijd passende folder te drukken..<br />
Het komt regelmatig voor dat er niet genoeg<br />
kopij is om de gele pagina’s van Succulenta te<br />
vullen. Besloten werd om als dat het geval is<br />
de niet gebruikte pagina’s aan de redactie te<br />
geven als extra pagina’s voor artikelen over<br />
onze hobby. Mogelijk gaat Mireille een paar<br />
gele pagina’s “voor de jeugd” vullen.<br />
Een Verenigingsdag georganiseerd door de<br />
Botanische tuin van Utrecht waar Succulenta<br />
aan wilde deelnemen is niet doorgegaan wegens<br />
gebrek aan belangstelling.<br />
De secretaris<br />
Peter Melis<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
49
EVENEMENTEN <strong>2013</strong><br />
16 augustus<br />
Ter gelegenheid van de 56ste Lichtfeesten<br />
wordt een “Cactussen- en Succulentenshow“<br />
ingericht door Cactusweelde Antwerpen.<br />
De show is geopend op vrijdag<br />
16 augustus van 19.00 tot 24.00 uur, op<br />
zaterdag 17 augustus van 15.00 uur tot<br />
24.00 uur en op zondag 18 augustus van<br />
15.00 uur tot 22.00 uur in de wijk Kleine<br />
Landeigendom, “Wijkschool-Groenlaar”,<br />
Rozenlaan 50, 2840 Reet (Rumst) België<br />
Voor meer informatie:<br />
G. Geets, tel. 03-383.67.36 of<br />
D. De Raeymaeker, tel. 03-844.51.76.<br />
http://www.cactusweelde-antwerpen.be<br />
15, 16, 17 en 18 augustus<br />
Open deur CACTUSFLOWER bvba<br />
Open van 9.00 tot 17.00 uur<br />
Morenhoekstraat 18a<br />
2840 Rumst België<br />
Tel. 0032476211154 of v ia<br />
www.cactusflower.be<br />
Het is een evenement waarbij liefhebbers<br />
uit heel Europa en daarbuiten elkaar ontmoeten.<br />
De beurs, met ruim 500 meter tafelruimte,<br />
is toegankelijk voor bezoekers op vrijdag<br />
van 15.00 uur tot 20.00 uur, op zaterdag<br />
van 8.30 uur tot 19.00 uur en op zondag<br />
van 8.30 uur tot 11.00 uur.<br />
Over deze dagen verdeeld worden er vijf<br />
lezingen gegeven in verschillende talen.<br />
Kijk voor meer informatie op onze website<br />
www.elkcactus.eu. Daar vindt u ook het<br />
aanmeldingsformulier voor overnachtingen<br />
en/of deelname aan de beurs.<br />
Of neem contact op met Jan en Anny<br />
Linden, tel: 045-5220966 of per e-mail:<br />
annylinden@gmail.com.<br />
18 augustus<br />
De jaarlijkse cactus- en vetplantenbeurs<br />
van de afdeling West-Brabant in café Marktzicht,<br />
Markt 50 Etten-Leur.<br />
Verkopers kunnen vanaf 9 uur de planten<br />
aanvoeren. Een stand kost €5,00 en er kan<br />
vooraf maximaal 4 meter besteld worden.<br />
Zaal open voor bezoekers van 10.00 tot<br />
15.00 uur en de entree is gratis.<br />
Informatie en stand bespreken bij Evert<br />
Smienk, tel. 0652314805, maar liever per<br />
e-mail aan evertsmienk@casema.nl<br />
31 augustus en 1 september<br />
Van 10 tot 18 uur Opendeurdagen bij<br />
Frank & Diane Thys-Brants aan de Antwerpse<br />
Dreef 30 in Zoersel, België<br />
6, 7 en 8 september<br />
Ook in <strong>2013</strong> is er weer een Europese Landenconferentie<br />
(ELK) in de Duinse Polders,<br />
Ruzettelaan 195 te Blankenberge in België.<br />
50<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
INSTELLINGEN<br />
VERENIGINGSARTIKELEN<br />
Bewaarband voor Succulenta:<br />
Nieuw € 7,00 per stuk.<br />
Wat betekent die naam?:<br />
Een verklarend woordenboek: € 5,-<br />
Gids voor de verzorging van cactussen en<br />
vetplanten:<br />
Tweede druk (2002): € 5,-<br />
Oude jaargangen Succulenta:<br />
1955 tot 2000 € 5,- per jaargang<br />
2000 t/m 2012 € 9,- per jaargang<br />
Losse <strong>nummer</strong>s € 2,50 per stuk<br />
Buitenlandse tijdschriften:<br />
Diverse jaargangen zijn verkrijgbaar.<br />
Op de website van Succulenta is een<br />
volledig overzicht te vinden.<br />
CD-ROM’s<br />
CD-ROM Frans Noltee. Succulent plants of<br />
the Little Karoo. Prijs €13,25<br />
We verzenden ook.<br />
Kijk op de website naar de lijst met nieuwe<br />
boeken, zoek wat uit en mail naar:<br />
w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />
Alle prijzen zijn exclusief verzendkosten.<br />
W. Alsemgeest,<br />
Succulenta Boekenbeurs<br />
Leeuweringerstraat 10A<br />
3421AC Oudewater<br />
Bankrekening<strong>nummer</strong> Boekenbeurs:<br />
706220 t.n.v. W.A. Alsemgeest Succulenta<br />
boeken te Oudewater,<br />
IBAN Boekenbeurs: NL84INGB0000706220<br />
BIC: INGBNL2A<br />
Tel. (00 31) (0)348 - 471083,<br />
E-mail: w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />
Let op: het bankrekening<strong>nummer</strong> is sinds<br />
mei <strong>2013</strong> veranderd. Het oude <strong>nummer</strong> kan<br />
niet meer worden gebruikt.<br />
CLICHÉFONDS<br />
Gerard Rutten, Prins Hendrikstraat 15<br />
2641 HK Pijnacker. Tel. 015-3610078<br />
E-mail: zaden@succulenta.nl<br />
Bankrekening<strong>nummer</strong> Clichéfonds:<br />
14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />
te Pijnacker<br />
IBAN Clichéfonds: NL22INGB0000014465<br />
BIC: INGBNL2A<br />
BIBLIOTHEEK SUCCULENTA<br />
Bibliothecaris:<br />
J. Keizer-Zinsmeester, Westeind 96,<br />
9636 CE Zuidbroek. Tel. 0598-395128<br />
E-mail: keizer.zinsmeester@ziggo.nl<br />
SUCCULENTA’S WEBSITE<br />
www.succulenta.nl<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Johan van Arnhemstraat 15<br />
6824 EN Arnhem<br />
Tel: 0654975126<br />
E-mail: promotie@succulenta.nl<br />
TIJDSCHRIFT SUCCULENTA<br />
Hoofdredactie<br />
Henk Viscaal, Brinklaan 31<br />
7261 JH Ruurlo. Tel. 0573 - 452005<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Ludwig Bercht, Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel. Tel. 0344 - 693321<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
Redactiesecretariaat<br />
Mevr. R. Maessen - Claessen<br />
Weezenhof 1232, 6536 EZ Nijmegen<br />
Tel. 024-3440425<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Verenigingsnieuws<br />
Andre van Zuijlen<br />
Hoefstraat 9, 5345 AM Oss<br />
Tel. 0412-630733<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
51
AFDELINGSACTIVITEITEN <strong>2013</strong><br />
AFDELING DATUM ACTIVITEIT INFORMATIE<br />
De Achterhoek aug. Vakantie A. Heijnen<br />
12 sep. Lezing Gert Ubink 0543-564314<br />
Drenthe aug. Geen bijeenkomst H. Mecklenfeld<br />
4 sep. Kasbezoek bij K. Olde 0523-683170<br />
Eindhoven aug. Vakantie H. Damsma<br />
9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 040-2113595<br />
Gorinchem- 12 aug. Open kas bij Arjan de Boer A. van Zuijlen<br />
’s-Hertogenbosch 9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 0412-630733<br />
Gouda e.o. 15 aug. Vakantie N. Uittenbroek<br />
19 sep. Nico Uittenbroek: bezoekjes liefhebbers 0182-394068<br />
‘s-Gravenhage e.o. 13 aug. Open kas bij Cok Grootscholten T. van ’t Walderveen<br />
10 sep. Lezing door gastspreker 070-3864016<br />
Groningen en aug. Vakantie W. ten Hoeve<br />
Ommelanden 19 sep. Lezing door Anjo en Coby Keizer 0592-341660<br />
Haag & Westland 27 aug. Jan Jaap de Morree over aeoniums J. de Vreede<br />
24 sep. Peter van Dongen over Madagaskar 0174-620622<br />
Maas & Peel 27 aug. Lezing door Elisabeth en Norbert Sarnes W. Rooijakkers<br />
24 sep. Verloting en plantenkeuring 0492 528843<br />
Nijmegen 6 aug. Kasbezoek Ludwig Bercht R. Maessen<br />
3 sep. Zaaiwedstrijd/ plantenkeuring 024-3440425<br />
Tilburg aug. Vakantie J. van Veenendaal<br />
9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 013-5341079<br />
Wageningen 29 aug. Bijeenkomst bij Evert Weijman C. Geris<br />
12 sep. Doe-avond met enten en stekken 0318-417319<br />
West-Brabant 18 aug. Cactussen- en vetplantenbeurs H. Schippers<br />
14 sep. Plantenveiling 0164-257905<br />
Zeeland 30 aug. Nog niet bekend S. van Offenbeek<br />
27 sep. Nog niet bekend 0113-383290<br />
Zuid-Limburg aug. Geen bijeenkomst K. Klijn<br />
3 sep. Praatavond, verkoop planten en dia’s 045-5250139<br />
Zwolle aug. Geen bijeenkomst W. Adams<br />
10 sep. Kasbezoek bij Arend van Lohuizen 038-4227259<br />
52<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
IN MEMORIAM<br />
In memoriam Jaap van Toledo<br />
Geheel onverwachts bereikte ons het bericht,<br />
dat Jaap van Toledo op 22 april ‘s avonds op<br />
slechts 70-jarige leeftijd was overleden.<br />
Jaap was een man naar mijn hart en velen<br />
zullen Jaap gekend hebben hier in het zuidwesten<br />
van het land. Net als ikzelf liep hij op<br />
klompen, was een buitenmens, altijd in zijn<br />
tuin bezig of in de kas en sprak met een dialect.<br />
Jaap was rechtlijnig: ja is ja en nee is nee<br />
en een nee werd nooit meer een ja.<br />
Als je Jaap een kunstje geflikt had, kwam je<br />
achterin zijn boek te staan en geloof me, je<br />
schoof nooit meer een bladzijde op.<br />
Hij had een hekel aan moderne dingen, zoals<br />
bv. een mobiele telefoon. Kon dingen tot<br />
het einde toe repareren en schepte er een<br />
genoegen in om alles uit gebruikt materiaal te<br />
maken.<br />
Het is echter een stekelige kwestie geweest,<br />
dat Jaap in mijn leven gekomen is. Het waren<br />
namelijk de cactussen die ons bij elkaar brachten.<br />
Meer dan 40 jaar geleden is dat begonnen<br />
en Jaap werd toen ook lid van de Nederlandse<br />
Cactusclub “Succulenta”. Vorig jaar nog werd<br />
hij geëerd voor zijn 40-jarig lidmaatschap.<br />
Jong als we toen waren sloopten en bouwden<br />
we kassen (van gebruikt materiaal natuurlijk),<br />
gingen naar vele ruilbeurzen en bezochten<br />
de Rotterdamse afdeling. Binnen enkele jaren<br />
hadden we beiden een grote collectie.<br />
Na enkele jaren richtten we samen hier ook<br />
een eigen afdeling op, die nog steeds bestaat.<br />
Jaap was hier wel de drijvende kracht achter<br />
en vanaf het begin is hij dan ook penningmeester<br />
geweest.<br />
De laatste jaren stond eind mei de deelname<br />
aan de Bos en Burchtfair ook op het programma.<br />
Hier presenteerde zich de regionale<br />
afdeling en ook hier was Jaap de motor achter<br />
alles en was dan ook de gehele dag aanwezig.<br />
Al vroeg werd de auto volgeladen met cactussen<br />
en de stand opgebouwd. Velen hebben<br />
van de kleurenpracht van de bloeiende planten<br />
genoten en velen vonden ook de weg naar<br />
Jaap van Toledo in<br />
het midden, in gesprek<br />
met de auteur<br />
en echtgenote<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
53
zijn kas. Verder gingen we ook regelmatig<br />
naar de open dag bij Ubink in Aalsmeer, een<br />
landelijke dag voor cactusliefhebbers en naar<br />
de ELK in België, de grootste cactusbeurs in<br />
Europa. Op die manier hebben we veel tijd<br />
samen in de auto doorgebracht.<br />
Ook werd Jaap lid van een zogenaamde<br />
speciaalclub: de Vrienden van Boliviaanse<br />
cactussen. De laatste bijeenkomst was nog<br />
begin van deze maand en toevallig bij Jaap<br />
thuis. Bijna iedereen was aanwezig.<br />
Als natuurmens nam Jaap de wisseling van<br />
de jaargetijden altijd nauwkeurig waar. We<br />
onderhielden ons dan over zaken als:<br />
Heb je gezien dat de buitencyclamen al beginnen<br />
te bloeien? Er zitten zeker 10 hazen in de<br />
polder, maar weinig fazanten. Het voorjaar is<br />
te nat geweest. Dan krijgen de kuikens kluitjes<br />
aan de poten en zijn ze voor de roofvogels.<br />
De kwikstaarten zijn er weer of heb jij al<br />
zwaluwen gezien? En er liggen weer 3 reeën<br />
‘s morgens in de zon aan de slootkant verderop.<br />
Als buitenmens met groene vingers, zo sterk<br />
als een beer en met handen als kolenschoppen<br />
had Jaap natuurlijk ook een groentetuin<br />
en die zag er altijd netjes uit. Zijn aardbeien<br />
stonden er vaak beter bij dan de mijne en dat<br />
terwijl de planten bij mij vandaan kwamen.<br />
Jaap was iemand, die wist hoe de hazen<br />
liepen. Het is al een oud gezegde: weten hoe<br />
de hazen lopen. M.a.w. blijk geven er kijk op<br />
te hebben. Als geen ander wist Jaap hoe de<br />
hazen lopen, zowel letterlijk als figuurlijk.<br />
Jaap is gestorven in de tuin, waar hij altijd<br />
was. Nog even gras maaien na het eten, het<br />
was immers weer zomertijd.<br />
En zo zal Jaap ook in onze herinnering voortleven.<br />
Namens de afdeling Voorne-Putten:<br />
Johan de Vries.<br />
NIEUWE POSTZEGELS<br />
Tegelijk met het produceren<br />
van klikosticker heeft het<br />
bestuur een nieuwe serie<br />
van 2000 postzegels (= 200<br />
velletjes van 10 postzegels)<br />
laten maken met dezelfde<br />
afbeelding (Carnegiea gigantea)<br />
als die van de kliko-sticker.<br />
Deze postzegels zullen<br />
door de vereniging worden<br />
gebruikt voor het versturen<br />
van brieven, maar ze zijn ook<br />
te koop voor € 6,00/velletje<br />
van 10 zegels (waarde van<br />
de postzegel is € 0,54).<br />
De postzegels worden te koop aangeboden tijdens beurzen en evenementen waarbij onze pr<br />
aanwezig is, o.a. tijdens de open dag van Ubink en de ALV. Op aanvraag bij de penningmeester<br />
kunnen ze ook verstuurd worden tegen vergoeding van de verzendkosten (minimaal € 1,00) na<br />
vooruitbetaling via onze ING bankrekening.<br />
Henk Ruinaard<br />
54<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Nederland<br />
NIEUWE LEDEN MEI - JUNI <strong>2013</strong><br />
111452 Hofstee, Mw. J. Schuitenhuisstraat 88-I 1069 WN Amsterdam-Osdorp<br />
111454 Fleminks, Dhr. F. Kalorama 135 2132 RD Hoofddorp<br />
111455 Tiele, Dhr. J. Karnemelksloot 8 2802 LK Gouda<br />
111453 Meeteren, Dhr. M.M. van Frans Halsstraat 29 3372 XC Hardinxveld-<br />
Giessendam<br />
111456 Manders, Wim Julianastraat 43 4681 AL Nieuw-Vossemeer<br />
111450 Jonkers, Dhr. P. Marijkestraat 3 4744 AS Bosschenhoofd<br />
111449 Fernandez Blanco, S.D.I. Pieter Quastweg 11 5642 KZ Eindhoven<br />
111447 Schepers, Dhr. G. Berkenlaan 16 6721 CD Bennekom<br />
111448 Toom, Dhr. J.C. den Zuiderzeestraatweg 189A 8096 BH Oldebroek<br />
111446 Pruis, Johannes Molenstraat 33 9285 PA Buitenpost<br />
België<br />
111451 Quirynen, Pieter Achterbroeksteenweg 147 B-2920 Kalmthout<br />
Bericht van overlijden ontvangen van:<br />
A. Lambregts te Merksplas (B)<br />
J.A. van Toledo te Rockanje<br />
F. Brolsma te Millingen a/d Rijn<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />
55
56<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>
Nederland regenland?<br />
Ben Zonneveld<br />
Veel mensen denken dat het in Nederland “altijd” regent. Er zijn echter argumenten om<br />
dat tegen te spreken. Er valt in Nederland slechts 0,75 m water per jaar per vierkante meter.<br />
Dit is vergeleken met andere plekken op aarde waar tot 12 meter kan vallen niet echt<br />
veel te noemen. Nederland heeft wel het voordeel dat de regen min of meer gelijkelijk over<br />
het jaar verdeeld valt. Ja inderdaad, 's winters valt er nauwelijks meer regen dan 's zomers.<br />
Eigenlijk valt er in Nederland te kort regen voor een optimale groei van de gewassen. Het<br />
is niet voor niets dat er vaak door de boeren gesproeid wordt. Als het in de lente en ’s zomers<br />
meer zou regenen, zou er van veel op het veld groeiende gewassen een grotere opbrengst<br />
verkregen kunnen worden. Het zijn niet alleen de boeren maar ook de hobbytuinders<br />
die last hebben van de droogte. Ik zie in de zomermaanden vele planten in tuinen een<br />
roemloos einde tegemoet gaan. Vooral pas geplante planten, groot of klein, hebben er onder<br />
te lijden. In een pas geopend natuurpark bij Leiden zijn in het voorjaar een flink aantal<br />
bomen geplant. Minstens de helft daarvan is nu dood, ongetwijfeld door een gebrek aan<br />
water. Dat wordt misschien zelfs erger in de toekomst als het doemscenario van hogere temperaturen<br />
door te veel koolzuur zijn beslag krijgt. Ik zie trouwens dat veel mensen die langer<br />
dan 10 minuten buiten zijn al bij voorbaat met een fles water lopen. Je weet maar nooit<br />
hoe je in de “woestijn Nederland” kunt verdwalen. Het is bekend dat aan de kust er meer<br />
zon is in de zomer, maar dat betekent ook minder regen. Ik loop bijna elke dag die planten,<br />
die net geplant zijn of die veel water gebruiken zoals vlijtig lies en hortensia, water te geven.<br />
De afgelopen twee maanden voor het schrijven van dit redactioneel, half juni je half augustus,<br />
heeft het hier maar twee keer geregend. Alle regenwolken dreven over naar het noorden<br />
en het oosten. Vroeger gaf ik eens in de week water in de kas. Echter, het bleek tijdens<br />
de vakantie geen verschil te maken dat ze slechts om de 14 dagen water kregen. Daarom<br />
geef ik nu eens in de 14 dagen de dubbele hoeveelheid water. Dat betekent dat ik van 1<br />
april tot half september in totaal zo’n 12 keer per jaar een uurtje bezig ben met water geven.<br />
Dat is een makkie vergeleken met een andere hobby, een hond die 2 maal daags, dat<br />
is 730 keer per jaar, uitgelaten moet worden. Voor het watergeven gebruik ik regenwater, als<br />
het er is. Dat kost ongeveer driekwart van de inhoud van de regenton. Elk jaar echter moet<br />
ik een- of tweemaal kraanwater gebruiken, omdat er dan in 14 dagen niets is bijgekomen.<br />
Nu is er niets mis mee om af en toe kraanwater te geven. Ik denk zelfs dat de cactussen<br />
een beetje kalk wel kunnen waarderen. Behalve dat regenwater vrij zuur is, pH 5, zijn er nog<br />
een paar verschillen met kraanwater. Regenwater is, in tegenstelling tot kraanwater, bepaald<br />
niet vrij van ziektekiemen. De lucht zit vol met sporen die met de regen naar beneden komen.<br />
Dit geeft bij planten met rozetten zoals Echeveria misschien een grotere kans op overnacht<br />
wegrotten (door de waterschimmel Pythia?). Bovendien wordt door de regen het dak<br />
ook schoongespoeld. Als de regenton echter net aangevuld is door een klein buitje en dus<br />
niet flink heeft kunnen doorspoelen, heeft het regenwater de kleur van sterke thee. Dit wordt<br />
waarschijnlijk veroorzaakt door de verbrandingsgassen van vliegtuigen. Ik heb geen idee of<br />
het kwaad kan. Ik heb vroeger wel eens een enkele keer de pH van het water met kaliloog<br />
(kaliumhydroxide) op pH 6,5-7 gesteld, dus ongeveer neutraal. Ik had niet de indruk dat het<br />
veel uitmaakte, maar ik moet toegeven dat ik voornamelijk andere vetplanten heb. Ik hoop<br />
dat u een mooie zonnige zomer hebt gehad. Dat heeft ook zo zijn voordelen en de kraan is<br />
geduldig!<br />
Schubertlaan 196<br />
2324 BC Leiden<br />
202<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
CRASSULA COLUMNARIS:<br />
HET TOORTS-DIKBLAD<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Het zijn alle wonderlijke “mimicry”-vormen, misleidende of bedriegelijke<br />
nabootsingen, waarvan we nog weer een voorbeeld<br />
vinden in het Toorts-Dikblad, C. columnaris, welke een grijs, eivormig<br />
kogeltje, en in vochtige omgeving, een rond zuiltje ontwikkelt,<br />
waarvan de dikke, vleezige, dwars-ovale en stompe<br />
blaadjes veelal een omgebogen rand hebben, en die zóó sluitend<br />
boven elkander liggen, dat het schijnt alsof de dikke bovenranden<br />
naar buiten zijn geperst. In den bloei wordt het zuiltje bekroond<br />
door een eindstandige, bolronde bloeiwijze van kleine,<br />
witte, welriekende buisvormige bloempjes, met vijf, stervormig<br />
uitstaande, puntige slipjes.<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade-album “Vetplanten”<br />
uit 1931. Zie de afbeelding.<br />
C. columnaris is al in 1778 beschreven<br />
door de Zweedse arts en<br />
botanicus Carl Peter Thunberg. Hij<br />
wordt wel ‘de vader van de Zuid-<br />
Afrikaanse botanie’ en ‘de Japanse<br />
Linnaeus’ genoemd. Van 1772 tot<br />
maart 1775 was hij in Zuid-Afrika<br />
en het staat vast dat hij in september<br />
1772 planten verzameld heeft in<br />
de Kleine Karoo, de groeiplaats van<br />
deze soort. Van 1775 tot 1778 was<br />
hij arts in Desjima, de Nederlandse<br />
nederzetting in Japan. Op doorreis<br />
naar Amsterdam vertoefde hij<br />
in 1778 nog 2 weken in Zuid-Afrika.<br />
Het is aannemelijk dat Thunberg de<br />
plant zelf verzameld of in ieder geval<br />
gezien heeft in de natuurlijke habitat<br />
en daarom verbaast het mij dat<br />
hij de naam columnaris (= zuilvormig)<br />
gegeven heeft aan dit plantje.<br />
Op de natuurlijke groeiplaatsen is<br />
C. columnaris namelijk nagenoeg<br />
bolvormig, eerder plat zelfs dan<br />
langgerekt. In de literatuur is meerdere keren<br />
opgemerkt dat de soort beter C. globosa<br />
(= bolvormig) genoemd had kunnen<br />
worden. Misschien heeft Thunberg de meegenomen<br />
planten een tijdje doorgekweekt<br />
waarbij ze het natuurlijke uiterlijk verloren<br />
hebben. Dat is een euvel waar dit soort<br />
planten in de cultuur vaak aan lijdt zoals<br />
ook te zien is in het plaatje uit het Verkadealbum.<br />
De door Van Laren gekozen naam<br />
‘toortsdikblad’ is op zich wel passend bij<br />
het geëtioleerde exemplaar van het plaatje<br />
Afb. 1: C. columnaris, het koesnaatjie, wordt<br />
ook wel ‘khaki button’ (lichtbruin<br />
knoopje) genoemd.<br />
Foto: Winfried Bruenken<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 203
nartjie of nartje is een kleine citrusvrucht<br />
die het midden houdt tussen<br />
een mandarijn en een tangerine.<br />
Koes betekent gebukt, ondergedoken,<br />
teruggetrokken. Een ondergedoken<br />
mandarijntje min of meer<br />
en dat zal wel slaan op de manier<br />
waarop het plantje zich in de droge<br />
tijd gedeeltelijk terugtrekt in de<br />
grond (ik ga ervan uit dat de weliswaar<br />
eetbare plant niet als een<br />
mandarijntje smaakt). Op het internet<br />
vond ik de volgende omschrijving<br />
van het koesnaatjie:<br />
Afb. 2: De bloemknoppen barsten als het ware uit de<br />
plant<br />
Afb. 3: De bijnaam ‘shaving brush Crassula’ (scheerkwast<br />
crassula) behoeft geen nadere uitleg<br />
maar voor de soort even ongelukkig als de<br />
naam columnaris.<br />
De Engelstaligen gebruiken vaak de<br />
naam ‘khaki button’ en dat heeft naast de<br />
vorm die de plant in de droge tijd aanneemt<br />
ook betrekking op de aparte kleur<br />
die de planten daarbij krijgen (zie afb. 1).<br />
De Afrikaanse naam ‘koesnaatjie’ voor<br />
deze plant duidt ook op het afgeplat bolle<br />
voorkomen. Een naatjie (ongeveer uitgesproken<br />
als nharkie), ook wel naartje,<br />
204<br />
'n Koesnaatjie is 'n vetplantjie<br />
wat in die droë westelike streke van<br />
Kaapland aangetref word, asook<br />
in die Suidwes-Kaap. Die plant het<br />
“dik, vlesige, ovaalvormige, aan die<br />
voet vergroeide blare” wat dig oor<br />
mekaar vou soos dakpanne, sodat<br />
die plant 'n kompakte voorkoms het,<br />
en is eetbaar. 'n Koesnaatjie ontwikkel<br />
slegs een maal 'n bloeiwyse met<br />
“dig saamgedronge” blommetjies in<br />
roomkleur tot geel, waarna die plant<br />
saadskiet, verdor en doodgaan.<br />
Volgens die WAT bestaan daar ook<br />
'n uitdrukking “soos 'n koesnaatjie<br />
sit”, wat beteken dat iemand eenkant<br />
of afsydig is, of ook skaam, bedees<br />
en teruggetrokke.<br />
In de jaren '20 en '30 werd in het<br />
maandblad ‘Succulenta’ geregeld<br />
uitgebreid over deze plant geschreven<br />
en daarbij werd steeds uitvoerig<br />
op de verschillen tussen natuur en<br />
cultuur gewezen. In het <strong>nummer</strong> van<br />
november 1935 las ik bijvoorbeeld:<br />
Mej. W. v. A. te B. schrijft: “Kan ik<br />
een uitgeschoten Crassula columnaris<br />
stekken? Ze zijn zoo leelijk met<br />
dat bruine stukje stam. Hoe komt<br />
het toch, dat deze planten hier zoo<br />
uitgerekt groeien?”<br />
En het antwoord van de redactie:<br />
“Het mooi opkweeken van hoog<br />
succulente Crassulasoorten in<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 4: Het sentkannetjie (reukflesje), C. columnaris ssp. prolifera in de Knersvlakte<br />
(foto Sofia Etzold, met dank aan de ‘Photo Guide to Plants of Southern Africa’)<br />
ons klimaat is niet gemakkelijk. Vele<br />
van deze planten zijn afkomstig uit de<br />
Karroohoogvlakte. De gemiddelde regenval<br />
bedraagt daar per jaar 4.47 Eng.<br />
duim, dat is ± 114 mm. In ons land valt<br />
gemiddeld per jaar 700-800 mm. regenwater.<br />
De regen op de Karroovlakte valt<br />
voornamelijk in de vier wintermaanden,<br />
soms ook in November en December.<br />
Deze twee maanden zomerregen oefenen<br />
weinig invloed uit op den groei, alleen<br />
voor het aanvullen van de waterreservoirs<br />
der Succulenten zijn zij van<br />
belang.<br />
Weinig woestijnen hebben een troosteloozer<br />
aanzien in de droge periode dan<br />
de Karroo. Groene planten zijn er niet<br />
te vinden, de geulen zijn droog en de<br />
hardsteenen ,,Kopjes”, die hier en daar<br />
op de Centrale Karroo verspreid liggen,<br />
schijnen de hitte als een spiegel terug<br />
te kaatsen. Gedurende den nacht is een<br />
koele Z.-0. bries overheerschend. De<br />
denkbeeldige lijn, welke de districten in<br />
streken met zomer- of met winterregens<br />
verdeelt, gaat door de Centrale Karroo in<br />
de buurt van Beaufort West. In den winter<br />
daalt in sommige nachten de temperatuur<br />
onder het vriespunt, en zijn de<br />
bergtoppen soms met sneeuw bedekt,<br />
die evenwel zelden op de hoogvlakte<br />
zelf valt. Het gemiddelde dagelijksche<br />
temperatuursverschil is groot, n.l. 30 0 Fht<br />
(= 17 0 C, Th. H.). Door de intense droge<br />
lucht is de zomerhitte niet zeer drukkend.<br />
In de Noordelijke Karroo is de gemiddelde<br />
regenval per jaar nog minder, in<br />
het Westen 2 Eng. duim, dus 51 mm per<br />
jaar. De gemiddelde zomertemperatuur<br />
in de schaduw is 110 0 Fht (= 43 0 C, Th.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 205
Afb. 5: Crassula columella (= klein zuiltje) bloeit<br />
ook eindstandig maar sterft niet af. Naast<br />
de uitgebloeide kop (rechts) ontstaan één<br />
of twee nieuwe scheuten.<br />
H.). We zien hieruit onder welke omstandigheden<br />
de hoogsucculente Crassula’s<br />
in hun vaderland groeien en weten, dat<br />
het dus niet gemakkelijk voor deze planten<br />
is, hier hun mooien, korten, gedrongen<br />
bouw in stand te houden. Crassula<br />
columnaris L. komt in het wildgroeiend<br />
voor in de buurt van Whitehill de<br />
eerste stopplaats voorbij Matjesfontein.<br />
Jacobsen geeft als vindplaats op: Klein-<br />
Namaqualand. De jaarlijksche regenval<br />
aldaar is ongeveer 6 Eng. duim =<br />
± 150 mm. Crassula columnaris kunt u<br />
stekken, de beste tijd voor beworteling<br />
is Augustus. De plant begint n.l. in deze<br />
maand te groeien. Na het wortelen zeer,<br />
zeer zuinig zijn met water. De geheele<br />
bouw van de plant wijst op vochtopneming<br />
uit de lucht. Zorg in den zomer<br />
voor zooveel mogelijk zon in de buitenlucht;<br />
de plantjes mogen gerust roodbruin<br />
worden.”<br />
206<br />
Opmerkelijk is dat er van 1923 tot<br />
1942 in ‘Succulenta’ 5 keer uitgebreid<br />
over C. columnaris geschreven is en<br />
daarna, dat is nu dus al meer dan 70<br />
jaar lang, helemaal niet meer. De naam<br />
wordt alleen een enkele keer terloops<br />
genoemd.<br />
Zoals uit bovenstaande al blijkt, hoort<br />
C. columnaris binnen de crassula’s tot<br />
de groep van de wintergroeiers die in de<br />
zomer dus hun rusttijd hebben en dan<br />
minimaal water krijgen. In veel boeken<br />
wordt een wintertemperatuur van minimaal<br />
15 0 C aanbevolen maar mijn ervaring<br />
is dat dat helemaal niet goed is.<br />
Een dergelijke hoge temperatuur gecombineerd<br />
met het toedienen van water<br />
bevordert de groei en met de korte<br />
dagen en de geringe lichtintensiteit in de<br />
winter betekent dat dus juist een langgerekte<br />
onnatuurlijke vorm. Ik heb nog<br />
nooit gemerkt dat de temperatuur in<br />
mijn kas, die ik in de winter met wisselend<br />
succes op minimaal 8 0 C probeer<br />
te houden, het welzijn of de bloei van<br />
dergelijke planten zou schaden.<br />
Tot de groep van de wintergroeiers<br />
kunnen we ook C. alstonii, barbata, deceptor<br />
(en arta), marnieriana en pyramidalis<br />
rekenen. Ze kunnen het best gekweekt<br />
worden in zandige grond met<br />
een klein humusaandeel.<br />
C. columnaris is monocarp. Dat wil<br />
dus zeggen dat de plant na de bloei afsterft.<br />
Dat is voor Gordon Rowley in zijn<br />
boek ‘Crassula’ aanleiding geweest om<br />
het in de cultuur hebben van C. columnaris<br />
“een voorbijgaand genoegen” te<br />
noemen. Mooie planten zijn in onze<br />
verzamelingen zeldzaam. Zaailingen<br />
groeien langgerekt uit en importplanten<br />
schieten meteen in bloei om daarna<br />
te sterven. Om de planten nog enigszins<br />
toonbaar te houden beveelt Rowley een<br />
hongerdieet aan met daarnaast veel zon<br />
en veel frisse lucht.<br />
Hoewel de eerste tekenen van bloei<br />
dus tevens het spoedige afsterven van<br />
de plant aankondigen, is het toch boeiend<br />
om te zien hoe de bloeiwijze zich<br />
ontwikkelt. Het begint ermee dat het<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
gesloten rozet aan de bovenkant als het<br />
ware openbarst om ruimte te bieden aan<br />
een compacte formatie van bloemknoppen<br />
(Zie afb. 2). Het betreft hier een<br />
plantje dat ik als jonge zaailing onder<br />
de naam “C. columnaris Lemoenshoek”<br />
kocht op de Nijmeegse bijzondere plantenmarkt.<br />
Lemoenshoek is een boerderij<br />
op ongeveer 40 km afstand van de<br />
plaats Barrydale in de Kleine Karoo. De<br />
foto is gemaakt op 3 december 2012.<br />
De diameter van het plantje op de foto<br />
is 4 cm en de hoogte ongeveer 3 cm.<br />
In die 3 cm zijn 7 bladparen op elkaar<br />
geperst. Eenmaal in volle bloei wordt<br />
het plantenlichaam door de talrijke witte<br />
bloempjes geheel aan het zicht onttrokken<br />
(Zie de foto van afbeelding 3<br />
die op 19 januari <strong>2013</strong> gemaakt is). Het<br />
zal duidelijk zijn waarom de planten in<br />
de Engelstalige landen de benaming<br />
‘shaving brush Crassula’ (scheerkwast<br />
Crassula) heeft gekregen. In de hedendaagse<br />
nomenclatuur worden er twee<br />
subspecies van C. columnaris onderscheiden:<br />
naast C. columnaris ssp. columnaris<br />
(dat is de standaardvorm waar<br />
dit artikel voornamelijk over gaat) is er<br />
ook nog C. columnaris ssp. prolifera. De<br />
beschrijving van H.C. Friedrich dateert<br />
uit 1974. Deze subspecies vertakt zich<br />
aan de basis en de bloeiwijze zit niet<br />
pal boven het rozet zoals bij de standaardsoort.<br />
Als ssp. prolifera gaat bloeien<br />
verlengt de centrale as zich zodat de<br />
plant in hoogte ongeveer verdubbelt.<br />
Bovenaan die losjes met gereduceerde<br />
blaadjes bezette centrale as ontwikkelt<br />
zich dan de bloeiwijze die ook minder<br />
compact is dan bij de typesoort (zie afb.<br />
4, foto gemaakt in de Knersvlakte in augustus<br />
2004 door Sofia Etzold). In het<br />
Afrikaans heet deze variëteit ‘sentkannetjie’.<br />
‘Sent’ in deze uitdrukking komt<br />
van het Engelse ‘scent’ (geur) en kannetjie<br />
staat voor flesje. Een reukflesje dus.<br />
Hiermee wordt zowel aan de vorm van<br />
de plant als aan de zoetige geur van de<br />
bloempjes recht gedaan.<br />
Hybriden van C. columnaris zijn<br />
nauwelijks bekend. Er wordt door<br />
Rowley wel melding gemaakt van een<br />
natuurhybride C. alpestris x C. columnaris<br />
maar ik heb nergens een afbeelding<br />
of beschrijving van deze hybride kunnen<br />
vinden.<br />
Tenslotte: C. columnaris moet niet verward<br />
worden met C. columella, die zowel<br />
in naam als groeiwijze veel overeenkomsten<br />
met C. columnaris vertoont.<br />
Dit plantje vormt dunne, vertakkende,<br />
vierkante zuiltjes van maximaal 1,5 cm<br />
dik en 5 cm hoog (columella betekent<br />
‘klein zuiltje’), bestaande uit eveneens<br />
dakpansgewijs dicht op elkaar gepakte<br />
blaadjes (Zie afb. 5). Het bloeit ook<br />
eindstandig met kleine, onopvallend gekleurde<br />
bloempjes op een stengeltje. In<br />
tegenstelling tot C. columnaris sterft het<br />
takje na de bloei niet af maar vormt direct<br />
naast de bloemstengel een of meerdere<br />
zijscheuten, zodat er een laagblijvende<br />
bossige plant ontstaat. Voor ons,<br />
liefhebbers, heeft deze groei- en bloeiwijze<br />
het grote voordeel dat de plant na<br />
de bloei alleen maar mooier wordt en<br />
bovendien in ruime mate gemakkelijk<br />
wortelende stekken levert. Deze soort is<br />
ook nauwelijks gevoelig voor het etioleren<br />
waar C. columnaris zo gauw aan ten<br />
prooi valt.<br />
Literatuur:<br />
Laren, A.J. van (1931). Vetplanten,<br />
Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam.<br />
Rowley, C. (2003): Crassula, Cactus &<br />
Co.<br />
Swüste, F. (1935). Vragenrubriek,<br />
Succulenta 17 (11) p. 175.<br />
Thunberg C.P. (1778). Nova acta physico-medica<br />
Academiae Caesareae<br />
Leopoldino-Carolinae Naturae<br />
Curiosorum.<br />
Photo Guide to Plants of Southern<br />
Africa, www.southernafricanplants.net.<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 207
Voor het voetlicht<br />
Bertus Spee<br />
Ferocactus cylindraceus<br />
Deze planten komen we ook nog<br />
wel tegen onder de namen F. lecontei<br />
en F. acanthodes. Tegenwoordig<br />
valt dit allemaal onder F. cylindraceus.<br />
Het vrij grote groeigebied van<br />
deze soort vinden we in het noorden<br />
van Sonora, Mexico en het zuiden<br />
van Arizona, USA.<br />
Deze soort is prima uit zaad op<br />
te kweken. Op eigen wortel stellen<br />
ze weinig eisen. Het zijn geen snelle<br />
groeiers. Ze bloeien in het voorjaar,<br />
maar pas als ze een halve meter<br />
hoog zijn. In de natuur kunnen<br />
ze ruim 2,50 m worden.<br />
Ze spruiten zelden en groeien het<br />
best in een mineraalrijk, leemachtig<br />
en goed doorlatend substraat. Tijdens de groeiperiode na elke flinke watergift de<br />
potkluit weer op laten drogen. Een flink zonnige en luchtige plaats is aan te bevelen,<br />
dit komt de zware bedoorning ten goede.<br />
F. cylindraceus is samen met F. wislizenii de noordelijkst groeiende fero. In de winter<br />
houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 7 0 C.<br />
Gymnocactus horripilus<br />
In de recente boeken vinden we<br />
deze soort nu onder het geslacht<br />
Turbinicarpus. Het groeigebied van<br />
deze planten ligt in de Reserva de la<br />
Biosfera Barranca de Metztitlan. Hier<br />
vinden we ook de kleiner blijvende<br />
vorm G. horripilus ssp. wrobelianus.<br />
In cultuur zijn ze goed op eigen<br />
wortel te kweken. Vermeerderen kan<br />
door zaaien en stekken. We planten<br />
ze in een goed doorlatend, mineraalrijk<br />
grondmengsel, een terracotta<br />
schaal voldoet ook prima. In de natuur<br />
groeien ze vaak op de kale rotsen.<br />
Na verloop van tijd kunnen ze<br />
flinke clusters vormen.<br />
Tijdens de groei matig water en een zonnige plaats. In de winter droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 7 0 C. De prachtige magentakleurige bloemen verschijnen al<br />
in het voorjaar.<br />
208<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Mammillaria schiedeana<br />
Het groeigebied van deze goudgeel<br />
bedoornde juweeltjes vinden<br />
we in de oostelijke Sierra Madre van<br />
Mexico. Ze hebben een flink verspreidingsgebied<br />
maar komen ter<br />
plekke heel sporadisch voor, meestal<br />
onder struiken en in rotsspleten. In<br />
cultuur zijn ze niet al te moeilijk, mits<br />
we spaarzaam zijn met water geven.<br />
Een mineraalrijk substraat met ook<br />
wat humus voldoet prima.<br />
Vermeerderen kan door stekken en<br />
zaaien en ze groeien goed op eigen<br />
wortel. Na enkele jaren beginnen ze<br />
te spruiten. De bleekgele bloemen<br />
verschijnen in het voorjaar.<br />
Het zijn vrij weekvlezige planten en<br />
ze kunnen dus wat spintgevoelig zijn; de aanwezigheid van spint is moeilijk op te<br />
merken door de dichte bedoorning.<br />
Tijdens de winterrust houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 7 0 C.<br />
Een even zo mooie vorm is M. schiedeana ssp. dumetorum<br />
Turbinicarpus alonsoi<br />
Een zeer gewilde liefhebbersplant,<br />
pas ontdekt en beschreven in 1995-<br />
1996. De vindplaats ligt in de diepe<br />
kloof van de Rio Xichú in Mexico;<br />
het verspreidingsgebied is hooguit<br />
een vierkante kilometer groot.<br />
In cultuur zijn het prima uit zaad op<br />
te kweken, solitair groeiende planten.<br />
Ze stellen weinig eisen en groeien<br />
het liefst in een doorlatend leemachtig<br />
substraat. Ze kunnen een flinke<br />
penwortel vormen, dus een wat diepere<br />
pot is aan te raden. Tijdens de<br />
groeiperiode om de twee weken een<br />
matige watergift, hiertussen de potkluit<br />
steeds op laten drogen.<br />
De prachtig magenta gekleurde<br />
bloemen verschijnen in het voorjaar als de planten 4 tot 5 jaar oud zijn. Ze kunnen<br />
meerdere malen per jaar bloeien.<br />
Gedurende de winterrust houden we ze licht en droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 8 0 C.<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 209
Tephrocactus alexanderi<br />
Ton Pullen †<br />
Kort voor zijn overlijden ontving de redactie een artikel van Ton over Tephrocactus alexanderi.<br />
De afspraak was dat van onze zijde een natuuropname zou worden bijgevoegd. Helaas<br />
heeft Ton niet meer de gelegenheid gehad zijn eigen bloemenopname te sturen. Derhalve<br />
ook hiervan een opname in de natuur.<br />
De hier besproken en afgebeelde plant<br />
staat al jaren nogal onopvallend in mijn<br />
kas, gelukkig in zijn 9 cm vierkante pot en<br />
met z’n wortels in de lava.<br />
Ooit heb ik het plantje aangeschaft als<br />
één enkel bolletje, mede omdat het plantje<br />
de zuivere bolvorm heel aardig benadert.<br />
In de loop der jaren heeft de plant<br />
elk jaar een of twee nieuwe bolletjes aangemaakt,<br />
zodat er na verloop van tijd een<br />
plant stond, die nog het meest lijkt op<br />
een zuiltje van opeengestapelde bolletjes.<br />
Momenteel heeft de plant ook een zijtak,<br />
die er ook weer uitziet als een aantal gestapelde<br />
bolletjes.<br />
Omdat de plant goed groeit maar nooit<br />
wilde bloeien heb ik hem 2 jaar geleden<br />
helemaal bovenin mijn kasje gezet, dicht<br />
onder het glas. Dat was de truc: in de zomer<br />
van 2010 bloeide de plant voor de<br />
eerste maal!<br />
Het etiket, dat met de plant meegeleverd<br />
is, vermeldt als naam:<br />
Tephrocactus bruchii.<br />
Tephrocactus is als geslachtsnaam<br />
ingevoerd door de Belg C.A. Lemaire<br />
(1801-1871).<br />
Tephrocactus betekent ‘asgrauwe<br />
cactus’, wel een goed gekozen<br />
naam, gezien de kleur van de<br />
epidermis van een aantal soorten.<br />
Bruchii is afgeleid van de naam van<br />
de Duitser Dr. Bruch, de man naar<br />
wie ook Gymnocalycium bruchii vernoemd<br />
is. De soort is beschreven<br />
door de Argentijn Dr. C.L. Spegazzini<br />
(1858-1626).<br />
Een aantal auteurs is en was van<br />
mening, dat Tephrocactus als geslachtsnaam<br />
overbodig was, en deze<br />
naam wordt dan alleen nog als subgenus<br />
onder Opuntia gebruikt. De<br />
naam wordt dan natuurlijk<br />
Opuntia bruchii.<br />
De laatste jaren is de naam<br />
bruchii, hetzij als soortnaam<br />
hetzij als variëteitsnaam, geheel<br />
uit de boeken verdwenen.<br />
De plant wordt eerst als<br />
variëteit onder T. alexanderi<br />
ondergebracht. Later is men<br />
klaarblijkelijk tot de conclusie<br />
gekomen, dat er geen<br />
enkele goede reden was om<br />
deze variëteitsnaam te handhaven,<br />
zodat we nu alleen<br />
de naam T. alexanderi bij de<br />
Afb. 1: Tephrocactus alexanderi<br />
210<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
plant kunnen zetten. Wil men voor de<br />
hier besproken plant toch kiezen voor<br />
Opuntia als geslachtsnaam, dan zou de<br />
naam Opuntia alexanderi moeten zijn.<br />
Hunt (2006) heeft Tephrocactus (weer)<br />
als geslachtsnaam erkend. Onze plant<br />
heet dus nu Tephrocactus alexanderi (Br.<br />
& R.) Backeb.<br />
Beschrijving<br />
De plant vormt in de natuur een klein<br />
struikje, ongeveer 50 cm hoog. De afzonderlijke<br />
leden zijn min of meer bolvormig,<br />
soms wat gerekt en hebben<br />
een diameter van max. 5 cm. De kleine<br />
areolen zijn bezet met kleine bleekgele<br />
tot grijze glochiden van maximaal 4 mm<br />
lengte. Zij dragen 4-15 doorns, die tot 4<br />
cm lang kunnen worden. De doorns zijn<br />
wit tot vuilwit, soms grijs, met een donkere<br />
punt, meestal omlaag gericht. De<br />
bloemen zijn roze, tot 6 cm in diameter.<br />
De vrucht is rood en bedoornd.<br />
De planten zijn afkomstig uit de<br />
Argentijnse provincie La Rioja, de typevindplaats<br />
ligt tussen Chilecito en<br />
Famatina. Daar werd de plant in 1921<br />
door W.B. Alexander ontdekt (en naar<br />
hem vernoemd).<br />
Cultuur<br />
Zoals boven al vermeld, is deze plant<br />
niet moeilijk in de cultuur. Zij groeit<br />
goed doch langzaam in elk<br />
geschikt substraat. Gezien<br />
de herkomst verdient een<br />
mineraal substraat duidelijk<br />
de voorkeur. De planten<br />
hebben veel licht nodig<br />
om er mooi uit te blijven<br />
zien. Bij te weinig licht zullen<br />
de leden gaan etioleren,<br />
ze worden dan langwerpig in<br />
plaats van bolvormig. In de<br />
zomer normaal water geven,<br />
met nu en dan wat voeding.<br />
In de winter droog houden.<br />
In mijn verzameling bloeide<br />
de plant in de maand juni.<br />
Bij het verpotten moeten we oppassen:<br />
We zijn bij het verpotten gewend met de<br />
pot op de tafel te tikken om ervoor te<br />
zorgen, dat het substraat zich goed rond<br />
de wortels verdeelt. Bij deze planten (en<br />
bij andere tephro’s) kan dit er toe leiden,<br />
dat de leden afbreken. Overigens<br />
is dit geen ramp. Men laat de bolletjes<br />
goed opdrogen. Daarna kunnen ze als<br />
stek behandeld worden. De leden wortelen<br />
gemakkelijk en leveren weer nieuwe<br />
planten.<br />
Literatuur:<br />
Backeberg, C. (1977). Das<br />
Kakteenlexikon, 4e druk. Stuttgart.<br />
Hunt, D.H. (2006). The New Cactus<br />
Lexicon, Milborne Port.<br />
Leighton-Boyce, G. & J. Iliff. (1973). The<br />
sub-genus Tephrocactus. Succ. Plant<br />
Trust. Morden.<br />
Rinkslag 19<br />
7711 MX Nieuwleusen<br />
Foto’s van Ludwig Bercht..<br />
Afb. 2: Tephrocactus alexanderi<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 211
Tridentea gemmiflora<br />
Louis Van de Meutter<br />
Francis Masson ontdekte T. gemmiflora nabij Plattekloof, in het westelijk deel van de<br />
Kleine Karoo, Zuid-Afrika. Het is niet bekend op welk tijdstip hij deze soort vond, maar<br />
ze maakte in ieder geval deel uit van de planten die hij meebracht bij zijn terugkeer naar<br />
Engeland in 1795. Hij noteerde ook nog dat ze in 1796 bloeide in Kew.<br />
Ofschoon ze nergens algemeen is,<br />
bestrijkt T. gemmiflora (Masson) Haw.<br />
een zeer groot verspreidingsgebied in<br />
Zuid-Afrika. Ze is waarschijnlijk het talrijkst<br />
in de Worcester-Robertson Karoo<br />
en de Kleine Karoo. Ten noorden van<br />
de Kleine Karoo komt ze slechts sporadisch<br />
voor in de Grote Karoo waar<br />
men de planten meestal aantreft onder<br />
de beschutting van struikjes (vaak kleine<br />
doornige ruschia’s) op stenige, relatief<br />
vlakke bodems. Maar meer zuidelijk,<br />
in de Kleine Karoo, gedijt ze vaak op<br />
zandige plekken aan de basis van heuvels<br />
tussen acacia-bomen of kleinere<br />
struiken.<br />
Beschrijving<br />
T. gemmiflora vertakt vanuit de basis<br />
en vormt daardoor een dicht gewas<br />
waarvan de diameter, naargelang<br />
de oriëntatie en de bodemgesteldheid,<br />
wel 3 m kan bereiken. De stammetjes<br />
kunnen hierbij bijzonder dicht in elkaar<br />
verstrengeld zijn. Ze zijn onduidelijk<br />
vierhoekig en worden 5-15 cm lang<br />
bij een doorsnee van 1-1,5 cm. Uit de<br />
2-3 mm lange tuberkels verschijnen 10<br />
mm lange, horizontaal spreidende, spits<br />
priemvormige blaadjes die bij het verouderen<br />
afvallen. Sommige planten hebben<br />
ook opvallend dikke oudere wortels.<br />
De bloemen zijn heel kenmerkend. De<br />
corolla is niet alleen redelijk groot, 5-10<br />
cm in doorsnee, ze is ook bijzonder dik<br />
en vlezig. Het fijn gerimpelde binnenoppervlak<br />
is overdekt met papillen, vooral<br />
nabij het centrum. De kleur is paarsviolet<br />
en meestal enigszins bleekgeel gevlekt.<br />
Bij planten afkomstig van de westelijke<br />
rand van de Grote Karoo staan<br />
de vlekken echter zo dicht bij elkaar<br />
dat ze de kleur domineren, zelfs zodanig<br />
dat de basiskleur geel gevlekt lijkt,<br />
met wat paars (zie afbeeldingen 2 en 3).<br />
De corollaslippen zijn mooi omzoomd<br />
met beweeglijke witte tot paarse,<br />
ca. 3 mm lange, licht knotsvormige<br />
randharen.<br />
De bloemen vallen altijd op door<br />
hun krachtige geur, ofschoon de opvattingen<br />
over het aroma erg kunnen<br />
verschillen. Zo vermeldden<br />
White & Sloane (1937) dat prof.<br />
Afb. 1: Verspreidingskaart van T. gemmiflora,<br />
eigen bewerking<br />
(Photoshop) van kaart op p. 6<br />
uit Leach, L. C. 1980, A review of<br />
Tridentea Haw. (Asclepiadaceae).<br />
212<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 2: T. gemmiflora, lichte bloem<br />
Afb. 3: T. gemmiflora, lichte bloem, macro-opname<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 213
Afb. 4: T. gemmiflora, donkere bloem (uit Willowmore)<br />
MacOwan de reuk als afschuwelijk stinkend<br />
typeerde terwijl Pillans hem beoordeelde<br />
als zeer aangenaam muskusachtig.<br />
En de naam van de in 1909<br />
beschreven, maar nu niet meer erkende,<br />
variëteit hircosa betekent stinkend als<br />
een bok, en werd toegekend naar aanleiding<br />
van een opmerking die Sir Henry<br />
Barkly had gemaakt betreffende de bijzonder<br />
muskusachtige geur.<br />
T. gemmiflora maakt ook deel uit van<br />
de stapelia-achtigen die lokaal bekend<br />
staan onder de Zuid-Afrikaanse naam<br />
‘Aasblom’. Deze benaming is trouwens<br />
ook nog van toepassing op verscheidene<br />
andere onwelriekende stapelia’s, zoals<br />
bijv. Stapelia asterias (zie afb. 5).<br />
Cultuur<br />
In cultuur behoort T. gemmiflora zonder<br />
enige twijfel tot de moeilijkste stapelia-achtigen.<br />
Ze is bijzonder gevoelig<br />
214<br />
voor wortelrot. Enten is daarom noodzakelijk.<br />
Indien de ent goed aanslaat kan<br />
men binnen een jaar tijd een zeer weelderig<br />
vertakte struik verkrijgen. Maar<br />
zelfs bij geënte planten moet men uiterst<br />
waakzaam blijven, vooral indien afhangende<br />
stammetjes bij contact met de<br />
bodem wortels gevormd hebben. In het<br />
najaar, wanneer het kouder en vochtiger<br />
wordt zijn deze stammetjes buitengewoon<br />
gevoelig voor wegrotten, zelfs<br />
indien men het substraat zo goed als<br />
droog houdt. Daarom moet men op dat<br />
tijdstip de plant regelmatig nakijken en<br />
ogenblikkelijk de aangetaste delen verwijderen.<br />
Zo niet, dan breidt de verrotting<br />
zich in heel korte tijd uit over de<br />
hele plant. Voor alle zekerheid is het bijgevolg<br />
ook raadzaam om tijdig enkele<br />
stammetjes af te enten. Overwinteren<br />
gebeurt het beste bij een temperatuur<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 5: Stapelia asterias, macro-opname<br />
van minimaal 10 0 C.<br />
T. gemmiflora is een vrij bloeiwillige<br />
soort. In mijn verzameling verschenen<br />
de bloemen tot nu toe op twee verschillende<br />
tijdstippen van het jaar, gewoonlijk<br />
een eerste keer omstreeks half juni<br />
en een tweede keer begin augustus.<br />
Wanneer meerdere bloemknoppen aanwezig<br />
waren ontloken de bloemen gewoonlijk<br />
meestal gelijktijdig of binnen<br />
een zeer korte tijdspanne.<br />
Literatuur:<br />
Bruyns, P.V. (2005). Stapeliads of<br />
Southern Africa and Madagascar, Vol.<br />
II. Tien Wah Press, Singapore.<br />
Leach, L.C. (1980). A review of Tridentea<br />
Haw. (Asclepiadaceae). Excelsa Taxon.<br />
Ser. 2: 1-68.<br />
White, A. & Sloane, B.L. (1937). The<br />
Stapelieae, ed. 2, Vol. II. Abbey San<br />
Encino Press, Pasadena.<br />
Nachtegalenlaan 16<br />
B 2820 Bonheiden<br />
Afb. 6: T. gemmiflora donker<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 215
DE PLANTENTUIN UNIVERSITEIT<br />
GENT<br />
Isabel Larridon en Chantal Dugardin<br />
Aan de rand van de stad Gent, op wandelafstand van het Sint-Pietersstation, bevindt zich<br />
een groene oase: de Plantentuin Universiteit Gent. De tuin werd meer dan 200 jaar geleden<br />
opgericht onder Frans bewind. In 1902 verhuisde de Plantentuin naar de huidige locatie<br />
aan de rand van het Citadelpark. Het smeedijzeren hekwerk en de grote vijver herinneren<br />
aan deze periode. Inmiddels wordt de Plantentuin van het park gescheiden door een drukke<br />
verkeersader.<br />
Op 2,75 ha zijn ruim 10.000 plantensoorten<br />
ondergebracht, waaronder talrijke<br />
zeldzame en bedreigde soorten.<br />
Naast de levende collectie is er ook een<br />
herbarium en een seminotheek (een zadenverzameling).<br />
Tijdens een bezoek<br />
aan de Plantentuin kun je kennismaken<br />
met bijzondere planten, meer leren over<br />
de planten en hun relatie met de mens,<br />
of gewoon rustig wandelen in een mooi<br />
kader. De Plantentuin is ingedeeld in<br />
verschillende verzamelingen.<br />
De parasolden aan de rand van de<br />
vijver is de grootste in België. De geroosterde<br />
zaden van deze soort worden<br />
gegeten als pijnboompitten. Aan<br />
de overkant van de weg bevindt zich<br />
de rotstuin met planten uit de bergen.<br />
Typisch is de kussenvormige groeivorm<br />
en de witte beharing, waarmee dergelijke<br />
planten zich tegen te felle zonnestraling<br />
beschermen.<br />
Wie geïnteresseerd is in geneeskrachtige<br />
kruiden vindt zeker iets van zijn gading<br />
in de medicinale tuin. Binnen een<br />
raster van buxushaagjes staan diverse<br />
planten waarvan onderdelen terug<br />
te vinden zijn in een doorsnee medicijnkast.<br />
Het spreekt voor zich dat deze<br />
planten best niet worden aangeraakt of<br />
geproefd. Eén bes van de wolfskers bijvoorbeeld<br />
kan ernstige vergiftigingsverschijnselen<br />
veroorzaken. Bij de planten<br />
staat een bordje met de vermelding of<br />
de medicinale werking al dan niet wetenschappelijk<br />
bewezen is.<br />
Verder vinden we een grote, recent opnieuw<br />
aangelegde systematische tuin.<br />
De planten in deze afdeling staan gegroepeerd<br />
volgens hun verwantschappen.<br />
Planten van dezelfde familie bevinden<br />
zich in één perk. Studenten maken<br />
gretig gebruik van deze tuin om de<br />
stamboom van de planten praktisch te<br />
leren kennen, maar ook bezoekers genieten<br />
van de talrijke bloeiende struiken<br />
en vaste planten.<br />
Bij zeer warm weer is een wandeling<br />
door het arboretum meer aangewezen.<br />
In de schaduw van de bomen en struiken<br />
uit Azië, Europa en Amerika blijft<br />
het altijd aangenaam koel. Blikvangers<br />
hier zijn onder andere de Kaukasische<br />
zelkova (Zelkova carpinifolia) en<br />
Afb. 1: Cactussen in de succulentenkas - fotograaf Isabel Larridon<br />
216<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 217
de zwepenboom (Celtis<br />
occidentalis).<br />
Leuke donkerpaarse peulen,<br />
sappige rode en gele tomaten,<br />
wuivende korenaren en nog<br />
veel meer vind je in de groenten-<br />
en fruittuin. In dit stukje<br />
van de tuin leer je de naam<br />
kennen van talrijke bekende en<br />
minder bekende eetbare planten.<br />
Wist je dat de kornoelje<br />
lekkere rode vruchten draagt?<br />
Ingesloten tussen de serres<br />
vind je de mediterrane tuin.<br />
Hier groeien planten die in<br />
ons klimaat niet helemaal winterhard<br />
zijn. Dankzij het gunstige<br />
microklimaat kunnen ze<br />
op deze plek overleven. Op de<br />
hoek staat een olijfboom met<br />
aan zijn takken jaarlijks tientallen<br />
olijven.<br />
In de 4.000 m 2 overdekte en<br />
verwarmde serres staan planten<br />
van over heel de wereld.<br />
De drie grote publiekskassen<br />
zijn de Victoria-kas, de tropische<br />
kas en de subtropische<br />
kas. In deze kassen vindt men<br />
planten uit de (vochtige) tropen<br />
en subtropen, waaronder<br />
de reuzenwaterlelie, aronskelken,<br />
bananenplanten, palmen,<br />
varens, citrusvruchten,<br />
de kurkeik, Wollemia, etc. Ook<br />
groeien hier tal van epifytische<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb. 2: Cylindropuntia fulgida<br />
‘Cristata’ in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
Afb. 3: De grote vijver - fotograaf<br />
Hilde Christiaens<br />
Afb. 4: Het Ledeganck complex<br />
vanuit de tuin - fotograaf<br />
Hilde Christiaens<br />
218<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 5: Crassulaceae in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
Afb. 6: Euphorbia in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
Afb. 7: Opuntia in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
Afb. 8: Peperomia in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 219
planten waaronder een mooie collectie<br />
Rhipsalis. In de Victoria-kas staan ook<br />
twee ‘epifytenbomen’. Op de ene epifytenboom<br />
zijn epifyten uit Zuid-Amerika<br />
aangeplant, waaronder Peperomia,<br />
Bromelia en Tillandsia. Aan de andere<br />
zijde is de epifytenboom beplant met<br />
orchideeën, waaronder Vanilla planifolia,<br />
de vanille. Zo kan men tal van strategieën<br />
bewonderen, die epifytische planten<br />
gebruiken om water op te nemen en<br />
vast te houden.<br />
Naast de drie grote publiekskassen<br />
kan ook de succulentenkas regelmatig<br />
bezocht worden. Deze kas is deels geografisch,<br />
deels per familie of genus ingedeeld.<br />
In het centrale deel van de kas<br />
staan de grote planten en aan de rand<br />
vindt men kleinere planten op tafelhoogte.<br />
Aan de zijde van de kas met planten<br />
uit de Oude Wereld kan men onder<br />
andere Aloe, Aizoaceae, Crassulaceae,<br />
Dioscorea, Pachypodium, Peperomia en<br />
Stapelia bewonderen. Achter in de kas<br />
groeien ook vertegenwoordigers van<br />
het genus Euphorbia. De zijde van de<br />
kas met planten uit de Nieuwe Wereld<br />
wordt zo goed als volledig ingenomen<br />
door soorten uit de cactusfamilie, met<br />
uitzondering van enkele agave planten.<br />
Centraal zijn onder andere Pereskia,<br />
Opuntia en Echinocactus aangeplant. In<br />
de bakken aan de rand staan Copiapoa,<br />
Eriosyce, Mammillaria, etc.<br />
De Plantentuin van de Universiteit<br />
Gent is er niet enkel om het brede publiek<br />
te laten kennismaken met planten<br />
van de hele wereld, ze heeft ook<br />
een educatieve functie. Studenten uit<br />
het hoger onderwijs maken frequent gebruik<br />
van de Plantentuin, bijvoorbeeld<br />
studenten biologie, geologie en groenmanagement.<br />
Ook leerlingen uit de lagere<br />
of de middelbare school kunnen<br />
er terecht voor een rondleiding of<br />
een stage. Daarnaast dienen collecties<br />
uit de Plantentuin als bron voor<br />
het wetenschappelijk onderzoek dat<br />
220<br />
uitgevoerd wordt door medewerkers van<br />
de Universiteit Gent. Verschillende projecten<br />
maken gebruik van de levende<br />
plantencollecties. In de Plantentuin<br />
vind je referentiecollecties van onder<br />
andere Peperomia, Cyperaceae en<br />
Hydrangeaceae.<br />
Openingsuren<br />
De tuin en de publiekskassen<br />
(Victoria-kas, tropische kas en subtropische<br />
kas) zijn dagelijks gratis toegankelijk.<br />
Tijdens werkdagen kan men er<br />
terecht van 9.00 uur tot 16.30 uur; op<br />
zaterdag, zon- en feestdagen van 9.00<br />
uur tot 12.00 uur.<br />
De succulentenkas is open op zondagvoormiddag<br />
van 11 tot 12 uur of na<br />
afspraak.<br />
Naast vrije ongeleide bezoeken is het<br />
ook mogelijk om de Plantentuin te bezoeken<br />
onder leiding van een gids.<br />
Geleide (thema)wandelingen worden georganiseerd<br />
door de ‘Vrienden van de<br />
Plantentuin Gent’. Meer informatie vindt<br />
men op de website van de Plantentuin.<br />
Contactgegevens Plantentuin Universiteit<br />
Gent<br />
Plantentuin Universiteit Gent<br />
Adres: K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent,<br />
België<br />
Telefoon: +32 (0)9 264 50 73 (hortulana) / +32<br />
(0)9 264 50 55 (directeur)<br />
Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />
E-mail: Chantal.Dugardin@UGent.be (hortulana)<br />
Website: http://www.ugent.be/we/nl/diensten/<br />
plantentuin/<br />
Contactgegevens Isabel Larridon<br />
(Onderzoeker project “A future for cacti?”)<br />
Universiteit Gent – Vakgroep Biologie –<br />
Onderzoeksgroep Zaadplanten<br />
Adres: K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent,<br />
België<br />
Telefoon: +32 (0)9 264 50 58<br />
Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />
E-mail: Isabel.Larridon@UGent.be<br />
Website: http://www.spermatophytes.ugent.be/<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 9: Rotstuin<br />
- foto Plantentuin Universiteit Gent<br />
Afb. 10: Succulenten uit de Oude Wereld in de succulentenkas<br />
- fotograaf Isabel Larridon<br />
Afb. 11: Zomerperk succulenten in de mediterra- Afb. 12: Zomerperk succulenten in de mediterrane<br />
ne tuin 1<br />
tuin 2<br />
- foto Plantentuin Universiteit Gent<br />
- foto Plantentuin Universiteit Gent.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 221
EEN BEZOEK AAN CHIRICAHUA<br />
NATIONAL MONUMENT, ARIZONA<br />
Henk Ruinaard<br />
Als ervaren bezoeker van de zuidelijke Staten van de VS denk je dat je niet snel meer<br />
voor verrassingen komt te staan. Nadat je bijvoorbeeld de Grand Canyon, Bryce Canyon,<br />
Canyon de Chelly, Monument Valley, Death Valley National Monument, Yosemite National<br />
Park, Sequoia National Park, Yoshua Tree National Park en vele andere National Parks en<br />
National Monuments hebt gezien, kom je in de verleiding om te denken dat je nu alle wonderbaarlijke<br />
rotslandschappen die de VS te bieden hebben wel gezien hebt. Totdat je oog in<br />
oog staat met de “Hoodoos” van Chiricahua National Monument.<br />
Chiricahua National Monument ligt<br />
in de zuidoosthoek van Arizona, ten<br />
zuiden van de oost-westverbinding<br />
Interstate 10 en vlak bij de State Border<br />
Line met New Mexico. Bij de ingang ziet<br />
het landschap er nog niet zo spectaculair<br />
uit (afb. 1). Dat komt wat later als<br />
je de Faraway Ranch in het vlakke deel<br />
(op een hoogte van 1590 meter) van<br />
het park al gepasseerd bent. Dan doemen<br />
er ineens reusachtige rotsformaties<br />
op die de schilderachtige namen dragen<br />
als Organ Pipe Formation, Sea Captain<br />
en China Boy (afb. 2). Dat is al behoorlijk<br />
indrukwekkend, maar het wordt pas<br />
echt spectaculair als je de lange bergweg<br />
naar het 500 meter hoger gelegen<br />
Massai Point opgereden bent. Hier<br />
ligt op een hoogte van 2094 meter<br />
een goed geasfalteerde parkeerplaats.<br />
Van daar af heb je een geweldig uitzicht<br />
over het dal van de ‘opstaande<br />
rotsen’ (afb. 3). De<br />
Chiricahua Apache indianen<br />
noemden deze<br />
op elkaar gestapelde<br />
rotsblokken “Standing<br />
up Rocks”, ook wel<br />
bekend onder de benaming<br />
“Hoodoos”.<br />
Vanaf die parkeerplaats<br />
kun je verschillende<br />
wandelingen maken<br />
over bijvoorbeeld het<br />
“Mushroom Rock Trail”,<br />
Afb.1: Ingang van het<br />
Chiricahua National<br />
Monument<br />
222<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 2: Organ Pipe Formation<br />
Afb. 3: Uitzicht over het dal van de “Hoodoos”<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 223
het “Inspiration Rock Trail” of<br />
het “Big Balanced Rock Trail”.<br />
Bij al die wandelingen loop<br />
je tussen de Hoodoos door<br />
zoals dat ook mogelijk is<br />
bij de Hoodoos van Bryce<br />
Canyon. Een zeker zo interessante<br />
wandeling begint iets lager<br />
dan Massai Point bij Echo<br />
Canyon. De Echo Canyon Trail<br />
voert omlaag naar het dal van<br />
de “Hoodoos”. Onderweg kun<br />
je genieten van de prachtige<br />
uitzichten, maar ook van de<br />
mooie Echinocereus santaritensis-groepen<br />
die daar groeien<br />
(afb. 4).<br />
De Hoodoos langs het “trail”<br />
zien er regelmatig uit alsof ze<br />
elk moment kunnen omvallen<br />
(afb. 5). Soms hebben ze een<br />
beetje steun aan elkaar nodig<br />
om overeind te blijven (afb. 6).<br />
Ze vallen blijkbaar toch niet<br />
vaak om, want er staan geen<br />
waarschuwingsborden aan het<br />
begin van het pad, die wijzen<br />
op het gevaar van instorting.<br />
De Amerikanen zijn daar anders<br />
zeer goed in.<br />
E. santaritensis is de enige<br />
soort uit de Coccineus-groep<br />
die eenhuizig (dat wil zeggen<br />
alleen maar bloemen met<br />
volgroeide meeldraden en<br />
stamper) is en die bovendien<br />
ook nog eens als zelfstandige<br />
soort wordt erkend door<br />
David Hunt & Nigel Taylor<br />
in The New Cactus Lexicon<br />
(TNCL). De nieuwbeschrijving<br />
van deze soort stamt uit 1998.<br />
Voorheen werd deze soort tot<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb. 4: Mooie E. santaritensis groep<br />
langs Echo Canyon Trail<br />
Afb. 5: Balancerende “Hoodoo”<br />
Afb. 6: Een beetje steun aan elkaar<br />
224<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
E. coccineus of E. arizonicus<br />
gerekend. Wolfgang Blum en<br />
Jürgen Rutow zagen echter voldoende<br />
verschillen om de status<br />
van zelfstandige soort toe te<br />
kennen. In de diagnose in hun<br />
Echinocereus-monografie stellen<br />
zij:<br />
‘E. santaritensis onderscheidt<br />
zich van E. arizonicus door<br />
zijn grotere aantal ribben (10-<br />
13 in plaats van 8-11), door<br />
zijn grootte (kleinere stammetjes)<br />
en door het feit dat ze eerder<br />
spruiten (groepsvorming).<br />
Verder is E. santaritensis morfologisch<br />
verschillend van E. arizonicus<br />
ssp. nigrihorridispinus<br />
door de bloembouw met langere,<br />
meest zygomorfe (asymmetrische)<br />
bloemvorm en door<br />
zijn zaadstructuur (REM)’.<br />
De naam ‘nigrihorridispinus’<br />
verwijst naar de donkerbruine<br />
tot zwarte kleur van de middendoorns,<br />
welke vooral sterk naar<br />
voren komt bij de nieuwgroei.<br />
Bij oudere areolen vervaagt<br />
deze kleur naar donkergrijs.<br />
In Chiricahua N.M. komen<br />
beide soorten voor: E. arizonicus<br />
ssp. nigrihorridispinus<br />
bij Massai Point (afb. 7)<br />
en E. santaritensis langs Echo<br />
Canyon Trail en in het lage deel<br />
langs Bonita Canyon Drive.<br />
Hier groeien de E. santaritensis-groepen<br />
gedeeltelijk in de<br />
schaduw van bomen. Dit maakt<br />
dat deze groepen, waarschijnlijk<br />
door gebrek aan licht, iets<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb. 7: E. arizonicus ssp. nigrihorridispinus<br />
bij Massai Point<br />
Afb. 8: E. santaritensis langs Bonita<br />
Canyon Drive in de schaduw<br />
Afb. 9: E. santaritensis langs Bonita<br />
Canyon Drive in de volle zon<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 225
Afb. 10: E. santaritensis in Coronado N.M. bij Sierra Vista<br />
langere en dunnere stammetjes hebben<br />
(afb. 8) dan hun meer gedrongen<br />
soortgenoten langs Echo Canyon Trail.<br />
Op een andere groeiplaats langs Bonita<br />
Canyon Drive staan de groepen in de<br />
volle zon (afb. 9) en zien ze er meer gedrongen<br />
en dichter bedoornd uit.<br />
E. santaritensis en E. arizonicus ssp.<br />
nigrihorridispinus komen in het zuidoosten<br />
van Arizona ook op een andere<br />
groeiplaats voor, namelijk in het<br />
Coronado National Monument ten zuiden<br />
van Sierra Vista. Ook hier staan de<br />
populaties weliswaar gescheiden van elkaar,<br />
maar niet ver van elkaar verwijderd<br />
(afb. 10).<br />
Behalve deze twee soorten komt er<br />
nog een derde echinocereussoort in<br />
Chiricahua N.M. voor, namelijk E. rigidissimus.<br />
Wellicht groeit hier als vierde<br />
226<br />
soort ook nog E. fendleri ssp. rectispinus,<br />
daar deze soort in zuidoost Arizona<br />
op verschillende plaatsen voorkomt o.a.<br />
bij Dos Cabezas en bij Douglas. Zeker is<br />
dat E. rigidissimus bij Dos Cabezas samen<br />
groeit met E. fendleri ssp. rectispinus<br />
en Escobaria vivipara (afb. 11).<br />
Tenslotte komt er nog een vijfde echinocereussoort<br />
in zuidoost Arizona voor,<br />
namelijk E. scopulorum ssp. pseudopectinatus<br />
in de buurt van Bisbee.<br />
Er groeien natuurlijk ook nog andere<br />
cactussen en andere succulenten in<br />
zuidoost Arizona. Voorbeelden van andere<br />
cactussen zijn: Opuntia phaeacantha,<br />
Cylindropuntia spinosior, Opuntia<br />
imbricata, Mammillaria grahamii en de<br />
reeds genoemde Escobaria vivipara.<br />
Als begeleidende begroeiing kun je op<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 11: Escobaria vivipara bij Dos Cabezas<br />
diverse plaatsen Fouquieria splendens,<br />
Agave parryi, Agave parryi var. huachucensis,<br />
Agave palmeri, Dasylirion en<br />
Yucca elata tegenkomen.<br />
Zuidoost Arizona is naar mijn mening<br />
een interessant gebied voor succulentenliefhebbers.<br />
Chiricahua National<br />
Monument heeft bovendien voor de<br />
liefhebbers van natuur en grillige landschappen<br />
veel extra schoonheid te<br />
bieden.<br />
Literatuur:<br />
Blum, W., Lange, M., Rischer, W. &<br />
Rutow, J. (1998). Echinocereus. Eigen<br />
uitgave, gedrukt bij fa. Proost NV,<br />
Turnhout<br />
Hunt, D.R. (2006). The New Cactus<br />
Lexicon. DH Books, Milborne Port<br />
Ruinaard, H. (2006). Op zoek naar<br />
groeiplaatsen van Echinocereus santaritensis.<br />
Succulenta 85 (5): 198-204.<br />
Molenweg 29<br />
6133 XW Sittard<br />
henk.ruinaard@tiscali.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 227
Het maken van een rode minivorm<br />
van Jovibarba heuffelii<br />
Ben Zonneveld<br />
Eerder heb ik geschreven over het maken<br />
van behaarde rode Jovibarba heuffelii’s,<br />
behaarde grijze J. heuffelii’s en<br />
over gele J. heuffelii’s die later in het<br />
seizoen rood kleuren. Er bestaat ook<br />
een kleine vorm van J. heuffelii genaamd<br />
‘Minimum’. Deze is echter groen.<br />
U begrijpt het al, die moet ook gekleurd<br />
worden. Dat kleuren is niet zo moeilijk,<br />
vooral omdat dit al aan de jonge zaailingen<br />
te zien is. Grootte is echter niet<br />
alleen een rekbaar begrip, maar hangt<br />
ook sterk af van de kweekomstandigheden.<br />
Dat kunnen we goed zien aan<br />
de vaak opgeblazen sempervivums in<br />
tuincentra die na een jaar in de tuin gehalveerd<br />
zijn in grootte. Het speelt echter<br />
ook thuis. Een plant die de ruimte<br />
heeft zal groter worden dan planten die<br />
met zijn alle in een pot staan. Er is nog<br />
een ander probleem. J. heuffelii vermenigvuldigt<br />
zich doordat er jonge planten<br />
naast het hart ontstaan. Ze vormen dus<br />
geen uitlopers. U begrijpt dat hoe sneller<br />
dit proces plaatsvindt des te kleiner<br />
blijven de rozetten. Toch heb ik nu een<br />
aantal gekleurde en kleine J. heuffelii<br />
met een diameter van 3 cm verkregen.<br />
In afb. 1 staan er een tiental van een<br />
kloon J. heuffelii ‘Ho Chi Minh’ in een<br />
9 cm pot. Een echt grote J. heuffelii zou<br />
bijna in zijn eentje deze pot vullen (afb.<br />
2). Deze kleine planten zijn echter tot nu<br />
toe allemaal wat dof rood gekleurd. Er<br />
zijn ook glanzend rode J. heuffelii. Dus...<br />
Schubertlaan 196<br />
2324 EC Leiden<br />
228<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Boven:<br />
Afb.1. Jovibarba heuffelii ‘Ho Chi Minh’ met kleine rozetten (in 9 cm pot).<br />
Links:<br />
Afb.2. Jovibarba heuffelli ‘Ho Chi Minh’ met kleine rozet vergeleken met een groene J. heuffelii<br />
‘Fandango’ (niet volgroeid) en een rode zaailing met grote rozet.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 229
Zaadfotografie en enkele<br />
consequenties<br />
Johan Pot<br />
Samenvatting<br />
Zaden van een soort veranderen niet gemakkelijk van vorm. Dat maakt ze geschikt om<br />
meer inzicht te krijgen in verwantschappen. Toch brengen ze in het geslacht Weingartia<br />
op soortniveau niet de gehoopte aanwijzingen, want zaden van ongelijke moederplanten<br />
van dezelfde populatie kunnen aanmerkelijk verschillen. Ook zijn zaden van de klassieke<br />
weingartia’s en sulcorebutia’s niet echt uit elkaar te houden. Op geslachtsniveau is wel een<br />
combinatie van kenmerken gevonden, waardoor Rebutia en Weingartia eenduidig te scheiden<br />
zijn.<br />
De usb-camera<br />
Wie wel eens met een lichtmicroscoop<br />
werkt kent het probleem van het scherpstellen.<br />
Zodra je een ander deel van het<br />
beeld scherp hebt, is het vorige al weer<br />
storend onscherp. Ook als je met behulp<br />
van de microscoop foto’s maakt,<br />
loop je hier tegenaan.<br />
Eind 2008 bezocht ik met Clazien<br />
Bouwman en Ludwig Bercht een winkel<br />
met niet alledaagse optica. Ludwig<br />
was op zoek naar een usb-camera, die<br />
op een lichtmicroscoop gemonteerd kan<br />
worden (Afb. 1). Ik zelf aarzelde nog er<br />
ook een aan te schaffen, maar een paar<br />
jaar later was ik toch om.<br />
De camera kan op verschillende microscopen<br />
worden geplaatst. Hij wordt<br />
door een usb-kabel verbonden met de<br />
computer. Bij de camera wordt software<br />
geleverd. De installatie met OS Windows<br />
XP gaf geen probleem. Volgens de verkoper<br />
zou de software ook geschikt<br />
zijn voor Windows 7. In 2011 kostte de<br />
Afb. 1: USB-camera op een Yashima microscoop<br />
230<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
camera € 375,-. Naast<br />
een TWAIN-driver wordt<br />
een eenvoudig fotobewerkingsprogramma<br />
verstrekt. Dit gebruik ik<br />
zelf niet. In plaats daarvan<br />
importeer ik afbeeldingen<br />
van de camera<br />
via Adobe Photoshop.<br />
Een opname is 5<br />
MegaPixels groot.<br />
Ik was van plan<br />
de camera op mijn<br />
Russische stereomicroscoop<br />
МБС-10 te<br />
monteren, maar de resultaten<br />
hiermee bleken<br />
teleurstellend.<br />
Toevallig had ik eens<br />
een Yashima microscoop<br />
gekregen, die<br />
wel voldoet. Ik heb totaal<br />
geen verstand van<br />
microscopen, maar zag<br />
meteen een groot verschil<br />
in kwaliteit op het<br />
beeldscherm van de<br />
computer. Met andere<br />
woorden, de usb-camera<br />
alleen is geen garantie<br />
voor een acceptabele<br />
foto. Een behoorlijke<br />
microscoop is de basis.<br />
Als ik het 4×objectief<br />
van de Yashima<br />
gebruik, blijken haast alle zaden van<br />
weingartia in het op te nemen kader te<br />
passen. De originele afbeeldingen zijn<br />
2592 pixels lang, wat overeenkomt met<br />
1,86 mm van het te fotograferen object.<br />
Een diaraampje wordt voorzien van<br />
een stukje plakband, waarop het te fotograferen<br />
zaadje wordt gezet. Daardoor<br />
rolt het niet weg en kan het in verschillende<br />
standen worden gefixeerd.<br />
Na redelijk wat experimenteren krijg ik<br />
de beste opnames met natuurlijk licht,<br />
maar niet in de volle zon.<br />
Het hilum en de testa worden gefotografeerd.<br />
Van beide worden tussen de 6<br />
Afb. 2: Boven: zaad van een roodbloeiende S. losenickyana JK204;<br />
onder: zaad van een magentabloeiende S. losenickyana JK204.<br />
en 15 opnames gemaakt met steeds een<br />
klein verschil in scherpstelling. Daarna<br />
kies ik een bepaalde opname als basis<br />
en vervang onscherpe delen ervan door<br />
scherpe delen van andere opnames van<br />
hetzelfde object (knippen en plakken<br />
in een fotobewerkingsprogramma). Een<br />
klassiek voorbeeld van monnikenwerk:<br />
een complete opname kostte tussen de<br />
30 en 60 minuten. Maar toch spannend<br />
genoeg om te doen.<br />
Een paar maanden geleden wees<br />
Claude Bourleau me op een programma,<br />
Zerene Stacker, dat in staat zou zijn<br />
dit monnikenwerk voor mij te verrichten.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 231
Afb. 3. Zaad van S. arenacea WR460<br />
Afb. 4. Zaad van W. neumanniana WR042<br />
Inderdaad zijn de resultaten met dit gebruikersvriendelijke<br />
programma verbazingwekkend. Let<br />
wel, ik heb alleen maar deze functie van het programma<br />
gebruikt. In 2012 kostte het programma<br />
€ 89.<br />
Hoe leuk de afbeeldingen ook zijn, ze zijn natuurlijk<br />
niet te vergelijken met een REM-opname.<br />
Toch geven ze wel aanleiding om te speculeren.<br />
Gelijkenis<br />
Kinderen lijken op hun ouders. Ze hebben<br />
232<br />
bijvoorbeeld allebei blauwe<br />
ogen of lopen op dezelfde manier.<br />
Verwantschap wordt vermoed<br />
door overeenkomst in<br />
constante kenmerken.<br />
Jaren geleden al werd me uitgelegd<br />
dat zaden heel conservatief<br />
zijn. Hun morfologische<br />
kenmerken zouden weinig beïnvloed<br />
worden door de omgeving.<br />
Dat suggereert, dat planten<br />
verwant kunnen zijn als hun<br />
zaden op elkaar lijken. Maar op<br />
welke manier stellen wij gelijkenis<br />
vast? Een computer kan<br />
niet geprogrammeerd worden<br />
met vage indrukken. Ik heb geprobeerd<br />
een aantal kenmerken<br />
aan te wijzen, waarmee de<br />
computer snel berekent welke<br />
zaden – naar mijn smaak – op<br />
elkaar lijken. (Zie appendix)<br />
Komt iedere zaadkorrel in<br />
aanmerking voor dit project?<br />
Mij werd verteld dat de<br />
vorm van het zaad uitsluitend<br />
bepaald wordt door de<br />
moederplant. De vaderplant<br />
heeft wat dat betreft geen invloed.<br />
Het zaad zou dus best<br />
tot stand mogen komen door<br />
vreemdbestuiving. 1<br />
Voor de leesbaarheid zal ik in<br />
dit artikel de namen Weingartia<br />
en Sulcorebutia op de klassieke<br />
manier gebruiken, ook al<br />
zijn de geslachten niet echt te<br />
scheiden.<br />
De verwachting was dat planten<br />
van dezelfde soort sterk op<br />
elkaar lijkende zaden zouden<br />
hebben. Maar die vlieger ging<br />
niet op. Vaak lijken zelfs zaden<br />
1<br />
Afgelopen seizoen heb ik<br />
meerdere vreemdbestuivingen getracht<br />
tot stand te brengen. Heel wat keren<br />
zonder resultaat. Soms ook bevonden<br />
zich in de vrucht meerdere onvolgroeide<br />
zaden. Deze lijken me in dit kader<br />
niet bruikbaar.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
van dezelfde populatie niet sprekend<br />
op elkaar. Afbeelding 2<br />
laat een extreem voorbeeld zien<br />
van S. losenickyana JK204. Alle<br />
door mij gefotografeerde zaden<br />
van zogenaamde losenickyana’s<br />
ten westen van Ravelo met rode<br />
bloemen lijken wel min of meer<br />
op het bovenste zaadje. Het<br />
tweede zaadje op de afbeelding<br />
stamt van een magentabloeiende<br />
plant, de enige die ik ken uit<br />
dat hele gebied. Naar mijn opvatting<br />
lijken de beide zaden op<br />
afb. 2 niet erg op elkaar. Je zou<br />
geloven dat de magentabloeiende<br />
plant uit de lucht is komen<br />
vallen. Het afwijkende zaadje is<br />
weer een aanwijzing dat er immigratie<br />
plaats vindt in populaties<br />
met sulcorebutia’s. Het<br />
zaadje van de magentabloeiende<br />
plant lijkt volgens mijn<br />
computerprogramma het meest<br />
op dat van S. roberto-vasquezii<br />
VZ725, waarvan de standplaats<br />
170 km verwijderd is. Wie zou<br />
dat nou verwacht hebben?<br />
Laten we het nog wat spannender<br />
maken. Het zaadje in<br />
het project dat sprekend lijkt op<br />
dat van S. arenacea WR460,<br />
Ayopayagebied, Bolivia, komt<br />
van W. neumanniana WR 42,<br />
Humahuaca, Argentinië. Deze<br />
populaties liggen geografisch<br />
zeer ver van elkaar, bijna 700<br />
km (Afb. 3 en Afb. 4). Ook het<br />
zaadje van S. steinbachii JK095<br />
heeft grote gelijkenis met deze<br />
zaden (Afb. 5). Maar dat geldt<br />
niet echt voor het zaadje van S.<br />
steinbachii WK300 (Afb. 6).<br />
Als de vorm van de zaden<br />
echt wat zegt over verwantschap,<br />
kan ons begrip van soorten<br />
in het geslacht Weingartia/<br />
Sulcorebutia op de helling, aangenomen<br />
dat mijn interpretatie<br />
van gelijkenis enigszins juist is.<br />
Afb. 5. Zaad van S. steinbachii JK095<br />
Afb. 6. Zaad van S. steinbachii WK300<br />
Maar misschien zijn de verschillen pas op geslachtsniveau<br />
interessant. In dat geval lijkt de informatie<br />
over het zaad in een nieuwbeschrijving<br />
van een weingartia/sulcorebutia weinig betekenis<br />
te hebben.<br />
Rebutia<br />
In mijn beperkte project werden 9 zaden van<br />
rebutia’s gefotografeerd (Afb. 7). Alle hadden ze<br />
in zekere mate een wit weefsel dat het hilum afdekte.<br />
Iemand noemde het woord “strophiola”.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 233
Afb. 7. Zaad van Rebutia xanthocarpa RW055<br />
Ik kan niet beoordelen of dit juist is. Ik<br />
heb dit weefsel op geen enkel zaadje<br />
van Weingartia gevonden. Dit geldt<br />
ook voor de verlengde knobbels. Rolf<br />
Weber (1994) schreef: “Opvallend zijn<br />
de doornachtige uitstulpingen aan het<br />
apicale eind.” Dit kenmerk is zo mogelijk<br />
nog belangwekkender.<br />
Als de door mij geconstateerde kenmerken<br />
van rebutia-zaden gelden voor<br />
alle rebutia’s, zijn de geslachten Rebutia<br />
en Weingartia hierop eenduidig te scheiden.<br />
Ik ben niet thuis in zaden van andere<br />
cactusgeslachten. Maar het lijkt<br />
me het onderzoeken waard, of Rebutia<br />
als geslacht met deze zaadkenmerken<br />
van alle andere cactusgeslachten onderscheiden<br />
wordt.<br />
Appendix<br />
Gebruikte kenmerken om op elkaar lijkende<br />
zaden te vinden:<br />
- Hilum regelmatig ovaal of onregelmatig<br />
- Hilum licht of donker<br />
- Uitstupingen op de kam (Rebutia)<br />
234<br />
- Resten licht weefsel op de testa<br />
- Knobbels op testa zichtbaar<br />
- Testa gedeukt<br />
- Plooien in de testa<br />
- Micropyle prominent<br />
- Hoek zoom hilum met de rug<br />
- Volume bij benadering<br />
- Verhouding breedte/hoogte<br />
- Verhouding doorsnede zaad/oppervlakte<br />
hilum<br />
Literatuur:<br />
Weber R., (1994). Zum Beitrag: Über<br />
Rebutia minuscula, Informationsbrief<br />
Echinopseen 19:7-27.<br />
Gagarinstraat 17<br />
1562 TA Krommenie<br />
Opmerking redactie<br />
Een strophiola is een verdikking van<br />
de navelstreng die het hilum bedekt. Het<br />
is meestal een aanpassing van verspreiding<br />
door mieren omdat er suikers en<br />
vetten in zitten.<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
OP BEZOEK BIJ…DE HORTUS VAN DE VU<br />
Jan Jaap de Morree<br />
In de voorgaande afleveringen van “Op bezoek bij…”, werd steeds een bekende of minder<br />
bekende succulentenliefhebber voorgesteld. Daar wil ik een keer van afwijken en daarvoor<br />
heb ik een duidelijke reden. De aanleiding voor dit artikel kwam voort uit het lezen van het<br />
redactioneel in het juni<strong>nummer</strong> van Succulenta. Rob Bregman schreef, onder andere, zijn<br />
herinneringen op aan de bekende cactusverzamelaar Herman Rubingh.<br />
De verzameling van Rubingh is na<br />
zijn overlijden opgenomen in de succulentencollectie<br />
van de hortus van<br />
de Vrije Universiteit in Buitenveldert<br />
(Amsterdam). Van Mammillaria tot Ariocarpus,<br />
van Matucana tot Thelocactus,<br />
van Parodia tot Copiapoa, Herman had<br />
er mooie exemplaren van in zijn collectie<br />
en ze staan nu in de hortus.<br />
Een aantal jaren geleden ben ik nog<br />
eens nostalgisch in de hortus gaan kijken.<br />
Dat nostalgische is eenvoudig te<br />
duiden. Tijdens mijn biologiestudie en<br />
de aansluitende onderzoeksperiode<br />
Afb.1: In de kas bij Herman Rubingh (2 e van links) in Soest<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 235
Afb.2: Dennis Lodder in de VU hortus tussen de<br />
cactussen<br />
ging ik vaak in de kassen van de hortus<br />
mijn boterhammen nuttigen en wandelen<br />
in de prachtige tuin. In de kleine tropische<br />
kas waande ik me, mede door de<br />
brilbeslaande dampen, in een tropisch<br />
oerwoud. Ook de succulentenverzameling,<br />
de tillandsia’s en de orchideeën<br />
hadden mijn warme belangstelling.<br />
Intussen stond in de jaren zestigvan<br />
de vorige eeuw de later geschonken<br />
Rubingh-collectie nog gewoon bij<br />
Herman Rubingh thuis in Soest, waar<br />
we met de mammillariawerkgroep konden<br />
zien hoe planten echt groot werden.<br />
Toen al kreeg ik, naast mammillaria’s,<br />
interesse in de thelocactusgroep<br />
en zag ik de eerste melocactussen met<br />
cephalium. Voor ons was het houten<br />
trapje waarmee Herman naar de hoog<br />
geplaatste cactussen klom een bijzonderheid.<br />
Altijd stonden de bloeiende<br />
planten hoog in goten in de kas, net onder<br />
het glas. Hij wilde ze dan wel even<br />
naar beneden halen. Wel vreesde ik dat<br />
236
Afb.3: Centrale tablet met oa. astrophytums en<br />
ferocactussen<br />
hij op hoge leeftijd nog een keer van dat<br />
trapje af zou vallen. Is het immers niet<br />
zo dat de meeste ongevallen in huis gebeuren<br />
met instabiele trapjes? “Ik heb<br />
nog ergens een foto van Herman op zijn<br />
trapje tussen de tabletten en goten met<br />
een massa prachtige planten”, dacht ik<br />
tijdens dit schrijven, maar toen ik op zolder<br />
na het doorzoeken van een aantal<br />
mappen uiteindelijk de betreffende foto<br />
vond, bleek Herman Koningsveld op het<br />
trapje te staan (afb.1). Herman Rubingh<br />
staat tweede van links heel klein naast<br />
de rijzige Gerard van Huffel.<br />
Toen ik las dat de VU-hortus waarschijnlijk<br />
zeer spoedig wordt opgeofferd<br />
aan de onstuitbare bestuurlijke<br />
drang van de Vrije Universiteit om alsmaar<br />
meer uit te breiden en de eens zo<br />
prachtig aangelegde tuin en kassencomplexen<br />
plat te walsen, greep ik nog snel<br />
mijn kans.<br />
Afb.4: Een grote collectie copiapoa’s op de<br />
voorgrond<br />
237
Afb.5: Mooi volgroeide melocactussen met<br />
cephalium<br />
Ik had al een afspraak met een medewerker<br />
van bewegingswetenschappen<br />
op de medische faculteit en dat is maar<br />
ongeveer 200 meter van de hortus verwijderd.<br />
Na dat gesprek was er ruim tijd<br />
om in de succulentenkas en de hortustuin<br />
een “sentimental journey” te ondernemen.<br />
Na enig navragen bleek de<br />
vrijwilliger Dennis Lodder in de cactuskas<br />
bezig te zijn en met hem dwaalde<br />
ik tussen de tabletten met een werkelijk<br />
perfect onderhouden collectie (afb.2).<br />
Grote oude planten te kust en te keur<br />
(afb. 3 en 4). Het werd ook een beetje<br />
een wedstrijd om samen met Dennis alle<br />
namen te noemen. Ik maakte een fors<br />
aantal foto’s van cactussen, waaronder<br />
melo’s en matucana’s (afb. 5 en 6). Na<br />
een eerste ronde planten kijken, keek ik<br />
vervolgens wat nadrukkelijker naar de<br />
steeketiketten die verspreid in de collectie<br />
bij de planten staan. Daar staat ook<br />
de naam van de oorspronkelijke eigenaar<br />
op vermeld, of het instituut waar de<br />
238
Afb.6: Bloeiende matucana’s en links<br />
stenocactussen<br />
planten van zijn betrokken. Al snel zag<br />
ik etiketten bij bijvoorbeeld coryphantha’s<br />
van Herman Rubingh (afb. 7), maar<br />
ook een gymnocalycium van Buining<br />
(afb. 8) en een aantal etiketten van de<br />
Flevohof (afb.9). Maar ook van Link<br />
en ook van de AID, die blijkbaar op<br />
Schiphol een clandestien cactustransport<br />
hadden onderschept.<br />
Op dit moment is het helemaal onduidelijk<br />
wat er met de collecties gaat gebeuren.<br />
Het is te hopen dat het kassencomplex<br />
van de hortus onverhoeds toch<br />
kan blijven. Het versnipperen van collecties<br />
over vele belangstellenden, of in<br />
het ergste geval het verdwijnen tijdens<br />
het ontruimen en de sloop lijkt me een<br />
doemscenario voor planten die soms<br />
wel 50-60 jaar oud zijn.<br />
Koperwieklaan 19<br />
2261 CL Leidschendam<br />
morree@ziggo.nl<br />
Afb.7: Steeketiketten met de naam van Rubingh<br />
erop (coryphantha’s)<br />
239
Afb. 8: Een zeer forse<br />
Gymnocalycium horstii<br />
van Buining<br />
Afb. 9: Een overgroeide gymnocalycium<br />
uit de Flevohof<br />
Foto’s van de schrijver<br />
240<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
UNCARINA<br />
Peter Melis<br />
Jaren geleden was ik op vakantie in Bangkok. Natuurlijk bezoek je dan, als liefhebber van<br />
planten, de Chatuchak markt. Op deze markt, die een van de grootste weekendmarkten<br />
ter wereld is, wordt zo’n beetje alles wat je kunt bedenken te koop aangeboden. De markt<br />
is ongeveer 14 ha groot, dus je moet er wel een dagje voor uittrekken maar, dan zie je ook<br />
wat.<br />
Rondlopend in de hoek waar vooral<br />
planten werden verkocht, kwam ik bij<br />
een verkoper die succulenten verkocht,<br />
die mij onbekend voorkwamen. Ze lagen<br />
gewoon op een krant zonder pot<br />
of aarde. Op mijn vraag wat het voor<br />
plantjes waren zei de man: “Agarina ??”.<br />
Althans dat verstond ik, mijn kennis van<br />
het Thai was toen ook al beperkt. Ik<br />
heb twee plantjes van hem gekocht en<br />
Afb. 1: Uncarina roeoesliana<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 241
zorgvuldig tussen mijn kleren in de koffer<br />
verborgen. Je weet tenslotte nooit<br />
wat de douane ervan vindt. Voor hetzelfde<br />
geld blijkt het een of ander superbedreigd<br />
plantje te zijn. Moeilijk waren ze<br />
in elk geval niet, want ze gingen voorspoedig<br />
aan de wortel en groeiden als<br />
kool. In het tweede jaar gingen ze zowaar<br />
bloeien met mooie trompetvormige<br />
gele bloemen. Intussen wist ik nog<br />
steeds de naam niet. Dat Agarina niet<br />
klopte was mij intussen wel duidelijk geworden.<br />
Uiteindelijk heb ik een foto naar<br />
Ton Pullen gestuurd en die vond vrij snel<br />
uit dat het hier zeer waarschijnlijk om<br />
een uncarina ging. Met behulp van het<br />
internet werd duidelijk dat het inderdaad<br />
een uncarina was en met de bloem erbij<br />
en een beschrijving van de plant werd<br />
het Uncarina roeoesliana. Dat probleem<br />
was dus opgelost. Maar vrij snel diende<br />
het tweede probleem zich aan. Een van<br />
de twee planten had een zaaddoos gekregen<br />
met ongeveer 20 zaden erin. Die<br />
heb ik gezaaid en warempel, er kwamen<br />
er drie van uit. Zoiets smaakt naar<br />
meer, dus was ik driftig in de weer om<br />
met een kwastje voor de voortplanting<br />
te zorgen, met nul resultaat. Wat ik ook<br />
probeerde, er ontstonden verder geen<br />
vruchten meer. Tot ik een paar jaar later<br />
surfend over het net uitkwam bij een<br />
site die uitgebreid beschreef hoe de bevruchting<br />
van uncarina in zijn werk gaat.<br />
Op de groeiplaatsen in Madagaskar,<br />
want daar komen ze vandaan, wordt de<br />
bestuiving verzorgd door een kevertje.<br />
wat heeft zo’n kevertje dat ik niet heb?<br />
Het blijkt dat het kevertje in de bloem<br />
kruipt en met zijn rugschild de meeldraden<br />
omhoog drukt en erin bijt, hij<br />
vindt ze blijkbaar lekker. Hierdoor wordt<br />
Afb. 2: Uncarina roeoesliana: bloem en vruchten.<br />
242<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
het stuifmeel, dat niet op, maar als een<br />
soort pasta in de meeldraden zit, eruit<br />
gedrukt en op het rugschild van het kevertje<br />
gesmeerd. Bij de volgende plant<br />
herhaalt zich dit, maar tevens wordt wat<br />
stuifmeelpasta van de vorige plant aan<br />
de stempel van de bloem gesmeerd.<br />
Aangezien ik geen rugschild heb en te<br />
groot ben om in de bloem te kruipen,<br />
heb ik een andere methode ontwikkeld.<br />
Omdat de bloem vrij groot is en de<br />
meeldraden te diep zitten om er goed<br />
bij te kunnen, verwijder ik zoveel van de<br />
bloem dat de meeldraden en de stempel<br />
vrijkomen. Vervolgens knip ik de meeldraden<br />
eruit. Door de kop van de meeldraad<br />
tussen duim en wijsvinger voorzichtig<br />
plat te drukken komt er meestal<br />
wat stuifmeelpasta naar buiten, dat dan<br />
aan mijn vinger kleeft. Vervolgens smeer<br />
ik de pasta aan de stempel van de<br />
andere plant na die ook eerst te hebben<br />
vrijgemaakt. Dat dit nog niet zo simpel<br />
is als het lijkt, blijkt wel uit het feit dat<br />
ik tot onlangs slechts in 1 van mijn 3<br />
uncarina’s zaaddozen kreeg. Dit jaar is<br />
het mij voor het eerst gelukt om in plant<br />
<strong>nummer</strong> 2 ook zaaddozen te krijgen.<br />
Oefening baart kunst denk ik.<br />
Ik vind Uncarina een interessant geslacht<br />
en ik heb door zaaien kans gezien<br />
om mijn verzameling tot 4 soorten<br />
uit te breiden. Uncarina roeoesliana, U.<br />
sakalava, U. dekaryi en U. grandidieri.<br />
Alle 11 beschreven soorten, op U. stellifera<br />
na, bloeien geel waarvan sommige<br />
zoals U. grandidieri met een donkere<br />
keel. U. stellifera bloeit roze.<br />
In het voorjaar heb ik ongeveer 60 zaden<br />
van U. roeoesliana gezaaid, waarvan<br />
er 16 zijn uitgekomen. Dat is niet<br />
veel, maar mijn ervaring is dat er nog<br />
Afb. 3: De vrucht van Uncarina roeoesliana<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 243
zaden kunnen ontkiemen tot een jaar<br />
na het zaaien. De zaden die in eerste instantie<br />
ontkiemen doen dat vaak binnen<br />
een week, daarna wordt het stil. De zaailingen<br />
groeien voorspoedig, maar het is<br />
beter ruim te zaaien en met verspenen<br />
te wachten tot het najaar als de planten<br />
toch in rust gaan. In verband met de<br />
mogelijk vertraagde opkomst van de zaden<br />
raad ik aan om de zaaigrond na het<br />
verspenen niet weg te gooien maar als<br />
toplaag toe te voegen aan de verspeende<br />
plantjes.<br />
Het zaaien doe ik als volgt. Ik vul een<br />
afsluitbaar en transparant plastic bakje<br />
dat ook nog magnetronbestendig moet<br />
zijn, met goede zaaigrond. Voldoende<br />
ruimte (2cm) tot de deksel aanhouden.<br />
Zelf gebruik ik cocopeat omdat ik daar<br />
goede resultaten mee heb. Ik maak de<br />
grond goed nat en verhit het geheel in<br />
de magnetron tot ongeveer 100 0 C en<br />
laat het afgesloten afkoelen. Het grondmengsel<br />
is nu steriel. Ik steriliseer de<br />
zaden in water met een paar druppels<br />
chloor, spoel ze af en laat ze minstens<br />
12 uur weken in wat water. Daarna de<br />
zaden voorzichtig 0,5 cm in de zaaigrond<br />
drukken en gladstrijken. Ik zet de<br />
zaden op een bodemverwarming van 25<br />
– 30 0 C. Zoals gezegd komen de eerste<br />
zaden binnen 1 à 2 weken uit. Zodra ze<br />
zijn gekiemd het bakje zo licht mogelijk<br />
zetten en luchten. Opletten voor bladluis,<br />
spint heb ik er nooit op gezien.<br />
Eenmaal ontkiemd zijn het weinig<br />
aandacht vragende plantjes die<br />
graag voldoende water en voeding krijgen.<br />
Met een goede verzorging bloeien<br />
ze in de derde zomer. In de winter<br />
gaan ze in rust en verliezen hun blad.<br />
Minimumtemperatuur tijdens de rustperiode<br />
is 10 0 C.<br />
Als laatste nog wat algemene informatie<br />
over Uncarina. Het geslacht<br />
Uncarina hoort in de familie<br />
van de Pedaliaceae, samen met onder<br />
meer Sesamothamnus, Pterodiscus<br />
en Harpagophytum. Een aantal soorten<br />
uit deze familie worden ook wel<br />
“Duivelsklauwen” genoemd omdat ze<br />
nogal grijpgrage zaaddozen hebben en<br />
dat is eigenlijk nog zwak uitgedrukt. Als<br />
je een droge zaaddoos van stevig vastpakt<br />
krijg je hem niet meer van je vingers.<br />
Je zult hem dan haakje voor haakje<br />
los moeten knippen. Interessant is<br />
nog dat Sesamum indicum, de plant die<br />
voor de sesamzaadjes op grote schaal<br />
wordt gekweekt, ook in deze groep<br />
thuishoort.<br />
Vincent van Goghlaan 31<br />
5246 GA Rosmalen<br />
Afb. 4: Uncarina roeoesliana meeldraad<br />
Afb. 5: Uncarina roeoesliana stempel<br />
Foto’s van de schrijver<br />
244<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Afb. 6: Vruchten van Uncarina roeoesliana<br />
SUCCULENTENNIEUWTJES<br />
Wolter ten Hoeve<br />
In Kakteen und andere Sukkulenten<br />
(64-4) neemt Felix Merklinger de lezers<br />
mee naar westelijk Afrika. In Guinee komen<br />
zgn. eilandbergen voor, geïsoleerde<br />
rotsformaties van graniet. Op deze rotsformaties<br />
is Euphorbia grandifolia te vinden.<br />
Peter Mansfeld belicht de ‘Jardin<br />
de Cactus’ op het eiland Lanzarote.<br />
Rudolf Schmied bespreekt een aantal<br />
Ferocactus-soorten en geeft daarnaast<br />
enkele aanwijzingen voor het kweken<br />
van deze cactussen. Uwe Lindner is op<br />
onderzoek geweest in de Amerikaanse<br />
staat Utah. In het zuiden van die staat<br />
kwam hij een grootbloemige cactus<br />
tegen, waarschijnlijk een escobaria. Het<br />
onderhavige <strong>nummer</strong> van KuaS is het<br />
april<strong>nummer</strong>, dus …..<br />
Het Engelse Cactusworld (31-1) bevat<br />
het eerste deel van een reisverslag<br />
van Chris Davies waarbij de focus ligt<br />
op de turbinicarpussen in het noordoostelijke<br />
deel van Mexico. In de rubriek ‘In<br />
my greenhouse’ laat René Geissler de<br />
lezers een kijkje nemen in zijn verzameling.<br />
Juliette Hatt heeft een bezoek gebracht<br />
aan Madagaskar en brengt daarvan<br />
verslag uit. Ralph Peckover heeft<br />
zich beziggehouden met de grootschalige<br />
kweek van Hoodia gordonii, in het<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 245
kader van het commercialiseren van<br />
deze plant als afslankmiddel. Het project<br />
werd in 2008 helaas stopgezet. Damien<br />
Richard beschrijft zijn ietwat avontuurlijke,<br />
maar succesvolle zoektocht naar de<br />
kortgeleden beschreven Strombocactus<br />
corregidorae. Per bus werd een plaats<br />
bereikt waar overnacht kon worden, en<br />
de volgende dag bracht een taxi de auteur<br />
naar de omgeving waar deze nieuwe<br />
strombocactus vermoed werd. Na<br />
een stevige wandeling en het nodige<br />
klauterwerk kwam Damien oog in oog<br />
te staan met de gezochte planten. Jean-<br />
Bernard Castillon blijft aloë’s ontdekken<br />
op Madagaskar. Deze keer komt hij tot<br />
de conclusie dat Aloe conifera Reynolds<br />
7692 de status van ondersoort verdient:<br />
Aloe conifera ssp. pervagata (na bezoek<br />
aan de vindplaats). Voorts vond de auteur<br />
in de omgeving van Ambalavao een<br />
aan Aloe fievetii verwante soort: Aloe<br />
fievetii ssp. johannis-baptistei. Daarnaast<br />
plaatst Castillon een aantal opmerkingen<br />
over de beide variëteiten van Aloe<br />
trachyticola (var. trachyticola en var.<br />
multifolia). Alan Franck bespreekt de<br />
in Florida voorkomende Harrisia fragrans.<br />
Davide Donati heeft veldonderzoek<br />
gedaan aan Corynopuntia marenae<br />
en C. reflexispina en komt tot de<br />
conclusie dat de laatstgenoemde soort<br />
slechts een synoniem is van C. marenae.<br />
Brian McDonough heeft de bloemen<br />
van Echinopsis hertrichiana en E.<br />
aurea onderling bestoven. Het resultaat<br />
is Echinopsis ‘Strawberries and cream’,<br />
een plant met enigszins tweekleurige<br />
bloemen.<br />
International Cactus Adventures<br />
(no. 98, april <strong>2013</strong>) bevat de nieuwbeschrijving<br />
van Tillandsia carrilloi (door<br />
Véliz Pérez en Feldhoff). Deze, aan T.<br />
bourgaei verwante soort, komt voor in<br />
Guatemala. Joël Lodé geeft een algemene<br />
beschouwing over het geslacht<br />
Corynopuntia. Norbert Duthion<br />
(Kaapverdië) verhaalt over de vraatzucht<br />
van de duizendpoot Spinotarsus<br />
caboverdus. Deze op Kaapverdië veel<br />
246<br />
voorkomende duizendpoot slaagde erin<br />
om de 5 exemplaren van Dendrosicyos<br />
socotrana razendsnel om zeep te helpen.<br />
De auteur kon slechts 1 zijtak redden.<br />
De nieuwe oranjebloeiende cultivar<br />
Aptenia cordifolia ‘Mili Orange’<br />
wordt belicht door Joël Lodé. De botanische<br />
tuin van Foncaude, in het zuidoosten<br />
van Frankrijk, krijgt de aandacht van<br />
Dominique Jalabert.<br />
Aloe (50-1,2), het blad van de Zuid-<br />
Afrikaanse vetplantenvereniging, bevat<br />
het verslag van de Inhlaba Indaba<br />
conferentie, welke in juli 2012 gehouden<br />
is. Braam van Wyk geeft een historisch<br />
overzicht over aloë’s, alsmede een<br />
overzicht van de taxonomie van aloë’s.<br />
Olwen Grace en Nina Rønsted schrijven<br />
in het kort iets over DNA-onderzoek<br />
aan aloë’s. Ernst van Jaarsveld behandelt<br />
de aloë’s van Angola en Namibië,<br />
terwijl Tom McCoy hetzelfde doet voor<br />
de aloë’s van Saoedi-Arabië. Ernst van<br />
Jaarsveld brengt vervolgens de klifaloë’s<br />
voor het voetlicht, d.w.z. die aloë’s die<br />
op (bijna) verticale rotswanden voorkomen.<br />
Ronell Klopper en Gideon Smith<br />
presenteren een chronologisch overzicht<br />
van de ontdekkingen van aloësoorten.<br />
Ben-Erik van Wyk gaat in op het gebruik<br />
van aloë’s in traditionele en moderne<br />
geneeskunde. Len Newton verhaalt<br />
het een en ander over aloë’s ‘met<br />
een verhaal’. Giuseppe Orlando bespreekt<br />
de aloë’s van Madagaskar en<br />
Tom McCoy doet hetzelfde met de aloë’s<br />
van Somalië. Giuseppe Orlando<br />
behandelt de aloë’s en diverse andere<br />
planten welke op Socotra voorkomen.<br />
Dit speciale <strong>nummer</strong> van Aloe sluit af<br />
met drie korte artikelen over de toepassing<br />
van cultivars van aloë’s in tuinen<br />
(Andy de Wet), aspecten van het ‘Aloe<br />
Cultivar’ programma (Leo Thamm), en<br />
ziekten en plagen bij aloë’s (Quinton<br />
Bean).<br />
Vreebergen 2<br />
9403 ES Assen<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Summary<br />
Rob Bregman<br />
Ben Zonneveld opens this issue with stating that the climate of our country isn’t<br />
as rainy as many people think.<br />
In his series on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk deals<br />
with Crassula columnaris. In its natural South African habitat the plant is not columnar<br />
but globose. Apparently, the species was described after a specimen grown under<br />
shady (European) conditions.<br />
Bertus Spee puts 4 Mexican cacti in the spotlight, viz. Ferocactus cylindraceus,<br />
Gymnocactus horripilus, Mammillaria schiedeana and Turbinicarpus alonsoi.<br />
Tephrocactus alexanderi is the subject of a contribution by the late Ton Pullen.<br />
This plant was formerly also known as Tephrocactus bruchii.<br />
Louis Van de Meutter presents Tridentea gemmiflora, a stapeliad from the Little<br />
Karoo, South Africa. The roots of this species are very sensitive to rotting, so grafting<br />
is recommended.<br />
Isabel Larridon and Chantal Dugardin take us to the botanic garden of the Gent<br />
University, Belgium. Over 10.000 different plant species can be seen there.<br />
Henk Ruinaard reports about Chiricahua National Monument, Arizona, USA, a.o.<br />
known for its ‘hoodoos’ (columnar rock formations). Several Echinocereus species<br />
can be found, such as E. santaritensis and E. arizonicus ssp. nigrihorridispinus.<br />
By crossing and selecting, Ben Zonneveld created a red mini form of Jovibarba<br />
heuffelii.<br />
Johan Pot studied the seeds of Sulcorebutia, Weingartia and Rebutia by means of<br />
a camera placed on a microscope. Those of Sulcorebutia and Weingartia are similar,<br />
Rebutia seeds are different by having papillate apical testa cells and a strophiole<br />
at the base.<br />
Jan Jaap de Morree visited the botanic garden of the Free University of<br />
Amsterdam, where the plant collection of our former president Herman Rubingh is<br />
stored.<br />
While on vacation in Thailand, Peter Melis bought some Uncarina plants on a<br />
market. It turned out to be U. roeoesliana, a stem succulent with attractive yellow<br />
flowers and fruits provided with long hooks. Some experience is needed to pollinate<br />
the flowers by hand.<br />
The final pages are dedicated to Wolter ten Hoeve’s review of the contents of<br />
other journals on succulent plants.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 247
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Ben Zonneveld Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202<br />
Theo Heijnsdijk Crassula columnaris<br />
Het toorts-dikblad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203<br />
Bertus Spee Voor het Voetlicht ...........................208<br />
Ton Pullen † Tephrocactus alexanderi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210<br />
Louis Van de Meutter Tridentea gemmiflora .........................212<br />
Isabel Larridon & De plantentuin Universiteit Gent . . . . . . . . . . . . . . . . 216<br />
Chantal Dugardin<br />
Henk Ruinaard Een bezoek aan Chiricahua National Monument<br />
Arizona ...................................222<br />
Ben Zonneveld Het maken van een rode minivorm van<br />
Jovibarba heuffelii ..........................228<br />
Johan Pot Zaadfotografie en enkele consequenties ........230<br />
Jan Jaap de Morree Op bezoek bij....De Hortus van de VU. . . . . . . . . . 235<br />
Peter Melis Uncarina ...................................241<br />
Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ........................245<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Bij de voorplaat:<br />
Stapelia asterias<br />
Foto: Louis Van de Meutter<br />
248<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Nederlands Belgische vereniging van liefhebbers van<br />
cactussen en andere vetplanten<br />
Succulenta<br />
Oktober <strong>2013</strong><br />
In dit <strong>nummer</strong>:<br />
Adressen 58<br />
Begroting 2014 59<br />
Verkorte notulen bestuursvergadering 60<br />
Jubilea <strong>2013</strong> 62<br />
Verslag Open dag bij Ubink 63<br />
Instellingen 67<br />
In memoriam Foppe Brolsma 68<br />
Afdelingsactiviteiten <strong>2013</strong> 70<br />
Nieuwe leden / Infomap / Vraag & Aanbod 71<br />
Advertenties 72<br />
Nog een hand over voor een cactus<br />
Kopij voor het verenigingsnieuws voor de<br />
1 e van de oneven maanden zenden naar:<br />
A. van Zuijlen,<br />
Hoefstraat 9,<br />
5345 AM Oss.<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
57<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 225
ADRESSEN<br />
BESTUUR<br />
Voorzitter:<br />
W. Backhuys<br />
Slikweg 6, 4321 SV Kerkwerve<br />
Tel. 0111- 672975<br />
E-mail: backhuys@backhuys.com<br />
Secretaris:<br />
Peter Melis<br />
Vincent van Goghlaan 31<br />
5246 GA Rosmalen<br />
Tel. 073 - 6499080<br />
E-mail: melispeter@hotmail.com<br />
Penningmeester:<br />
H. Ruinaard<br />
Molenweg 29, 6133 XM Sittard<br />
Tel. 046 - 4525044<br />
E-mail: henk.ruinaard@tiscali.nl<br />
PR & Promotie:<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Johan van Arnhemstraat 15<br />
6824 EN Arnhem<br />
Tel: 0654975126<br />
E-mail: promotie@succulenta.nl<br />
Vice-voorzitter:<br />
T. Heijnsdijk<br />
Maasdijk 11, 6629 KD Appeltern<br />
Tel: 0487 - 542704<br />
E-mail: thd@roc.a12.nl<br />
LEDENADMINISTRATIE<br />
Verzoeken om inlichtingen, aanmeldingen<br />
lidmaatschap, adreswijzigingen en opzeggingen<br />
(vóór 1 december) schriftelijk of per<br />
e-mail bij de ledenadministrateur:<br />
D.H. Roozegaarde,<br />
Banninkstraat 5,<br />
7255 AT Hengelo Gld.<br />
Tel. 0575 - 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
LIDMAATSCHAP<br />
Nederland/België € 27,–<br />
Ned./België jeugdleden € 13,50<br />
Europa € 35,–<br />
Buiten Europa € 40,–<br />
Inschrijfgeld nieuwe leden € 3,–<br />
Nieuwe leden ontvangen gratis de “Gids<br />
voor de verzorging van cactussen en vetplanten”<br />
door Ton Pullen ter waarde van<br />
‡ 5,–<br />
FINANCIËLE ZAKEN<br />
Betaling via de bankrekening van<br />
Succulenta te Sittard:<br />
ING : 680596<br />
IBAN: NL31INGB0000680596<br />
BIC: INGBNL2A<br />
INFOMAP<br />
Aanvullingen, wijzigingen en suggesties<br />
voor de infomap zenden naar:<br />
Theo Heijnsdijk, Maasdijk 11,<br />
6629 KD Appeltern.<br />
Tel: 0487-542704.<br />
E-mail: thd@roc.a12.nl<br />
ADVERTENTIES<br />
Advertenties naar:<br />
Andre van Zuijlen, Hoefstraat 9,<br />
5345 AM Oss. Tel 0412 - 630733<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Tarieven<br />
1/8 pag € 29,50<br />
1/4 pag € 45,50<br />
1/2 pag € 72,50<br />
1/1 pag € 125,00<br />
226<br />
58<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
BEGROTING 2014<br />
Begroting 2014 Begroting <strong>2013</strong> Realisatie 2012<br />
Inkomsten<br />
Alle bedragen in Euro’s<br />
Contributies 35.000 35.600 37.618<br />
Clichéfonds 600 800 70<br />
Boekenfonds 600 600 223<br />
Advertenties 1.000 900 1.121<br />
Rente 1.500 1.500 1.812<br />
Diversen 0 0 552<br />
Totaal 38.700 39.400 41.396<br />
Uitgaven<br />
Tijdschrift 24.500 24.500 25.713<br />
Ledenadministratie 700 700 680<br />
Bibliotheek 300 300 434<br />
Website 500 800 1.072<br />
Algemene vergaderingen 3.000 2.800 2.728<br />
Promotie 1.500 1.000 1.106<br />
Bestuurskosten 3.500 4.500 3.478<br />
Bankkosten 400 400 302<br />
Totaal 34.400 35.000 35.513<br />
Saldo 4.300 4.400 5.883<br />
Toelichting:<br />
T.o.v de begroting <strong>2013</strong> en de verwachte realisatie <strong>2013</strong> worden voor de begroting 2014 de<br />
volgende veranderingen verwacht:<br />
-<br />
- de inkomsten uit contributies blijven afnemen t.g.v. het teruglopende ledental<br />
- de inkomsten van het Clichéfonds en de Boekenbeurs nemen toe t.o.v. de realisatie in<br />
2012 door een lagere afschrijving op de voorraden<br />
- de uitgaven voor de website nemen af t.g.v. het overstappen naar een nieuwe provider<br />
- de uitgaven voor promotie nemen toe t.g.v. nieuwe pr-activiteiten<br />
Henk Ruinaard<br />
Penningmeester Succulenta<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
59<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 227
NOTULEN BESTUURSVERGADERING<br />
Verkorte notulen van de bestuursvergadering<br />
van zaterdag 31 augustus <strong>2013</strong> ten<br />
huize van Mireille Albeda-Riesenbeck.<br />
Aanwezig: Mireille Albeda-Riesenbeck,<br />
Theo Heijnsdijk, Henk Ruinaard, Frans<br />
Mommers en Peter Melis.<br />
Afwezig: Wim Backhuis is helaas verhinderd.<br />
1. Opening vergadering<br />
Theo Heijnsdijk, vicevoorzitter, opent<br />
de vergadering. Hij heet alle aanwezigen,<br />
en speciaal Frans Mommers<br />
die als aspirant bestuurslid de vergadering<br />
bijwoont, van harte welkom.<br />
De agenda wordt goedgekeurd.<br />
Mogelijk zal Frans Mireille bijstaan als<br />
algemeen bestuurslid. Dat betekent dat<br />
in de toekomst het bestuur uit 6 personen<br />
zal bestaan.<br />
Volgend jaar treedt Henk Ruinaard af,<br />
zodat er ook nog een nieuwe penningmeester<br />
nodig is..<br />
2. Actiepunten<br />
a. De nieuwe website<br />
Deze is bijna klaar. Er ontstaat een<br />
discussie of de toegang tot het<br />
“Alleen voor Leden” gedeelte via een<br />
jaarlijks nieuw te verstrekken wachtwoord<br />
of via het lid<strong>nummer</strong> moet<br />
worden gegeven.<br />
Er is een voorkeur voor het lid<strong>nummer</strong>.<br />
Mireille komt met een voorstel.<br />
Ook zullen gegevens zoals adres van<br />
bestuursleden, redactieleden en<br />
beheerders van de instellingen, zoveel<br />
mogelijk uit het openbare gedeelte<br />
worden verwijderd.<br />
Mireille verzoekt om alle gegevens<br />
voor de website aan te leveren in “Verdana”<br />
of “Arial” grootte 10. Dit ten<br />
behoeve van lezers die last hebben<br />
van dyslexie.<br />
Het contract met KPN zal door Mireille<br />
worden opgezegd.<br />
Mireille zal een overzicht maken van<br />
alle verbeteringen, wijzigingen en<br />
plannen met betrekking tot de website.<br />
Peter vraagt of het mogelijk is om<br />
een kopie van Succulenta op de<br />
website te plaatsen. Uiteraard alleen<br />
voor leden toegankelijk. Het bestuur<br />
zal zich hierover beraden.<br />
b. Index van Succulenta<br />
Deze is klaar en staat op de website.<br />
c. Nabespreking ALV <strong>2013</strong><br />
Om een of andere reden staat niet in<br />
de notulen dat Bertus Spee is benoemd<br />
tot Lid van Verdienste.<br />
Wel staat zijn foto met vermelding bij<br />
het verslag van de ALV. Peter zal dit<br />
rectificeren.<br />
In de notulen staat de naam Ribot<br />
verkeerd gespeld (Ribo).<br />
Besloten wordt dat het organiseren<br />
van de ALV een taak is voor het<br />
bestuur. Belangrijkste reden is dat de<br />
belangstelling van de afdelingen om de<br />
ALV te organiseren terugloopt.<br />
Onder het agendapunt, verslag van de<br />
instellingen, kwam de redactie<br />
niet voor. Dit moet wel zo zijn zodat<br />
ook de redactie tijdens de ALV verslag<br />
van haar activiteiten kan doen.<br />
Het was tijdens de ALV niet 100% duidelijk<br />
wie de afdelingsvertegenwoordigers<br />
waren en hoeveel leden zij<br />
vertegenwoordigden. Ook waren<br />
ten tijde van de ALV niet alle afdelingsverslagen<br />
bij de secretaris aangeboden.<br />
Zowel de communicatie met betrekking<br />
tot de afdelingsvertegenwoordigers<br />
en hun verantwoordelijkheden<br />
evenals het tijdstip en de vorm van<br />
de afdelingsverslagen zal in 2014 beter<br />
worden gecommuniceerd.<br />
Actie: Peter.<br />
228<br />
60<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
d. Datum ALV<br />
Als voorlopige datum voor de ALV<br />
van 2014 wordt 17 mei vastgesteld<br />
met als reserve 10 mei. Mogelijke<br />
locatie de Hortus in Leiden.<br />
Actie: Mireille.<br />
e. 100-jarig jubileum van Succulenta.<br />
Het idee is om een jubileumboek op<br />
A4-formaat uit te brengen met de<br />
volgende onderwerpen:<br />
Geschiedenis van Succulenta, oudbestuursleden<br />
(alleen de bekende),<br />
instellingen, botanische tuinen, etc.<br />
Wim is bezig om een team samen<br />
te stellen dat een en ander gaat<br />
verwezenlijken.<br />
3. Verslag van de penningmeester<br />
Verkoop van postzegels gaat goed.<br />
Verkoop van klikostickers kan beter, er<br />
zijn er genoeg.<br />
De afdeling IJsselstreek, die zich<br />
onlangs heeft opgeheven, heeft €1500<br />
overgemaakt op de rekening van<br />
Succulenta.<br />
Over de DKG-kalender is niets bekend<br />
omdat Wim niet aanwezig is.<br />
Geen verslag van de redactievergadering<br />
omdat deze pas op 23 november<br />
wordt gehouden.<br />
Misschien kan de volgende bestuursvergadering<br />
verschoven worden tot<br />
na de redactievergadering op 23<br />
november a.s.<br />
Actie: Wim<br />
4. Verslag van de PR activiteiten<br />
Een pagina voor de jeugd in Succulenta<br />
is gepland voor 2014.<br />
Mireille heeft zich aangemeld voor de<br />
Najaarsmarkt in de Hortus van Amsterdam.<br />
Mireille onderzoekt de mogelijkheden<br />
voor promotie in de woestijn van<br />
Burgers dierenpark.<br />
5. Rondvraag<br />
Is uitbreiding van het bestuur tot 6<br />
personen (nu 5) mogelijk?<br />
Voor zover bekend zijn er geen bezwaren<br />
tegen een extra bestuurslid.<br />
Wat is er over van de succulentenverzameling<br />
van Succulenta die ooit<br />
was ondergebracht in de Flevohof?<br />
Voor zover bekend is daar niets van<br />
over.<br />
6. Volgende vergadering<br />
De volgende vergadering is op 16<br />
november bij Wim, tenzij gewijzigd.<br />
Zie onder punt 5 redactieverslag.<br />
7. Sluiting vergadering<br />
Theo sluit de vergadering en bedankt<br />
Mireille voor de geboden gastvrijheid.<br />
Peter Melis<br />
Secretaris Succulenta<br />
RECTIFICATIE<br />
Helaas zijn er een paar fouten geslopen in<br />
de notulen van de ALV in het augustus<strong>nummer</strong><br />
van Succulenta.<br />
Op voordracht van de afdeling Zeeland en<br />
het bestuur van Succulenta benoemt de<br />
voorzitter Bertus Spee wegens zijn grote<br />
verdienste voor de vereniging tot Lid Van<br />
Verdiensten van Succulenta. De voorzitter<br />
memoreert het vele werk van Bertus en<br />
promotie-activiteiten in de vlindertuin van<br />
Kwadendamme, de lezingen die hij verzorgt<br />
en de vele reizen die hij mede organiseert.<br />
De aanwezigen ondersteunen de benoeming<br />
met een hartelijk applaus.<br />
De naam van de heer J. Ribot is verkeerd<br />
gespeld. Dhr. J. Ribot werd gehuldigd voor<br />
zijn 40-jarig lidmaatschap van Succulenta.<br />
Peter Melis<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
61<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 229
JUBILEA <strong>2013</strong><br />
50-jarig Nijmeijer, H. Stadskanaal<br />
Hoeven, Leo v.d.<br />
De Lier<br />
Perk, J.P.<br />
Leerdam<br />
Prestle, K.H.<br />
Veghel<br />
Minjon, J.W.<br />
De Bilt<br />
40-jarig Heijnsdijk, T.F. Appeltern<br />
Kuijpers, H.J.<br />
Venlo<br />
Brussel, Mw. W. van<br />
Someren<br />
Man-Rogge, Mw. C. de<br />
Zoetermeer<br />
Dijk, G.J. van<br />
Meppel<br />
Goosen, F.<br />
Nontron (F)<br />
Vries, H. de<br />
Esterwegen (D)<br />
Plantentuin Universiteit Gent Gent (B)<br />
Pols, R. van der<br />
Bunnik<br />
Swaak-Lammers, Mw. N. Eindhoven<br />
Drie, R.G.H. van<br />
Hilversum<br />
Romijn, J.<br />
Nuenen<br />
Ribot, J.<br />
Hoevelaken<br />
Kramer, Y.<br />
Langezwaag<br />
Vliet, N. van<br />
Utrecht<br />
Szarzynski, T.N.J.<br />
Leeuwarden<br />
Laney, Paul<br />
Huizen<br />
Keijzer-Sijpestijn, Mw. C.C.J. Ter Aar<br />
25-jarig Bos, S.A.H. Zaandam<br />
Geris, C.<br />
Bennekom<br />
Grijzenhout, R.J.<br />
Lelystad<br />
Halteren, P.J.C. van<br />
Tilburg<br />
Jacobs, J.<br />
O.L.V.Waver (B)<br />
Jansen, E.<br />
Someren<br />
Knapen, H.H.<br />
Asten<br />
Lambeck, W.G.<br />
Slochteren<br />
Monsees, H.P.<br />
Bussum<br />
Pieterman, M. v.d.<br />
Dordrecht<br />
Prange, Dr. U.<br />
Niederkassel (D)<br />
Rijnders, J.M.A.<br />
Nieuwegein<br />
Rijsmus, A.G.<br />
Barendrecht<br />
Schepers, F.M.A.<br />
Linne<br />
Soede, E.<br />
Warmond<br />
Steenken, F.<br />
Purmerend<br />
Ubink Jr, G.<br />
Kudelstaart<br />
Veen, Wim van der<br />
Rotterdam<br />
Vernet, M.J.A.<br />
Harderwijk<br />
Vlaeminck, Johan<br />
Schoonaarde (B)<br />
Weezepoel, H.<br />
’s-Heer Arendskerke<br />
Wortelboer, J.F.A.<br />
Amsterdam<br />
230<br />
62<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
VERSLAG OPEN DAG UBINK <strong>2013</strong><br />
Allereerst wil ik de firma Ubink bedanken<br />
voor de gastvrijheid die we weer genoten<br />
op de Open Dag in juni.<br />
Ook dit jaar heeft Gerard Koerhuis de taak<br />
op zich genomen, ondanks het verlies van<br />
zijn vrouw eind vorig jaar, de inschrijvingen<br />
op zich te nemen. Gelukkig hebben<br />
de meeste handelaren middels de oproep<br />
in Succulenta begrepen dat het via Gerard<br />
moest lopen om alles heel duidelijk te houden.<br />
Bedankt mensen!<br />
Het was deze zaterdag prima weer om de<br />
kwekerij en het handelscentrum te bezoeken,<br />
inclusief de 120 meter aan tafels met<br />
liefhebbersplanten.<br />
Ubink zelf verkocht naast succulenten ook<br />
hardware, grond en meststoffen.<br />
Uiteraard waren de koffie en thee weer<br />
gratis. Overigens veel lof voor de catering,<br />
waarbij figuurlijk gezien de broodjes over<br />
de toonbank vlogen.<br />
Veel bezoekers met even zoveel blije<br />
gezichten hebben het weer een geslaagde<br />
dag gevonden. Hetzelfde gold ook voor de<br />
handelaren met hun verkoop.<br />
Er was dit jaar geen verloting daar de<br />
animo om loten te kopen de laatste jaren<br />
afnam. Jan de Vreede die zich hier altijd<br />
voor inspande, kon zijn energie nu steken<br />
in de stand bij Aad Vijverberg voor de afdeling<br />
“Haag- en Westland”.<br />
Bij de koffiecorner naast de showplanten<br />
was er een beamerpresentatie met een<br />
diashow, film en succulentenbeelden.<br />
Ruud Tropper verzorgde twee tafelpresentaties.<br />
Eén ervan was een show van<br />
winterharde succulenten op een tafel die<br />
ingedeeld waren in -20, -15, -10, -5 en 0<br />
graden Celsius. Fons Arens had wat matucana’s<br />
meegebracht voor de 0 graden en<br />
Han Bertram bracht enkele soorten mee<br />
voor de -5 en -10 graden Celsius. Ruud<br />
vulde de rest van de tafel aan met soorten<br />
die -15 en -20 graden Celsius gemakkelijk<br />
kunnen weerstaan. Duidelijk was in deze<br />
presentatie te zien dat zonder verwarming<br />
veel soorten in ons klimaat het naar hun zin<br />
hebben en dat het geen saaie bedoening<br />
hoeft te zijn.<br />
Overzicht van het deel in de kas waar de afdelingen van Succulenta hun planten te koop<br />
aanboden en tevens propaganda maakten voor de club. Al vroeg een gezellige drukte.<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
63<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 231
In de ruimte waar ook Gerrit Melis duidelijk<br />
aanwezig was met een grote collectie succulenten<br />
hield Ruud zijn workshop enten<br />
of zoals hij het noemde, de “ Next Generation”.<br />
Deze door Ruud ontwikkelde techniek<br />
werd getoond aan de hand van een film.<br />
Ook konden mensen het vertoonde in de<br />
praktijk brengen door een poging te wagen<br />
om het zelf te doen. Men hoefde in ieder<br />
geval geen angst te hebben voor de doorns<br />
van de onderstam, want de Opuntia fragilis<br />
was doornloos. Kinderen vonden vooral<br />
de roodgekleurde gymnocalyciums erg<br />
aantrekkelijk. Het geheel werd gefixeerd<br />
met folie en een wasknijper. Het resultaat<br />
met de aanwijzingen kon hierna mee naar<br />
huis worden genomen. Het hoogtepunt aan<br />
het einde van de middag was een groep<br />
van zeven kinderen. Gelukkig voor Ruud<br />
was Han Bertram dicht in de buurt om te<br />
helpen.<br />
De plantenshow leverde 30 ingeleverde<br />
planten op die door de bezoekers weer<br />
gewaardeerd konden worden via het inmiddels<br />
bekende briefje. Hiervan werden er 71<br />
ingeleverd en 40 personen gaven een korte<br />
uitleg waarom ze de door hun als eerste<br />
gekozen plant de mooiste vonden.<br />
Er waren vier prijzen te verdelen.<br />
De derde prijs was voor een Adromischus<br />
cooperii in een landscape stijl ingebracht<br />
door Hans Harreveld.<br />
De tweede prijs was voor een groot arrangement<br />
in een mand met echeverias die<br />
Ellie Viscaal meebracht.<br />
De eerste prijs ging naar Martien van de<br />
Broek voor een grote Echeveria cante.<br />
Zijn Echeveria was 1 van de 50 zaden<br />
die opgekomen waren uit een partij van<br />
10.000. Dé slechte opkomst in 2011 was te<br />
wijten aan de zeer hoge temperatuur direct<br />
na het uitzaaien. Degene die de zaden uitgezaaid<br />
heeft was een Belgische specialist<br />
en waarschijnlijk is het tijdstip net ongunstig<br />
geweest.<br />
E. cante was lang bekend onder de namen<br />
E. subrigida en E. rosei en is in 1997 ver-<br />
Een aantal prijswinnaars op de foto. V.l.n.r. Evert Smienk, Fons Arens (publieksprijs), Ellie<br />
Viscaal (2e prijs) en Martien van den Broek (1e prijs). Foto’s van Joop Blijleven.<br />
232<br />
64<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
De eerste prijs: Echeveria cante<br />
Nico overhandigt de bokaal aan Fons Arens<br />
anderd in E. cante,<br />
wat zoiets betekent<br />
als “waterbron”. Ze<br />
verdragen overigens<br />
lichte vorst.<br />
De Klaas Edelmanbokaal<br />
werd dit jaar<br />
gewonnen door<br />
Fons Arens met zijn<br />
pluizige Lophophora<br />
williamsii.<br />
Als extraatje werd<br />
er dit jaar een<br />
aanmoedigingsprijs<br />
toegekend aan Evert<br />
Smienk voor een<br />
bloeiende Tephrocactus<br />
platyacanthus.<br />
De gelukkigen<br />
kregen buiten een<br />
beker, een geldprijs<br />
en een grote<br />
succulent, gesponsord<br />
door Ubink en<br />
Edelman.<br />
De winnaar van de<br />
bokaal vertelde me<br />
dat deze plant nooit<br />
eerder deze beker<br />
heeft gewonnen.<br />
In 2006 heeft een<br />
zelfde soort ook van<br />
Fons al eens een<br />
eerste prijs gewonnen<br />
die toen het<br />
hoogst aantal punten<br />
van de drie keurmeesters<br />
kreeg.<br />
Overigens viel er<br />
vorig jaar eveneens<br />
een pluizige plant in<br />
de prijzen, toen van<br />
een Belgische inzender.<br />
De lophophora’s<br />
blijken dus een<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
65<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 233
KLIKOSTICKER<br />
enorme aantrekkingskracht te hebben.<br />
Fons Arens heeft in zijn etagekas boven in<br />
de nok enkele grote en wat kleine pluizenbollen<br />
staan die rijkelijk gevuld zijn met<br />
heel veel wol. Ze krijgen in de groeitijd een<br />
keer per week water op een schotel maar<br />
nooit over de kop. Bij donker weer wordt<br />
het om de 14 dagen. Om de 5 jaar wordt<br />
er verpot in een Zaans grondmengsel dat<br />
bestaat uit een deel fijn Argex, een deel<br />
perliet, een deel grof zand en drie delen<br />
wormengrond. Het geheel gaat in de betonmixer<br />
zodat het goed wordt gemengd.<br />
Oude grondresten worden verwijderd en<br />
hierna worden de wortels schoongeblazen<br />
met een compressor, zodat als ze al aanwezig<br />
zouden zijn, de wortelluizen geen schijn<br />
van kans hebben om te blijven zitten.<br />
Elk jaar worden, om het uiterlijk niet te verstoren,<br />
de zaadbessen eruit gehaald.<br />
Fons, die al zo’n 45 jaar planten verzamelt,<br />
kocht naar alle waarschijnlijkheid ongeveer<br />
30 jaar geleden een klein plantje bij Gebr.<br />
de Herdt toen hij met de eerste busreis van<br />
de afdeling naar België ging.<br />
Ik wil iedereen bedanken en met name ook<br />
onze sponsors Gert Ubink en Klaas Edelman<br />
uit Reeuwijk die hebben bijgedragen<br />
aan het welslagen van deze dag.<br />
Volgend jaar hoop ik u terug te zien op 7<br />
juni.<br />
Nico Uittenbroek<br />
In het kader van Promotie voor onze vereniging<br />
heeft het bestuur zogenaamde klikostickers<br />
laten maken. Deze zelfklevende<br />
sticker met een afbeelding van Carnegiea<br />
gigantea heeft een afmeting van 420 x 297<br />
mm en kan op elke afvalcontainer geplakt<br />
worden, maar kan ook gebruikt worden voor<br />
het opfleuren van stands bij beurzen en tentoonstellingen.<br />
De klikostickers worden verkocht voor €2,00<br />
per stuk tijdens beurzen en evenementen<br />
waarbij onze pr aanwezig is, o.a. tijdens de<br />
open dag van Ubink en de ALV.<br />
Helaas zijn de verzendkosten veel hoger dan<br />
de kosten van de sticker zelf en zullen ze<br />
daarom niet per post verstuurd worden.<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Public Relations<br />
234<br />
66<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
INSTELLINGEN<br />
VERENIGINGSARTIKELEN<br />
Bewaarband voor Succulenta:<br />
Nieuw € 7,00 per stuk.<br />
Wat betekent die naam?:<br />
Een verklarend woordenboek: € 5,-<br />
Gids voor de verzorging van cactussen en<br />
vetplanten:<br />
Tweede druk (2002): € 5,-<br />
Oude jaargangen Succulenta:<br />
1955 tot 2000 € 5,- per jaargang<br />
2000 t/m 2012 € 9,- per jaargang<br />
Losse <strong>nummer</strong>s € 2,50 per stuk<br />
Buitenlandse tijdschriften:<br />
Diverse jaargangen zijn verkrijgbaar.<br />
Op de website van Succulenta is een<br />
volledig overzicht te vinden.<br />
CD-ROM’s<br />
CD-ROM Frans Noltee. Succulent plants of<br />
the Little Karoo. Prijs €13,25<br />
We verzenden ook.<br />
Kijk op de website naar de lijst met nieuwe<br />
boeken, zoek wat uit en mail naar:<br />
w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />
Alle prijzen zijn exclusief verzendkosten.<br />
W. Alsemgeest,<br />
Succulenta Boekenbeurs<br />
Leeuweringerstraat 10A<br />
3421AC Oudewater<br />
Bankrekening<strong>nummer</strong> Boekenbeurs:<br />
706220 t.n.v. W.A. Alsemgeest Succulenta<br />
boeken te Oudewater,<br />
IBAN Boekenbeurs: NL84INGB0000706220<br />
BIC: INGBNL2A<br />
Tel. (00 31) (0)348 - 471083,<br />
E-mail: w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />
Let op: het bankrekening<strong>nummer</strong> is sinds<br />
mei <strong>2013</strong> veranderd. Het oude <strong>nummer</strong> kan<br />
niet meer worden gebruikt.<br />
CLICHÉFONDS<br />
Gerard Rutten, Prins Hendrikstraat 15<br />
2641 HK Pijnacker. Tel. 015-3610078<br />
E-mail: zaden@succulenta.nl<br />
Bankrekening<strong>nummer</strong> Clichéfonds:<br />
14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />
te Pijnacker<br />
IBAN Clichéfonds: NL22INGB0000014465<br />
BIC: INGBNL2A<br />
BIBLIOTHEEK SUCCULENTA<br />
Bibliothecaris:<br />
J. Keizer-Zinsmeester, Westeind 96,<br />
9636 CE Zuidbroek. Tel. 0598-395128<br />
E-mail: keizer.zinsmeester@ziggo.nl<br />
SUCCULENTA’S WEBSITE<br />
www.succulenta.nl<br />
Mireille Albeda-Riesenbeck<br />
Johan van Arnhemstraat 15<br />
6824 EN Arnhem<br />
Tel: 0654975126<br />
E-mail: promotie@succulenta.nl<br />
TIJDSCHRIFT SUCCULENTA<br />
Hoofdredactie<br />
Henk Viscaal, Brinklaan 31<br />
7261 JH Ruurlo. Tel. 0573 - 452005<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Ludwig Bercht, Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel. Tel. 0344 - 693321<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
Redactiesecretariaat<br />
Mevr. R. Maessen - Claessen<br />
Weezenhof 1232, 6536 EZ Nijmegen<br />
Tel. 024-3440425<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Verenigingsnieuws<br />
Andre van Zuijlen<br />
Hoefstraat 9, 5345 AM Oss<br />
Tel. 0412-630733<br />
E-mail: succulenta@home.nl<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
67<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 235
IN MEMORIAM FOPPE BROLSMA<br />
Ons bereikte het verbijsterende bericht dat<br />
onze voorzitter Foppe Brolsma op 15 mei<br />
<strong>2013</strong> op het Griekse eiland Lesbos volkomen<br />
onverwacht aan een hartaanval is<br />
overleden. Hij was daar met zijn vrouw Kyra<br />
op vakantie. Foppe was pas 60 jaar.<br />
Foppe was al vanaf 1975 lid van de landelijke<br />
vereniging ‘Succulenta’. In 1978<br />
bezocht hij voor het eerst een bijeenkomst<br />
van de afdeling Nijmegen. Ik leerde Foppe<br />
in 1983 kennen toen ik voor het eerst een<br />
bijeenkomst van de afdeling Nijmegen van<br />
Succulenta bezocht. Foppe en Adri Rutten<br />
ontfermden zich onmiddellijk over mij.<br />
Waarschijnlijk waren ze bang dat ik na de<br />
eerste confrontatie met de voornamelijk<br />
oudere heren en hun formele manier van<br />
spreken nooit meer terug zou komen. Met<br />
hun ironische commentaar slaagden deze<br />
twee jongere leden erin om mij op mijn<br />
gemak te stellen.<br />
In 1986 werd Foppe in het bestuur van de<br />
afdeling gekozen. Foppe was het die mij<br />
in hetzelfde jaar overhaalde om ook in het<br />
bestuur te komen. Hij was inmiddels met<br />
vrouw en jonge kinderen in de Nijmeegse<br />
nieuwbouwwijk Hegdambroek komen<br />
wonen. Op een gegeven moment vond hij<br />
het te veel worden om naast zijn gezin en<br />
zijn werk als vertaler ook nog in het bestuur<br />
van de afdeling te participeren en hij trad in<br />
1989 af.<br />
In de jaren daarna raakte hij uit beeld. In<br />
1994 zegde hij ook zijn afdelingslidmaatschap<br />
op. Wel bezocht hij nog geregeld de<br />
cactusmarkt in het Kolpinghuis. Het was<br />
op de cactusmarkt van 2005 dat Riet hem<br />
vroeg of het niet eens tijd was dat hij weer<br />
bij de afdeling kwam en zowaar, hij werd<br />
per januari 2006 weer lid. Het gezin was<br />
net verhuisd naar Millingen aan de Rijn.<br />
Foppe was ook bereid mee te denken over<br />
het nieuw leven inblazen van de cactusmarkt<br />
en van hem kwam het idee om de<br />
markt te verbreden tot een ‘bijzondere<br />
plantenmarkt’. Vanaf dat moment verzorgde<br />
hij ook de persberichten.<br />
Toen er in 2011 een nieuwe voorzitter<br />
moest komen, stelde hij zich na enig aandringen<br />
verkiesbaar. De voorzittersrol is<br />
hem niet bepaald op het lijf geschreven en<br />
we waarderen het daarom des te meer dat<br />
hij desondanks toch deze functie op zich<br />
heeft willen nemen. Een van de wapenfeiten<br />
die voorzitter Foppe op zijn naam heeft<br />
gebracht is de organisatie van de viering<br />
van ons 75-jarig jubileum (dat bij nader<br />
inzien reeds het 76-jarig jubileum bleek<br />
te zijn). In de voortreffelijke toespraak die<br />
hij bij die gelegenheid hield gaf hij een<br />
gedegen analyse van de terugloop van de<br />
vereniging Succulenta. Als remedie zag<br />
hij “persoonlijk contact”. Terloops wees hij<br />
er op dat we opgescheept zitten met een<br />
voorzitter die slechts zes cactussen in zijn<br />
bezit had.<br />
Wij betitelen ons gemakshalve als een<br />
cactusclub maar Foppe vond cactussen<br />
maar saai. Allemaal bollen met stekels. Zijn<br />
ware belangstelling ging uit naar alle bizarre<br />
groeisels. Dat hoefden ook helemaal<br />
geen planten te zijn die bij succulentaleden<br />
geliefd zijn. Zijn botanisch interessegebied<br />
was zeer breed. Niet onlogisch voor een<br />
afgestudeerd bioloog. Dat wil niet zeggen<br />
dat hij niets van cactussen wist. Op de<br />
afdelingsavonden bleek keer op keer dat hij<br />
erg veel van allerlei planten wist. Hij was<br />
ook van plan om ooit nog eens een boek te<br />
publiceren over de flora van de Canarische<br />
eilanden. Ik meen dat hij daar zelfs al wel<br />
het een en ander voor op papier gezet had.<br />
De laatste jaren richtte hij zich sterk op de<br />
caudiciforme planten. De bollen en knollen<br />
zeg maar. Hoewel, de laatste jaren? Uit de<br />
afdelingsverslagen blijkt dat hij al in maart<br />
1978, een van de eerste keren dat hij er<br />
was, gevraagd heeft of er ook belangstelling<br />
onder de leden was voor caudiciforme<br />
planten.<br />
236<br />
68<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
Denkend aan Foppe springen er voor mij<br />
drie eigenschappen uit: zijn gevoel voor<br />
humor, zijn enthousiasme en een zekere<br />
mate van onhandigheid. Zijn humor, of<br />
ironie, deed voor mij heel erg Engels aan.<br />
Misschien niet zo verwonderlijk omdat hij<br />
in het begin van de tachtiger jaren 1,5 jaar<br />
in Engeland gewoond en gewerkt heeft. Ik<br />
herinner me dat Foppe en ik eens samen<br />
de kascontrolecommissie vormden. Na een<br />
oppervlakkige controle van de boeken gaf<br />
hij aan dat hij “niets aangetroffen had dat<br />
hem noopte om met schrille stem vragen te<br />
stellen”. Zijn ironie was misschien ook wel<br />
een middel om vorm te geven aan een min<br />
of meer afstandelijke warmte.<br />
Zijn enthousiasme bleek nog eens overduidelijk<br />
bij de presentatie die hij op de afdelingsbijeenkomst<br />
van maart 2012 hield over<br />
wintergroeiers. Haast struikelend<br />
over zijn woorden en met veel op<br />
internet ontdekte plaatjes was hij<br />
bijna niet tot stoppen te bewegen<br />
en de klok was de eindtijd al ruim<br />
gepasseerd toen conciërge Petra<br />
ons uiteindelijk de wacht kwam<br />
aanzeggen.<br />
Wat zijn ‘onhandigheid’, of noem<br />
het een gebrek aan praktische<br />
daadkracht, betreft: kort nadat<br />
Foppe naar de Hegdambroek<br />
verhuisd was hadden we een bestuursvergadering<br />
bij hem thuis.<br />
Je moest aanbellen door twee<br />
draadjes die uit het deurkozijn<br />
staken tegen elkaar te houden.<br />
Begrijpelijk als je net verhuisd<br />
bent. Alleen bij de volgende vergadering<br />
bij hem thuis die toch<br />
geruime tijd later plaats gevonden<br />
moet hebben, waren er nog<br />
steeds die twee losse draadjes.<br />
Op hetzelfde adres had Foppe<br />
ook het materiaal staan van een<br />
kas die hij overgenomen had van een lid<br />
dat er mee gestopt was. Lang heeft hij nagedacht<br />
waar de kas precies moest komen<br />
en hoe groot en hoe hij een vergunning<br />
moest krijgen. De kas kon bij de volgende<br />
verhuizing onuitgepakt weer mee, hij is<br />
nooit geplaatst. In de huidige woning in<br />
Millingen had Foppe een mooie serre voor<br />
zijn planten, maar hij wilde in de tuin een<br />
hardhouten kas gaan bouwen. Ook hier is<br />
het bij plannen gebleven. Hem is de tijd niet<br />
gegund om er uitvoering aan te geven.<br />
Wij wensen zijn vrouw Kyra en de kinderen<br />
alle sterkte toe om dit plotselinge verlies te<br />
dragen.<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Bijgaande foto is van Foppe in 2008 in<br />
Mexico, genomen door Riet Maessen.<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
69<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 237
AFDELINGSACTIVITEITEN <strong>2013</strong><br />
AFDELING DATUM ACTIVITEIT INFORMATIE<br />
De Achterhoek 10 okt. Ruilavond A. Heijnen<br />
14 nov. Gastspreker 0543-564314<br />
Drenthe 2 okt. Dia-avond door H. Mecklenfeld H. Mecklenfeld<br />
13 nov. Lezing Mevr. C. Keizer-Zinsmeester 0523-683170<br />
Eindhoven 14 okt. Pallanca in woord en beeld: afdelingslid H. Damsma<br />
11 nov. Fotowedstrijd en presentatie Joh. Roijers 040-2113595<br />
Fryslan 12 okt. Zomerse ervaring en fotopresentatie H. Sleifer<br />
nov. Geen bijeenkomst 0512-372750<br />
Gorinchem- 14 okt. Lezing Jan Lubbers over Namibië A. van Zuijlen<br />
’s-Hertogenbosch 11 nov. Lezing (spreker nog niet bekend) 0412-630733<br />
Gouda e.o. 17 okt. Herman Geers: heesters en coniferen N. Uittenbroek<br />
21 nov. Ruil- en praatavond 0182-394068<br />
‘s-Gravenhage e.o. 8 okt. Lezing door gastspreker T. van ’t Walderveen<br />
12 nov. Lezing door gastspreker 070-3864016<br />
Groningen en 17 okt. Lezing door Wiebe Bosma: Bolivia, dl 1 W. ten Hoeve<br />
Ommelanden 21 nov. Lezing door Wolter ten Hoeve 0592-341660<br />
Haag & Westland 22 okt. Lezing Otto Zeitler over caudexplanten J. de Vreede<br />
26 nov. Johan de Vries over sulcorebutia’s 0174-620622<br />
Maas & Peel 22 okt. Henk Ruinaard, USA-reis <strong>2013</strong> deel 1 W. Rooijakkers<br />
26 nov. Plantherkenning d.m.v. “detail”-foto’s 0492 528843<br />
Nijmegen 1 okt. Tijs Kierkels over Zuid-Portugal R. Maessen<br />
5 nov. Ludwig Bercht: Nationale parken USA 024-3440425<br />
Tilburg 14 okt. Lezing door Nol Vervest J. van Veenendaal<br />
11 nov. Lezing door Kees van Berkel 013-5341079<br />
Voorne-Putte en okt. Geen bijeenkomst L. Stolk<br />
Rozenburg 7 nov. Lezing door gastspreker 0187-601059<br />
Wageningen 10 okt. Grote najaarsverloting C. Geris<br />
14 nov. Lezing door Henk Ruinaard 0318-417319<br />
West-Brabant 12 okt. Jo de Ridder: cactusfilm H. Schippers<br />
9 nov. Jaarvergadering met verloting 0164-257905<br />
Zaanstreek-Waterland 4 okt. Plantenkeuring P. Steyn<br />
1 nov. Lezing met een band uit Tsechië 0251-313009<br />
Zeeland 26 okt. Fotowedstrijd digitaal S. van Offenbeek<br />
29 nov. Evert Smienk over de eigen verzameling 0113-383290<br />
Zuid-Limburg 1 okt. Henk Ruinaard: USA reis <strong>2013</strong> K. Klijn<br />
nov. 045-5250139<br />
Zwolle 8 okt. Jan Lubbers: Rocky Mountains en Utah W. Adams<br />
12 nov. Lezing door Ludwig Bercht 038-4227259<br />
238<br />
70<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
NIEUWE LEDEN JULI - AUGUSTUS <strong>2013</strong><br />
Nederland<br />
111459 Laout, Mw. A.C. Sprengenbergstraat 11 1333 ZT Almere<br />
111457 Siffels-Engelen, Peter J.C.Beetslaan 31 2131 AG Hoofddorp<br />
111458 Tanis, Ruben Viskaarweg 135 3192 DM Hoogvliet Rotterdam<br />
Bericht van overlijden ontvangen van:<br />
J.A. v.d. Rijt te Beek en Donk<br />
A.M. Hagesteijn te Pardaillan (F)<br />
R.D. Lastdrager te Eindhoven<br />
VRAAG EN AANBOD<br />
Te koop aangeboden:<br />
Oude jaargangen Succulenta, van 1953<br />
t/m 2010 ingebonden; de jaargangen 2011,<br />
2012 en <strong>2013</strong> zijn losse <strong>nummer</strong>s.<br />
Dodonaeus 1964 t/m 1968.<br />
Alles liefst in één koop voor €2,- per jaargang.<br />
Er zijn ook nog een aantal cactusboeken<br />
te koop.<br />
W. van der Heijden<br />
Tel. 0412-611581<br />
Verzameling te koop:<br />
Wegens gezondheidsredenen van Paul,<br />
zijn Paul en Mary Hoogvliet gedwongen te<br />
stoppen met de verkoop van succulenten<br />
en Pelargoniums.<br />
Daarom worden de planten nu voor de helft<br />
van de prijs te koop aangeboden.<br />
U bent welkom op 28 september vanaf<br />
10.00 tot 15.00 uur in de kas aan de<br />
Valweg 1c te Oostvoorne. Als deze dag<br />
niet schikt, dan kunt u Paul nu nog iedere<br />
maandag-, dinsdag- en donderdagochtend<br />
in de kas aantreffen.<br />
Afdeling Nijmegen:<br />
Voorzitter: vacant.<br />
INFOMAP<br />
Afdeling West-Brabant:<br />
Nieuwe penningmeester: Joke Hillemans,<br />
Slotlaan 52, 4873 AG Etten-Leur.<br />
Tel: 076-5017091,<br />
E-mail: jhilman@zonnet.nl<br />
Afdeling Zaanstreek/Waterland:<br />
In het Verenigingsnieuws van augustus is<br />
het e-mailadres van de nieuwe secretaris<br />
niet correct. Daarom hieronder de juiste<br />
gegevens:<br />
Mevr. Adrie van Leeuwen, Kooglaan 155a,<br />
1911 TE Uitgeest, tel. 0251-313544.<br />
E-mail: adrieencor@ziggo.nl<br />
(in het vorige <strong>nummer</strong> was de eerste letter<br />
weggevallen).<br />
Op www.succulenta.nl staat de meest<br />
recente update van de infomap.<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
71<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 239
72<br />
Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />
240<br />
©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>
REDACTIONEEL<br />
Ludwig Bercht<br />
Als u dit leest is het december en zitten we misschien midden in herfststormen,<br />
maar als ik dit opschrijf is het nog begin september en volop zomer met temperaturen<br />
die de 30 0 C benaderen.<br />
Wat hebben we een memorabel jaar gehad. Het wilde maar niet op gang komen.<br />
Ik was de eerste drie weken van mei met vakantie en dacht bij terugkomst een<br />
deels uitgebloeide kas te zien. Niets was minder waar. Het was zo koud gebleven<br />
dat de meeste cactussen hun bloei hadden uitgesteld. En zo kon ik er toch nog van<br />
genieten. Een fantastische zomer, enorm veel zon en hoge temperaturen. Er zat wel<br />
een nadeel aan. In elk geval bij mij thuis is het gortdroog geweest. Als er eens een<br />
bui was aangekondigd door de weerkundigen, viel de regen altijd elders.<br />
De bloei in de kas was dit jaar uitzonderlijk goed. Ook de vruchtzetting, natuurlijk<br />
na de kunstmatige bestuiving, was zeer bevredigend. Er komen dus weer voldoende<br />
zaden om in 2014 uit te zaaien. Dit jaar ben ik mede door mijn vakantie<br />
pas in de tweede helft van mei met zaaien begonnen. Ook vorig jaar was ik al later<br />
dan normaal gestart met zaaien en dat bevalt me uitstekend. Geen gedoe met onderwarmte<br />
en bijbelichting. Ik gebruik uitstekende Westlandse zaaigrond (met dank<br />
aan mijn relatie daar), druk de grond stevig aan en leg de zaden erop (ook even<br />
aandrukken). Dan laat ik het geheel water opzuigen, besproei het met een fungicide<br />
en zet het vervolgens in een bak met nog wat extra water. Het geheel dek ik<br />
af met doorzichtig plastic en zet het gewoon in het volle zonlicht in de kas. Vrijwel<br />
geen uitval door schimmel, maar toch af en toe even kijken en bespuiten als er toch<br />
wat schimmel (meegekomen met de zaden die ik niet van tevoren behandel) de kop<br />
opsteekt. Als de eerste doorntjes tevoorschijn komen, wordt het plastic verwijderd.<br />
Ik laat ze gewoon in de volle zon staan en laat nu het substraat ook wat uitdrogen.<br />
Pas als de plantjes elkaar in het potje verdringen, worden ze overgezet. En zo gaat<br />
het ook verder. Ik verspeen niet, maar deel de plantjes steeds op in kleinere groepjes,<br />
als het oude groepje te groot wordt voor het potje waar ze in staan.<br />
Ik blijf een lans breken voor het zaaien. Het zien opkomen en het ontstaan van de<br />
eerste doorntjes is een klein wondertje en onvergelijkbaar met de latere doornvorming.<br />
Het volgende hoogtepunt is dan pas als de eerste bloem op je eigen zaailing<br />
ontstaat. Soms een kleine deceptie als je moet vaststellen dat er waarschijnlijk in je<br />
zaaisel toch een verkeerd zaadje aanwezig was en die heeft juist al jouw plantfrustrerende<br />
handelingen overleefd.<br />
De winterperiode is niet alleen de tijd om plannen te maken voor het komende<br />
groeiseizoen, maar ook om uw indrukken van het voorbije jaar en uw verkregen<br />
kennis in een artikel voor Succulenta op te schrijven. Het is zonde als u al uw kennis<br />
alleen voor uzelf houdt. Deel het met anderen en schroom ook niet om eens<br />
een reactie te geven op de pennenvruchten van uw medehobbyisten.<br />
Op naar een nieuw jaar dat nog blank is, maar zeker weer vele verrassingen voor<br />
u in petto heeft. Als redactie rekenen wij op u, want zoals zo vaak gezegd, het tijdschrift<br />
Succulenta is er voor u, MAAR OOK DOOR U.<br />
Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel<br />
250<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
EUPHORBIA OBESA:<br />
DE DIKKE WOLFSMELK<br />
Theo Heijnsdijk<br />
Als een kostbare zeldzaamheid geldt met alle recht de Dikke-<br />
Wolfsmelk, E. obesa, welke een voorzichtige verzorging eischt.<br />
Stel u voor een min of meer omgekeerd-eivormigen kogel van<br />
bleekgroene kleur, die in de cultuur ongeveer 4 tot 8 cm hoog<br />
wordt en ietwat smaller. Volkomen volwassen exemplaren kunnen<br />
tot 12 cm hoog en 8 cm dik worden; jonge exemplaren zijn<br />
echter bijkans kogelrond tot platrond en hebben naar den vorm<br />
dan wel iets weg van een zeeappel. Deze plant is inderdaad<br />
van een vreemde verschijning, wier gladde rondheid slechts gebroken<br />
wordt door 8 breede, lage ribben, die alleen op den rug<br />
met talrijke, zeer dicht bijeenstaande, bruine stippen is bezet. De<br />
groenachtige bloeiwijzen worden nabij het centrum op de kruin ontwikkeld op korte<br />
of langere, met schutblaadjes bezette steeltjes die na den bloei spoedig afvallen.<br />
Men moet deze soort des winters goed in het licht zetten en bij vorstig weder beschermen<br />
tegen de neer-vallende koude der glasruiten. In den zomer kan men den<br />
groei duidelijk volgen aan de frischgroene, puntig toelopende banen over de zwellende<br />
kruin der plant. Deze soort stoelt niet uit noch vertakt ze zich. Ze behoort tot<br />
de tweehuizige soorten.<br />
Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Vetplanten” uit 1932.<br />
Zie de afbeelding.<br />
In 1897 zond professor Peter Mac<br />
Owan, een in Zuid-Afrika werkzame<br />
Britse botanicus, een exemplaar van de<br />
al sinds 1774 bekende Euphorbia meloformis<br />
naar de Royal Gardens in Kew bij<br />
Londen. Dat dacht hij tenminste. Toen<br />
de plant in 1899 in de succulentenkas<br />
in bloei kwam bleek het toch duidelijk<br />
een andere soort te zijn. Volgens de geschiedschrijving<br />
verdween deze unieke<br />
plant daarna uit de Kew-collectie (waarschijnlijk<br />
een verhullende manier om te<br />
zeggen dat de plant dood ging). Gelukkig<br />
hadden ze tekeningen in kleur gemaakt<br />
van de bloeiende plant (afb.1).<br />
Dat gaf genoeg houvast aan Sir Joseph<br />
Dalton Hooker, de huisbotanicus<br />
van Kew, die in deze rubriek al meerdere<br />
malen genoemd is, om in 1903<br />
tot een beschrijving over te gaan. E.<br />
obesa is een tweehuizige soort, waarbij<br />
een plant alleen vrouwelijke óf alleen<br />
mannelijke bloeiwijzen ontwikkelt. De<br />
tekening toont duidelijk een vrouwelijke<br />
plant, maar in een detailtekening worden<br />
‘meeldraden’ getoond (nr. 4 op de plaat)<br />
en in de beschrijving staat: “Filaments<br />
anantherous, hirsute” en dat betekent<br />
dat de meeldraden borstelig behaard zijn<br />
(hirsute) en geen helmknoppen dragen<br />
(anantherous). Het betreft vast meeldraden<br />
in aanleg die zich niet ontwikkelen<br />
in een vrouwelijk cyathium. Of zou Hooker<br />
de ingesneden slippen van het bekervormig<br />
omhulsel (involucrum) voor<br />
meeldraden aangezien hebben?<br />
E. obesa bleef enige tijd zeer zeldzaam.<br />
In 1907 meldt Alwin Berger in<br />
zijn ‘Sukkulente Euphorbien’ dat de<br />
plant uit Kew tot dusver het enige bekende<br />
exemplaar is. En in het deel over<br />
de Euphorbiaceae in de ‘Flora Capensis’<br />
meldt N.E. Brown in 1915 nog dat er alleen<br />
vrouwelijke planten bekend zijn. In<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 251
252<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
ons land was de soort in 1924 voor het<br />
eerst te bewonderen op de eerste vetplantententoonstelling<br />
in Den Haag. De<br />
eigenaresse had de plant gekocht op<br />
de wereldtentoonstelling die in hetzelfde<br />
jaar in Wembley gehouden was. In 1926<br />
vinden we de eerste foto in “Succulenta”.<br />
Dat was het exemplaar van Mej. I.<br />
Mees uit Hilversum. Vanwege haar zeldzaamheid<br />
was E. obesa in die tijd een<br />
felbegeerde plant en men was bereid er<br />
grote bedragen voor neer te tellen. Dat<br />
had tot gevolg dat de groeiplaatsen toen<br />
die eenmaal bekend waren letterlijk geplunderd<br />
werden. De Zuid-Afrikaanse regering<br />
zag in dat uitroeiing dreigde en<br />
om dat te voorkomen werd er in 1931<br />
een uitvoerverbod voor levende planten<br />
ingesteld.<br />
De soortnaam obesa betekent ‘dik’,<br />
‘vet’, ‘gezwollen’. Denk maar aan de<br />
nieuwe volksziekte obesitas waar hetzelfde<br />
woord in verwerkt is. In dit kader<br />
is het waard om te vermelden dat<br />
de plant in Zuid-Afrika ‘vetmensie’ (dik<br />
mensje) heet. Een andere Zuid-Afrikaanse<br />
naam is ‘klipnoors’. Klip betekent keitje<br />
en noors is de benaming die men<br />
in de omgeving van de Zuid-Afrikaanse<br />
stad Jansenville gegeven heeft aan de<br />
daar veel voorkomende geelbloemige<br />
en nogal sterk bedoornde euphorbia’s.<br />
Die deden de Britten denken aan<br />
de gaspeldoorn, in het Engels ‘gorse’.<br />
Waarschijnlijk is dat door de Nederlanders<br />
verbasterd tot ‘noors’. De regio<br />
rond Jansenville heet nu Noorsveld.<br />
‘Noors’ is een aanduiding voor euphorbia’s<br />
in het algemeen geworden. Een<br />
klipnoors is dus een euphorbia die eruit<br />
ziet als een keitje.<br />
In het Nederlands kwam ik de benaming<br />
‘de schotse ruit ‘ tegen. Dat<br />
heeft ongetwijfeld betrekking op het<br />
Afb. 1: De tekening in Curtis’s Botanical van de<br />
eerste E. obesa in de westerse wereld kort<br />
voordat deze ‘uit de Kew collectie verdween’<br />
(lees: dood ging)<br />
purpergroene patroon dat vooral bij zonnige<br />
stand op het oppervlak ontstaat. In<br />
hetzelfde kader past de naam ‘gingham’<br />
die ik ook tegenkwam. Gingham is de<br />
benaming voor een effen geweven stof<br />
met streep- of ruitpatroon en die naam<br />
komt van het Maleise ‘gengang’ (gestreept).<br />
Andere namen: Living baseball,<br />
Eisenhower’s golf ball, Baseball plant,<br />
Sea urchin (zee-egel). De laatste natuurlijk<br />
vanwege de gelijkenis met een zeeegelschaal<br />
(zie afb. 2 en 3).<br />
De groeiplaatsen liggen in de buurt<br />
van het plaatsje Kendrew in het Graaff-<br />
Reinet district (aan de westkant van de<br />
Oostkaap). Daar groeit de plant op de<br />
top en op de zuidhellingen van lage<br />
heuvels, zo tussen de 300 en 900 meter<br />
boven zeeniveau. Ze groeien ook wel<br />
op de vlakke delen tussen de heuvels.<br />
Op deze vlakke stukken staan ze in zandige<br />
grond onder struikgewas maar op<br />
de hellingen is de bodem veel steniger.<br />
De kleuren van het plantenlichaam komen<br />
zo goed overeen met de omgeving<br />
dat het moeilijk is een exemplaar te vinden.<br />
In de zomer is de maximumtemperatuur<br />
gemiddeld 26 0 C en de minimumtemperatuur<br />
11 0 C, maar het vriest<br />
ook wel eens licht. De jaarlijkse regenval<br />
is 200 tot 300 mm, verdeeld over<br />
twee periodes. In het late voorjaar (oktober<br />
- november) valt er een beetje en op<br />
het eind van de zomer (maart – april)<br />
komen er grotere hoeveelheden naar<br />
beneden. De meeste regen valt tijdens<br />
onweersbuien. Naar het schijnt worden<br />
de planten gegeten door de talrijke bavianen<br />
en door het vee van de boeren.<br />
Het melksap deert deze dieren kennelijk<br />
niet.<br />
Gelukkig zijn er ondanks de verzamelwoede<br />
van de liefhebbers toch nog wat<br />
populaties overgebleven (indertijd wellicht<br />
over het hoofd gezien). Ze worden<br />
nu beschermd. Soms zelfs door er een<br />
hekwerk omheen te plaatsen.<br />
Het is in de huidige tijd ook volkomen<br />
onnodig om deze planten uit de natuur<br />
te halen. Ze worden in grote aantallen<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 253
Afb. 2: Euphorbia obesa ssp. obesa, op zijn Zuid-<br />
Afrikaans een vetmensie<br />
gekweekt en de kweek is beslist niet<br />
moeilijk. Eigenlijk onbegrijpelijk dat men<br />
in 1935 nog dacht dat de soort nauwelijks<br />
in leven te houden viel getuige het<br />
volgende stukje uit de vragenrubriek in<br />
het oktober<strong>nummer</strong> van ‘Succulenta’:<br />
“Voor Euphorbia obesa is in ons land<br />
de ,,juiste” cultuur nog niet uitgevonden.<br />
Hoogstens kan men deze merkwaardigste<br />
aller Euphorbia’s, die slechts in één<br />
gedeelte van de Kaapkolonie en wel te<br />
Kendrew in het district Graaff Reinet ten<br />
N.W. van Port Elisabeth voorkomt, enkele<br />
jaren in het leven houden. Ze lijden<br />
in ons land een kwijnend bestaan: van<br />
groeien is meestal geen sprake.”<br />
Lange tijd was men er van overtuigd<br />
dat de soort inderdaad alleen in de directe<br />
nabijheid van Kendrew, ten zuiden<br />
van de plaats Graaff-Reinet voorkomt.<br />
Tegenwoordig zijn er steeds meer waarnemingen<br />
van populaties ten noorden<br />
en ten noordoosten van Graaff-Reinet.<br />
Sensationeel was de ontdekking door<br />
Robert Allen Dyer in 1939 van een populatie<br />
van een soortgelijke plant op het<br />
254<br />
Afb. 3: Een zee-egelschaal<br />
terrein van de boerderij Kruidfontein van<br />
boer Stegman, 19 mijl ten westen van<br />
Willowmore, aan de weg naar Rietbron.<br />
Dit is op een afstand van meer dan 100<br />
km ten zuidwesten van Kendrew en in<br />
het tussenliggende gebied is nog nooit<br />
een plant gevonden die op een E. obesa<br />
lijkt. Deze plant is in 1941 door White,<br />
Dyer en Sloane als een aparte soort,<br />
E. symmetrica, beschreven (afb. 4). Het<br />
belangrijkste verschil met E. obesa is,<br />
naast de geografische scheiding natuurlijk,<br />
dat de fertiele vegetatiepunten<br />
(de plaatsen waarvandaan de bloeiwijzen<br />
uit de plant ontspringen, ook wel<br />
bloeiogen genoemd), anders van vorm<br />
zijn. Bij E. obesa zijn het ronde puntjes<br />
waar één bloeistengeltje (pedunkel)<br />
uit ontspringt, maar bij E. symmetrica is<br />
het langwerpig, een dwarsstreepje, en<br />
dat biedt plaats aan meerdere (maximaal<br />
5) bloemstengeltjes naast elkaar<br />
(afb. 5). Overigens kunnen er bij de gewone<br />
obesa ook meerdere bloeiwijzen<br />
bij elkaar staan maar dan ontspringen zij<br />
aan één vertakt bloemsteeltje. Daarnaast<br />
houdt E. symmetrica veel langer de bolvorm<br />
vast dan E. obesa. Op de lange<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb. 4: E. obesa ssp. symmetrica<br />
duur wordt ook zij echter meer hoog<br />
dan breed. Bij E. symmetrica zou de<br />
penwortel zich veel krachtiger ontwikkelen.<br />
Later werd ook genoemd dat jonge<br />
zaailingen bij E. symmetrica bolvormig<br />
zijn en bij E. obesa cilindervormig. Gordon<br />
Rowley vond in 1998 de verschillen<br />
te klein om 2 aparte soorten te onderscheiden<br />
en hij maakte E. symmetrica<br />
tot een subspecies, E. obesa ssp. symmetrica.<br />
De originele E. obesa gaat nu<br />
door het leven als E. obesa ssp. obesa.<br />
In een recent artikel van Gerhard Marx<br />
in het blad Cactus & Co worden nog<br />
wat meer verschillen genoemd: de kop<br />
is bij ssp. symmetrica meer ingezonken<br />
dan bij ssp. obesa; het gekleurde streeppatroon<br />
op het plantenlichaam bestaat<br />
bij ssp. symmetrica (vooral bij zaailingen<br />
goed te zien) uit minder, maar bredere<br />
en meer geprononceerde banden dan<br />
bij ssp. obesa en onder gelijke omstandigheden,<br />
met name met betrekking<br />
tot de hoeveelheid licht, is de kleur van<br />
ssp. obesa meer purper blauw-grijs en<br />
bij ssp. symmetrica groen tot geelbruin.<br />
Jonge zaailingen zijn bij ssp. symmetrica<br />
duidelijk groener.<br />
Afb. 5: E. obesa ssp. symmetrica onderscheidt zich van<br />
ssp. obesa door de streepvormige “bloeiogen”<br />
Zaaien van E. obesa gaat uitstekend<br />
en de zaailingen ontwikkelen zich snel<br />
tot mooie kogeltjes. Op 29 april 2008<br />
zaaide ik 25 zaden van ssp. symmetrica<br />
(van mijn eigen planten gewonnen) in 5<br />
keurige rijtjes van 5 in een potje van 8<br />
x 8 cm (aan de bovenkant). Ik zaai altijd<br />
bij een temperatuur van 25 0 C tot 30 0 C.<br />
Binnen één week waren er al 13 plantjes<br />
opgekomen. Op afb. 6 zien we het potje<br />
met zaailingen op 18 mei, krap 3 weken<br />
na het zaaien dus. Toen was net de<br />
22 e zaailing boven de grond gekomen.<br />
Op afb. 7 zien we hetzelfde potje op 13<br />
juli 2008, bijna 11 weken na het zaaien.<br />
Nu zijn er 23 zaailingen te zien. Een opkomstpercentage<br />
van 92% dus. Als de<br />
zaailingen niet verspeend zijn dan wil er<br />
in het volgende jaar ook nog wel eens<br />
een zaadje ontkiemen. Een late roeping<br />
zullen we maar zeggen.<br />
Wat de grond betreft; de plant is niet<br />
erg kritisch, maar een minerale grondsamenstelling<br />
is aan te bevelen. In de<br />
groeiperiode regelmatig water geven en<br />
in de winter droog houden. Volgens de<br />
literatuur worden temperaturen tot -10 0 C<br />
verdragen als de grond volkomen droog<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 255
Afb. 6: E. obesa ssp. symmetrica zaailingen 3 weken<br />
na de zaaidatum<br />
Afb. 7 E. obesa ssp. symmetrica zaailingen 11 weken<br />
na de zaaidatum<br />
Afb. 8: Een 14 jaar oude cristaat van E. obesa ssp. obesa<br />
op eigen wortel<br />
256<br />
is. Ssp. symmetrica is misschien<br />
iets kougevoeliger. Op de groeiplaats<br />
wordt het niet zo koud als op<br />
de groeiplaatsen van ssp. obesa.<br />
In de loop der jaren is bij ssp.<br />
obesa een hele reeks afwijkingen<br />
gerapporteerd. Uiteraard zijn er al<br />
lang cristaten bekend. Meestal worden<br />
ze geënt aangeboden maar<br />
dit is niet echt nodig. Een van mijn<br />
zaailingen uit 1998 ging vanaf het<br />
begin al over in de cristaatvorm.<br />
Afb. 8 toont een deel van deze inmiddels<br />
14-jarige plant, die nog<br />
steeds op eigen wortel staat.<br />
E. obesa vormt normaal geen<br />
zijscheuten maar bij sommige<br />
exemplaren worden vanuit de basis<br />
scheuten gevormd. Daar is de<br />
aanduiding ‘forma caespitosa’ voor<br />
bedacht. Bizar van uiterlijk is de<br />
‘forma prolifera’, waarbij vanuit ieder<br />
groeipunt een nieuwe spruit<br />
ontstaat. Het heeft veel weg van de<br />
heksenbezemziekte die bij sommige<br />
cactussen voorkomt.<br />
Dan afwijkingen in de bloei. Onder<br />
de niet zo correcte titel “Impotentie<br />
bij Euphorbia obesa” meldt<br />
J. Mieras in 1978 in Succulenta een<br />
mannelijke plant waarvan de meeldraden<br />
zich niet ontwikkelen en in<br />
1979 wordt een vrouwelijk exemplaar<br />
gemeld waarbij de stamper<br />
niet tot wasdom komt.<br />
Ook mannetjes die vrouwtje worden<br />
en vrouwtjes die mannetje worden<br />
komen voor. Daarnaast werd in<br />
1983 in ‘Succulenta’ door P.H. den<br />
Hartog melding gedaan van een<br />
plant waarvan alle cyathia tweeslachtig<br />
zijn. Dus zowel stamper<br />
en meeldraden in één cyathium. In<br />
mijn eigen verzameling heb ik zowel<br />
bij ssp. obesa als bij ssp. symmetrica<br />
geconstateerd dat er mannelijke<br />
exemplaren zijn die geregeld<br />
tweeslachtige cyathia produceren<br />
en daar ook vruchten aan ontwikkelen<br />
(afb. 9).<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Verder is er de obesa met wanstaltig<br />
gezwollen meeldraden waar Riet<br />
Maessen in het december<strong>nummer</strong><br />
van Succulenta 2012 melding van<br />
maakte (afb. 10).<br />
Dan zijn er de planten die tot<br />
meervoudige dichotome deling overgaan<br />
zonder dat het tot een bandvorming<br />
(cristaat) leidt. Deze vormen<br />
worden wel als ‘forma polytomica’<br />
aangeduid. Mengvormen van polytomie<br />
en cristaatgroei komen ook<br />
voor. Gordon Rowley geeft dit soort<br />
vormen de naam “Rocky Mountain”.<br />
Helaas is de soort er niet op gebouwd<br />
om een dergelijke drastische<br />
vormverandering te ondergaan en<br />
dat betekent dat er scheuren gaan<br />
optreden. Dat geeft lelijke bruine<br />
plekken.<br />
Ik heb een paar van dergelijke vormen<br />
in mijn bezit, allemaal vrouwelijke<br />
exemplaren en daar valt veel<br />
aan te beleven. Om te beginnen<br />
zijn de stampers niet alleen 3-voudig<br />
maar ook wel 4-, 5- of 6-voudig<br />
en dat levert dan na bestuiving<br />
(met een normale obesa) ook 3- tot<br />
6-hokkige vruchtjes op (afb. 11 en<br />
afb. 12). Op een van die planten<br />
begon zich twee jaar geleden een<br />
soort monstrueuze bloei te ontwikkelen<br />
waarbij een zich nog steeds<br />
uitbreidende kluit cyathia ontstaan is<br />
(afb. 13).<br />
Onder de zaailingen van deze<br />
monstrueuze vormen kom je ook<br />
allerlei afwijkingen tegen. Om te<br />
beginnen zijn er wel eens 3 kiemblaadjes<br />
in plaats van 2 (afb. 14).<br />
Een verschijnsel overigens dat bij<br />
cactussen ook vrij frequent optreedt.<br />
Andere zaailingen gaan vanaf het<br />
begin alsmaar nieuwe ribben maken<br />
zodat er na 1 jaar al wel een stuk of<br />
13 zijn in plaats van de gebruikelijke<br />
8. In het tweede of derde jaar gaat<br />
zo’n zaailing dan over tot dichotome<br />
deling. In afb. 15 zien we een dergelijke<br />
plant nadat de deling voltooid<br />
Afb. 9: E. obesa ssp. obesa met enkele tweeslachtige<br />
cyathia<br />
Afb. 10: E. obesa ssp. obesa met wanstaltige mannelijke<br />
bloeiwijzen foto Riet Maessen<br />
Afb. 11: Een monstrueuze vorm ( “Rocky Mountain”) van E.<br />
obesa ssp. obesa met 3-, 4- en 5-hokkige vruchtjes<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 257
Afb. 12: Close-up van de vruchtjes van de plant van<br />
afb. 11<br />
Afb. 13: Monstrueuze bloeiwijze bij E. obesa ssp. obesa<br />
“Rocky Mountain”<br />
Afb. 14: Rechts een zaailing van E. obesa ssp. obesa<br />
met 3 kiemblaadjes<br />
258<br />
is. Afb. 16 toont een dergelijke plant<br />
in een meer gevorderd stadium. Dit<br />
gaat dus allemaal om nakomelingen<br />
van een monstrueuze vrouwelijke<br />
plant die met stuifmeel van een<br />
normale mannelijke plant bestoven<br />
is. Het verschijnsel lijkt in ieder geval<br />
een erfelijke component te hebben.<br />
Ik ben benieuwd hoe groot<br />
het percentage afwijkende nakomelingen<br />
is als de leverancier van<br />
het stuifmeel ook een monstrueuze<br />
vorm is.<br />
Rest me nog om te vertellen dat<br />
E. obesa nogal makkelijk kruist met<br />
andere soorten en dat de planten in<br />
onze collecties niet allemaal soortecht<br />
zullen zijn. In 1938 stond al<br />
een foto van E. obesa x submammillaris<br />
in ‘Succulenta’. Daarnaast<br />
is een cultivar in de handel onder<br />
de naam “William Denton” en daarvan<br />
wordt wel beweerd dat het een<br />
hybride met E. mammillaris is. Veel<br />
voorkomend zijn hybriden met E.<br />
meloformis. Deze onderscheiden<br />
zich onder andere van de soortechte<br />
obesa doordat de bloeistengeltjes<br />
net als bij E. meloformis, meestal<br />
niet afvallen na de bloei. Er zijn ook<br />
hybriden met E. horrida, E. globosa<br />
en E. ferox bekend.<br />
Literatuur:<br />
White, A., Dyer, R., & Sloane, B.<br />
(1941). The Succulent Euphorbiae<br />
2: 559, App A: 964.<br />
Berger, A. (1907). Sukkulente Euphorbien,<br />
Ulmer Verlag, Stuttgart<br />
p. 102.<br />
Brown, N.E., Hutchinson,J., Prain, D.<br />
(1915). Euphorbiaceae in Thiselton-Dyer,<br />
Flora Capensis, William<br />
Clowes and Sons, London, Vol 5,<br />
sect 2, part 2, p. 359.<br />
Hartog, P.H., (1983) De sexuele<br />
spelingen van Euphorbia obesa,<br />
Succulenta 62 (11): 258.<br />
Hooker, J. (1903). Curtis’s Botanical<br />
Magazine 129, tab 7888.<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb. 15: Na een stuk of 20 ribben gevormd te hebben, besloot deze<br />
zaailing van E. obesa ssp. obesa dat het nodig was om<br />
zich dichotoom te delen<br />
Houten, van den, J. M.<br />
(1926). Merkwaardige<br />
Euphorbia’s, Succulenta<br />
8 (7/8): 100.<br />
Killick, D. J. B. (1978).<br />
The flowering plants of<br />
Africa.<br />
Laren, van, A,J. (1932).<br />
Vetplanten, Verkade’s<br />
fabrieken N.V.,<br />
Zaandam.<br />
Marx, G. (2012). The<br />
South African spherical<br />
spurges, Cactus & Co<br />
16 (2): 70 – 81.<br />
Mieras, J. (1978). Impotentie<br />
bij Euphorbia<br />
obesa, Succulenta 57<br />
(7): 150.<br />
Mieras, J. (1979). Nogmaals<br />
Euphorbia obesa,<br />
Succulenta 58 (8):<br />
203.<br />
Rowley, G. (2006). Teratopia,<br />
Cactus & Co.<br />
Sluys, van der, C. (1938).<br />
Euphorbia obesa x Euphorbia<br />
submammillaris,<br />
Succulenta 20 (1):<br />
11.<br />
Thoorn, J.J.E. van de,<br />
(1935). Vragenrubriek,<br />
Succulenta 17 (10):<br />
159.<br />
Maasdijk 11<br />
6629 KD Appeltern<br />
Thd@roc.a12.nl<br />
Afb. 16: Een dichotoom gedeelde E. obesa ssp. obesa<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 259
VOOR HET VOETLICHT<br />
Bertus Spee<br />
Aloe erinacea<br />
Deze prachtige aloë is afkomstig<br />
uit het Sperrgebiet (diamantwinning)<br />
in het zuiden van Namibië. Het<br />
grootste gedeelte van het Sperrgebiet<br />
is verboden terrein en weinig<br />
mensen zullen deze aloë’s dus op<br />
hun natuurlijke groeiplaats hebben<br />
gezien.<br />
In cultuur zijn deze aloë’s niet al<br />
te moeilijk, als we maar zuinig zijn<br />
met water geven. Het zijn vrij langzame<br />
groeiers en ook de bloei laat<br />
erg lang op zich wachten. We planten<br />
ze in een zanderig, goed doorlatend<br />
grondmengsel en geven ze een<br />
flink zonnige plaats en eenmaal in de week een klein scheutje water van onderaf<br />
(op een schotel).<br />
In de winter houden we ze vrij warm, bv. binnen op een zonnige vensterbank. We<br />
kunnen ze dan ook wat aan de groei houden. Vermeerderen kan door zaaien. Na<br />
vele jaren kunnen oude planten beginnen te spruiten; stekken is dan ook mogelijk<br />
maar niet gemakkelijk.<br />
Cephalocereus senilis<br />
De overbekende grijsaardcactus heeft zijn<br />
wortels in de Barranca de Metztitlán, in de<br />
deelstaat Hidalgo in Mexico. Dit bijzondere<br />
gebied moet je bezoeken als je in Mexico<br />
bent.<br />
De decoratieve zuilcactussen worden vooral<br />
om hun sierwaarde gewaardeerd. Uit zaad<br />
opgekweekt zijn het de eerste jaren erg langzame<br />
groeiers. We kunnen er dus jarenlang<br />
mee uit de voeten. Uiteindelijk kunnen ze<br />
meer dan 6 meter hoog worden. In cultuur<br />
zullen ze dan ook zelden tot nooit bloeien.<br />
Ze groeien het best in een kalkrijk, goed<br />
doorlatend grondmengsel. Tijdens de groeiperiode<br />
kunnen ze redelijk wat water hebben<br />
en een zonnige plaats. In de winter houden<br />
we ze droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 10 0 C.<br />
260<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Mammillaria crucigera<br />
Dit is een plant die wel van warmte<br />
houdt. Ze komen voor in de Tehuacán<br />
vallei, op de grens van de<br />
Mexicaanse staten Puebla en Oaxaca.<br />
Ze groeien eerst bolvormig en<br />
worden later wat langgerekt waarbij<br />
ze ook gaan spruiten. De plant<br />
dankt zijn naam aan de kruislings<br />
geplaatste middendoorns. De erg<br />
kleine bloemen verschijnen in het<br />
voorjaar.<br />
Vermeerderen kan door zaaien<br />
en stekken. Het zijn vrij langzame<br />
groeiers. We planten ze in een mineraalrijk<br />
leemachtig substraat, bij<br />
voorkeur in een terracotta schaal en<br />
geven tijdens de groeiperiode matig water.<br />
’s Winters houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 8 0 C. Een even<br />
zo mooie plant is M. crucigera ssp. tlalocii die in dezelfde omgeving voorkomt.<br />
Quaqua ramosa<br />
De opvallende naam van dit geslacht is<br />
afkomstig uit de taal van de Hottentotten<br />
en dus uit Zuid-Afrika. De duimdikke, vlezige<br />
stengels groeien vrij snel en kunnen<br />
hetzelfde jaar al bloeien. Het is dus zaak<br />
om elk jaar te stekken als je bloemen wilt<br />
zien; deze verschijnen dan zo rond augustus-september.<br />
Ze zijn ook redelijk goed uit<br />
zaad op te kweken.<br />
We planten ze in een humusrijk substraat.<br />
Tegenwoordig worden er ook goede resultaten<br />
gemeld met puur bims als substraat,<br />
met als voordeel minder kans op het rotten<br />
van de planten aan de wortelhals.<br />
Tijdens de winterrust houden we de planten<br />
zo goed als droog bij een minimumtemperatuur<br />
van 15 0 C. De planten zijn net<br />
als alle stapelia-achtigen erg gevoelig voor<br />
wol- en wortelluis, dus regelmatig controleren<br />
en in het voorjaar al preventief met een<br />
systeemgif behandelen. Neem hierbij wel<br />
de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant<br />
in acht!<br />
Diepeneestraat 4<br />
4454 BJ Borssele<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 261
IN THE PICTURE<br />
Meeldraden bij Lobivia<br />
Jan Jaap de Morree<br />
In het Kakteenlexikon van Backeberg las ik ooit dat lobivia’s een aparte bloembouw hebben.<br />
Ook weer vele decennia geleden las ik in Succulenta bij nieuwbeschrijvingen van lobivia’s<br />
door Buining, dat de bloemen een onderste en een bovenste krans meeldraden bezitten.<br />
De meeldraden zouden in twee etages in de bloembuis zijn ingeplant. Een bovenste<br />
ring van meeldraden op de grens waar de bloembladeren bij volle zon spreiden en een bundel<br />
meeldraden diep in de bloembuis.<br />
Bij de Lobivia jajoiana die ik toen bezat,<br />
was dat goed te zien. Uit de bijna<br />
zwarte diepte van de bloembuis kwam<br />
een bundel meeldraden naar boven,<br />
terwijl er op de donkere kelkrand nog<br />
een ring meeldraden zichtbaar was.<br />
Afb.1: Lobivia saltensis met de typische verdeling van 2 groepen meeldraden. Een rij op de zoom van de<br />
bloembuis en een dieper gelegen bundel.<br />
262<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Sindsdien hadden lobivia’s voor mij<br />
dat typische kenmerk. Nu Hunt in<br />
zijn “The New Cactus Lexicon” het<br />
geslacht Echinopsis met Trichocereus,<br />
Soehrensia, Helianthocereus,<br />
Chamaecereus, Seti-echinopsis en<br />
Acanthocalycium heeft samengevoegd<br />
tot een supergeslacht Echinopsis,<br />
vroeg ik me af hoe dat<br />
met dat kenmerk staat in dat grote<br />
geslacht.<br />
Nu is het doel van de reeks “In the<br />
picture” niet om systematiek te bedrijven,<br />
maar te kijken naar aparte<br />
verschijningsvormen. Afgelopen zomer<br />
kreeg ik van Ad Roosen twee<br />
lobivia saltensis-planten met knoppen.<br />
Ik nam een foto van Lobivia<br />
saltensis ssp. saltensis en zag de<br />
ring (het hymen) met de buitenste<br />
meeldraden op de overgang van<br />
de bloembuis naar de afzonderlijke<br />
bloembladen (petalen) mooi afgetekend<br />
(afb.1). Na een tijdje bloeide<br />
Lobivia wrightiana met mooie roze<br />
slanke bloemen. Ook hier de twee<br />
aparte rijen meeldraden. Ik besloot<br />
om bij de volgende bloei een bloem<br />
door te snijden om een beter zicht<br />
te krijgen op de inplanting van de<br />
diverse meeldraden. Bij L. saltensis<br />
inderdaad een bovenste krans<br />
bij de overgang van de bloembuis<br />
naar de losse bloembladeren en<br />
een diepe bundel (afb. 2). De dikwandige<br />
bloembuis gaat over in de<br />
dunne bloembladeren en op die<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb.2: Een in de lengte opengesneden<br />
bloem van L. saltensis laat duidelijk<br />
de bovenste ring meeldraden op het<br />
hymen en de diep gelegen meeldraden<br />
zien<br />
Afb.3: Bij een sulcorebutia zijn de meeldraden<br />
verspreid geplaatst aan de binnenzijde<br />
van de bloembuis<br />
Afb.4: Bij een klassieke Echinopsis zoals<br />
E. eyriesii (E. oxygona) is ook de<br />
tweedeling in meeldaden te zien<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 263
grens staan de hymenmeeldraden.<br />
De meeldraden op de hymenring komen<br />
in feite wel uit de diepere lagen<br />
van de bloembuis. Op de afbeelding<br />
is zichtbaar dat ze met de binnenzijde<br />
van de bloembuis zijn vergroeid<br />
tot ze op de ring komen los<br />
te staan. Een willekeurige Sulcorebutia<br />
mentosa of Sulcorebutia tarabucoensis<br />
(afb. 3) die in de buurt van<br />
saltensis op het tablet staan, tonen<br />
bij lengtedoorsnede dat hier geen<br />
onderscheid is te vinden. Ook bij<br />
Mammillaria, Copiapoa, Coryphantha,<br />
Astrophytum, Turbinicarpus, etc.<br />
etc… geen apart onderscheid maar<br />
één bundel meeldraden.<br />
Op de website http://www.cactus-art.biz/notebook/Dictionary/<br />
Dictionary_H/dictionary_hymen.htm<br />
staat: The “hymen” or “annulus” is a<br />
narrow colored ring that circles the<br />
inner wall of the distal throat found in<br />
the flowers of many Echinopsis, s.l.<br />
(including subg. Lobivia, Pseudolobia<br />
and Trychocereus), and serve as a<br />
nectar guide. (JJ: spelfouten in Pseudolobivia<br />
en Trichocereus heb ik in<br />
het citaat laten staan).<br />
Het ligt voor de hand om vervolgens<br />
eens te gaan neuzen in mijn<br />
omvangrijke digitale fotoverzameling<br />
of de klassieke echinopsissen (van<br />
Backeberg e.a.) ook zo’n dubbel niveau<br />
hebben. Twee foto’s geven dat<br />
duidelijk weer. Bij een echinopsis<br />
die ik altijd aanzag voor Echinopsis<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb.5. Bij de grote bloem van Echinopsis mamillosa<br />
var. kermesina is overduidelijk<br />
de krans meeldraden op het hy-men<br />
zichtbaar<br />
Afb.6. Dichtbij-opname van de bloembuis met<br />
de daarin opgenomen meeldraden van<br />
de hymenring bij E. mamillosa var.<br />
kermesina<br />
Afb.7. Bij Soehrensia bruchii (nu Echinopsis<br />
formosa ssp. bruchii) is de meeldraden<br />
verdeling te vermoeden<br />
264<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
eyriesii, (maar waarvan Geert Eerkens<br />
zei dat die soort wit dient te<br />
bloeien) is het verschil tussen diepe<br />
en oppervlakkig ingeplante meeldraden<br />
prachtig zichtbaar (afb.4). Tegenwoordig<br />
is E. eyriesii door Hunt sowieso<br />
ondergebracht bij E. oxygona.<br />
Zou het bij Echinopsis mamillosa var.<br />
kermesina met de zeer lange trompetvormige<br />
paarsroze bloemen net<br />
zo zijn? Op het moment dat ik dit<br />
schrijf, komt rond 12 uur ’s nachts<br />
de bloemknop (25 cm lang) langzaam<br />
maar zeker open. Bij zo’n grote<br />
bloem met een diameter van bijna<br />
15 cm moet het toch gemakkelijk<br />
zichtbaar zijn (afb. 5 en 6). Dat is<br />
duidelijk het geval. In afbeelding 6 is<br />
beter te zien dat, net zoals bij L. saltensis,<br />
ook bij E. mamillosa var. kermesina<br />
de meeldraden zijn vergroeid<br />
met de binnenwand van de bloembuis.<br />
Zo’n prachtige bloei duurt dan<br />
maar 1 dag en zo kon ik zonder veel<br />
pijn in het hart in de volgende namiddag<br />
het mes in de bloem zetten.<br />
In de lengte gekliefd is te zien dat in<br />
de bloembuis de meeldraden helemaal<br />
naar onderen doorlopen in de<br />
binnenwand. Op afbeelding 7 van<br />
Echinopsis formosa ssp. bruchii (die<br />
vroeger Soehrensia bruchii heette) is<br />
in de korte bloem het onderscheid<br />
zo niet te zien. Het vermoeden is er<br />
wel, omdat er bij de middelste bloem<br />
een buitenrij van meeldraden is te<br />
onderscheiden van een dichtere bos<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb.8. Dichtbij-opname van de bloem van<br />
Soehrensia bruchii (Foto Aad<br />
Vijverberg)<br />
Afb.9. Epiphyllum “Augusta” heeft ook de<br />
gescheiden meeldraadgroepen<br />
Afb.10. Hetzelfde bij Epiphyllum cv “King<br />
Midas”<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 265
meeldraden in het midden. Bij navraag<br />
bij Aad Vijverberg waar die plant regelmatig<br />
bloeit, blijkt dat de tweedeling inderdaad<br />
ook aanwezig is. Hij maakte<br />
voor mij een foto als toelichting (afb.8).<br />
Zou Backeberg de twee niveaus meeldraden<br />
bij Lobivia apart genoemd hebben,<br />
maar het er bij Echinopsis verder<br />
bij hebben laten zitten? Is het wel een<br />
onderscheidend kenmerk dat zich dan<br />
tot het grote nieuwe geslacht Echinopsis<br />
(sensu Hunt) beperkt?<br />
Dat blijkt niet zo te zijn, want de opnames<br />
die ik maakte van een paar van<br />
mijn epiphyllums vertonen op overtuigende<br />
wijze dat ook hier een buitenste<br />
krans meeldraden én een uit de diepte<br />
opkomende vloed van meeldraden aanwezig<br />
is. Zowel een onbenoemde gekruiste<br />
epiphyllum (die mijn buurman<br />
bioloog voor zijn vrouw had gekweekt<br />
en Augusta had genoemd) evenals Epiphyllum<br />
cv “King Midas” dienen hier als<br />
voorbeeld (afb. 9 en 10).<br />
Niet alleen Echinopsis sensu lato van<br />
Hunt heeft dus een hymen met een ring<br />
meeldraden, maar het komt ook voor bij<br />
meerdere andere cactussen. Tegelijk zijn<br />
er een aantal soorten zoals E. famatinensis<br />
en E. bonniae die dan weer geen<br />
hymenring hebben (worden nu alweer<br />
tot Reicheocactus gerekend). Inmiddels<br />
is er ook weer nieuw DNA-onderzoek<br />
bij Echinopsis gedaan. Tevens zijn er<br />
heel verschillende bestuivers, van bijen,<br />
motten, vleermuizen tot vogels. Natuurlijk<br />
ligt het weer ingewikkelder. Dan rest<br />
de vraag waartoe die meeldraadetages<br />
door de planten zijn ontwikkeld. Zouden<br />
er soms verschillende bestuivende diersoorten<br />
zijn die diverse niveaus in de<br />
bloemkelk benutten?<br />
Koperwieklaan 19<br />
2261CL Leidschendam<br />
morree@ziggo.nl<br />
Aanvulling op “In the picture”<br />
meeldraden<br />
Ludwig Bercht<br />
David Hunt brengt in The New Cactus<br />
Lexicon alle soorten die tot dan waren<br />
ingedeeld in geslachten als Echinopsis,<br />
Lobivia en Acanthocalycium onder<br />
in het supergeslacht Echinopsis. Uit de<br />
beschrijving van het geslacht valt op te<br />
maken dat het samenvoegen vooral is<br />
geschied op basis van het aanwezig zijn<br />
van een zogenaamde hymenring. In “In<br />
the picture” wordt duidelijk getoond hoe<br />
die meeldraden zijn ingeplant. Met uitzondering<br />
van de soorten uit het oude<br />
geslacht Acanthocalycium en de soorten<br />
uit de verwantschap van Echinopsis leucantha<br />
is er een duidelijke afscheiding<br />
tussen de inplanting van de onderste<br />
meeldraden en de hymenring.<br />
266<br />
Overigens, bij de meeste bloemen van<br />
andere cactusgeslachten kan men een<br />
onderscheid zien tussen de primaire<br />
meeldraden, die min of meer de nectarkamer<br />
afsluiten en vaak tegen de stamper<br />
aanstaan, en de secundaire meeldraden,<br />
meer naar boven in de bloembuis<br />
ingeplant. Ter illustratie een bloemsnede<br />
van Gymnocalycium morroense waar dit<br />
duidelijk is te zien.<br />
Helaas wordt het supergeslacht Echinopsis<br />
sensu Hunt met zijn overzichtelijke<br />
onderverdeling door recent DNA-onderzoek<br />
van Schlumpberger en Renner<br />
volledig overhoop gegooid. Het gaat<br />
hier te ver het artikel in al zijn details<br />
te bespreken. Het onderzoek geeft als<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
esultaat een groot aantal duidelijke verwantschapsgroepen,<br />
waarbij de verdeling<br />
over de (onder)geslachten Echinopsis,<br />
Trichocereus en Lobivia overhoop<br />
wordt gehaald en er zelfs geslachten als<br />
Cleistocactus, Denmoza en Matucana<br />
tussen de hiervoor genoemde geslachten<br />
in de cactusstamboom worden geschoven.<br />
De morfologische bouw van<br />
plant en bloem schijnt van ondergeschikt<br />
belang geworden te zijn. In elk<br />
geval is het bezit van een hymenring<br />
niet meer voorbehouden aan een goed<br />
omlijnde gesloten groep van planten.<br />
Het is spijtig en weinig wetenschappelijk<br />
dat dit DNA-onderzoek dat de tot dan<br />
toe bestaande indeling van soorten in<br />
bepaalde geslachten zo ingrijpend verandert,<br />
niet met een andere methode is<br />
geverifieerd.<br />
Het is bijna vermakelijk te zien hoe<br />
verschillende personen zich direct<br />
opwerpen om de soorten om te benoemen<br />
overeenkomstig de resultaten van<br />
Schlumpberger en Renner om daarmee<br />
hun naam achter de soortnaam te kunnen<br />
plaatsen. Twee voorbeelden zijn<br />
Soehrensia spachiana (Lem.) Schlumpb.<br />
(de bekende Trichocereus spachianus)<br />
en Echinopsis baumannii (Lem.) Anceschi<br />
& Magli (Cleistocactus baumannii).<br />
Literatuur<br />
Schlumpberger , B.O. en S.S. Renner<br />
(2012). Molecular phylogenetics of<br />
Echinopsis (Cactaceae): Polyphyly at<br />
all levels and convergent evolution of<br />
pollination modes and growth forms,<br />
Amer. J. Bot. 99(8), 1335-1349.<br />
Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel.<br />
Afb. 1: Bloemsnede van Gymnocalycium morroense (LB 326)<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 267
DE BOTANISCHE TUIN IN VALENCIA<br />
Riet Maessen - Claessen<br />
Reeds twee keer was ik gedurende een korte tijd in Valencia. De eerste keer was dat in mei<br />
2010 en vervolgens in april 2012. Over mijn eerste bezoek gaat dit verhaal.<br />
Het was het jaar dat ik op 5 mei zou stoppen met mijn werk op het UMC St. Radboud. Mijn<br />
collega’s van toen spraken over de “bevrijdingsdag” van Riet.<br />
Daar een van mijn oud-collega’s in Valencia<br />
een appartement bezit omdat een<br />
getrouwde zoon daar permanent woont,<br />
was bij mij al eens het idee ontstaan om<br />
met haar en twee andere oud-collega’s<br />
een tripje naar de Valenciaanse zon te<br />
maken. De collega van het appartement<br />
had reeds eerder toegezegd dat dit tot<br />
de mogelijkheden zou behoren. Daar<br />
niemand het initiatief nam, en zoals velen<br />
uit mijn omgeving weten, ik graag<br />
een reisje onderneem, heb ik snel in de<br />
nadagen van mijn arbeidzame leven op<br />
een woensdagmiddag op mijn werk de<br />
vlucht en data geregeld. De drie andere<br />
collega’s waren ook op hun werkplek en<br />
met wat over en weer e-mail berichtjes<br />
was het snel in kannen en kruiken.<br />
268<br />
Althans dat dachten we. Maar daags<br />
voor ons vertrek gooide een IJslandse<br />
vulkaan met een grote aswolk die richting<br />
West-Europa trok roet in het eten.<br />
Alle vluchten vanuit Weeze werden afgelast.<br />
Wat te doen? Uiteindelijk zijn we<br />
toch naar Weeze gegaan om daar een<br />
nieuwe vlucht te boeken precies een<br />
weekje later (omboeken op de computer<br />
lukte niet: er was geen doorkomen aan).<br />
En zo landden we dan op 1 mei - een<br />
feestdag in Spanje - in Valencia.<br />
Ook bij dit reisje had ik thuis op internet<br />
gekeken of er een botanische<br />
tuin was en al een en ander bestudeerd.<br />
Maar ook deze keer was ik niet echt met<br />
plantengekken op stap en zoveel tijd<br />
hadden we ook weer niet. Er valt zoveel<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb. 1: Panorama Calatrava<br />
moois te zien in Valencia. Heel beroemd<br />
is de drooggelegde rivierbedding<br />
van de Turia die door de wereldberoemde<br />
Valenciaanse architect<br />
Calatrava voor een gedeelte is ingevuld<br />
met zeer moderne architectuur<br />
(Afb. 1).<br />
De eerste dag door Valencia lopend<br />
vielen me, naast de kleine<br />
boompjes met de beroemde sinaasappeltjes,<br />
de bomen op met zeer<br />
mooie en sterk geurende bloemen<br />
(Afb. 2). Zelfs midden in het centrum<br />
stonden deze hoog oprijzende bomen,<br />
niet erg breed en dicht langs<br />
de gevels. Opvallend dus zowel de<br />
bloemen als de vruchten die er talrijk<br />
aan zaten. Nieuwsgierig als ik<br />
ben wilde ik natuurlijk de naam weten.<br />
Thuis op het appartement gelijk<br />
achter de computer dit proberen te<br />
achterhalen. Dat lukte niet. Inmiddels<br />
was de Spaanse schoondochter<br />
(een echte Valenciaanse) ingeschakeld,<br />
die het toch zou moeten weten<br />
dacht ik, maar niets van dit alles.<br />
Mensen op straat aangesproken,<br />
maar helaas…<br />
De laatste dag was er ’s ochtends<br />
heel even tijd om naar de botanische<br />
tuin te gaan. Deze lag op loopafstand<br />
van ons appartement en één<br />
collega kreeg ik zo gek om mee te<br />
Afb. 2: Melia azedarach<br />
Afb. 3: De zeer mooie schaduwkas<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 269
Afb. 4: In de zeer mooie schaduwkas<br />
Afb. 5: Euphorbia alcicornis<br />
Afb. 6: Grote euphorbia’s<br />
270<br />
gaan. Het werd een bliksembezoek.<br />
De historische gegevens over de tuin<br />
heb ik van internet.<br />
De botanische tuin El Botànic werd<br />
gesticht in 1567. Maar al in 1499<br />
wordt er gesproken over medicinale<br />
plantentuinen. Deze lagen verdeeld<br />
over diverse locaties in de stad en<br />
ze werden aangelegd in nauwe samenwerking<br />
met het medisch onderwijs<br />
dat al sinds 1462 werd beoefend.<br />
Pas in 1802 werden de tuinen<br />
verplaatst naar de huidige plek, net<br />
buiten de stadsmuren. Gedurende<br />
de twintigste eeuw raakte de tuin in<br />
verval en pas in 1987 begon de Universidad<br />
de Valencia met de restauratie<br />
die in 2000 klaar was. Vandaag<br />
de dag wordt er onderzoek gedaan<br />
naar de diversiteit en het behoud<br />
van endemische en bedreigde soorten<br />
van de mediterrane flora.<br />
Met een afgeplukt bloemetje van<br />
de nog steeds onbekende boom<br />
meldde ik me bij de entree en vroeg<br />
wie mij aan de naam van de bijbehorende<br />
boom zou kunnen helpen.<br />
Even later stond er op mijn papiertje:<br />
Melia azedarach. Wikipedia - later<br />
thuis – zou mij de Nederlandse<br />
naam geven: Indische Sering. Melia<br />
azedarach komt van nature voor in<br />
Azië.<br />
De tuin zelf is in trapeziumvorm<br />
aangelegd met een oppervlakte van<br />
ongeveer 4 hectare en bevat zo’n<br />
4500 verschillende soorten verdeeld<br />
over 20 collecties zoals o.a.<br />
een palmencollectie, Valenciaanse<br />
flora, mediterrane rotsplanten, moeras-<br />
en waterplanten maar ook een<br />
succulentencollectie. Verder staat er<br />
een aantal kassen: 4 kleinere met<br />
bromelia’s, varens, vleesetende planten<br />
en orchideeën. Een zeer mooie<br />
schaduwkas daterend van 1900 is in<br />
steen en ijzer uitgevoerd. Daar vlakbij<br />
staat nog een tropische kas. De<br />
tuin beschikt ook over een bibliotheek,<br />
herbarium en een genenbank<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
van planten.<br />
De succulenten groeien<br />
merendeels buiten<br />
op een zonnig gedeelte<br />
van de tuin op een oppervlakte<br />
van 1200 m 2 ,<br />
ooit gestart in de jaren<br />
60 van de vorige eeuw.<br />
In het zuidelijkste gedeelte<br />
vinden we aloë’s,<br />
aizoaceae, crassulaceae<br />
en de succulente flora<br />
van de Canarische Eilanden,<br />
zoals verschillende<br />
soorten aeoniums. In het<br />
noordelijkste gedeelte<br />
staan de cactussen. In<br />
het Caseta del Romero<br />
staan de soorten die<br />
meer temperatuurgevoelig<br />
zijn, verdeeld in twee<br />
gedeeltes waarvan in één<br />
gedeelte voornamelijk<br />
mammillaria’s groeien.<br />
Jammer genoeg was<br />
er veel te weinig tijd om<br />
alles goed te bekijken<br />
maar toch heb ik snel<br />
wat foto’s gemaakt. Het<br />
tweede tripje naar Valencia<br />
leverde helaas niet<br />
een hernieuwde kennismaking<br />
op aan deze<br />
mooie tuin “El Botànic”.<br />
Afb. 7: Mammillaria’s in het Caseta del Romero<br />
Weezenhof 1232<br />
6536 EZ Nijmegen<br />
Afb. 8: Wat de kunstenaar met deze bordjes bedoeld heeft?<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 271
A future for cacti? – Een<br />
toekomst voor cactussen?<br />
Beoordelen van de waarde van ex situ collecties<br />
Isabel Larridon<br />
Wereldwijd is ongeveer twee derde van de plantensoorten met uitsterven bedreigd tegen<br />
het eind van de 21 ste eeuw (Guerrant et al. 2004). De Global Strategy for Plant Conservation<br />
(GSPC) is een programma in het kader van het Internationale Verdrag inzake Biologische<br />
Diversiteit en vraagt regeringen en instanties wereldwijd te werken aan 16 doelen om het<br />
uitsterven van plantensoorten te stoppen. Doel 8 van de GSPC is dat ten minste 75% van de<br />
bedreigde plantensoorten in ex situ plantenverzamelingen (bijvoorbeeld in plantentuinen<br />
en arboreta) zal worden opgenomen en dat ten minste 20% beschikbaar zal zijn voor gebruik<br />
in natuurherstelprogramma’s tegen het jaar 2020. Op dit moment worden ongeveer<br />
80.000 taxa gekweekt in plantentuinen. Dit aantal vertegenwoordigt circa een vierde van<br />
de gekende vaatplanten (Wyse Jackson 2001).<br />
Opdat een ex situ plantenverzameling<br />
geschikt zal zijn voor de conservatie<br />
van een bedreigde plantensoort, moeten<br />
de planten in deze verzameling van bekende<br />
herkomst zijn en dienen de aanwezige<br />
planten genetisch representatief<br />
te zijn voor de soort. De mate waarin<br />
bestaande ex situ plantenverzamelingen<br />
genetisch representatief zijn is momenteel<br />
niet bekend. Daarnaast bleek uit recente<br />
studies in samenwerking met de<br />
organisatie Botanic Gardens Conservation<br />
International (BGCI) dat (1) veel van<br />
de collecties bestaan uit relatief weinig<br />
individuen, (2) de planten vaak een onbekende<br />
oorsprong hebben en (3) ze<br />
meestal ontoereikend gedocumenteerd<br />
zijn (Kozlowski et al. 2012).<br />
Om de genetische diversiteit van de ex<br />
situ plantenverzamelingen te beoordelen<br />
272<br />
en te vergelijken met de diversiteit aanwezig<br />
in de natuurlijke populaties, werd<br />
een nieuw project opgestart door de<br />
Onderzoeksgroep Zaadplanten en de<br />
Plantentuin van de Universiteit Gent in<br />
samenwerking met BGCI. Dit project,<br />
dat de naam PLAN(E)T draagt, richt zich<br />
op geselecteerde soorten van drie groepen<br />
bloemplanten, namelijk de genera<br />
Magnolia en Hydrangea (de welbekende<br />
hortensia’s) en de familie Cactaceae.<br />
Deze plantengroepen zijn niet alleen prioritair<br />
voor BGCI en IUCN (International<br />
Union for Conservation of Nature), maar<br />
zijn ook belangrijk voor de tuinbouw.<br />
De doelstellingen van het project zijn:<br />
• Toepassen van moleculaire technieken<br />
om een snelle karakterisering<br />
van genetische variatie<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
mogelijk te maken, zowel in natuurlijke<br />
populaties als in ex situ<br />
plantenverzamelingen van de geselecteerde<br />
soorten;<br />
• Vergelijken van de genetische diversiteit<br />
tussen natuurlijke populaties<br />
en ex situ plantenverzamelingen<br />
van de geselecteerde soorten;<br />
• Uitwerken van concrete actieplannen<br />
voor de instandhouding van<br />
de soorten in kwestie;<br />
• Ontwikkelen van algemene richtlijnen<br />
en een protocol voor het<br />
verwerven van nieuwe aanwinsten<br />
voor ex situ plantenverzamelingen,<br />
die gebruikt kunnen worden door<br />
verzamelaars en plantentuinen over<br />
de hele wereld in het kader van<br />
Doel 8 van de GSPC.<br />
Op dit moment werken een viertal onderzoekers<br />
en twee laboranten verbonden<br />
aan de Onderzoeksgroep Zaadplanten<br />
en de Plantentuin van de Universiteit<br />
Gent mee aan de uitvoering van dit<br />
project.<br />
Monstername en laboratoriumwerk<br />
Uit de drie plantenfamilies werden enkele<br />
taxa gekozen voor deze studie.<br />
Hiervoor werden vaste criteria gebruikt,<br />
namelijk (1) aanwezigheid in een representatief<br />
aantal ex situ verzamelingen,<br />
(2) goed gedocumenteerde oorsprong<br />
van het verkregen materiaal, (3)<br />
beschikbaarheid van door specialisten<br />
geïdentificeerd materiaal, en (4) vermelding<br />
als ‘Vulnerable’ (kwetsbaar), ‘Endangered’<br />
(bedreigd) of ‘Critically endangered’<br />
(zeer sterk bedreigd) op de<br />
rode lijsten van de IUCN.<br />
Om het nodige plantenmateriaal te<br />
verkrijgen voor het genetische laboratoriumonderzoek<br />
werden enerzijds plantentuinen<br />
en arboreta aangeschreven<br />
met de vraag of ze monsters met de nodige<br />
herkomstgegevens wilden leveren<br />
voor het onderzoek. Voor Hydrangea en<br />
Magnolia bestaan de monsters uit enkele<br />
jonge blaadjes. Bij cactussen is er<br />
natuurlijk het probleem dat er geen bladeren<br />
zijn. Gelukkig publiceerden enkele<br />
Afb. 1: Paposo - gebied met een hoge graad van endemisme<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 273
onderzoekers werkzaam in de Desert<br />
Botanical Gardens in Arizona recent een<br />
onderzoeksartikel waaruit blijkt dat DNA<br />
geïsoleerd kan worden uit cactusdoorns<br />
(Fehlberg et al. <strong>2013</strong>). Hierdoor is het<br />
mogelijk om in plantentuinen jonge cactusdoorns<br />
in te zamelen in plaats van<br />
weefselmonsters te nemen die een lelijk<br />
litteken nalaten op de planten. Anderzijds<br />
werden veldreizen georganiseerd<br />
door medewerkers van de Onderzoeksgroep<br />
Zaadplanten en externe collega’s<br />
om de nodige monsters te bekomen van<br />
natuurlijke populaties. Zo werden voor<br />
Hydrangea en Magnolia planten ingezameld<br />
in Azië (China, Japan en Taiwan)<br />
en in Latijns-Amerika (Chili, Costa Rica,<br />
Ecuador, Mexico, Panama en Peru). Voor<br />
de Cactaceae werd in april <strong>2013</strong> een<br />
veldreis georganiseerd naar Chili.<br />
Moleculaire laboratoriumtechnieken<br />
laten ons toe om heel wat waardevolle<br />
gegevens te verkrijgen over de genetische<br />
variatie die aanwezig is in een bepaalde<br />
(natuurlijke) populatie van planten.<br />
Naast het sequenceren* van DNA<br />
regio’s om soorten te kunnen identificeren<br />
wordt in deze studie ook gebruik<br />
gemaakt van enkele andere technieken<br />
om populaties en/of individuen te kunnen<br />
onderscheiden. Dit zijn bijvoorbeeld<br />
AFLP (Amplified Fragment Length Polymorphism),<br />
RFLP (Restriction Fragment<br />
Length Polymorphism), microsatellieten,<br />
ISSR (Inter Simple Sequence Repeat) en<br />
next-generation sequencing technieken.<br />
De technieken worden momenteel getest<br />
en/of ontwikkeld om kosten versus hoeveelheid<br />
en kwaliteit opgeleverde data,<br />
gebruiksgemak, en toepasbaarheid voor<br />
conservatieonderzoek te vergelijken<br />
(Samain & Cires 2012).<br />
A future for cacti? – Een toekomst voor<br />
cactussen?<br />
Een van de lopende projecten in<br />
het kader van het overkoepelende<br />
PLAN(E)T project is het project ‘A future<br />
for cacti? – Een toekomst voor cactussen?’<br />
Dit postdoc-project ging van start<br />
274<br />
in oktober 2012 en focust op enkele<br />
(grotendeels) Chileense cactusgenera,<br />
namelijk Copiapoa, Eriosyce en Eulychnia,<br />
en heeft als doel de genetische diversiteit<br />
van geselecteerde soorten uit<br />
deze genera te bestuderen, zowel in de<br />
natuurlijke populaties in Chili als in de<br />
bestaande verzamelingen in plantentuinen<br />
over de hele wereld.<br />
Als eerste stap in het project werd<br />
gedetailleerde informatie over de bestaande<br />
plantenverzamelingen van deze<br />
genera opgevraagd bij tal van plantentuinen.<br />
Dit om de gegevens die terug<br />
te vinden zijn via de online PlantSearch<br />
databank van BGCI (www.bgci.org/<br />
plant_search.php) aan te vullen. Met behulp<br />
van deze informatie wordt momenteel<br />
een rapport opgesteld van de conservatiestatus<br />
van deze genera (Larridon<br />
et al. in voorbereiding).<br />
Op basis van de gegevens verstrekt<br />
door BGCI en de individuele plantentuinen<br />
werden ook monsters van geselecteerde<br />
soorten opgevraagd om te<br />
gebruiken in het DNA-onderzoek met<br />
als doel de genetische diversiteit aanwezig<br />
in ex situ verzamelingen te beoordelen.<br />
De genetische diversiteit aanwezig<br />
in plantentuincollecties zal daarna<br />
vergeleken worden met de totale genetische<br />
diversiteit aanwezig in de natuurlijke<br />
populaties van deze soorten in<br />
Chili. Een representatief aantal monsters<br />
van natuurlijke populaties werd onlangs<br />
verzameld in Chili, in samenwerking<br />
met medewerkers van de Jardín Botánico<br />
Nacional in Viña del Mar (zie de<br />
afbeeldingen).<br />
Meer informatie over het lopend onderzoek<br />
en een fotoreportage over de<br />
wetenschappelijke expeditie naar Chili<br />
kunt u terugvinden op de website van<br />
de Onderzoeksgroep Zaadplanten:<br />
http://www.spermatophytes.ugent.be/.<br />
Wat kunt u doen om te helpen?<br />
Zoals reeds kort vermeld in de inleiding<br />
zijn enkele zaken van belang opdat<br />
planten uit ex situ verzamelingen aangewend<br />
zouden kunnen worden voor<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
conservatiedoeleinden. Hierbij is van<br />
belang dat een collectie voldoende<br />
individuen bevat van gekende oorsprong<br />
en dat de collectie zeer goed<br />
gedocumenteerd is. In publieke plantentuinen<br />
en arboreta zijn op dit moment<br />
voor de meeste cactussoorten<br />
onvoldoende collecties aanwezig die<br />
aan deze voorwaarden voldoen om<br />
de soorten effectief voor uitsterven<br />
te behoeden (Larridon et al. in voorbereiding).<br />
Echter, er bestaan heel<br />
wat private cactuscollecties waarover<br />
wetenschappelijke onderzoekers niet<br />
over de nodige informatie beschikken<br />
om die te kunnen aanwenden<br />
ten behoeve van natuurherstelprojecten.<br />
Dit terwijl het vaak de meest uitgebreide<br />
en best verzorgde verzamelingen<br />
zijn.<br />
Als verzamelaar/vereniging van<br />
cactusliefhebbers kunt u door middel<br />
van het vermeerderen en doorgeven<br />
van plantenmateriaal van zeldzame<br />
soorten de noodzaak voor de invoer<br />
van (illegaal) in het wild verzamelde<br />
zaden/planten beperken. Dit is erg<br />
belangrijk aangezien zowat alle cactussoorten<br />
opgenomen zijn in Appendix<br />
I of II van het CITES verdrag<br />
inzake de handel in bedreigde dieren<br />
en planten. Private verzamelingen<br />
met veel (zeldzame) plantensoorten<br />
van wilde herkomst moeten zo goed<br />
mogelijk bewaard worden voor de<br />
toekomst, ofwel als private ofwel als<br />
publieke collecties, aangezien het<br />
net die planten zijn die aangewend<br />
kunnen worden in natuurherstelprojecten.<br />
Dit betekent ook dat de collectiegegevens<br />
van deze planten<br />
nauwgezet moeten worden bijgehouden<br />
en doorgegeven op het moment<br />
dat een collectie/plant eventueel van<br />
eigenaar verandert. Kennis over het<br />
houden en vermeerderen van cactussen<br />
opgedaan door verzamelaars<br />
kan, indien beschikbaar gemaakt<br />
voor wetenschappers en natuurherstelwerkers,<br />
gebruikt worden bij<br />
Afb. 2: Copiapoa cinerea subsp. haseltoniana<br />
Afb. 3: Copiapoa krainziana<br />
Afb. 4: Copiapoa taltalensis subsp. taltalensis<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 275
cactusverzamelingen door middel van een enquête<br />
die gericht zal worden aan de leden van<br />
cactusverenigingen.<br />
*sequenceren, ook wel ‘sequencen’ genoemd,<br />
is het bepalen van de volgorde van<br />
de baseparen (de bouwstenen) in het DNA.<br />
Afb. 5: Eriosyce aurata<br />
Afb. 6: Llanos de Challe National Park<br />
- Guanaco’s<br />
natuurrestauratieprojecten (bijvoorbeeld<br />
bij het herintroduceren van<br />
soorten die uitgestorven zijn in de<br />
natuur). Private collecties kunnen,<br />
net als publieke collecties, ook<br />
een educatieve rol spelen als ze<br />
op enkele momenten opengesteld<br />
worden voor het publiek met aandacht<br />
voor de bedreigingen waaraan<br />
cactussen zijn blootgesteld in<br />
hun natuurlijk verspreidingsgebied.<br />
In een later stadium van het onderzoek<br />
is het de bedoeling om<br />
een beter zicht te krijgen op de<br />
opbouw en het beheer van private<br />
276<br />
Literatuur:<br />
Fehlberg, S.D., Allen, J.M. & Church, K.<br />
(<strong>2013</strong>). A novel method of genomic<br />
DNA extraction for Cactaceae. Applications<br />
in Plant Sciences 1: doi:10.3732/<br />
apps.1200013.<br />
Guerrant, E.O. Jr, Havens, K. & Maunder, M.<br />
(eds.) (2004). Ex situ plant conservation:<br />
supporting species survival in the wild. Island<br />
Press, Washington, DC. 504 pp.<br />
Kozlowski, G., Gibbs, D., Huan, F., Frey, D. &<br />
Gratzfeld, J. (2012). Conservation of threatened<br />
relict trees through living ex situ collections:<br />
lessons from the global survey of<br />
the genus Zelkova (Ulmaceae), Biodiversity<br />
and Conservation 21: 671-685.<br />
Larridon, I., Shaw, K., Cisternas, M.A., Guillén,<br />
A.P., Sharrock, S., Oldfield, S., Goetghebeur<br />
P. & Samain, M.S. (in prep.) Is there a future<br />
for the Cactaceae genera Copiapoa, Eriosyce<br />
and Eulychnia? A status report of a prickly<br />
situation, Biodiversity and Conservation.<br />
Samain, M.S. & Cires, E. (2012). Plants for the<br />
future – A future for our planet. Towards a<br />
protocol for genetic management of ex situ<br />
living plant collections, BG Journal 9: 3-6.<br />
Wyse Jackson, P.S. (2001). An international<br />
review of the ex situ plant collections of the<br />
botanic gardens of the world. Botanic Gardens<br />
Conservation 3: 22–33.<br />
Contactgegevens Isabel Larridon (Onderzoeker project A<br />
future for cacti?)<br />
Universiteit Gent – Vakgroep Biologie – Onderzoeksgroep<br />
Zaadplanten<br />
Adres: K.L. Ledeganckstraat 35,<br />
9000 Gent, België<br />
Telefoon: +32 (0)9 264 50 58<br />
Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />
E-mail: Isabel.Larridon@UGent.be<br />
Website: http://www.spermatophytes.ugent.be/<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
ECHINOCACTUS HORIZONTHALONIUS<br />
Henk Ruinaard<br />
Tijdens mijn zwerftochten door de Sonora- en de Chihuahuawoestijn kom ik regelmatig<br />
cactussen tegen waar ik niet naar op zoek ben. In de visserij noemen ze dat “bijvangst”.<br />
Je vist op tong, maar je vangt ook wel eens een scholletje. Als “Echinocereenfreund” zoek<br />
ik in de eerste plaats naar echinocereussen, maar ik vind ook regelmatig coryphantha’s,<br />
mammillaria’s, opuntia’s, ferocactussen, escobaria’s, epithelantha’s, ariocarpussen en echinocactussen.<br />
Mijn favoriete bijvangst is Echinocactus horizonthalonius Lem.<br />
Elke keer dat ik in de afgelopen<br />
15 jaar in de zuidelijke<br />
staten van de USA rondtrok,<br />
kwam ik ze met grote regelmaat<br />
tegen. Meestal zonder<br />
bloemen en bijna altijd zonder<br />
zaden, maar wel altijd prachtig<br />
bedoornd en mooi blauwachtig<br />
van kleur.<br />
Begin april 2002 had ik<br />
echter het geluk om wat overjarige<br />
zaden te vinden die ik<br />
meteen na thuiskomst heb uitgezaaid.<br />
Van de 32 zaden ontkiemden<br />
er slechts 5.<br />
Het bleken geen gemakkelijke<br />
zaailingen te zijn. Een<br />
legde al snel het loodje, een<br />
tweede volgde in het jaar<br />
daarop en twee andere overleefden<br />
tot nu toe met vallen<br />
en opstaan. De beste van de<br />
vijf groeide voorspoedig op en<br />
bloeide dit jaar voor het eerst<br />
(afb.1). Deze plant is nu 11<br />
jaar oud en ca. 10 cm in doorsnede,<br />
terwijl de andere twee<br />
overlevende nog maar ca. 5<br />
cm in doorsnede meten. Als<br />
de groei goed verloopt kunnen ze ook al eerder<br />
dan 11 jaar bloeien, maar een doorsnede van ca.<br />
8 cm en een leeftijd van ca. 8 jaar is toch wel nodig<br />
om de eerste bloemen te zien.<br />
Echinocactus is een relatief klein geslacht van<br />
stevig bedoornde bolvormige cactussen die voorkomen<br />
in noord- tot midden-Mexico en zuid-USA<br />
(Nevada, Arizona, New Mexico en Texas). Hunt et<br />
al. accepteren in The New Cactus Lexicon (NCL)<br />
slechts 6 soorten en 1 ondersoort, namelijk: E.<br />
grusonii, E. horizonthalonius, E. parryi, E. platyacanthus,<br />
E. polycephalus ssp. polycephalus, E.<br />
polycephalus ssp. xeranthemoides en E. texensis.<br />
Andere bronnen (L. Benson, 1969) vermelden<br />
ook nog een variëteit van E. horizonthalonius<br />
Afb. 1: Eerste bloei van Echinocactus .<br />
horizonthalonius<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 277
Afb. 2: Een zuilvormig uitgegroeid oud exemplaar van Echinocactus horizonthalonius<br />
namelijk E. horizonthalonius var. nicholii<br />
die in de Silver Bell Mountains, Arizona,<br />
voorkomt. (Zeer toevallig groeit ook hier<br />
Echinocereus nicholii).<br />
Zéér bekend, zéér geliefd en heel erg<br />
mooi is E. grusonii (beroemd onder zijn<br />
bijnaam de ‘schoonmoederstoel’), maar<br />
ook heel erg mooi en veel minder groot<br />
zijn E. polycephalus, E. texensis en natuurlijk<br />
mijn favoriet E. horizonthalonius.<br />
E. horizonthalonius is, evenals zijn<br />
soortgenoten, een erg langzame groeier.<br />
De meeste liefhebbers kennen hem<br />
daarom alleen als een zwaar bedoornde<br />
bolvormige cactus. Echter, net als E.<br />
grusonii, groeien ze op hoge leeftijd uit<br />
tot korte zuilen, die een doorsnede van<br />
15 - 20 cm en een hoogte tot wel 50<br />
cm kunnen bereiken (afb. 2). De leeftijd<br />
van zulke zuilen wordt geschat op ca.<br />
100 jaar.<br />
De kans dat je E. horizonthalonius in<br />
Arizona, New Mexico, Texas of Mexico<br />
278<br />
tegenkomt is vrij groot. Het verspreidingsgebied<br />
is namelijk zéér groot. De<br />
zuidgrens ligt ongeveer op breedtegraad<br />
N21 0 , de noordgrens ongeveer<br />
op breedtegraad N33 0 . Dit komt neer<br />
op een afstand van ca. 1400 km. In het<br />
zuiden ligt de oostgrens op lengtegraad<br />
W99 0 38’ ten oosten van Tula (Tamaulipas)<br />
en de westgrens ongeveer op<br />
lengtegraad W104 0 33’, bij Santa Gertrudis<br />
(Durango). Dit komt neer op een<br />
afstand van 500 km. In het noorden<br />
ligt de oostgrens ongeveer op lengtegraad<br />
W100 0 en de westgrens ongeveer<br />
op lengtegraad W107 0 hetgeen neerkomt<br />
op een afstand van ca. 650 km.<br />
De populatie van var. nicholii groeit ca.<br />
300 km meer naar het westen namelijk<br />
N32 0 , W 111 0 ).<br />
Het aantal populaties en vaak ook het<br />
aantal planten per populatie is zeer talrijk.<br />
Hele mooie exemplaren zag ik in de<br />
Jarilla Mountains in New Mexico (afb.<br />
3), maar ook in Texas en Arizona komen<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb. 3: Echinocactus horizonthalonius in de Jarilla mountains<br />
ze in alle bergachtige gebieden op een<br />
rotsachtige ondergrond voor.<br />
In tegenstelling tot kleinere cactussen<br />
als epithelantha’s of mammillaria’s<br />
zie je E. horizonthalonius niet snel over<br />
het hoofd. Als je maar vaak genoeg in<br />
de goede tijd van het jaar (april/mei)<br />
door de Sonora-of Chihuahua-woestijn<br />
zwerft, kom je ook wel eens een bloeiende<br />
plant tegen, bv. in het Oliver Lee<br />
Memorial State Park in New Mexico, ten<br />
oosten van El Paso in Texas (afb. 4) of in<br />
Big Bend National Park in Texas.<br />
In de USA staat E. horizonthalonius<br />
bekend onder de naam “Turk’s Head”<br />
cactus of ook wel onder de onheilspellende<br />
naam “Devils Head”. In Nederland<br />
en België zijn dat soort schilderachtige<br />
namen voor cactussen niet zo gebruikelijk,<br />
maar ze staan wel in het Verkade-album.<br />
Na een beschrijving van E.<br />
horizonthalonius op blz. 65 van het Verkade-Album<br />
over Cactussen, krijgt deze<br />
soort de Nederlandse naam “zeegroene<br />
egelcactus” en laat J. Voerman jr. op blz.<br />
83 een mooie tekening van deze plant<br />
zien.<br />
Zoals Bertus Spee in 2006 reeds in<br />
Succulenta schreef, is deze soort nogal<br />
variabel. Ik ga daarom maar uit van de<br />
variabele beschrijving van Hunt et al. in<br />
NCL, aangevuld met mijn eigen waarnemingen<br />
en die van andere liefhebbers.<br />
Dan blijkt dat Echinocactus horizonthalonius<br />
8 ribben (7 - 13), een blauwachtige<br />
epidermis, 6 (5 - 7) randdoorns<br />
en 1 (1 - 5) middendoorn heeft. Na een<br />
jaar of 5 vormt zich, net als bij Lophophora<br />
williamsii, wol in de kop. Andere<br />
echinocactussoorten doen dit ook, bv.<br />
E. polycephalus en E. texensis. De bloemen<br />
zijn roze tot paarsroze van kleur<br />
met een donkere keel en hebben een diameter<br />
van 50 - 70 mm. Er bestaat echter<br />
ook een vrijwel witbloeiende populatie.<br />
Uit zaden van Mesa Garden (SB 175,<br />
Juarez Co., NM) opgekweekte planten<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 279
loeiden bij Coby Keizer-Zinsmeester<br />
in 2009 voor het eerst met ook<br />
vrijwel witte bloembladeren en een<br />
roze keel (afb. 6).<br />
Behalve de middendoorns zijn ook<br />
de randdoorns erg imposant. In de<br />
nieuwgroei zijn ze donker tot bijna<br />
zwart van kleur en sterk gekromd.<br />
Ze buigen zich als het ware om het<br />
plantenlichaam heen alsof ze het tegen<br />
bedreigingen willen beschermen<br />
(afb. 5). Op sommige groeiplaatsen<br />
zijn de doorns sterk afgeplat (zoals<br />
bij E. texensis) (afb. 7). Soms groeien<br />
de planten erg plat, zijn de doorns<br />
relatief kort en trekken de planten<br />
zich in de bodem terug als ze in<br />
zanderige/leemachtige grond staan<br />
(afb. 8), precies zoals E. texensis dat<br />
ook doet.<br />
Als je deze planten graag in je kas<br />
zou willen zien groeien en bloeien,<br />
hoe kom je dan aan zaden of planten?<br />
Op internet is veel informatie<br />
te vinden over mijn favoriete “bijvangst”.<br />
Veel foto’s en veel informatie<br />
over de groeiplaatsen en de cultuur.<br />
Ook worden er wel planten en<br />
zaden aangeboden. Als je planten<br />
wilt kopen moet je echter flink in de<br />
buidel tasten.<br />
Op de ELK van september <strong>2013</strong><br />
heb ik prijzen gezien van € 10 tot<br />
€ 50 voor planten op eigen wortel<br />
van 6 tot 10 cm. Bij kleinere plantjes<br />
op eigen wortel varieerden de prijzen<br />
van € 2 tot € 4 voor zaailingen<br />
van 1 tot 2 cm en van € 4 tot € 9<br />
voor zaailingen van 2 - 5 cm. Voor<br />
geënte planten van 2 - 4 cm lagen<br />
de prijzen op € 5 tot € 6 en voor<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb. 4: Een bloeiend exemplaar uit Texas<br />
Afb. 5: De bedoorning geeft een goede<br />
bescherming<br />
Afb. 6: Het wit bloeiende exemplaar van Coby<br />
Keizer- Zinsmeester<br />
280<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb. 7: Plant met platte bedoorning<br />
geënte planten van 5 - 6 cm was dat €<br />
8 tot € 10.<br />
Als je geduld hebt is zaaien toch de<br />
meest aantrekkelijke mogelijkheid. In<br />
de zaadlijst van het Clichéfonds van<br />
2011/2012 en 2012/<strong>2013</strong> werden zaden<br />
van E. horizonthalonius aangeboden.<br />
Ook in de zaadlijsten van Ludwig<br />
Bercht, Kakteen Piltz en Steven Brack<br />
stonden ze in 2012/<strong>2013</strong> vermeld. Mijn<br />
planten zijn nog niet zover dat ik zelf zaden<br />
kan aanbieden, maar ik hoop wel<br />
over een paar jaar zover te komen.<br />
Volgens een paar deskundige bronnen<br />
zijn voor het kiemen van de zaden<br />
een zéér hoge temperatuur (40 - 45 0 C)<br />
en een zéér hoge luchtvochtigheid nodig.<br />
Die condities kan je bv. bereiken in<br />
een afgesloten zaaibak met onderverwarming<br />
en kunstlicht (tl-buizen) of in<br />
een gesloten bak direct onder het glas<br />
in de nok van de kas. ‘s Nachts moet de<br />
temperatuur laag zijn, dus verwarming<br />
uitschakelen.<br />
Als je dan toch een paar planten te<br />
pakken hebt gekregen, hoe kweek je ze<br />
dan op? In welke<br />
grond? Met welke<br />
bemesting? Op<br />
wat voor plaats?<br />
Bertus Spee heeft<br />
over het zaaien en<br />
verzorgen in Succulenta<br />
(2006) al<br />
veel nuttige aanwijzingen<br />
geschreven.<br />
De ervaring<br />
met mijn zaailingen<br />
heeft me geleerd<br />
dat ze een<br />
hekel hebben aan<br />
een vochtige wortelhals<br />
en daarom<br />
een voorkeur<br />
hebben voor een<br />
goed waterdoorlatend<br />
substraat. Ik<br />
gebruik daarvoor<br />
pure bims met een<br />
korrelgrootte van 2 - 6 mm (dus zonder<br />
stof en met weinig fijne deeltjes).<br />
Op zo’n mineraal substraat is bemesten<br />
noodzakelijk. Zelf doe ik dat met Peters<br />
Professional 10-30-20 (0,5 gram/liter<br />
afwisselend om de watergift).<br />
In de natuur staan ze, net als de echinocereussen,<br />
die ze vrijwel altijd vergezellen,<br />
op een rotsachtige bodem bestaande<br />
uit basalt, graniet of lava die<br />
vaak bedekt is met steenslag en een<br />
beetje zand en/of humus en/of leem.<br />
Van andere liefhebbers weet ik dat ze<br />
zeer speciale potgrondmengsels gebruiken<br />
voor “bijzondere soorten”. Deze<br />
mengsels bevatten naast potgrond altijd<br />
een flink aandeel aan poreuze substraten<br />
zoals bims en gebakken kleikorrels<br />
om het mengsel goed doorlatend te maken<br />
en voedingsstoffen en sporenelementen<br />
te leveren.<br />
Ik behandel mijn E. horizonthaloniuszaailingen<br />
hetzelfde als mijn echinocereusverzameling,<br />
d.w.z. ’s zomers volop<br />
zon (bij voorkeur direct onder het glas<br />
boven in de kas) en ’s winters minimale<br />
verwarming. Dat betekent dat de<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 281
Conophythum en Fenestraria<br />
en Portulacaceae zoals<br />
Avonia en Anacampseros<br />
doen het erg goed op deze<br />
combinatie van substraat<br />
en mest.<br />
Afb. 8: Gevonden in Nuevo Leon<br />
(elektrische) verwarming pas inschakelt<br />
onder 0 0 C. In de praktijk daalt de<br />
temperatuur in de kas dan ook wel tot<br />
-5 0 C en in extreme gevallen tot -10 0 C.<br />
Op een enkele uitzondering na (meestal<br />
geënte planten) overleven mijn echinocereussen<br />
deze barre omstandigheden<br />
prima en ook mijn horizonthaloniuszaailingen<br />
ondervinden hiervan geen<br />
schade.<br />
Ik heb mijn kwakkelende zaailingen<br />
pas weer goed aan de wortel (en dus<br />
goed aan de groei) gekregen nadat ik<br />
ze verpot had in pure uitgezeefde bims<br />
met weinig stof en fijne deeltjes (ca. 1%<br />
kleiner dan 1,5 mm). Deze bims droogt<br />
iets sneller op dan de versie met veel<br />
meer stof en fijne deeltjes (ca. 12% kleiner<br />
dan 1,5 mm). Dat vereist meer oplettendheid<br />
bij de watergift, maar heeft<br />
als voordeel dat de wortelhals snel weer<br />
droog staat.<br />
Opm.: Dit blijkt niet alleen goed te<br />
zijn voor Echinocactus horizonthalonius,<br />
maar ook voor soorten van andere<br />
cactusgeslachten zoals bijvoorbeeld<br />
Astrophythum, Ariocarpus, Weingartia,<br />
Echinocereus en waarschijnlijk nog<br />
vele andere cactusgeslachten. Zelfs<br />
Mesembryanthemaceae zoals Lithops,<br />
282<br />
Literatuur:<br />
Benson, L. (1969). The Cacti of Arizona,<br />
23, 175, f. 6.2-6.3 3rd edition.<br />
Hunt et al. (2006). The New Cactus Lexicon:<br />
79.<br />
Keizer-Zinsmeester, J. (<strong>2013</strong>). Persoonlijke<br />
mededelingen en foto’s van witbloeiende<br />
planten.<br />
Laren, A.J. van (1931). Cactussen, Verkade’s<br />
Fabrieken N.V., Zaandam: 65 -<br />
66 en 85.<br />
Spee, B. (2006). Voor het voetlicht special,<br />
Succulenta 85 (6): 244 – 246.<br />
Links:<br />
meststoffen: www.petersmeststoffen.nl<br />
zaden: www.adeniumstore.com/index.php?main_<br />
pag<br />
www.mesagarden.com, Steven Brack: 2012/<strong>2013</strong><br />
www.bercht-cactus.nl, Ludwig Bercht: 2012/<strong>2013</strong><br />
www.succulenta.nl, Clichéfonds: 2012/<strong>2013</strong><br />
www.kakteen-piltz.de, Kakteen Piltz: 2012/<strong>2013</strong><br />
Henk Ruinaard<br />
henk.ruinaard@tiscali.nl<br />
Tot slot wil ik nog wat<br />
meer “bijvangst” vermelden<br />
die mijns inziens ook<br />
zéér de moeite van het vinden<br />
waard is. Op plaats 2<br />
van mijn favorietenlijst staat<br />
Glandulicactus uncinatus,<br />
op plaats 3 Echinocactus<br />
texensis, op plaats 4 Echinocactus<br />
polycephalus en<br />
op plaats 5 Coryphantha<br />
robustispina.<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
VREEMDE DOORNS IN DE<br />
HOBBYKAS<br />
Jan de Vreede<br />
In de verzameling<br />
van Aad Vijverberg in<br />
Honselersdijk staan<br />
drie planten van Homalocephala<br />
texensis,<br />
de mooiste drie uit<br />
een zaaisel van 1974.<br />
Prachtige planten met<br />
een zware bedoorning,<br />
die in Texas en omstreken<br />
niet voor niets<br />
Duivelskop en Paard<br />
Kreupelmaker worden<br />
genoemd, omdat ze<br />
verborgen tussen het<br />
gras, met een diameter<br />
van 30 cm met hun<br />
zware doorns door de<br />
hoeven van het vee<br />
kunnen dringen.<br />
Een van deze planten<br />
heeft iets prettig<br />
eigenaardigs. De stevige<br />
centrale doorn<br />
bezit aan weerszijden<br />
weer kleine doorntjes,<br />
die meegroeien met de<br />
centrale doorn (Afb. 1).<br />
Zijn er meer liefhebbers<br />
die dit verschijnsel ook<br />
hebben bij planten van<br />
deze soort of misschien<br />
bij planten uit een ander<br />
geslacht?<br />
In de kas van Aad<br />
staan enige planten<br />
van Leo van der Hoeven,<br />
waaronder een Copiapoa<br />
tenebrosa. Zoals<br />
u op de bijgevoegde<br />
foto kunt zien heeft<br />
Afb. 1: Homalocephala texensis met meegroeiende doorns<br />
Afb. 2: Copiapoa tenebrosa met opvallende areolen<br />
deze plant opmerkelijke areolen die zich aaneengeregen<br />
hebben tot een soort cristaat-vorm (Afb. 2).<br />
Hetzelfde fenomeen treffen we aan bij een gymnocalycium<br />
in de verzameling van Aad Vijverberg zelf (Afb. 3). Bij<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 283
Afb. 3: Een gymnocalycium met een cristaat vormende bloem<br />
Ik durfde deze plant al<br />
jaren niet te verpotten,<br />
omdat ik bang was haar<br />
te verspelen. Maar aan<br />
alles komt een eind, ook<br />
aan een cactusleven en<br />
bijtijds kon ik nog jonge<br />
leden van deze plant<br />
stekken en enten. De inmiddels<br />
kale onderstam<br />
wilde ik weggooien,<br />
maar nieuwsgierig geworden<br />
om welke onderstam<br />
het ging, pootte ik<br />
deze in verse aarde.<br />
Groot was mijn verbazing<br />
toen ik enige weken<br />
later nieuwe Opuntia clavarioides<br />
uitlopers zag<br />
groeien uit deze al afgeschreven<br />
wortel en nog<br />
wat later ontstond een<br />
schijf van waarschijnlijk<br />
Opuntia robusta, al is dit<br />
lid ten tijde van dit verslag<br />
nog niet geheel volgroeid<br />
(Afb. 4).<br />
Kortom: de natuur blijft<br />
ons verbazen en mijn<br />
advies: gooi niet te snel<br />
iets weg!<br />
Afb. 4: Waarschijnlijk Opuntia robusta<br />
deze plant vormde de bloem ook een cristaat / monstrueuze<br />
vorm.<br />
Als laatste een nog door Andries Bongaards geënte<br />
Austrocylindropuntia clavarioides; enige jaren geleden<br />
won ik op de Open Dag van Ubink een eerste prijs met<br />
deze plant.<br />
jvreede@kabelfoon.nl<br />
meer foto’s op www.vijverberg.<br />
info<br />
284<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
ARCHES – OM NOOIT MEER TE VERGETEN<br />
Ludwig Bercht<br />
Op de dag dat we, vanaf 2014, onze Koningsdag zullen vieren, vlogen mijn vrouw en ik tezamen<br />
met een bevriend paar (tevens verre familie) in <strong>2013</strong> naar San Francisco. Voor een<br />
tijdsbestek van drie weken hadden we een route langs en door verschillende nationale parken<br />
van de Verenigde Staten gepland. Een van de hoogtepunten was Arches.<br />
We hadden al een reeks parken afgewerkt<br />
toen we via Highway 191 vanuit<br />
het zuiden in Moab, Utah, aankwamen<br />
en daar een camping vonden. Tot dan<br />
toe, en ook de rest van de reis, is alles<br />
in goede harmonie verlopen. Van<br />
tevoren was overeengekomen dat we<br />
de meeste aandacht zouden geven aan<br />
wat de natuur aan landschappen en<br />
rotsformaties te bieden heeft, af en toe<br />
afgewisseld met een bezichtiging van<br />
een pittoresk stadje. En natuurlijk niet<br />
te vergeten de steaks! Maar er was ook<br />
wel tijd ingeruimd om cactussen te bekijken<br />
en te fotograferen, echter niet om<br />
ze expliciet te gaan zoeken. Dat vond<br />
ik ook geen probleem, mijn specifieke<br />
interesse ligt toch bij de cactussen van<br />
het Zuid-Amerikaanse continent. Tot aan<br />
Moab was mijn fototoestel regelmatig in<br />
Afb. 1: Double Arch<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 285
Afb. 2: Indrukwekke<br />
stelling gebracht om prachtige landschapsbeelden<br />
maar ook cactussen vast te leggen.<br />
Vroeger zou je zeggen op de gevoelige<br />
plaat, nu volsta je met een paar MB’s op<br />
een geheugenkaart.<br />
De volgende morgen, na het nuttigen van<br />
een heerlijk ontbijt bestaande uit scrambled<br />
eggs en bacon, reden we naar de ingang<br />
van Arches National Park. Er<br />
stond geen file voor de ingang, maar<br />
het was dan ook vrijdag (dat was<br />
anders toen we de volgende dag er<br />
langs reden en zagen dat er een ellenlange<br />
file stond). Afgezien van<br />
de trails, die je te voet lopen kunt, is<br />
het wegennet in het park zeer overzichtelijk.<br />
Het bestaat in feite uit één<br />
lange weg van zuid naar noord en<br />
halverwege twee zijwegen. Rondrijden<br />
kan niet, je moet alle wegen en<br />
zijwegen ook weer terugrijden. Dat is<br />
geenszins erg, want je ziet alles weer<br />
vanuit een ander perspectief en hup,<br />
weer meer foto’s. Zoals overal geven<br />
mensen namen aan grillige, imposante<br />
of anderszins opvallende natuurformaties.<br />
Dat doet mij nooit zo<br />
veel. Daarnaast staat dit park garant<br />
Afb. 3: Sclerocactus parviflorus<br />
286<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
nde rotsformaties<br />
voor zijn natuurlijke bogen, de arches.<br />
Ik ga hier niet uitweiden over<br />
hoe ze zijn ontstaan, het internet<br />
staat er vol mee.<br />
Juist omdat we op deze dag hadden<br />
besloten om naast het rijden<br />
ook veel te lopen, kreeg ik de kans<br />
het fototoestel ook te richten op<br />
planten langs de paden. Het aantal<br />
cactussen was niet overweldigend.<br />
Het waren meestal vrij onopvallende<br />
opuntia’s. Echter, bij het zien<br />
van sclerocactussen in knop en met<br />
de magentakleurige bloemen, gaan<br />
je ogen glimmen. Zelfs de anderen<br />
vonden het prachtige planten. Het op<br />
naam brengen was, eenmaal thuisgekomen,<br />
niet al te moeilijk. Volgens<br />
mij betreft het Sclerocactus parviflorus,<br />
een vrij algemeen voorkomende<br />
soort (afb. 3 en 4). Hiermee was de<br />
‘cactuskoek’ voor deze dag op.<br />
De volgende dag zouden we verder rijden<br />
naar het Capitol Reef National Park. Ongeveer<br />
1 mijl voor de oostelijke ingang van<br />
het park stopten we bij een riviertje langs<br />
de weg. Ik wilde wat foto’s van het stromende<br />
water maken en iedereen wilde de<br />
Afb. 4: Sclerocactus parviflorus<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 287
enen even strekken. Tussen<br />
de weg en het riviertje lag<br />
een vlak terrein met grind en<br />
steenslag. Vanuit de camper<br />
waren ze me niet opgevallen,<br />
maar hier lopend, zag ik ze<br />
wel. Prachtige sclerocactussen<br />
in volle bloei, de een nog<br />
fotogenieker dan de ander.<br />
Dus vele werden op de geheugenkaart<br />
vastgelegd. Ook<br />
hier wist ik ter plekke niet<br />
welke sclero het betrof. Thuis<br />
zeiden de boeken me dat het<br />
S. whipplei zou kunnen zijn<br />
(afb.5). In dit geval vind ik de<br />
namen niet zo belangrijk. Wel<br />
was het zien en kunnen fotograferen<br />
van deze planten<br />
een klein hoogtepunt voor<br />
mij op deze reis.<br />
Veerweg 18<br />
4024 BP Eck en Wiel<br />
Afb. 5: Sclerocactus whipplei<br />
Afb. 6: Balanced Rock<br />
288<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
OP BEZOEK BIJ… GEERT EERKENS<br />
Jan Jaap de Morree<br />
Elk jaar komt uit Suriname een zending melocactuszaden voor de zaadlijst van Succulenta.<br />
In Commewijne, oostelijk van Paramaribo, waar veel oude plantages overwoekerd zijn door<br />
oprukkende jungle woont Geert Eerkens. In zijn achtertuin staat zijn collectie met veel melocactussen<br />
in de buitenlucht op tegelplateautjes.<br />
Toen ik afgelopen april een paar weken<br />
college ging geven in Paramaribo,<br />
was er in het weekend voldoende tijd<br />
om samen met een vriend (met een<br />
goede auto) een bezoek te brengen aan<br />
Geert. Hij woont nog zelfstandig in zijn<br />
originele houten Bruynzeelwoning (gebouwd<br />
van een bouwpakket in 1983).<br />
Het is niet eens zo ver van Paramaribo,<br />
ongeveer 20 kilometer, maar om dat op<br />
de fiets te doen is wel behoorlijk afmattend<br />
in de hitte en zeker niet zonder risico<br />
in het verkeer met veel grote SUV’s.<br />
Die hebben hoe dan ook voorrang. Tegelijk<br />
is de Wijdenboschbrug (Bosjesbrug)<br />
over de Surinamerivier een bijna<br />
onneembaar obstakel; smal, steil en vol<br />
met auto’s die echt niet erg bezorgd<br />
omgaan met fietsers.<br />
Een tweetal maanden van tevoren had<br />
ik Geert al een brief gestuurd met de<br />
vraag of het hem schikte. Daar had ik<br />
niets op vernomen, dus gingen we op<br />
zaterdag op de bonnefooi naar Tamanredjo<br />
KM 17,5 in de hoop hem thuis te<br />
treffen. Onderweg zagen we een luiaard<br />
(dier) aan een stroompaal hangen. Dit<br />
zeer trage dier is hopeloos ontheemd<br />
als een groot stuk oerwoud wordt ontgonnen.<br />
Bij gebrek aan klimbomen<br />
komt hij te verdwalen in zo’n paal. Alle<br />
tijd om hem te fotograferen. Om te voorkomen<br />
dat ze worden geëlektrocuteerd<br />
en de hele regio zonder stroom komt te<br />
zitten (reëel risico), worden de luiaarden<br />
tegengehouden door een metalen horizontale<br />
plaat halverwege de palen.<br />
De kilometeraanduiding 17,5 is redelijk<br />
onnauwkeurig. Dus we gingen na een<br />
voorspoedige rit, eerst in een knalgeel<br />
eethuisje vragen of de dame wellicht<br />
Geert Eerkens kende. “Ja uiteraard, dat<br />
is die oude meneer die nog steeds op<br />
de fiets boodschappen gaat doen. Hij<br />
woont hier schuin tegenover”.<br />
Eerst even een lekker sterke koffie en<br />
Afb. 1: Een luiaard in een paal van het bovengrondse<br />
elektriciteitsnet<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 289
een portie bakka bana en toen naar<br />
de overzijde. Op een zandpad naast<br />
het huis parkeerden we de auto en<br />
zagen tussen het gebladerte een<br />
oude heer met een strohoed voorovergebogen<br />
in de achtertuin werken.<br />
We hadden geluk, Geert was op<br />
zaterdag geen boodschappen gaan<br />
doen. Hij ontving ons hartelijk. Hij<br />
was niet zichtbaar verrast ondanks<br />
ons, bij nader inzien, onaangekondigd<br />
bezoek. De verklaring, waarom<br />
ik geen antwoord op mijn brief had<br />
gekregen, was eenvoudig. De post<br />
doet er gemiddeld 3 maanden over<br />
en ik had hem pas 2 maanden geleden<br />
verzonden. Inmiddels is ook<br />
de naam Tamanredjo veranderd in<br />
Tamansarie.<br />
Binnen de kortste keren kregen we<br />
een rondleiding tussen de planten,<br />
die alle goed zijn gedocumenteerd<br />
met aluminium steeketiketten. We<br />
waren in ons enthousiasme hoofddeksels<br />
vergeten, zodat we onder de<br />
blakerende zon al snel een pijnlijk<br />
hete hoofdhuid ontwikkelden. Ook<br />
mijn vriend Se-Sergio, die toch dit<br />
klimaat gewend is, had het zwaar<br />
zonder schaduw. Maar desondanks<br />
liepen we gedrieën geanimeerd<br />
door de collectie en namen her en<br />
der foto’s. Geert zelf had een brede<br />
strohoed op en kaplaarzen aan, terwijl<br />
het regenseizoen toch nog niet<br />
begonnen was. (In het artikel van<br />
J.C.A. Magnin in Succulenta 2002<br />
over Geert heeft hij eveneens kaplaarzen<br />
aan). Op zijn leeftijd, hij is<br />
op het moment dat ik dit schrijf 89<br />
jaar en komende januari wordt hij<br />
90, lijkt me enige terughoudendheid<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb.2: Het Bruynzeelhuis met een deel van<br />
de cactuscollectie<br />
Afb.3. Melocactus schulzianus AB 1005 van<br />
Voltzberg<br />
Afb.4. Een zwaar bedoornde Melocactus giganteus<br />
(?)<br />
290<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Afb.5: Geert Eerkens wijst naar de structuur van het cephalium van een melocactus<br />
met de hitte raadzaam, maar zijn energie<br />
is onstuitbaar.<br />
Halverwege een lange rij mooie melo’s<br />
staan een paar Melocactus schulzianus<br />
uit zuidelijk Suriname (Voltzberg) met<br />
een groot cephalium. Deze soort is door<br />
Buining beschreven in Succulenta in<br />
1974. Intussen valt deze soort onder Melocactus<br />
neryi. (Die staan iets verderop<br />
en hebben hetzelfde aantal randdoorns<br />
en een middendoorn). Terwijl hij de melocactussen<br />
van Zuid-Amerika langsloopt,<br />
vertelt hij ook wat hij in zijn leven<br />
voor projecten heeft gehad.<br />
Nota bene: Na mijn bezoek vroeg ik<br />
hem per brief naar zijn zeer gevarieerde<br />
leven. Het was te veel om ter plekke te<br />
onthouden. De heer Magnin had het in<br />
zijn artikel in 2002 meer over allerlei<br />
andere zaken rond Suriname dan over<br />
Geert als persoon. In dit artikel wilde<br />
ik Geerts leven meer accent geven. Hij<br />
stuurde een lange brief terug. Met die<br />
gegevens is de “Op bezoek bij…” een<br />
lange versie geworden met wetenswaardigheden<br />
over zijn landbouw-aanpak in<br />
de toenmalige koloniale tijd.<br />
Eerst heeft hij na zijn opleiding op de<br />
landbouwschool gewerkt in Nederlands-<br />
Indië. Hij werkte daar 12 jaar, waarvan<br />
de laatste 3 jaar als manager van een<br />
1000 ha grote rubberplantage op midden<br />
Java in de buurt van Semarang bij<br />
de Gunung Ungaran (vulkaan). Maar<br />
toen daar de onafhankelijkheid gestalte<br />
kreeg was het voor Nederlanders vaak<br />
niet meer zonder risico. Veel Nederlanders<br />
zijn toen gedwongen of vrijwillig<br />
vertrokken en hij vertrok ook in 1958.<br />
Geert kreeg de mogelijkheid om met<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 291
Afb.6: Soms kan een melo door het cephalium heen nieuwgroei vertonen<br />
een 6-jarig contract in Nickerie in Suriname<br />
te gaan werken. In 1959 arriveerde<br />
hij met zijn echtgenote met de<br />
KNSM-boot “Mentor”. Hij werd kredietverstrekker<br />
van de volkskredietbank<br />
voor landbouwers, maar na 6 maanden<br />
werd hij al projectleider van de<br />
Groot Henarpolder van 2500 ha. Dat<br />
werd opgedeeld in 500 landbouwpercelen<br />
voor rijstcultuur en bananen op<br />
de strekdammen ertussen met een totaalkrediet<br />
van 1.000.000 gulden (tegen<br />
5%). Dat moest volgens een door Nederland<br />
ontworpen 10-jarenplan worden<br />
terugbetaald.<br />
Na 3 jaar werd hij overgeplaatst naar<br />
de suikerplantage Alliance in Commewijne<br />
waar de suikerfabriek in deplorabele<br />
toestand verkeerde. Suriname verwierf<br />
deze verwaarloosde plantage van<br />
Schotse eigenaren. Er zou op dezelfde<br />
292<br />
basis van stukken van 5 ha cacao en<br />
koffie worden geteeld. Er stonden al veel<br />
citrusbomen en toen dit een zeer succesvolle<br />
cultuur bleek, kweekte Geert<br />
citrusplanten op, die hij met wortelkluit<br />
uitgaf aan de houders van de percelen.<br />
Dit leidde tot de zeer succesvolle export<br />
van sinaasappels en grapefruits naar<br />
Nederland. Binnen de kortste keren was<br />
er een klein dorpje voor 40 gezinnen en<br />
een Chinese toko en werd er een nieuwe<br />
waterbron geslagen. Voorheen kwam<br />
er water in grote vaten per korjaal uit Paramaribo.<br />
Voor 40 gulden in de maand<br />
kwam wekelijks een huisarts met een<br />
bootje langs. De enige landbouwschool<br />
lag ook op het terrein waar koeien werden<br />
gehouden en studenten les kregen<br />
in melken en compost maken.<br />
Na 6 jaar liep het contract af en alle<br />
arbeiders die tot dan toe prima werkten<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
naar geleverde prestatie, werden<br />
door de regering ineens benoemd<br />
tot ambtenaar en kregen dagloon.<br />
Die verandering betekende vast achteruitgang<br />
in productie en dat zinde<br />
Geert niet. Hij vertrok om op uitnodiging<br />
een nieuwe plantage Sorgvliet<br />
van 1000 ha op te zetten. Van<br />
een verwaarloosde koffieplantage en<br />
dito fabriek schakelde hij de productie<br />
weer over op citrus. De 25 jaar<br />
oude bomen werden vervangen door<br />
jong goed. Met goede bemesting<br />
(N.P.K.Mg en fosfaat) werd de plantage<br />
spoedig bekend om het lekkere<br />
fruit.<br />
Op de koffie-droogvloer van de<br />
plantage begon weer een cactuscollectie<br />
te ontstaan. Melocactussen van<br />
de Voltzberg waren de eerste planten.<br />
Geert’s lidmaatschap van Succulenta<br />
vanaf 1941 (!) hield hij steeds<br />
aan en daar kwamen ook zaden vandaan<br />
voor uitbreiding van de collectie.<br />
Een reis naar Curaçao leverde cereussoorten<br />
zoals C. lanuginosus op.<br />
Daar leerde hij dat de bloeiende zuilen<br />
zelfsteriel zijn, want er groeiden<br />
steeds maar vruchten zonder kiemkrachtige<br />
zaden. Ze moeten dus onderling<br />
bestoven worden.<br />
Samen met de naastgelegen suikerfabriek<br />
Mariënburg kreeg de plantage<br />
steeds minder arbeiders en uiteindelijk<br />
werden werkers uit Haïti aangetrokken.<br />
Dat bleken, onder andere,<br />
onderwijzers, die in Suriname zijn<br />
gebleven. Toen de plantage ineens<br />
werd verkocht, bleef Geert nog even<br />
om voor de arbeiders houten huisjes<br />
Van boven naar beneden:<br />
Afb.7: Cephalium met bessen en<br />
bloemknoppen<br />
Afb. 8. De kast met melocactuszaden op<br />
naam in sigarendoosjes.<br />
Afb.9. Se-Sergio in een pose vol wanhoop<br />
voor de geblokkeerde uitweg.<br />
Foto’s van de schrijver<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 293
te bouwen, maar kreeg in 1980 een<br />
aanbod om in Nickerie weer een groot<br />
rijstproject te gaan leiden. Zijn cactussen<br />
werden zolang ondergebracht bij<br />
een kennis in Tamanredjo met een open<br />
stukje grond.<br />
Een verziltend swampbos met zout water<br />
uit de Nickerierivier (eb- en vloedwerking)<br />
moest worden omgevormd in<br />
exact horizontale rijstsawa’s. Die moesten<br />
dan bevloeid worden door zoet water<br />
uit de omringende moerassen. Grote<br />
scrapers verplaatsten grond van te hoog<br />
gelegen delen naar laagten en hij deelde<br />
vervolgens met walletjes velden in ter<br />
grootte van 12 ha. De controle op horizontale<br />
ligging gebeurde door steeds<br />
een beetje water in te laten i.p.v. met<br />
landmeetkundige apparatuur. Met anders<br />
aangelegde sluisjes kon dan zoet<br />
water voor de rijstcultuur worden ingelaten.<br />
Nieuwe rijstrassen waren veelbelovend.<br />
Al zeer modern werden de velden<br />
uit de lucht met sproeivliegtuigjes<br />
voorzien van zaaisel, bemesting en werd<br />
de bestrijding van ziekten en plagen<br />
uitgevoerd.<br />
In 1983 vertrokken ze uit Nickerie om<br />
voorgoed in Tamanredjo te gaan wonen.<br />
Geert en zijn vrouw bouwden het<br />
Bruynzeel bouwpakkethuis dat hun vaste<br />
woonplaats werd. De cactuscollectie<br />
werd nu steeds uitgebreider met planten<br />
uit de Caraïben, maar die zijn heel gevoelig<br />
voor het vele vocht in Suriname<br />
en uiteindelijk bleken de melo’s (ook uit<br />
Brazilië) het best te gedijen. Met een Libanese<br />
familie kwam Geert overeen om<br />
voor hen een nieuwe plantage te maken<br />
op Katwijk, waar dan naast koffie en citrus<br />
vooral groenten zouden worden verbouwd<br />
voor een winkel in Paramaribo.<br />
Bloemkool, andijvie en paprika en andere<br />
voor Suriname bijzondere groenten<br />
lukten prima.<br />
In 1992 ging Geert voor 3 maanden<br />
naar Nederland voor de Floriade en om<br />
veel kwekers (Edelman, Hovens) en cactus-<br />
en boekenbeurzen te bezoeken.<br />
Aansluitend was het tijd om zelfstandig<br />
294<br />
en onafhankelijk van anderen te leven<br />
en de aandacht te richten op de tuin. Tot<br />
nu toe is Geert nog dagelijks bezig met<br />
het verzorgen van de planten. De melo’s<br />
groeien, bloeien en geven goede zaden.<br />
Die worden na droging tijdelijk opgeborgen<br />
in sigarendoosjes, voorzien van<br />
soortnaam en veld<strong>nummer</strong> (afb. 8).<br />
Zijn vrouw woont nu in Nederland<br />
in een verzorgingstehuis, maar Geert<br />
wil nog graag in Suriname blijven. De<br />
dame in de warung tegenover zijn huis<br />
blijkt familie te zijn en die let op Geerts<br />
welbevinden,<br />
Toen Se-Sergio en ik van Geert afscheid<br />
hadden genomen en naar de<br />
auto terugkeerden, bleek dat een grote<br />
shovel de enige doorgaande weg 50<br />
cm had uitgediept om een nieuwe asfaltweg<br />
aan te leggen. Vanuit het onverharde<br />
zijstraatje konden we onmogelijk de<br />
hoogte overbruggen, Dus leek het of we<br />
ingesloten waren. Een goedlachse Chinese<br />
opperman (want die zijn de hele<br />
infrastructuur aan het vernieuwen) wees<br />
ons een paadje tussen de struiken door<br />
en een omweggetje naar een aansluiting<br />
die al klaar was. Anders hadden we<br />
wellicht 18 uur moeten wachten. Ze werken<br />
weliswaar in het weekend hard door,<br />
maar zo snel ligt er geen nieuw wegdek.<br />
Literatuur:<br />
Magnin, J.C.A.(2002). Bezoek aan ons<br />
enige Succulentalid in Suriname. Succulenta<br />
81(3): 127-129.<br />
Koperwieklaan 19<br />
2261CL Leidschendam<br />
morree@zigo.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Boekbespreking<br />
Henk Viscaal<br />
A Gallery of Agaves (including variegates)<br />
Door: John Pilbeam<br />
Uitgegeven door: The British Cactus & Succulent Society, <strong>2013</strong><br />
ISBN 978 0 902099 96 8<br />
Taal: Engels 317 pp. Formaat 21,5 X 28,5 cm Prijs € 45.<br />
De schrijver heeft weer een exemplaar<br />
aan zijn gestaag groeiende rij van boeken<br />
toegevoegd. Ditmaal neemt hij het<br />
geslacht Agave onder de loep.<br />
In zijn inleiding memoreert hij HET<br />
standaardwerk over agaves van Gentry<br />
met daarbij een klein resumé over<br />
het gebruik van de plant door de jaren<br />
heen.<br />
In zijn verantwoording van het boek<br />
noemt hij de zachte dwang van zijn<br />
vriend Derek Bowdery als een van de<br />
voornaamste redenen om het boek te<br />
schrijven of moeten we liever zeggen samen<br />
te stellen.<br />
Hierbij noemt hij een groot aantal<br />
mensen die hem, door veel beeldmateriaal<br />
te sturen, het mogelijk gemaakt<br />
hebben om een werk als dit te maken.<br />
Hij besluit dit onderdeel met een kleine<br />
literatuurverwijzing naar het geslacht<br />
Agave.<br />
Beginnend met de verklaring waarom<br />
hij het geslacht Manfreda niet opgenomen<br />
heeft komt hij met een determinatiesleutel<br />
van het geslacht in ondergeslachten<br />
met de daarbij behorende<br />
soorten. Misschien is de sleutel iets anders<br />
dan normaal, maar zeker niet minder<br />
overzichtelijk.<br />
Het hierop volgende hoofdstuk gaat<br />
over de verzorging van de planten, waarbij<br />
de gebruikelijke items als temperatuur,<br />
gieten, bemesting, grondmengsel,<br />
verpotten, vermeerdering en ziektes aan<br />
de orde komen.<br />
Een kaart van de USA en Mexico luidt<br />
het volgende hoofdstuk in, waarop een<br />
opsomming volgt van de diverse staten<br />
die op de kaart voorkomen en de agavesoorten<br />
die daar te vinden zijn.<br />
Vervolgens een lijst van planten met<br />
hun vindplaats. Hierbij zijn de planten<br />
die in het boek afgebeeld zijn in rood<br />
gedrukt.<br />
De tekst bij al deze inleidingen is, de<br />
schrijver eigen, op een humoristische<br />
en lichte manier geschreven. (Je hoeft<br />
je dus niet door deze tekst heen te<br />
worstelen).<br />
We komen dan aan het gedeelte waarvoor<br />
we eigenlijk dit boek aangeschaft<br />
hebben: het illustratieve gedeelte.<br />
In alfabetische volgorde worden de afzonderlijke<br />
soorten afgebeeld. Bij deze<br />
afbeeldingen wordt naast de naam van<br />
de plant de literatuur gegeven van de<br />
eerste beschrijving van de planten, de<br />
vindplaats, de afmetingen, een summiere<br />
verklaring over de plant en tenslotte<br />
waar de plant gefotografeerd is.<br />
Bij sommige foto’s is ook nog een gedeelte<br />
van de biotoop te zien zodat op<br />
die manier de informatie over de planten<br />
meer dan compleet is.<br />
De humor van de schrijver mag geïllustreerd<br />
worden met de laatste foto in<br />
het boek. Hier ondersteunt hij de fotograaf<br />
met een wandelstok.<br />
Voor de liefhebbers van dit geslacht<br />
is het een boek dat zeker de aanschaf<br />
waard is door de duidelijke afbeeldingen<br />
van de planten. Overige liefhebbers hebben<br />
er dan een geweldig mooi kijkboek<br />
bij.<br />
Brinklaan 31<br />
7261 JH Ruurlo<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 295
SUCCULENTENNIEUWTJES<br />
Wolter ten Hoeve<br />
Kakteen und andere Sukkulenten (64-7) bevat<br />
een artikel over Melocactus evae, een soort<br />
die moeilijk toegankelijk is omdat de groeiplaats<br />
vlakbij Guantanamo Bay ligt. Na een IOS-congres<br />
op Cuba was de organisatie erin geslaagd<br />
om de benodigde vergunningen te verkrijgen,<br />
zodat auteur Holger Wittner deze soort in haar<br />
natuurlijke schoonheid kon bewonderen. Op de<br />
groeiplaats waren deze melocactussen overigens<br />
zeer talrijk. Claus Wunderlich bespreekt bestrijdingsmethoden<br />
voor treurvliegjes (sciara-vliegjes),<br />
waarbij hij de nadruk legt op biologische<br />
bestrijding d.m.v. de bacterie Bacillus thuringiensis<br />
israelensis en de nematode Steinernema feltiae.<br />
Voor- en nadelen van beide middelen worden<br />
genoemd. Jörg Ettelt bespreekt een zevental<br />
cactussen uit zijn verzameling, waarbij het thema<br />
deze keer ‘de noodzaak van bemesten’ is. In een<br />
vrij algemeen artikel gaat Michael Freund in op<br />
winterharde middagbloemen (Aizoaceae). Sommige<br />
soorten, bv. Delosperma congestum, kunnen<br />
in ons klimaat overleven.<br />
In het augustus<strong>nummer</strong> van KuaS (64-8)<br />
neemt Andreas Hofacker de lezer mee naar<br />
een Braziliaans regenwoud waar hij bloeiende<br />
Schlumbergera opuntioides aangetroffen heeft.<br />
Thomas Brand voert de lezer naar La Gomera<br />
alwaar hij Euphorbia aphylla aantrof op de vochtige<br />
hellingen aan de noordkant van het eiland.<br />
Een uitgebreid plantenportret van Aloe marlothii<br />
wordt gepresenteerd door Peter Mansfeld. Een<br />
nieuwe frailea, F. angelicana, wordt beschreven<br />
door Lothar Diers en Volker Schädlich. Deze frailea<br />
werd gevonden in de Braziliaanse staat Mato<br />
Grosso do Sul, in een streek waar ook F. melitae<br />
en Gymnocalycium anisitsii voorkomen. Jörg Lindemann<br />
verhaalt over een privé-project op het<br />
eiland La Désirade (Caribische Zee) teneinde de<br />
daar ooit in groten getale aanwezige Melocactus<br />
intortus te behouden.<br />
Euphorbia World (9-2) bevat slechts 2 artikelen.<br />
Het eerste is een doorwrocht epistel over<br />
Euphorbia polygona. De auteur, Detlef Schnabel,<br />
brengt een taxonomische revisie van deze<br />
soort en euphorbia’s die eraan verwant zijn. Hij<br />
296<br />
erkent de volgende variëteiten en vormen van E.<br />
polygona (nieuwe combinaties zijn voorzien van<br />
een asterisk): var. polygona, var. anoplia*, var.<br />
exilis, var. hebdomadalis, var. minor*, var. nivea,<br />
var. horrida*, var. horrida f. alba*, var. major*, var.<br />
noorsveldensis* en var. striata*. Een determineersleutel<br />
en een tabellarisch overzicht zorgen voor<br />
een verduidelijking van de door Schnabel gepostuleerde<br />
revisie. Het tweede artikel is geschreven<br />
door Julián Molero en Ana María Rovira. Zij bespreken<br />
Euphorbia x fernandez-lopezii en Euphorbia<br />
x jubaeaphylla, twee euphorbia-hybriden<br />
die op La Gomera voorkomen.<br />
In International Cactus Adventures (no. 99,<br />
juli <strong>2013</strong>) brengt José Miguel Acuña een verslag<br />
van zijn bezoek aan de halfwoestijn in de omgeving<br />
van Macambo (Cuba). Michel Brossier heeft<br />
de in Zuid-Afrika en Namibië voorkomende Pachypodium<br />
namaquanum met een bezoek vereerd<br />
en geeft de nodige info over deze soort.<br />
Joël Lodé en Mildred Canales publiceren de<br />
nieuwbeschrijvingen van Cissus salehi, Portulaca<br />
monanthoides en Euphorbia mtolohensis, succulenten<br />
die op Socotra voorkomen. De auteurs<br />
geven voorts enig commentaar op de handelwijze<br />
van hun reisgenoot Alain Rzepecky met betrekking<br />
tot de nieuwbeschrijving van Euphorbia<br />
marie-cladieae.<br />
De inhoud van CaVeKa (26-6) bestaat voornamelijk<br />
uit plantenportretten, en wel van Mammillaria<br />
brandegeei ssp. gabbii (door Freddy Lampo),<br />
Copiapoa mollicula, Mammillaria kunthii, Caralluma<br />
burchardii ssp. burchardii en Notocactus ritterianus<br />
(alle door Paul Neut). Een iets uitgebreider<br />
artikel is van de hand van Helmut Regnat en gaat<br />
over de sedums van Noord-Amerika.<br />
Patrick Bouraine beschrijft in Cactus & Succulentes<br />
(5-1) zijn ervaringen met het buitenshuis<br />
kweken van Cereus aethiops. Norbert Rebmann<br />
bericht over een nieuwe euphorbia die hij<br />
op Madagaskar ontdekt heeft: Euphorbia nicaisei.<br />
In een tabel worden de eigenschappen van de<br />
nieuwe soort en de eraan verwante E. erythrocucullata<br />
naast elkaar geplaatst. De wederwaardigheden<br />
van Hildewintera colademononis, d.w.z.<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
de ontdekking, nieuwbeschrijving, nomenclatorische<br />
omzwervingen en kweekervaringen van<br />
deze fraaie soort worden door Jean-Marc Chalet<br />
belicht. Marc Beugin laat aan de hand van een<br />
aantal voorbeelden de zongerichtheid van cactussen<br />
zien. Jean-Marie Solichon bespreekt een<br />
aantal planten welke hij tijdens zijn reis door Chili<br />
tegenkwam en die de cactussen vergezelden. Dezelfde<br />
auteur brengt een plantenportret van Aloe<br />
rauhii.<br />
Vreebergen 2<br />
9403 ES Assen<br />
* * *<br />
Summary<br />
Rob Bregman<br />
Ludwig Bercht leads things off with looking back at <strong>2013</strong>. We’ve had a cold spring<br />
but a warm and sunny summer.<br />
In his series on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk deals<br />
with Euphorbia obesa. The differences with ssp. symmetrica, known since 1941, are<br />
explained. Some abnormal forms are also depicted.<br />
Bertus Spee presents another 4 interesting succulents, viz. Aloe erinacea, Cephalocereus<br />
senilis, Mammillaria crucigera and Quaqua ramosa.<br />
Jan Jaap de Morree studied the arrangement of the filaments in Echinopsis s.l. In<br />
most species there are 2 groups: primary filaments down inside the floral tube and<br />
secondary filaments placed higher in a ring. In a reaction, Ludwig Bercht refers to a<br />
recent molecular study in which the filament arrangement is postulated to be of lesser<br />
taxonomic importance.<br />
Riet Maessen takes us to the botanic garden of Valencia, Spain.<br />
Isabel Larridon reports about a scientific study on the genetic diversity of plants in<br />
cultivation which are threatened in nature.<br />
Henk Ruinaard focuses on Echinocactus horizonthalonius, a common species<br />
from the southern USA. He outlines the variability in spination and flower color.<br />
Jan de Vreede observed some strange features on plants in cultivation.<br />
Ludwig Bercht travelled through the Arches National Park in Utah, USA.<br />
Jan Jaap de Morree visited Melocactus specialist Geert Eerkens in Surinam.<br />
A new book on agaves by John Pilbeam is reviewed by Henk Viscaal.<br />
Wolter ten Hoeve summarizes the contents of other succulent plant journals.<br />
Finally, indexes are given of all authors, article titles and plant names published in<br />
<strong>2013</strong> in this journal.<br />
Hector Petersenstraat 7<br />
1112 LJ Diemen<br />
R.Bregman@contact.uva.nl<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 297
Index Auteurs<br />
<strong>2013</strong><br />
Alsemgeest, Wim ...................................................58<br />
Bercht, Ludwig ................................18, 179, 194, 250, 266, 285<br />
Boer, Arjen den. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118<br />
Bonnefond, Jean ..................................................162<br />
Bregman, Rob ..............................47, 95, 151, 154, 199, 247, 2297<br />
Bruijn, Richard de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136<br />
Busch, Leo .......................................................187<br />
Dongen, Peter van .................................................144<br />
Dugardin, Chantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />
Gerloff, Norbert . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />
Heijnsdijk, Theo ...............................3, 51, 99, 155, 178, 203, 251<br />
Hensel, Bart. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127<br />
Hoeve, Wolter ten .............................. 50, 93, 149, 195, 245, 296<br />
Larridon, Isabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216, 272<br />
Maessen - Claessen, Riet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268<br />
Melis, Peter .......................................................241<br />
Meutter, Louis Van de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86, 191, 212<br />
Morree, Jan Jaap de ................... 14, 98, 134, 148, 172, 235, 262, 289<br />
Nierinck, Kamiel ....................................................45<br />
Noltee, Frans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />
Pot, Johan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 230<br />
Pullen, Ton† ..........................................28,71, 73, 180, 210<br />
Richter, Ivana. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75<br />
Ruinaard, Henk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82, 222, 277<br />
Spee, Bertus ...............................12, 56, 106, 140, 160, 208, 260<br />
Steijn, Peter van. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73<br />
Talens, Aiko. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88<br />
Thiele, Herbert .................................................30, 108<br />
Viscaal, Henk ...................................................2, 295<br />
Vreede, Jan de ....................................................283<br />
Vries, Johan de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64<br />
Zonneveld, Ben . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28, 42,71, 115, 180, 202, 228<br />
298<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Register Jaargang 92 (<strong>2013</strong>)<br />
Artikelen<br />
BOEKBESPREKING<br />
A Gallery of Agaves (includining variegates) .............................295<br />
A journey with Friedrich Ritter along the coast of Chile and Peru ............ 179<br />
Die Gattung Sansevieria .............................................194<br />
Mesembs- The Titanopsis group . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148<br />
INFORMATIEF<br />
A future fot Cacti? .................................................272<br />
De Amerikaans/Mexicaanse grens bij El Paso, Texas. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118<br />
De botanische tuin in Valencia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268<br />
De pachypodiums in Zuid-Madagaskar .................................144<br />
De plantentuin Universiteit Gent .......................................216<br />
Een gelukstreffer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187<br />
Een paar overdenkingen bij het geslacht Neowerdermannia .................30<br />
Het geslacht Cotyledon<br />
(10) Cotyledon barbeyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28<br />
(11) Coryledon woodii ........................................... 71<br />
(12) Cotyledon orbiculata. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />
Het geslacht Gymnocalycium - een overzicht (XXII) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18<br />
Het maken van een harige Jovibarba heuffelii die ook nog rood is ...........115<br />
Het maken van een rode minivorm van Jovibarba heuffelii .................228<br />
In the picture<br />
Groeizame bonsai .............................................134<br />
Bewegende meeldraden bij Turbinicarpus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .172<br />
Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’ verkleurt van geel naar rood ...............42<br />
Leem als substraat ..................................................88<br />
Matucana weberbaueri zorgt voor verrassing .............................73<br />
Meeldraden bij Lobivia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262<br />
Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker) van minder belang .............38<br />
Onverwachte ontdekking in Singapore .................................136<br />
Op bezoek bij:<br />
Ludwig Bercht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />
De Hortus van de VU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235<br />
Geert Eerkens .................................................289<br />
Op de vindplaatsen van Copiapoa krainziana en Copiapoa scopulina . . . . . . . . 127<br />
Op zoek naar cactussen uit het geslacht Micropuntia in Nevada .............108<br />
Sierra Chapultepec .................................................140<br />
Succulentennieuwtjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93, 149, 195, 245, 296<br />
Tripsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191<br />
Vetplanten van de Karoo<br />
Knolvormende crassula’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />
Voor het voetlicht ...............................12, 56, 106, 160, 208, 260<br />
Vreemde doorns in de kas ...........................................283<br />
Zaadfotografie en enkele consequenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 299
PLANTEN<br />
Agave albopilosa ...................................................58<br />
Crassula barklyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178<br />
Crassula columnaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203<br />
Crassula perfoliata var. falcata ..........................................3<br />
Echinocactus horizonthalonius .......................................277<br />
Euphorbia grandicornis .............................................155<br />
Euphorbia obesa ..................................................251<br />
Notocactus haselbergii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />
Parodia haselbergii .................................................. 51<br />
Pelecyphora aselliformis ..............................................99<br />
Pierrebraunia brauniorum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45<br />
Sclerocactus (Ancistrocactus) uncinatus ssp. crassihamatus ................162<br />
Stapelia barklyi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86<br />
Sulcorebutia glomeriseta .............................................64<br />
Tephrocactus alexanderi ............................................. 210<br />
Tridentea gemmiflora ............................................... 212<br />
Uncarina .........................................................241<br />
REDACTIONEEL<br />
Aanvulling op “In the Picture” meeldraden ..............................266<br />
Hardnekkig .........................................................2<br />
Memorabel jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250<br />
Nederland regenland? ..............................................202<br />
Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98, 154<br />
Summary ....................................... 47, 95, 151, 199, 247, 297<br />
Wat een weelde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50<br />
REISVERHALEN<br />
Arches - om nooit meer te vergeten ...................................285<br />
Een bezoek aan het City of Rocks State Park, New Mexico ..................82<br />
Een bezoek aan Chiricahua National Monument Arizona ..................222<br />
300<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Index van afbeeldingen van planten<br />
<strong>2013</strong><br />
A<br />
Adenium<br />
obesum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .143<br />
Agave<br />
albopilosa. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 67<br />
americana var. expansa ...........83<br />
bracteosa .......................67<br />
latifolia ..........................82<br />
lurida. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />
mitriformis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />
parryi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147<br />
ragusae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82<br />
salmiana var. mitraeformis ..........83<br />
titanota .........................61<br />
whitackeri . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .84<br />
willdingii ........................81<br />
yuccaefolia ......................83<br />
Aloe<br />
erinacea ...................... 265<br />
krapholiana .....................18<br />
Ancistrocactus<br />
crassihamatus. . . 169, 170, 172, 174, 176<br />
Ariocarpus<br />
fissuratus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126<br />
Astragalus<br />
crotalariae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119<br />
Aylostera<br />
canacruzensis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44<br />
knizei. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43<br />
B<br />
Beaucarnea<br />
gracilis .........................166<br />
C<br />
Cactus<br />
gibbosus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24<br />
reductus ........................28<br />
Cephalocereus<br />
senilis ........................ 265<br />
Copiapoa<br />
cinerea subsp. haseltoniana . . . . . . 288<br />
humilis .........................62<br />
krainziana . . . . . . . . . . . . .134, 135, 288<br />
scopulina .........132, 133, 134, 135<br />
taltalensis ..................... 288<br />
tenebrosa ..................... 283<br />
Coryphantha<br />
cornifera .......................126<br />
Cotyledon<br />
barbeyi .....................33, 34<br />
barbeyi var. soutpanbergensis ......34<br />
orbiculata. 185, 187, 188, 189, 190, 191<br />
orbiculata ‘Takbok’ ..............189<br />
woodii .......................76, 77<br />
Crassula<br />
´Buddha´s Temple´. . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />
´Jade Necklace´ ..................16<br />
´Moonglow´ .....................16<br />
´Morgan´s Beauty´ . . . . . . . . . . . . . . . . 15<br />
barklyi .................... 183, 184<br />
columnaris ................208, 209<br />
columnaris subsp. prolifera. . . . . . . . 210<br />
columnella .....................211<br />
mesembryanthemopsis. . . . . . . . . . . . 14<br />
nemorosa . . . . . . . . . . . . . . . . . 6, 40, 41<br />
perfoliata var. falcata ...8, 11, 12, 13, 14<br />
saxifraga . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41<br />
umbella. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42<br />
Cylindropuntia<br />
fulgida .........................218<br />
E<br />
Echeveria<br />
cante . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147, 148<br />
simulans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67<br />
strictiflora .......................67<br />
Echinocactus<br />
haselbergii ......................58<br />
horizonthalonius. 277, 278, 279, 280,<br />
281, 282<br />
leeanus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30<br />
Echinocereus<br />
arizonicus subsp. nigrihorridispinus.230<br />
coccineus subsp. rosei ........88, 89<br />
fendleri ........................126<br />
santaritensis .......... 229, 230, 231<br />
Echinopsis<br />
eyriesii ........................ 268<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 301
formosa subsp. bruchii .......... 269<br />
mamillosa var. kermesina ........ 269<br />
oxygona ...................... 268<br />
Epiphyllum<br />
cv “King Midas” .................270<br />
Eriosyce<br />
aurata .........................281<br />
Escobaria<br />
tuberculosa .....................126<br />
vivipara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115, 232<br />
Euphorbia<br />
alcicornis ......................275<br />
grandicornis. 160, 161, 162, 163, 164<br />
horrida ........................112<br />
obesa ....................256, 257<br />
obesa subsp. obesa.259, 261, 262, 263,<br />
........................... 264<br />
obesa subsp. obesa “Rocky Mountain”.<br />
........................... 263<br />
obesa subsp. symmetrica ....260, 261<br />
F<br />
Ferocactus<br />
cylindraceus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />
herrerae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144<br />
hystrix .........................126<br />
robustus .......................165<br />
Ficus<br />
magnolioides . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />
G<br />
Gymnocactus<br />
horripilus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />
Gymnocalycium<br />
berchtii .........................22<br />
gibbosum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25<br />
gibbosum subsp. ferox ............26<br />
gibbosum subsp. gastonii ..........26<br />
gibbosum var. brachypetalum ......26<br />
gibbosum var. chubutense .........26<br />
horstii ........................ 245<br />
morroense .....................272<br />
reductum .......................29<br />
reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />
..........................31<br />
reductum subsp. sibalii . . . . . . . . . . . . 31<br />
reductum var. leucodictyon. . . . . . . . .29<br />
302<br />
H<br />
Haemanthus<br />
albiflos .........................111<br />
Hechtia<br />
lyman-smithii ...................166<br />
Homalocephala<br />
texensis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283<br />
J<br />
Jovibarba<br />
heuffelii. 49, 120, 121, 122, 233, 234<br />
heuffelii ´Magic Circle´. . . . . . . . . . . . .48<br />
K<br />
Kedostris<br />
capensis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139, 140<br />
L<br />
Larochea<br />
falcata ...........................9<br />
Lobivia<br />
saltensis ..................267, 268<br />
Lophophora<br />
jourdaniana ....................182<br />
williamsii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182<br />
M<br />
Maihuenia<br />
poeppigii. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112<br />
Mammillaria<br />
crucigera. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266<br />
gummifera ................ 126, 146<br />
pectinifera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165<br />
plumosa ........................67<br />
schiedeana .....................214<br />
Matucana<br />
weberbaueri . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79<br />
Mediolobivia<br />
neopygmaea. . . . . . . 192, 193, 194, 195<br />
Melia<br />
azedarach . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274<br />
Melocactus<br />
giganteus ..................... 295<br />
schulzianus .................... 295<br />
Micropuntia<br />
gracilicylindrica ..........116, 117, 118<br />
pulchella . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114<br />
Myrtillocactus<br />
geometrizans . . . . . . . . . . . . . . . . . . .130<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
N<br />
Neowerdermannia<br />
chilensis ........................38<br />
chilensis var. peruviana . . . . . . . . . . . .39<br />
vorwerkii . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 37, 38<br />
Nolina<br />
gracilis .........................166<br />
Notocactus<br />
graessneri . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137<br />
graessneri fa. microdasys .........138<br />
haselbergii ................ 136, 137<br />
O<br />
Oenothera<br />
deltoides . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119<br />
Opuntia<br />
orbiculata ......................130<br />
Orbea<br />
namaquensis ....................92<br />
P<br />
Pachycereus<br />
marginatus ..................61, 130<br />
Pachypodium<br />
densiflorum ............... 150, 152<br />
horombense. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152<br />
lamerei ........................149<br />
rosulatum ......................151<br />
ruthenbergianum . . . . . . . . . . . . . . . .149<br />
Parodia<br />
chrysacanthion. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18<br />
haselbergii ...............56, 57, 60<br />
Pelecyphora<br />
aselliformis.104, 105, 106, 107, 108, 109,<br />
............................110<br />
Peniocereus<br />
greggii .........................131<br />
Pierrebraunia<br />
brauniorum ...................50, 51<br />
Puna<br />
bonnieae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17<br />
Q<br />
Quaqua<br />
ramosa ....................... 266<br />
S<br />
Saxifraga<br />
cymbalaria .....................111<br />
Sclerocactus<br />
parviflorus. . . . . . . . . . . . . . . . . 291, 292<br />
whipplei ..................254, 293<br />
Sempervivum<br />
montanum ´Cmirals Yellow´. . . . . . . . . 47<br />
Soehrensia<br />
bruchii ....................269, 270<br />
Stapelia<br />
asterias ...................206, 220<br />
barklyi .......................91, 92<br />
pulvinata . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />
Stenocactus<br />
ochoteraneus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147<br />
Sulcorebutia<br />
glomeriseta ...... 54, 70, 71, 72, 73, 74<br />
T<br />
Tephrocactus<br />
alexanderi . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215, 216<br />
Thelocactus<br />
bicolor subsp. bolaensis . . . . . . . . . . . 17<br />
Tridentea<br />
gemmiflora .............218, 219, 220<br />
Turbinicarpus<br />
alonsoi .................177, 178, 214<br />
dickisoniae .....................179<br />
flaviflorus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />
hoferi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />
horripilus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181<br />
klinkerianus ....................181<br />
krainzianus .....................182<br />
macrochele .....................181<br />
pseudomacrochele ..............182<br />
rioverdensis .....................180<br />
schmiedickeanus . . . . . . . . . . . . . . . .158<br />
swobodae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />
viereckii .......................181<br />
U<br />
Uncarina<br />
roeoesliana ................246, 247<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 303
Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />
adreswijzigingen aan:<br />
Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />
D.H. Roozegaarde<br />
Banninkstraat 5<br />
7255 AT Hengelo (Gld)<br />
Tel.: +31(0)575 465270<br />
E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />
Ludwig Bercht Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250<br />
Theo Heijnsdijk Euphorbia obesa ............................251<br />
Bertus Spee Voor het voetlicht ...........................260<br />
Jan Jaap de Morree In the picture<br />
Meeldraden bij Lobivia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262<br />
Ludwig Bercht Aanvulling op “In the Picture” Meeldraden ......266<br />
Riet Maessen - Claessen De Botanische Tuin in Valencia ................268<br />
Isabel Larridon A future for Cacti? - Een toekomst voor cactussen. 272<br />
Henk Ruinaard Echinocactus horizonthalonius ................ 277<br />
Jan de Vreede Vreemde doorns in de kas ....................283<br />
Ludwig Bercht Arches - Om nooit meer te vergeten ...........285<br />
Jan Jaap de Morree Op bezoek bij.....Geert Eerkens ................289<br />
Henk Viscaal<br />
Boekbespreking<br />
A Gallery of Agaves (including variegates) ......295<br />
Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ........................296<br />
Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297<br />
COLOFON<br />
http://www.succulenta.nl<br />
E-mail: info@succulenta.nl<br />
Auteursrecht:<br />
Gehele of gedeeltelijke overname<br />
van artikelen is alleen toegestaan<br />
na verkregen toestemming van de<br />
auteur/illustrator en met een duidelijke<br />
bronvermelding<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Mevr. R. Maessen<br />
Weezenhof 1232<br />
6535 EZ Nijmegen.<br />
E-mail: redactie@succulenta.nl<br />
Hoofdredactie:<br />
C.A.L. Bercht<br />
E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />
H.W. Viscaal<br />
E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />
Redactie:<br />
R. Bregman<br />
E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />
W. ten Hoeve<br />
E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />
J.J. de Morree<br />
E-mail: Morree@ziggo.nl<br />
B.J.M. Zonneveld<br />
E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />
Vormgeving: H. W. Viscaal<br />
Druk: Senefelder Misset<br />
Doetinchem<br />
Bij de voorplaat:<br />
Sclerocactus whipplei<br />
Zie artikel pagina 285<br />
Foto: Ludwig Bercht<br />
304<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 277
278<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 279
280<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 281
282<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 283
284<br />
©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>
Clichéfonds<br />
Zaadlijst<br />
<strong>2013</strong> - 2014<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
1
ZAADAANBIEDING<br />
Bijgaand treft u de zaadlijst aan met zowel bekende als onbekende soorten, mogelijk ook voor u verrassingen vanwege soorten<br />
waarvan vrijwel nooit zaden worden aangeboden. Van sommige soorten was de vraag afgelopen jaar dusdanig dat niet aan alle<br />
wensen kon worden voldoen, of dat dit jaar ook het geval is zal de tijd uitwijzen.<br />
Opvallend was afgelopen jaar wel de belangstelling uit China voor vetplanten zaden, mogelijk dat er daar sprake is van<br />
vooralsnog vetplanten koorts, vergelijkbaar met de cactuskoorts die bij ons in de jaren 70 heerste, op iedere vensterbank een,<br />
maar vaak ook veel meer cactussen. Of deze ontwikkeling, die ook gevolgen heeft voor de beschikbaarheid van zaden zicht<br />
doorzet blijft afwachten.<br />
Parallel aan deze ontwikkeling is er ook nog een experiment om zaden voor langer tijd houdbaar te houden. Indien dit succesvol<br />
wordt afgerond ontstaan er veel voordelen, over de resultaten wordt u geïnformeerd.<br />
Indien u voor het eerst gaat zaaien, raad ik u aan om de zaaitips te lezen, die u ook kunt vinden op de website van Succulenta:<br />
http://www.succulenta.nl<br />
In deze zaadlijst is nog steeds gekozen voor de Kakteenlexikon van Backeberg als basis voor de naamgeving van cactussen<br />
en deels de voorgestelde benaming van David Hunt en de geaccepteerde namen die u aantreft in de Succulenta van december<br />
2009.<br />
Voor de andere succulenten wordt het Sukkulentenlexikon van Jacobsen als basis gebruikt. Aparte vermelding verdient het<br />
geslacht Lithops. De soorten met als leverancier HN zijn zaden grotendeels afkomstig van planten uit de vroegere verzameling<br />
van Dr. de Boer. Hierbij is de benaming van Dr. de Boer aangehouden. Hierbij is afgezien van het vermelden van bijzonderheden<br />
van de soort.<br />
Bij een aantal soorten zijn veld<strong>nummer</strong>s vermeld. Op verschillende websites zijn complete overzichten te vinden met<br />
veld<strong>nummer</strong>s, opname hiervan op de website van Succulenta: http://www.succulenta.nl wordt overwogen. Ook is het mogelijk een<br />
veld<strong>nummer</strong> op te vragen via het mailadres zaden@succulenta.nl<br />
De volgende symbolen zijn in de tweede kolom van de lijst gebruikt:<br />
E = G. Eerkens, Commewijne, Suriname; H = Gebr. De Herdt, Rijkevorsel, België; HN = H. Nijmeijer, Stadskanaal; KO= Koehres;<br />
MG= Mesa Garden; P = Piltz; L = Soorten afkomstig van liefhebbers of incidentele leveranciers, eventueel kunt u hun namen<br />
opvragen.<br />
De lijst is verdeeld in de groepen Cactussen en andere Succulenten. Binnen de groepen zijn de geslachten evenals de soorten<br />
alfabetisch gerangschikt. Aan de geslachten is een éénduidige lettercombinatie gegeven, die in de lijst vóór de naam van het<br />
geslacht is vermeld.<br />
Meer dan 45% van de soorten is door liefhebbers geschonken en in het algemeen zelf schoongemaakt. Als u beseft hoeveel tijd<br />
dit hun alleen al heeft gekost is een woord van dank wederom op zijn plaats!<br />
De zaden werden ingezonden door: G. Delanoy; G. Eerkens; P. Ende; L van Erkel; D. Houvenaeghel; M. Huygaerts; F. Katterman;<br />
C.Keizer – Zinsmeester; J. Lauwers; M. Machiels; R. Mayer; P. Melis; H. Nijmeijer; P. van den Oever; G. Peeters; H. Ruinaard; T.<br />
Schoeman; J. Segers; B. Spee; H. van Veen; F. Veenman; K.Zondervan<br />
Het tellen van de zaden wordt onder ander gedaan door F. Veenman, een aantal leden en niet leden die nog niet bekend waren bij<br />
het inleveren van deze kopij. Indien u ook mee wilt tellen, een rustgevende bezigheid, kunt u mij bellen of een e-mail sturen.<br />
De zaden worden zo snel mogelijk verzonden, uiterlijk in januari 2014, heeft u half <strong>februari</strong> nog niets ontvangen dan kunt u contact<br />
met mij opnemen bij voorkeur via het mailadres: zaden@succulenta.nl<br />
Bestellen kan zoals gebruikelijk per post. Ook kunt u een bestelling plaatsen door het zenden van een e-mail met een toegevoegd<br />
Excel bestand, op de website van Succulenta: http://www.succulenta.nl vindt u verdere instructies voor deze wijze van bestellen.<br />
We wensen u veel genoegen met het selecteren van uw bestelling uit de lijst en daarna veel succes met het zaaien.<br />
Berichten over de zaairesultaten zijn welkom, indien u niet tevreden bent dan is verstandig om dit tijdig te laten weten via het<br />
mailadres: zaden@succulenta.nl.<br />
Nieuw: Dit jaar is er weer de mogelijkheid om gemengde zaden te bestellen, het aanbod staat aan het eind van de zaadlijst. Altijd<br />
een uitdaging om te achterhalen welke soorten er allemaal zijn opgekomen en als dat niet lukt is een gemende bak met zaailingen<br />
ook gewoon mooi om te zien. Ook in dit geval zijn het niet de zogenaamde winkeldochters, maar zaden waarvan er gewoon veel<br />
beschikbaar zijn.<br />
Namens het Clichéfonds,<br />
Gerard Rutten<br />
2 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
WIJZE VAN BESTELLEN<br />
Bestellen via de bestellijst: Bestel de soorten door bij de juiste prijsklasse de soorten te vermelden die u wenst te<br />
ontvangen. Geef van deze soorten de geslachtsaanduiding en het <strong>nummer</strong> van de soort op de volgende wijze: MAL<br />
2, 14, SUL 1 t/m 5, 12; AN 1, 3, 6 enz.<br />
In de derde kolom zijn de bijzonderheden vermeld van de soorten wat betreft prijs en hoeveelheden waarin de soort<br />
verkrijgbaar is. Controleer altijd of bij uw bestelling de geslachtsaanduidingen en <strong>nummer</strong>s hebt vermeldt!<br />
1 = Prijs per portie € 0,40<br />
2 = Prijs per portie € 0,60.<br />
3 = Prijs per portie € 1,50<br />
4 = Prijs per portie € 0,40; prijs per 5 porties € 1,50.<br />
5 = Prijs per portie € 0,60; prijs per 5 porties € 2,50.<br />
6 = Prijs per portie € 1,50; prijs per 5 porties € 6,00.<br />
7 = Prijs per portie € 0,40; per 5 porties € 1,50; per 1000 zaden € 6,00.<br />
zpp = zaden per portie. De porties bevatten minimaal het aantal zaden dat bij de soort is aangegeven.<br />
Extra mogelijkheden:<br />
Het is ook mogelijk om 10 soorten van één geslacht of groep van geslachten te bestellen en de keuze van de soorten<br />
aan ons over te laten. In deze gevallen kosten deze 10 porties (verschillend en op naam) € 3, 50. Deze pakketjes<br />
kunt u bestellen door in de daarvoor bestemde ruimte aan de achterzijde van het bestelformulier de gewenste<br />
pakketjes te omcirkelen. Let op: deze pakketjes zijn alleen verkrijgbaar van de aangegeven geslachten en de<br />
keuze van de soorten wordt door ons gedaan!<br />
Indien u voor uitverkochte soorten vervangers wenst te ontvangen kunt u dat aangeven op de daarvoor bestemde<br />
plaatsen.<br />
Toezenden van de zaden is ook mogelijk in een stevig doosje dat past door de brievenbusopening,altijd maar met<br />
name voor vetplantenzaden aan te bevelen. Vergeet niet om dit op het bestelformulier aan te geven, anders worden<br />
de zaden verzonden in de standaardverpakking die minder bescherming geeft voor kwetsbare zaden.<br />
Leden van Succulenta<br />
Vermeld bij het bestellen uw adm. Nr. (lidnr.) dat vermeld staat op het adresstrookje van het tijdschrift Succulenta.<br />
Wacht met de betaling van de zaden op de rekening, deze ontvangt u tegelijk met de zaden. Uw voordeel is, dat u<br />
alleen bestelde soorten ontvangt en geen vervangers, tenzij u dat uitdrukkelijk wenst.<br />
Bestellers die geen lid van Succulenta zijn<br />
Op het bestelformulier kunt u aangeven of u direct bij bestellen betaalt en op welke wijze. Geef wel voldoende<br />
vervangers op. Op verzoek zenden we u eerst een rekening tegen een vergoeding van € 2,-. In dit geval ontvangt<br />
u alleen bestelde soorten en geen vervangers. De zaden worden verzonden na ontvangst van het verschuldigde<br />
bedrag.<br />
Minimumbestelling<br />
Voor elke bestelling geldt een minimum bedrag van € 7,00 per bestelling, exclusief de portokosten van € 1,50. Op<br />
kleinere bestellingen wordt door ons niet gereageerd. U hoort er niets meer over.<br />
Bij een bedrag van de rekening boven € 17,50 exclusief verzendkosten nemen wij de verzendkosten voor onze<br />
rekening. Indien u bestelt voor een bedrag dat vrijwel gelijk is hieraan, kan het bedrag lager uitkomen door het<br />
uitverkocht zijn van enkele soorten, waardoor de verzendkosten alsnog voor uw rekening komen!<br />
Wijze van betaling<br />
In Nederland kunt u betalen door storting van het bedrag, onder vermelding van het nota<strong>nummer</strong>, op Bankrekening<br />
14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta.<br />
Binnen de E.E.R. kunt u kosteloos geld over maken mits u de zogenaamde IBAN en BIC code correct heeft ingevuld<br />
en gekozen hebt voor gedeelde kosten (shared costs).<br />
Bankrekening: 14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />
IBAN nr : NL 22 INGB 0000 014465<br />
BIC code : INGBNL2A (niet meer nodig na <strong>februari</strong> 2014 voor binnenlandse betalingen en <strong>februari</strong> 2016 voor<br />
buitenlandse)<br />
Opmerking : Bij andere manieren van betalen uit het buitenland dient u rekening te houden met eventuele<br />
bankkosten. U gelieve zich hiervan zelf op de hoogte te stellen.<br />
Via een e-mail: Bestelinstructies op andere wijze treft u aan op de website van Succulenta http://www.succulenta.nl<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
3
ACA Acanthocalycium<br />
Gemakkelijk groeiende en bloeiende bolcactussen<br />
uit het noorden van Argentinië. Grote en bijzonder<br />
mooie bloemen. Geschikt voor beginners<br />
en niet kougevoelig.<br />
1 H 1 catamarcense (20zzp) donker grijsgroene plant;<br />
zwarte doorns; paars-gele bloemen<br />
2 P 1 ferrarii (20zzp) donkergroen lichaam; grijze<br />
doorns; bloemen glanzend rood<br />
3 P 1 glaucum (20zzp) P 394 Z. Hualfin; plant blauwer;<br />
zwaardere doorns als P143<br />
4 H 1 glaucum (20zzp) blauwgrijze plant; zwarte<br />
doorns; veel gele bloemen<br />
5 P 2 griseum (20zzp) var. P 49 Sta. Maria; grijze<br />
doorns; gele bloemen<br />
6 H 1 klimpelianum (20zzp) bleekgele doorns; witte<br />
bloemen<br />
7 P 1 peitscherianum (20zzp) P 208 bloemen lila tot wit<br />
8 H 1 peitscherianum (20zzp) witte bloemen<br />
9 P 1 spec. (20zzp) LB 380 oostelijk Quines, San Luis<br />
10 H 1 thionanthum (20zzp) gele bloemen<br />
11 H 1 violaceum (20zzp) tot 8 cm lange doorns<br />
ARI Ariocarpus<br />
Bizar gevormde planten uit Mexico. De soorten<br />
blijven vrij klein en groeien langzaam. Vaak<br />
worden deze soorten geënt. Niet kougevoelig,<br />
maar door de langzame groei en grote penwortel<br />
niet al te gemakkelijk.<br />
1 L 2 agavoides (10zzp) van Tula; Tamaulipas; de<br />
kleinste Ariocarpus; gemakkelijk bloeiend<br />
2 L 2 bravoanus (10zzp) bravoanus Nunez<br />
3 H 2 bravoanus (10zzp) hintonii Roseocactus; prachtige<br />
miniatuurvorm<br />
4 L 2 bravoanus (10zzp) hintonii Roseocactus; El<br />
Herrero<br />
5 H 2 confusus (10zzp) van Aramberri/N.L.; meest<br />
purperen bloemen, zelden wit<br />
6 H 2 fissuratus (10zzp) bravoanus Roseocactus;<br />
prachtige miniatuurvorm<br />
7 H 2 fissuratus (10zzp) Roseocactus; de “levende<br />
rots”; wollige schedel; grote violette bloemen<br />
8 L 2 fissuratus (10zzp) lloydii El Amparo<br />
9 H 2 furfuraceus (10zzp) wollige kop; grote witte bloemen<br />
10 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) albiflorus<br />
Roseocactus; vorm met witachtig roze bloemen<br />
11 L 2 kotschoubeyanus (10zzp) albiflorus<br />
Roseocactus; Tula (TAM)<br />
12 L 2 kotschoubeyanus (10zzp) elephantidens<br />
Roseocactus; groot; bloemen purper; Bella Vista<br />
del Rio<br />
13 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) macdowellii<br />
Roseocactus; klein; bloemen purper<br />
14 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) Roseocactus; kleine<br />
plantjes; grote violette bloemen in de herfst<br />
15 L 2 lloydii (10zzp) Roseocactus; lijkt een levende<br />
rots; veel schedelwol; purperen bloemen<br />
16 L 2 retusus (10zzp) elongatus El Huizache<br />
17 L 2 retusus (10zzp) furfuraceus Gen. Cepeda<br />
18 H 2 retusus (10zzp) scherpe driekantige tepels; grote<br />
bleekroze bloemen<br />
19 L 2 retusus (10zzp) van zaad Clichefonds 1999<br />
20 L 2 trigonus (10zzp) Gonzales;lange driehoekige<br />
tuberkels; grote gele bloemen in de herfst<br />
21 L 2 trigonus (10zzp) Aramberri; lange driehoekige<br />
tuberkels; grote gele bloemen in de herfst<br />
22 H 2 trigonus (10zzp) lange driehoekige tuberkels;<br />
grote gele bloemen in de herfst<br />
ARR Arrojadoa<br />
Slanke, klein blijvende zuilen uit noordelijk<br />
Brazilië met fraaie wasachtige bloemen. De planten<br />
zijn kougevoelig en daarom misschien beter<br />
te enten.<br />
1 L 1 albiflora (20zzp)<br />
2 L 1 bahiensis (20zzp) GO 75 type van Mucuge,<br />
Bahia<br />
3 L 1 dinae (20zzp) GO 298 Montezuma,Minas gerais<br />
4 L 1 eriocaulis (20zzp) GO 65 type van Mato<br />
Verde,Minas gerais<br />
5 L 1 hofackeriana (10zzp) GO 232 Piata, Bahia<br />
6 L 1 marylanae (20zzp) GO 72 Sussuarana,Bahia,<br />
unieke planten<br />
7 L 1 rosenbergiana (20zzp)<br />
ART Arthrocereus<br />
Korte zuilvormige cactussen uit Brazilie.<br />
1 L 1 melanurus (20zzp) GO 397 Furnas, Minas<br />
Gerais; rood bruin bedoornde vorm<br />
AST Astrophytum<br />
Zeer geliefde Mexicaanse bolcactussen. De planten<br />
zijn wat vochtgevoelig en daardoor behoren<br />
ze niet tot de gemakkelijke soorten. Rijke bloeiers<br />
in zomer en herfst. Niet kougevoelig.<br />
1 H 2 asterias (20zzp) cv Superkabuto streperige, grote<br />
wollige vlokken<br />
2 L 1 asterias (20zzp) floccosa<br />
3 L 1 asterias (20zzp) nudum doornloze plant; zonder<br />
witte vlokken; 8 vlakke ribben; gele bloemen<br />
4 L 1 asterias (20zzp) doornloze plant; 8 vlakke ribben;<br />
gele bloemen<br />
5 H 1 asterias (20zzp) doornloze plant; 8 vlakke ribben;<br />
gele bloemen<br />
6 H 1 asterias X capricorne (20zzp) zeer mooie<br />
vormen; veel grote bloemen<br />
7 H 1 asterias X capricorne (20zzp) van planten met<br />
een puur groen lichaam; grote areolen<br />
8 H 2 capricorne (20zzp) cv “Crassispinoides” zachte<br />
doorns; zuiver gele bloemen; mooi!<br />
9 H 1 capricorne (20zzp) minor zachte, lange, gebogen<br />
doorns<br />
10 L 1 capricorne (20zzp) minor zachte, lange, gebogen<br />
doorns<br />
11 H 1 capricorne (20zzp) niveum fa. nudum vorm<br />
zonder vlokken; stevige doorns<br />
12 L 1 capricorne (20zzp) zachte, lange, gebogen<br />
doorns<br />
13 H 1 coahuilense (20zzp) dicht wit bevlokt; gele bloemen<br />
met rode keel<br />
14 L 1 hybride (20zzp) (A.asterias superkabuto x<br />
4 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
A.capricorne) x (A.ast. sk)<br />
15 L 1 hybride (20zzp) (A.ast. sk x A.capr.) x (A.ast. sk x<br />
A.coahuilense)<br />
16 H 2 hybride ASCO F2 (20zzp) zeer mooie vormen;<br />
fraai bevlokt<br />
17 L 1 myriostigma (20zzp) columnaire kolomvormig<br />
18 H 2 myriostigma (10zzp) cv “Onzuka” areolen<br />
V-vormig gesierd; fraaie vlokken<br />
19 H 2 myriostigma (10zzp) cv “Onzuka” 4-ribbig<br />
20 L 2 myriostigma (15zzp) cv “Onzuka”<br />
21 H 1 myriostigma (20zzp) fa. 3-ribbig<br />
22 L 1 myriostigma (20zzp) fa.tricostatum 3-ribbig<br />
23 H 1 myriostigma (20zzp) quadricostatum vorm met<br />
aanvankelijk steeds 4 ribben<br />
24 L 1 myriostigma (20zzp) trigonum nudum 3-ribbig;<br />
zonder vlokken<br />
25 L 1 myriostigma (20zzp) de bisschopsmuts<br />
26 H 1 myriostigma (20zzp) de bisschopsmuts<br />
27 L 1 ornatum (20zzp)<br />
28 H 1 senile (20zzp) aureum plant groen; zeer lange,<br />
zachte, gedraaide, goudgele doorns<br />
29 H 1 senile (20zzp) zonder vlokken; lange, zachte,<br />
gedraaide, donkere doorns<br />
AZT Aztekium<br />
Mexicaans geslacht van kleine, uiterst langzaam<br />
groeiende cactussen. De kweek uit zaad is<br />
zeer moeilijk en daarom een uitdaging voor de<br />
ervaren zaaier. Niet kougevoelig. Enten is beter,<br />
omdat anders nauwelijks planten volwassen<br />
zullen worden.<br />
1 L 2 hintonii (5zzp) tussen de 10-15 ribben, geen<br />
smallere secundaire ribben<br />
2 L 2 ritteri (5zzp) Rayones, NL; tussen de 9 -11 ribben<br />
smallere secundaire ribben tot halverwege het<br />
plantlichaam<br />
BLO Blossfeldia<br />
De kleinst blijvende bolcactussen. Bloei is al<br />
mogelijk bij minder dan 1 cm doorsnede. De<br />
kweek uit zaad is moeilijk en enten is aan te<br />
bevelen. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 albiflora (20zzp)<br />
2 P 4 campaniflora (20zzp) donkergroen; areolen witviltig<br />
3 L 1 cyathiformis (20zzp)<br />
4 P 1 formosa (20zzp) plant donker grauwgroen; Rio<br />
las Conchas<br />
5 P 4 liliputiana (20zzp) P 246 Cuesta Miranda<br />
6 L 4 pedicellata (20zzp) plant donkergroen tot bruin;<br />
tot 2 cm groot<br />
7 L 1 spec. Larioja (20zzp) R 717<br />
8 L 1 spec. Miranda (20zzp) Argentinie<br />
9 L 4 spec. Padcaya (20zzp)<br />
10 L 4 spec. Rio Camareo (20zzp)<br />
11 L 1 spec. Zudanez (20zzp) Bolivia<br />
12 L 4 tominensis (20zzp)<br />
13 P 4 vallegrandensis (20zzp) n.n.<br />
BRG Bragaia<br />
Zuilen tot 4 meter hoog. Warmte minnend<br />
1 L 1 estevesii (15zzp) GO 245 Pilao Arcado,Bahia.<br />
Uniek nieuw geslacht, de soort is recentelijk<br />
beschreven<br />
BUI Buiningia<br />
Kort zuilvormige, Braziliaanse planten die een<br />
cephalium vormen. De planten zijn kougevoelig,<br />
maar zeer aantrekkelijk door hun fraaie bedoorning.<br />
1 L 1 aurea (20zzp)<br />
CER Cereus<br />
Zuilcactussen met grote nachtelijke witte bloemen.<br />
Vroeger was het een verzamelgeslacht van<br />
vele zuilen. De meeste soorten zijn eenvoudig te<br />
kweken. Sommige soorten zijn wat kougevoelig.<br />
1 L 1 mirabella (20zzp) GO 94 Barreiras<br />
2 L 1 quadranglaris (20zzp)<br />
CIN Cintia<br />
Monotypisch geslacht, plant met penwortel. Zeer<br />
grote gele bloemen. Niet kougevoelig.<br />
1 L 2 knizei (5zzp) dwergsoort uit Bolivia; lichaam<br />
bruin; bloemen geel; penwortel<br />
CLE Cleistocactus<br />
Slanke zuilen, soms kruipend en soms rechtop<br />
groeiend. Rijk bloeiend met weinig openende<br />
buisvormige bloemen. De kweek is eenvoudig en<br />
de planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 strausii (20zzp) dichte, witte, haarachtige bedoorning;<br />
bloemen wijnrood<br />
COA Cochemiea<br />
Korte zuiltjes met felrode zygomorfe bloemen,<br />
die verwant zijn met Mamillaria. De planten zijn<br />
niet kougevoelig en in verzamelingen niet zeer<br />
algemeen.<br />
1 H 1 maritima (20zzp) plant blauwgroen; doorns roodbruin;<br />
grote scharlaken bloemen<br />
2 H 1 pondii (20zzp) blijft kleiner; dicht bedoornd;<br />
scharlaken bloemen<br />
3 H 1 poselgeri (20zzp) gehaakte doorns, lange, rode,<br />
zygomorfe bloemen<br />
4 H 1 setispina (20zzp) zeer lange, witte haakdoorns;<br />
vermiljoenrode bloemen<br />
COE Coleocephalocereus<br />
Braziliaans geslacht van aan Buiningia verwante<br />
zuilcactussen. De planten worden groter dan<br />
Buiningia. De soorten zijn warmteminnend.<br />
1 L 1 fluminensis (20zzp) paulensis GO 107 São<br />
Sebastiao, São Paulo<br />
COP<br />
Copiapoa<br />
Geel bloeiende, Chileense bolcactussen, die<br />
meestal langzaam groeien. Sommige soorten zijn<br />
vochtgevoelig door hun penwortel. De epidermis<br />
is vaak bijzonder aantrekkelijk van kleur en struc-<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
5
tuur. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 algarrobensis (10zzp) Algarrobal<br />
2 H 2 atacamensis (10zzp) fa. KK 655 van Mejillones;<br />
bredere en scherpere ribben<br />
3 H 2 atacamensis (10zzp) solitair of zodevormende<br />
plant; bloemen wijd open<br />
4 H 1 barquitensis (20zzp) dwergsoort; witwollige schedel;<br />
bloeit rijkelijk<br />
5 H 2 bridgesii (10zzp) kort cylindervormig<br />
6 H 2 calderana (10zzp) fa. grijsgroene plant; dikwoltige<br />
areolen; zware gele bedoorning; zeldzaam<br />
7 L 1 calderana (10zzp) North Caldera; km 910 Pan<br />
Am on both sides of road<br />
8 H 1 cinerascens (10zzp) applanata koppen iets groter<br />
dan type; witgrijze doorns<br />
9 H 2 cinerea (10zzp) albispina witachtige doorns<br />
10 H 2 cinerea (10zzp) later kort zuilvormig; prachtig<br />
berijpt<br />
11 H 2 cuprea (10zzp) plant koperbruin of zwart; zwarte<br />
doorns<br />
12 H 2 dealbata (10zzp)<br />
13 H 2 dura (10zzp) groot lichaam; erg sterke donkere<br />
doorns; grote aanwezige bloemen<br />
14 L 1 echinoides (10zzp) Totoral; 5km west of Totoral<br />
with C. fiedleriana<br />
15 H 2 fiedleriana (10zzp)<br />
16 H 2 grandiflora (10zzp) stevige priemvormige bruinachtige<br />
doorns; grote gele bloemen<br />
17 H 2 haseltoniana (10zzp)<br />
18 H 1 hornilloensis (20zzp) plant helgroen; lange geelbruine<br />
doorns<br />
19 H 1 humilis (20zzp) dwergsoort met penwortel; rijk<br />
geel bloeiend<br />
20 H 2 hypogea (10zzp) dwergsoort; bruingrijze en<br />
rimpelige epidermis<br />
21 H 1 mollicula (20zzp) klein, grijsgroen lichaam; witwollige<br />
schedel<br />
22 H 1 montana (20zzp) bloeit al rijkelijk als kleine plant;<br />
grote bloemen<br />
23 H 1 paposoensis (20zzp) met lange hals<br />
24 H 1 pseudocoquimbana (20zzp) plant groen; zodevormend;<br />
sterke bedoorning<br />
25 H 1 rarissima (20zzp) met lange hals<br />
26 H 2 rupestris (10zzp)<br />
27 H 1 tenuissima (20zzp) dwergsoort; zwartgroene<br />
epidermis; nietige bedoorning<br />
COR Corryocactus<br />
Aan Erdisia verwant geslacht van middelgroot<br />
wordende zuilcactussen uit Peru, Bolivië en Chili,<br />
overdag geopende bloemen en schitterende<br />
kleuren. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 squarrosa (20zzp)<br />
COY Coryphantha<br />
Noordamerikaanse, niet kougevoelige bolcactussen.<br />
De bloemen verschijnen willig uit een<br />
groef boven het areool. Sterke planten die<br />
vaak vorst verdragen. Sommige Escobaria’s en<br />
Lepidocoryphantha zijn hier vermeld.<br />
1 H 1 delaetiana (20zzp) v. L 1230 van Ceballos/Dur.;<br />
bloeit al klein<br />
2 H 1 grandis (20zzp)<br />
3 H 1 hesteri (20zzp) dwergsoort; bloeit gedurende de<br />
hele zomer met dieppaarse bloemen<br />
4 H 1 indensis (20zzp) platrtonde plant; middelgrote<br />
citroengele bloemen<br />
5 H 1 maiz-tablasensis (20zzp) blauwgroene plant;<br />
bloemen geelwit<br />
6 H 1 runyonii (20zzp) Lepidocoryphantha; donker<br />
gestreepte dieproze grote bloemen<br />
DEO Denmoza<br />
Argentijns geslacht waarvan de soorten later kort<br />
zuilvormig worden. Tussen de stevige doorns<br />
ontstaan later haarachtige doorns. Niet kougevoelig.<br />
1 H 1 erythrocephala (20zzp) schuin omhoogstaande<br />
purperachtige bloemen; bruinroodachtige doorns<br />
en veel witte harige doorns<br />
2 H 1 rhodacantha (20zzp) schuin omhoogstaande<br />
purperachtige bloemen; bruinroodachtige doorns<br />
DIC Discocactus<br />
Warmteminnende, cephaliumvormende bolcactussen<br />
met grote nachtelijke, witte, geurende<br />
bloemen. Als ent goed te kweken op voorwaarde<br />
dat de temperatuur hoog genoeg is in de winter.<br />
1 L 1 araneispinus (10zzp)<br />
2 L 1 cephaliociculosus (10zzp) GO 100 Monte Alegre<br />
de Goias, Goias<br />
3 L 1 crystallophilus (10zzp) klein; 6 tot 7 ribben<br />
4 L 1 griseus (10zzp) GO 264 Joao Pinheiro ,Minas<br />
Gerais<br />
5 L 1 horstii (10zzp) klein; met aanliggende nietige<br />
witte doorns<br />
6 L 1 mammillosus (10zzp) ribben tot 22; meer dan 5<br />
doorns<br />
7 L 1 melanochlorus (10zzp) tot 7 cm; 9 - 10 ribben<br />
8 L 1 placentiformis (10zzp) GO 200 Inhai, Minas<br />
Gerais<br />
9 L 1 semicampaniflorus (10zzp) tot 15 cm; 14 ribben;<br />
oude planten bruine doorns<br />
10 L 1 spinosior (10zzp)<br />
11 L 1 subviridigriseus (10zzp)<br />
12 L 1 (10zzp) gemengd<br />
ECA Echinocactus<br />
Groot wordende bolcactussen met krachtige<br />
bedoorning. Bloei is in cultuur zeldzaam. De<br />
bekendste soorten zijn gemakkelijk te kweken.<br />
Niet kougevoelig. Vroeger was dit een verzamelgeslacht<br />
van zeer vele bolcactussen.<br />
1 L 1 grusonii (20zzp) sterk, goudgele doorns<br />
2 H 1 grusonii (20zzp) sterk, goudgele doorns<br />
3 H 1 texensis (20zzp) Homalocephala<br />
ECC Echinocereus<br />
Kort zuilvormige planten uit Mexico en de U.S.A.<br />
De planten zijn veelal weekvlezig en een aantal<br />
soorten verdraagt vorst. Meest eenvoudig te<br />
kweken. De bloemen blijven lang open en zijn<br />
bijzonder mooi.<br />
1 H 1 acifer (20zzp) lange rode bloemen<br />
6 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
2 H 1 adustus (20zzp) kamvormige aanliggende rand<br />
en meest lange bruine middendoorns<br />
3 H 1 amoenus (20zzp) paarskleurige bloemen<br />
4 H 1 armatus (20zzp) zwarte doorns; paarse bloemen<br />
met witte stamper<br />
5 H 1 baileyi (20zzp) brunispinus dichte lange roodbruine<br />
doorns<br />
6 H 1 baileyi (20zzp) caespiticus klein blijvend; sterk<br />
spruitend; wit bedoornd<br />
7 H 1 caespitosus (20zzp) castaneus dicht bruinachtig<br />
bedoornd<br />
8 H 1 carmenensis (20zzp) gele bloemen<br />
9 H 1 chloranthus (20zzp) v. relatief lange purperrode<br />
doorns<br />
10 H 1 coccineus (20zzp) inermis kleine vrijwel doornloze<br />
plant; bloedrode bloemen<br />
11 H 1 dasyacanthus (20zzp) ctenoides abrikoos oranjegele<br />
bloemen<br />
12 H 1 dasyacanthus (20zzp) rectispinus abrikoos oranjegele<br />
bloemen<br />
13 H 1 dasyacanthus (20zzp)<br />
14 L 1 davisii (20zzp) ten zuiden van Marathon, TX<br />
15 L 1 davisii (20zzp) SB 426<br />
16 H 1 engelmannii (20zzp) lange gele doorns<br />
17 H 1 enneacanthus (20zzp) fa. sarissphorus van<br />
Saucillo/Chih; blauwachtige middendoorns<br />
18 H 1 enneacanthus (20zzp) van Saucillo/Chih; lange<br />
centrale doorns; grote paarse bloemen<br />
19 H 1 fendleri (20zzp) boyce-thompsonii een veelribbige<br />
bonter bedoornde vorm<br />
20 L 1 fendleri (20zzp) rectispinus HR 13-009 van Dos<br />
Cabezas Mountains, Az<br />
21 H 1 ferreirianus (20zzp) de lange doorns van onderen<br />
rood<br />
22 H 1 floresii (20zzp) cylindrisch met penwortel; fel<br />
paarse bloemen<br />
23 H 1 gentryi (20zzp) vrijwel doorns; lange roze bloemen<br />
24 H 1 huitcholensis (20zzp) L 1082 lange, iets zygomorfe,<br />
steenrode bloemen<br />
25 H 1 klapperi (20zzp) roodachtige bloemen met<br />
paarse keel<br />
26 H 1 knippelianus (20zzp) kruegeri zachtroze bloemen<br />
in de schedel<br />
27 H 1 ledingii (20zzp) lange neerwaarts gebogen gele<br />
doorns; violette bloemen<br />
28 H 1 longisetus (20zzp)<br />
29 H 1 maritimus (10zzp) zodevormend; helder gele<br />
bloemen<br />
30 H 1 mombergerianus (20zzp)<br />
31 H 1 ochoterenae (20zzp) LAU 624 van Cerro de la<br />
Cobriza/Sin; korte zwarte doorns<br />
32 H 1 pamanesiorum (20zzp) variabele bedoorning;<br />
grote purperen bloemen<br />
33 H 1 parkeri (20zzp) gonzalezii smalle klusters; langere<br />
dichtere doorns<br />
34 L 1 pectinatus (20zzp) v.rubispinus albiflorus slanke<br />
plant; rijk spruitend; wit bloeiend<br />
35 H 1 pulchellus (20zzp) sharpii meer ribben en fijnere<br />
doorns; witte bloemen<br />
36 H 1 purpureus (20zzp) cylinderachtig lichaam; koter<br />
pectinaat doorns; donkerpaarse bloemen<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
37 H 1 rayonensis (20zzp) fa. LAU 1101 slanke plant;<br />
witte doorns; paarsviolette bloemen<br />
38 L 1 reichenbachii (20zzp) perbellus HR 13-005 van<br />
Midland-Odessa, tx<br />
39 L 1 rigidissimus (20zzp) rubispinus rode pectinate<br />
doorns<br />
40 L 1 russanthus (20zzp) fa. fiehnii LAU 1076 Santa<br />
Clara Canyon/Chich; korte doorns<br />
41 H 1 sanpedroensis (20zzp) lange slanke bloem<br />
42 H 1 schereri (20zzp)<br />
43 L 1 stoloniferus (20zzp) tayopensis HR13-052/53<br />
grote gele bloemen<br />
44 H 1 stoloniferus (20zzp) LAU 073 van Guirocoba/<br />
Son; sterk spruitend; gele bloemen<br />
45 H 1 subinermis (20zzp) plant eerst kegelvormig; bijna<br />
doornloos; grote gele bloemen<br />
46 H 1 topensis (20zzp)<br />
47 H 1 triglochidiatus (20zzp) arizonicus dikkere stam;<br />
zeer mooie rode bloemen<br />
48 L 1 triglochidiatus (10zzp) mojavensis uit Torrey,<br />
Utah<br />
49 L 1 triglochidiatus (10zzp) mojavensis fa.”inermis”<br />
van Moab, Utah<br />
50 H 1 viridiflorus (20zzp) montanus klusterende dwergsoort;<br />
dunne doorns; veel bloemen<br />
51 H 1 weinbergii (20zzp) dwergsoort; korte, aanliggende,<br />
roze doorns; bloemen purperrood<br />
ECF Echinofossulocactus<br />
Veelribbige Mexicaanse bolcactussen met<br />
gegolfde ribben. Vroege en rijke bloeiers. De<br />
kweek is eenvoudig en de planten zijn niet kougevoelig.<br />
Ook wel Stenocactus genoemd.<br />
1 H 1 albatus (20zzp) wollige schedel; geel bedoornd<br />
2 H 1 anfractuosus (20zzp) klein, kogelvormig; kleine<br />
bloemen met karmijnrode middenstreep<br />
3 H 1 coptonogonus (20zzp) enige soort zonder golvende<br />
ribben; zware doorns<br />
4 H 1 densispinus (20zzp) dicht bedoornd; witte<br />
zijdoorns en lange bruine middendoorns<br />
5 H 1 dichroacanthus (20zzp) de stevige, afgevlakte,<br />
bovenste doorns zijn eerst robijnrood<br />
6 H 1 guerraianus (20zzp) kan een doorsnede van 20<br />
cm bereiken<br />
7 H 1 hastatus (20zzp) zeer lange meestal donkere<br />
bovendoorns; paarsachtige bloemen<br />
8 H 1 lloydii (20zzp) veelribbig; zeer lange, bleke<br />
bovenste doorns<br />
9 H 1 multicostatus (20zzp) oudere planten kunnen<br />
meer dan 100 smalle, golvende ribben hebben<br />
10 H 1 obvallatus (20zzp) stevige, roodachtige bedoorning;<br />
bloem purperrood<br />
11 H 1 ochoterenaus (20zzp) transparante, witte zij- en<br />
lange gele middendoorns<br />
12 H 1 spec. (20zzp) LAU 1362 van El Salto/Zac.<br />
13 H 1 tricuspidatus (20zzp) korte doorns; gele bloemen<br />
14 H 1 violaciflorus (20zzp) naar boven gebogen bovenste<br />
doorns<br />
ECN<br />
Echinopsis<br />
Veel gekweekte en gemakkelijk te verzorgen<br />
planten met fraaie grote bloemen. Ook soorten<br />
7
van Pseudolobivia en Lobivia kunnen hier zijn<br />
opgenomen. Niet kougevoelig.<br />
1 H 1 calorubra (20zzp) mizquensis Pseudolob.; kleiner;<br />
ongeveer 7 cm lange rode bloemen<br />
2 H 1 calorubra (20zzp) pojoensis Pseudolob.; smaller;<br />
klusterend; oranjerode bloemen<br />
3 L 1 calorubra (20zzp) pojoensis Pseudolob.; smaller;<br />
klusterend; oranjerode bloemen<br />
4 L 1 frankii (20zzp) entstam voor zaailingen<br />
5 H 1 hybr. (20zzp) geschikt als entstam voor zaailingen<br />
6 H 1 mamillosa (20zzp) kermesina Pseudolob.; lange<br />
veelkleurige bloemen<br />
7 L 1 mirabilis (20zzp) Setiechi.; epidermis bruin, kortzuilig;<br />
geurende lange bloem<br />
8 H 1 obrepanda (20zzp) purpurea Pseudolob.; zwaar<br />
bedoornd; enorme purperen bloemen<br />
EPT Epithelantha<br />
Klein blijvende, veelal wit bedoornde bolletjes<br />
met zeer kleine maar leuke bloemen. De zaadbessen<br />
vormen daarna een sieraad op de plant.<br />
Moeilijk op eigen wortel, maar niet kougevoelig.<br />
1 L 1 micromeris (10zzp) neomexicana plant verborgen<br />
onder zeer fijne witte randdoorns<br />
2 L 1 micromeris (10zzp) unguispinus plant verborgen<br />
onder fijne witte doorns; kleine uitstekende zwart<br />
getipte middendoorns; groter dan de type plant<br />
3 L 1 micromeris (20zzp) plant verborgen onder fijne<br />
witte doorns<br />
4 L 1 pachyrhiza (20zzp)<br />
ERE Eriocereus<br />
Slanke zuilen die gemakkelijk bloeien met grote<br />
nachtelijke, witte bloemen. Vaak gebruikt als entstam.<br />
Kweek gemakkelijk. Niet erg kougevoelig,<br />
maar minder sterk als Trichocereus.<br />
1 L 1 jusbertii (20zzp) veel gebruikte bekende entstam<br />
ERI Eriosyce<br />
Groot wordende maar langzaam groeiende bolcactussen<br />
uit Chili. Op eigen wortel moeilijk. De<br />
planten bloeien meestal op latere leeftijd rijkelijk.<br />
Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 eriosyzoides (10zzp) Upper Rio Molles; Rio<br />
Molles at headwaters of canal<br />
2 L 1 floribunda (10zzp) Caleta Junin<br />
3 L 1 heinrichiana (10zzp) setosiflora Q. las Palmas;<br />
at Hazienda Las Palmas in coastal flats<br />
4 L 1 occulta (10zzp) Breas<br />
5 L 1 senilis (10zzp) elquinensis Elqui Valley; 43km<br />
east of La Serena, near old Tar tank<br />
6 L 1 spectabilis (10zzp) Q. Alcodonna; on top of<br />
highest hills, collected by goat herder 1-10-1977;<br />
Atacama; Huasco<br />
7 L 1 taltalensis (10zzp) paucicostata Paposo; on<br />
slopes 8km north Paposo<br />
8 L 1 taltalensis (10zzp) pygmaea North Chanaral;<br />
20km north of Chanaral in yellow quarz outcroppings<br />
ESC Escobaria<br />
Prachtige, klein blijvende bolcactussen die rijkelijk<br />
bloeien en niet kougevoelig zijn. Sommige<br />
soorten kunnen voorkomen onder Coryphantha.<br />
Ideale planten voor liefhebbers met weinig<br />
ruimte.<br />
1 L 1 albispina (20zzp) Zacatecast<br />
2 L 1 bella (20zzp)<br />
3 H 1 chaffeyi (20zzp)<br />
4 L 1 chihuahuensis (20zzp) dicht bruin bedoornd; roze<br />
bloemen<br />
5 L 1 dasyacantha (20zzp) SB 907 presidio co tex<br />
6 L 1 dasyacantha (20zzp)<br />
7 H 1 henricksonii (20zzp) lijkt op M. viperina; bloemen<br />
roze<br />
8 L 1 minima (20zzp) ook wel E. nelliae; klein, spruitend;<br />
dieppurperen bloemen<br />
9 H 1 muehlbaueriana (20zzp) witte doorns met bruine<br />
punt; groene bloemen met bruine strepen<br />
10 H 1 nelliae (20zzp) kleine soort; mooi bedoornd;<br />
purperen bloemen<br />
11 H 1 varicolor (20zzp) variabele doornkleur; vrij zeldzaam<br />
12 L 1 vivipara (20zzp) van Laramie; Co; Wyoming<br />
13 L 1 zilziana (20zzp) lange donker gespitste witte<br />
doorns; groenbruine bloemen<br />
FER Ferocactus<br />
Groot wordende, schitterend bedoornde bolcactussen.<br />
Bloei meestal pas op oudere leeftijd,<br />
maar zeer aantrekkelijk door de forse bedoorning.<br />
Niet kougevoelig en meestal gemakkelijk te<br />
kweken. De groei is niet erg snel.<br />
1 L 1 emoryi (20zzp) tussen Saric and Nogales km 18<br />
km, SON<br />
2 H 1 fordii (20zzp) kleurig bedoornd; violette bloemen<br />
al bij vrij kleine planten<br />
3 L 1 glaucescens (20zzp) fraaie, blauwgroene plant;<br />
lange goudgele doorns<br />
4 H 1 herrerae (20zzp) bruine, gehaakte doorns<br />
5 L 1 macrodiscus (20zzp) fraaie blauwgrijze plant;<br />
bloeit al bij een diameter van 8-12 cm<br />
6 H 1 stainesii (20zzp) pilosus areolen opvallend; veel<br />
witte haren; doorns bloedrood<br />
7 H 1 stainesii (20zzp) areolen wijd gescheiden; rode of<br />
geelrode doorns<br />
8 L 1 swartzii (20zzp) langzame groeier; doorns wijken<br />
af van andere Ferocactussen<br />
9 L 1 townsendianus (20zzp) Santa Rita MEX1<br />
km.185, BCS<br />
10 H 1 viridescens (20zzp) kan al klein bloeien; bloem<br />
groengeel<br />
11 L 1 wislizenii (20zzp) 100 km W van Ciudad Juarezt<br />
MEX2/100.km, CHIH; centrale doorn 10 cm !!!<br />
FRA Frailea<br />
Kleine Zuidamerikaanse bolcactussen. De<br />
meeste soorten zetten zaad zonder dat de bloem<br />
open is geweest. Niet kougevoelig, maar door de<br />
penwortel wel vochtgevoelig.<br />
1 L 1 alacriportana (20zzp) fulvispina FS5<br />
2 L 1 alacriportana (20zzp) var.<br />
8 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
3 L 1 alegratana (20zzp)<br />
4 L 1 asterioides (20zzp) backebergii<br />
5 L 1 asterioides (20zzp)<br />
6 L 1 aureinitensis (20zzp) PR 415 van Cangucu<br />
7 L 1 aureispina (20zzp)<br />
8 L 1 buenekerii (20zzp) GF 620<br />
9 L 1 canauparii (20zzp)<br />
10 L 1 cataphracta (20zzp) South of Quindy<br />
11 L 1 concepciones (20zzp) SM 115 polvorm<br />
12 L 1 glaucescens (20zzp) SCHL 7-218<br />
13 L 1 gracillima (20zzp)<br />
14 L 1 horstii (20zzp) HU 13<br />
15 L 1 ignacionensis (20zzp)<br />
16 L 1 lepida (20zzp)<br />
17 L 1 mammifera (20zzp) minima R 490<br />
18 L 1 pumila (20zzp) WRA 270<br />
19 L 1 pumila (20zzp) WRA 274<br />
20 L 1 pygmaea (20zzp) curvispina MHH 218<br />
21 L 1 pygmaea (20zzp) AH 160<br />
22 L 1 sp de Portorica (20zzp)<br />
23 L 1 tenuissima (20zzp) PR 509<br />
GYM Gymnocalycium<br />
Groot Zuidamerikaans geslacht van bolcactussen<br />
die rijk en langdurig bloeien. De planten gedijen<br />
ook goed bij iets minder licht. Niet kougevoelig<br />
en in het algemeen gemakkelijk. De bloemknoppen<br />
zijn onbedoornd.<br />
1 L 1 achirasense (20zzp) duidelijke stekende heldere<br />
doorns; begin donker; lila bloemen<br />
2 H 1 ambatoense (20zzp) plant donkergrijsgroen;<br />
donker hoorngrijze enigszings gebogen doorns<br />
3 H 1 andreae (20zzp) donkergroen; klusterend<br />
lichaam, veel gele bloemen; gemakkelijk bloeiend<br />
4 H 1 anisitsii (20zzp) lichaam later langachtig; loofgroen;<br />
witte bloemen<br />
5 H 1 asterium (20zzp) paucispinum erg plat; asgrijs<br />
lichaam; slechts 3 doorns in elk areool<br />
6 H 1 baldianum (20zzp) albiflorum wit bloeiende vorm<br />
7 H 1 baldianum (20zzp) bekende roodbloeiende soort<br />
8 H 1 bayrianum (20zzp) vlakke en brede ribben; 5<br />
sterke doorns<br />
9 H 1 berchtii (20zzp)<br />
10 H 1 bicolor (20zzp) omhoogstaande doorn wit, overige<br />
zwart<br />
11 H 1 bodenbenderianum (20zzp) erg plat; bruingroen;<br />
korte roze bloemen<br />
12 H 1 bruchii (20zzp) albispinum spruitend; wit of bruin<br />
bedoornd; bel tot tunnelvormige lavendel witte<br />
bloemen<br />
13 L 1 bruchii (20zzp) niveum<br />
14 H 1 bruchii (20zzp) suzanae<br />
15 H 1 buenekeri (20zzp) lijkt op G. horstii; mat, volvette<br />
plant; dieproze bloemen<br />
16 H 1 comarapense (20zzp) veelribbig; bloem wit met<br />
roze keel<br />
17 H 1 damsii (20zzp) tucavocense scherpe ribben; veel<br />
dieproze bloemen<br />
18 H 1 damsii (20zzp) bloeit het hele seizoen<br />
19 H 1 deeszianum (20zzp) 7 aanliggende doorns; witte<br />
bloemen met zachtroze keel<br />
20 H 1 denudatum (20zzp) fa. de spinne cactus; kromme<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
doorns; 6 tot 7 ribben; enigszins knobbelig<br />
21 H 1 denudatum (20zzp) de spinne cactus; meestal 5<br />
ribben; grote witte bloemen<br />
22 H 1 erinaceum (20zzp) kleine smalle plant; doorns<br />
bruin eindigend met witte punten; bloemen wit<br />
met rode keel<br />
23 H 1 ferrari (20zzp)<br />
24 H 1 friedrichii (20zzp) de zebracactus; dieproze bloemen<br />
25 H 1 gibbosum (20zzp) nobile donkergroene plant;<br />
naaldachtige doorns; grote witte bloemen<br />
26 H 1 gibbosum (20zzp) donkergroene plant; naaldachtige<br />
doorns; grote witte bloemen<br />
27 H 1 glaucum (20zzp)<br />
28 H 1 guanchinense (20zzp) grote klokvormige bruine<br />
roze bloemen<br />
29 H 1 hamatum (20zzp) de krachtige doorns zijn aan<br />
het eind hoekig gekromd<br />
30 H 1 heidiae (20zzp)<br />
31 H 1 horstii (20zzp) roze bloemen<br />
32 H 1 hossei (20zzp) platrond, grijsgroen lichaam;<br />
bloemen wit tot roze<br />
33 H 1 hybopleurum (20zzp) polycephalum<br />
34 H 1 kozelskyanum (20zzp) vlakke plant; bronskleurig,<br />
3 doorns per areool<br />
35 H 1 lagunillacense (20zzp) grote roomwit of zalmkleurige<br />
bloemen met een bloedrode keel<br />
36 H 1 leanum (20zzp) nettrelianum weining aanliggende<br />
vebogen randdoorns<br />
37 H 1 marquezii (20zzp) argentinense lnage gebogen<br />
donkere doorns; heldere bloemen<br />
38 H 1 marquezii (20zzp) gedraaide doorns; zalm of<br />
abrikoos kleurige bloemen<br />
39 H 1 mazanense (20zzp) hossei<br />
40 H 1 mihanovichii (20zzp) albiflorum<br />
41 H 1 mihanovichii (20zzp) filadelfiense grotere plant;<br />
bruinachtig groene bloemen<br />
42 H 1 mihanovichii (20zzp) melocactiforme groter<br />
lichaam<br />
43 H 1 mihanovichii (20zzp) smalle roodgroene plant;<br />
veel contrastrijke witachtig groene bloemen<br />
44 H 1 millaresii (20zzp) grote platte plant; gebogen<br />
zwart doorns<br />
45 L 1 mostii (20zzp) sterk bedoornd; grote roze bloemen<br />
met rode keel<br />
46 H 1 multiflorum (20zzp) grote groene planten; sterke<br />
bedoorning; grote roze bloemen<br />
47 L 1 neuhuberi (20zzp) ribben opvallend verdeeld in<br />
knobbels<br />
48 H 1 nigriareolatum (20zzp) vrijwel witte roze getinte<br />
bloem met groenachtige kelkbladeren<br />
49 H 1 obductum (20zzp)<br />
50 L 1 occultum (10zzp) plant grijsbruin tot olijfkleurig;<br />
langzame groeier<br />
51 L 1 poeschlii (20zzp) vrij recent; donker lichaam<br />
52 H 1 quehlianum (20zzp)<br />
53 H 1 ragonesii (20zzp) kleine rookgrijze platte plant;<br />
54 H 1 riograndensis (20zzp) donkergroene plant; witte<br />
bloemen met blauwrode keel<br />
55 L 1 saglione (20zzp) blauwgroene plant; lange sierlijk<br />
gebogen zwarte doorns<br />
56 H 1 saglione (20zzp) blauwgroene plant; lange sierlijk<br />
9
gebogen zwarte doorns<br />
57 H 1 schatzlianum (20zzp) lichaam donker grijsgroen;<br />
schedel ombedoornd; grote bloemen<br />
58 H 1 sp. (20zzp) HV 1097<br />
59 H 1 sp. (20zzp) HV 1500<br />
60 H 1 sp. (20zzp) HV 2007<br />
61 H 1 sp. (20zzp) HV 664<br />
62 H 1 spec. (20zzp) LAU 503 Andalga/Arg.; gerelateerd<br />
aan G. hybopleurum; geen centrale doorn<br />
63 H 1 spegazzinii (20zzp) blauwgroen lichaam; brede<br />
vlakke ribben; aanliggende doorns<br />
64 H 1 sutterianum (20zzp) grijsgroene plant; bloemen<br />
helder rood<br />
65 H 1 triacanthum (20zzp) bruingroene plant;3 aanliggende<br />
hoorngrijze doorns<br />
66 L 1 uebelmannianum (20zzp) plant snoekgrijs; witte<br />
doorns spinvormig<br />
67 H 1 valniceckianum (20zzp) vervlochten witgrauwe<br />
doorns<br />
68 H 1 vatteri (20zzp) fa. vorm met sterker gekrulde<br />
gebogen aanliggende doorns<br />
69 H 1 vatteri (20zzp) plant grijsgroen; 1 tot 2 doorns;<br />
bloemen vuilwit tot roze<br />
70 H 1 weissianum (20zzp) lange sterke gedraaide<br />
doorns; grote zalmroze bloemen<br />
71 H 1 zegarrae (20zzp) mollige tuberkels; veel grote<br />
bloemen<br />
HAM Hamatocactus<br />
Aan Ferocactus verwante bolcactussen. Ze<br />
worden minder groot en bloeien zeer gemakkelijk<br />
met grote gele bloemen. Kweek is eenvoudig en<br />
ze zijn niet kougevoelig.<br />
1 H 1 hamatacanthus (20zzp) één van de middendoorns<br />
tot 12 cm lang en gehaakt<br />
2 H 1 setispinus (20zzp) orcuttii lange, goudgele<br />
doorns; gemakkelijke bloeier<br />
HIL Hildewintera<br />
Kleine kruipende en/of hangende zuilen die ook<br />
wel bij Borzicactus worden ingedeeld. Bloeit rijk<br />
gedurende de hele zomer. De planten zijn niet<br />
kougevoelig en worden niet zeer groot.<br />
1 L 1 colademononis (20zzp) hangplant; bloem zygomorf<br />
HOR Horridocactus<br />
Zie ook Neochilenia, Neoporteria, Pyrrhocactus<br />
of Thelocephala. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />
1 H 1 choapensis (20zzp) platrond; bloemen geel tot<br />
olijfgeel<br />
2 H 1 horridus (20zzp) = H. tuberisulcatus<br />
ISL Islaya<br />
Peruaanse bolcactussen met zeer fraai<br />
gekleurde, opvallende zaadbessen. Op eigen<br />
wortel is de kweek niet zeer eenvoudig. Ook de<br />
kweek uit zaad vereist enige kundigheid.<br />
1 H 1 copiapoides (20zzp) chalaensis alleen een paar<br />
donkere puntvormige doorns; gele bloemen<br />
2 H 1 copiapoides (20zzp) plant blauwgroen; korte<br />
dikke doorns; veel gele bloemen<br />
3 H 1 islayensis (20zzp)<br />
LER Leuchtenbergia<br />
Monotypisch geslacht van planten met penwortel<br />
en driekantige tepels. Zeer grote gele bloemen,<br />
die willig verschijnen bij oudere planten. In de<br />
zomer houden ze van veel water en in de winter<br />
van volkomen droogte. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 principis (20zzp) lange papierachtige doorns;<br />
enorme bloemen<br />
LOB Lobivia<br />
Zie ook Echinopsis. Pseudolobivia is deels<br />
hier en deels bij Echinopsis ondergebracht.<br />
Schitterende bloeiers, maar helaas slechts<br />
enkele uren per bloem. De kweek is eenvoudig<br />
en de planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 amblayensis (20zzp) v.albispina grote oranje<br />
bloemen<br />
2 H 1 backebergii (20zzp) oxyalabastra zwakke<br />
getwiste bleke doorns; donkerkarmijne bloemen<br />
3 H 1 cinnabarina (20zzp) grandiflora donker geelbruine<br />
doorns; donkerrode bloemen met violette<br />
keel<br />
4 L 1 famatimensis (20zzp) sanjuanensis langzame<br />
groeier; gele bloemen; mooie plant<br />
5 H 1 famatimensis (20zzp) fijn dicht bedoornd; langzame<br />
groeier; gele bloemen; mooie plant<br />
6 H 1 haematantha (20zzp) LAU 459 zwarte gebogen<br />
middendoorn; rode bloemen met witte keel<br />
7 H 1 jajoiana (20zzp) frisgroene platte plant; roodachtige<br />
bloemen met donkerviolette keel<br />
8 L 1 jajoiana (20zzp)<br />
9 H 1 lateritia (20zzp) kupperiana zwarte doorns; gele<br />
bloemen; zeldzaam<br />
10 H 1 pentlandii (20zzp) extreem lange doorns; bloemen<br />
van geel tot violet<br />
11 L 1 pugionacantha (20zzp) rossii roze, oranjeof roodachtige<br />
bloemen<br />
12 H 1 tegeleriana (20zzp) incuiensis<br />
13 H 1 tiegeliana (20zzp) cinnabarina helder rode bloemen<br />
LOP Lophophora<br />
Kleine, soms groepen vormende bolcactussen.<br />
In de natuur bevat de wortelhals mescaline. De<br />
planten zijn onbedoornd en bezitten viltige areolen.<br />
Niet kou-, maar wel vochtgevoelig.<br />
1 L 2 diffusa (10zzp) koehresii plant donkergroen;<br />
ribben sterker relief<br />
2 H 2 echinata (10zzp) diffusa plant helder grijsgroen;<br />
vlakke ribben; witachtige bloemen<br />
3 H 2 echinata (10zzp) koehresiana plant donkergroen;<br />
vlakke ribben<br />
4 H 2 williamsii (10zzp) decipiens grotere, langere,<br />
violetroze bloemen<br />
5 H 2 williamsii (10zzp) doornloos; dikke viltige areolen<br />
MAI<br />
Maihueniopsis<br />
Nauw aan Tephrocactus verwante planten uit<br />
10 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
Argentinië. In de laatste jaren is een aantal soorten<br />
van Tephrocactus in dit geslacht geplaatst.<br />
Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 atacamensis (10zzp) stam in knolvormige delen<br />
gesegmenteerd; zodevormend<br />
2 L 1 glomeratus (10zzp) atrospinosus stam in knolvormige<br />
delen gesegmenteerd; zodevormend<br />
MAL Mamillaria<br />
Grootste en meest gekweekte geslacht van<br />
cactussen. Binnen het geslacht bestaat een grote<br />
schakering in vorm, grootte en bloemen. Bloei<br />
meestal in een krans om de schedel. Kweek bij<br />
veel soorten eenvoudig. Niet kougevoelig.<br />
1 H 1 albicoma (20zzp) veel witte, harige borstels, die<br />
de plant geheel verbergen<br />
2 H 1 baumii (20zzp) Dol.; zwavelgele, geurende bloemen<br />
3 H 1 bocasana (20zzp) fa. clustervormend; bloemen<br />
tunnelvormig; rode bloemen<br />
4 L 1 bocasana (20zzp) clustervormend; bloemen tunnelvormig<br />
roomwit tot roze achtig<br />
5 H 1 bocensis (20zzp) vorm met rechte donkerrode<br />
centrale doorn<br />
6 H 1 bombycina (20zzp) glazig witt zij- en rode,<br />
gehaakte middendoorns<br />
7 H 1 caerulea (20zzp) blauwgroene plant; fijne witte<br />
radiale en donkere centrale doorns<br />
8 L 1 candida (20zzp) rosea dichte bedoorning tot 120<br />
centrale doorns; grote roseachtige bloemen<br />
9 L 1 candida (20zzp) v. Guadalcasar<br />
10 H 1 carretii (20zzp) gehaakte middendoorn; witachtige<br />
bloem met roze middenstreep<br />
11 L 1 denudata (20zzp) De Coahuila; witbedoornd<br />
12 H 1 dixanthocentron (20zzp) lange glanzende goudgele<br />
bedoorning; fel karmijnrode bloemen<br />
13 H 1 freundenbergeri (20zzp) grote kogelachtige<br />
plant;grote helgele bloemen<br />
14 H 2 gasseriana (15zzp) dwergsoor; dicht bedoornd; 1<br />
sterek centrale gehaakte doorn<br />
15 L 1 giselae (20zzp) zonder borstelige haren in de<br />
axillen<br />
16 H 1 guelzowiana (20zzp) robustior Krainzia; talrijke<br />
geel tot roodbruine krachtige middendoorns<br />
17 L 1 herrerae (20zzp) dicht wit bedoornd<br />
18 H 1 hertrichiana (20zzp) fa. LAU 082 San Antonio/<br />
Son; vormt grote clusters; mooi<br />
19 L 1 heyderi (20zzp) gedrongen platte plant<br />
20 H 1 johnstonii (20zzp) sancarlensis lange middendoorns<br />
21 H 1 kraehenbuehlii (20zzp) kleine klustervormende<br />
plant; witte doorns; paarse bloemen<br />
22 L 1 lasiacantha (20zzp) witbedoornd<br />
23 L 1 lenta (20zzp) vormt klusters; fijne dichte witte<br />
aanliggende doorns; rozeachtige bloemen<br />
24 H 1 lewisiana (20zzp) smal blauwgroene plant; lange<br />
flauw gedraaide bruine centrale doorns<br />
25 H 1 lindsayi (20zzp) dicht wollige axillen; roodbruine<br />
rechte doorns; geelachtige bloemen<br />
26 H 1 longiflora (20zzp) fa. Krainzia; geelwit bedoornde<br />
vorm<br />
27 H 1 longiflora (20zzp) stampferi Krainzia; doorns en<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
bloemen korter<br />
28 H 1 longiflora (20zzp) Krainzia; lange rode gehaakte<br />
centrale doorns; grote roze bloemen<br />
29 H 2 luethii (5zzp) dichte ronde opstaande tuberkels;<br />
doorns kort, minuscule zacht en wit, niet stekelig;<br />
bloem groot magenta met een witte keel<br />
30 H 1 magalanii (20zzp) fijn en dicht bedoornde dwergsoort;<br />
doorns aanvankelijk roze<br />
31 H 1 marksiana (20zzp) geelgroene plant; areolen<br />
wollig; doorns en bloemen geel<br />
32 H 1 marshalliana (20zzp) blauwgroene platte plant;<br />
veel groengele bloemen<br />
33 H 1 melanocentra (20zzp) runyonii minder bedoornde<br />
vorm; grote donkerroze bloemen<br />
34 H 1 mieheana (20zzp) geel tot witte zij- en honinggeel<br />
tot bruinachtige middendoorns<br />
35 H 1 movensis (20zzp) zwarteachtige rode doorns;<br />
36 H 1 napina (20zzp)<br />
37 L 1 nejapensis (20zzp) axillen met lange witte wol<br />
38 H 2 perezdelarosae (15zzp) veel witte zij- 1 of 2<br />
gehaakte, zwarte middendoorns<br />
39 H 2 plumosa (15zzp) de zogenaamde golf bal vorm<br />
40 H 1 pringlei (20zzp) longicentra lange gedraaide<br />
goudgele middendoorns; dieprode bloemen<br />
41 L 1 prolifera (20zzp) gemakkelig spruitend; bloemen<br />
en vruchten teglijkertijd aan de plant<br />
42 L 1 pseudoperbella (20zzp) veel witte radiale doorns;<br />
korte zwarte centrale doorns<br />
43 H 1 rekoi (20zzp)<br />
44 H 1 rhodantha (20zzp) ruberrima robijnrode doorns;<br />
mooi<br />
45 L 1 schiedeana (20zzp) giselae zonder borstelige<br />
haren in de axillen<br />
46 H 1 schiedeana (20zzp) plant verborgen onder<br />
zachte, gevederde, goudgele doorns<br />
47 H 1 seitziana (20zzp) ongeer 4 doorns de omlaagstaande<br />
het langst<br />
48 H 1 sheldonii (20zzp) zwarte, gehaakte middendoorns;<br />
grote, purperen, geurende bloemen<br />
49 H 1 sinistrohamata (20zzp) 4 gele miidendoorns; de<br />
onderste naar links gebogen<br />
50 H 1 sphaerica (20zzp) Dol.; lange, vlakke tuberkels;<br />
grote bloemen<br />
51 H 1 spinosissima (20zzp) rubens vorm met bloedrode<br />
doorns<br />
52 H 1 tayloriorum (20zzp) erg wollige axillen; roodgetipte<br />
witte doorns; dieproze bloemen<br />
53 H 1 tesopacensis (20zzp) fa. vorm met gele doorns<br />
54 H 1 tesopacensis (20zzp) rubriflora zwartachtige rode<br />
doorns; bleekkarmijne bloemen<br />
55 H 1 tesopacensis (20zzp) rode doorns; gele bloemen<br />
56 L 2 theresae (15zzp) dwergsoort; grote roze bloemen<br />
57 H 1 viperina (20zzp) rijkelijk spruitende zuiltjes; karmijnrode<br />
bloemen<br />
MAM Mamillopsis<br />
Monotypisch geslacht. Dichte, witte bedoorning.<br />
Middendoorns gehaakt. Grote roodoranje<br />
bloemen, die helaas in cultuur niet al te vaak<br />
verschijnen. Niet kougevoelig.<br />
1 H 1 senilis (20zzp) fa. dicht sneeuwit bedoornd; grote<br />
buisvormige witte bloemen<br />
11
2 H 1 senilis (20zzp) dicht sneeuwit bedoornd; grote<br />
buisvormige oranjerode bloemen<br />
MAT Matucana<br />
Zuidamerikaanse bolcactussen met grote, vaak<br />
zygomorfe bloemen. Hier zijn ook Submatucana<br />
en Eomatucana geplaatst. In cultuur zijn de<br />
meeste soorten niet kougevoelig. Over de naamgeving<br />
heerst nogal verwarring.<br />
1 H 1 aureiflora (20zzp) Subm.; lijkt op een Oroya;<br />
korte, rechte, gele bloemen<br />
2 H 1 calliantha (20zzp) Subm.; lange vervlochten<br />
doorns; grote bloemen<br />
3 H 1 cereoides (20zzp) dichte radiale doorns; lange<br />
geelachtige opwaartse gerichte centrale doorns<br />
4 H 1 crinifera (20zzp)<br />
5 H 1 formosa (20zzp) Subm.;<br />
6 H 1 haynei (20zzp) dichte fijne witte radiale doorns;<br />
donker getipte centrale doorns<br />
7 H 1 herzogiana (20zzp) borstelige bedoorning<br />
8 H 1 intertexta (20zzp) Subm.; lange, zygomorfe,<br />
oranje bloemen<br />
9 H 1 madisoniorum (20zzp) pujupatii Subm.; plant<br />
asgrijsgroen; donkerrode bloemen<br />
10 H 1 madisoniorum (20zzp) Subm.; vlakke ribben;<br />
vrijwel doornloos; lange doorns; oranjerode bloemen<br />
11 H 1 multicolor (20zzp)<br />
12 H 1 oreodoxa (20zzp) Subm.; kleine frisgroene plant;<br />
lange actinomorphic; rode bloemen<br />
13 H 1 paucicostata (20zzp) Subm.; lange, gebogen<br />
grijze doorns; bloemen roodachtig<br />
14 H 1 purpureoalba (20zzp) purperroze bloemen<br />
15 H 1 ritteri (20zzp) Subm.; lange, zygomorfe, karmijnrode<br />
bloemen<br />
16 H 1 spec. (20zzp) LAU 173 Subm.; de Rio Crisnejas<br />
17 H 1 tuberculosa (20zzp) Subm.; lange grijze doorns;<br />
rijkbloeiend<br />
18 H 1 weberbaueri (20zzp) flammea Subm.; dicht goudgeel<br />
bedoornd; bloemen oranje<br />
19 H 1 weberbaueri (20zzp) Subm.; dicht goudgeel<br />
bedoornd; bloemen geel<br />
20 H 1 yanganucensis (20zzp) witachtige zijdoorns;<br />
geelbruine middendoorns<br />
MEL Melocactus<br />
Cephalium vormende bolcactussen. In het<br />
algemeen zijn de planten willige groeiers, als de<br />
temperatuur ‘s winters voldoende hoog is. De<br />
planten bloeien pas na vorming van het cephalium,<br />
dus na 10 of meer jaren.<br />
1 E 1 amethystinus (20zzp) HU 270 Brejinho das<br />
Amethystas; Bahia<br />
2 E 1 ammatrophus (20zzp) HU 353 Hd. Grão Mogol<br />
Minas Gerais; breed cephalium van 10cm<br />
3 E 1 amoenus (20zzp) in heuvelgebied ten z. van<br />
Santa Marta N. Colombia; zeer groot; niet M.<br />
Caesius<br />
4 E 1 arcuatispinus (20zzp) HU 424 van Tiguara,<br />
Bahia; opvallende, blauwige soort<br />
5 E 1 axiniphorus (20zzp) BB0 1233 - HU450 bij Vitoria<br />
de Conquista Bahia<br />
6 E 7 bahiensis (20zzp) HU 388 van Machado Portella<br />
Z-Bahia; de echte soort met 4 middendoorns; zie<br />
Succulenta 2012 nr 3 pag 111 ev.<br />
7 E 1 broadwayi (20zzp) zuidelijke eilanden Caribische<br />
eilanden; dicht roodbruin bedoornd; moeilijk;<br />
enten<br />
8 E 1 brongniartii (20zzp) van Honduras; grote rode<br />
vrucht; interessant<br />
9 E 4 brumadoensis (20zzp) BBO 1404 nom. Prov.;<br />
Brumado Z-Bahia<br />
10 E 1 caetitensis (20zzp) HU 124 nom. prov.; bij<br />
Caetité; Z-Bahia<br />
11 E 1 calderanus (20zzp) HU 465 Calderão ZO<br />
Bahia; pracht plant; mooie lichtbruine doorns;<br />
Succulenta 4; 2004<br />
12 L 1 caroli-linnaei (20zzp) AS 2 van Water Com.<br />
Mandeville, Jamaïque; hoge plant<br />
13 E 1 conoideus (20zzp) GD 94 N.van Vitoria da<br />
Conquista Bahia; korte harde bedoorning<br />
14 L 1 conoideus (10zzp) GO 363 Itinga, Minas Gerais;<br />
tweede populatie; 200 km ten zuiden van de<br />
typestandplaats<br />
15 E 1 conoideus (20zzp) HU 183 N.van Vitoria da<br />
Conquista; Bahia; rechte bruine doorns 2 - 3 cm;<br />
1 middendoorn<br />
16 E 1 cremnophilus (20zzp) HU 223 Oostelijke hellingen<br />
Serra do Espinhaco bij Morro de Chapéu;<br />
Centraal Bahia; onderste randdoorn 5 bijna 6 cm<br />
17 E 1 delessertianus (20zzp) Vera Cruz Oost Mexico<br />
18 E 4 depressus (20zzp) HU 482 Penedo Sergipé;<br />
Poco Redondo; bloem zichtbaar bij een klein<br />
cephalium<br />
19 E 1 disciformus (20zzp) HU 132 n.n.; Seabra Bahia<br />
Zuid Brasil; ; kleine bloem helemaal rood<br />
20 E 4 erythracantus (20zzp) HU 220 Morro de Chapéu<br />
Bahia; westelijke hellingen Serra do Espinhacó<br />
21 L 1 fa. ruestii (20zzp) met witte vruchten<br />
22 E 1 ferreophilus (20zzp) HU 217 M. armatus nom.<br />
prov; Lagoa de Boi, Bahia; glanzend zwarte<br />
zaden<br />
23 E 1 florschuetzianus (20zzp) HU 148 Francisco Sá;<br />
Minais Gerais<br />
24 E 1 glauxianus (20zzp) HU 382 = Hovens 86 -130<br />
W. van Itaobam richting Jequitinhonha; Minas<br />
Gerais<br />
25 E 1 griseoloviridis (20zzp) HU 405 N.W. Itamarandiba<br />
Minas Gerais; lichtrozewit vruchtje<br />
26 L 1 guitartii (20zzp) Jatibonico; Cuba<br />
27 L 1 guitartii (20zzp) Manaquitas; Cuba<br />
28 E 4 helvolilanatus (20zzp) HU 444 van Simplicio<br />
Mendes en Santa Antonia Piaui; Succulenta<br />
1976 pag. 262 e.v.<br />
29 E 1 holquinensis (20zzp) van Las Guanas<br />
Guardalavaca Cuba; zeer mooi bedoornd; enten<br />
30 E 4 interpositus (20zzp) FR 1207 Iacu; Bahia; = M.<br />
alex-bragai<br />
31 E 1 itaberabensis (20zzp) HU 464 nom. prov.; 30 km<br />
ten N van Itaberabo Z - Bahia; road 242; mooie<br />
lichtroodbruine bedoorning<br />
32 E 1 krainzianus (20zzp) HU 264 Irecé Bahia; zuilvormige<br />
donkerblauwe plant; zwarte doorns;<br />
moeilijk; enten<br />
12 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
Bestelling van: Dhr/Mevr./Mej: : ..................................................................................................................................................................<br />
Adres: ...................................................................................................................................................................................................................<br />
Postcode : ..........................................................................................................................................................................................................<br />
Plaats: ...................................................................................................................................................................................................................<br />
Lid/Adm. Nr. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
....................................................................................................................................................................................<br />
Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />
Prins Hendrikstraat 15<br />
2641HK Pijnacker<br />
__________________________________________________________________________________________<br />
Ondergetekende wenst de hieronder en aan ommezijde vermelde soorten uit de lijst <strong>2013</strong>-2014 te ontvangen<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
Soorten à € 0,60 Vervangnrs. à € 0,60<br />
Soorten à € 1,50 Vervangnrs à € 1,50<br />
Totaal bestelling:<br />
Betaling:<br />
……… stevige verpakking à € 1,00 = € …………. 0 Als lid Succulenta na ontvangst rekening.<br />
……… soorten à € 0,40 = € …………. 0 Na ontvangst rekening (Extra kosten € 2,-)<br />
……… soorten à € 0,60 = € …………. 0 Betaald op ………………………..<br />
……… soorten à € 1,50 = € …………. Via: ……………………………….<br />
………porties á € 2,50 = € …………. Kruis het juiste vakje aan<br />
……… porties à € 6,00<br />
= € ………….<br />
……… pakketjes à € 3,50<br />
= € ………….<br />
Bijdrage Portokosten beneden € 17,50 = € 1,50<br />
Totaal<br />
= € ………….<br />
LET OP: Minimum bestelling (excl. porto) € 7,00 !!<br />
Handtekening: …………………………………………………………………………………<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
13
Soorten à € 0,40 Vervangnrs. à € 0,40<br />
Porties à € 2,50 Vervangnrs. à € 2,50<br />
Porties à € 6,00 Vervangnrs. à € 6,00<br />
Pakketjes van 10 soorten à €3,50. Van enkele soorten kunt u ook 20,30 of 50 porties bestellen. Deze geslachten zijn dan vaker opgenomen in de<br />
volgende opsomming. Kruis de gewenste geslachten aan.<br />
AST AST COP ECC ECC ECC ECF<br />
FRA FRA GYM GYM GYM<br />
MAL MAL MAL MAT MEL MEL MEL NCH NCH<br />
NEP NOT NOT REB TUR<br />
AN AN LI LI LI LI LI<br />
14 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
Bestelling van: Dhr/Mevr./Mej: : ..................................................................................................................................................................<br />
Adres: ...................................................................................................................................................................................................................<br />
Postcode : ..........................................................................................................................................................................................................<br />
Plaats: ...................................................................................................................................................................................................................<br />
Lid/Adm. Nr. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
....................................................................................................................................................................................<br />
Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />
Prins Hendrikstraat 15<br />
2641HK Pijnacker<br />
__________________________________________________________________________________________<br />
Ondergetekende wenst de hieronder en aan ommezijde vermelde soorten uit de lijst <strong>2013</strong>-2014 te ontvangen<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
Soorten à € 0,60 Vervangnrs. à € 0,60<br />
Soorten à € 1,50 Vervangnrs à € 1,50<br />
Totaal bestelling:<br />
Betaling:<br />
……… stevige verpakking à € 1,00 = € …………. 0 Als lid Succulenta na ontvangst rekening.<br />
……… soorten à € 0,40 = € …………. 0 Na ontvangst rekening (Extra kosten € 2,-)<br />
……… soorten à € 0,60 = € …………. 0 Betaald op ………………………..<br />
……… soorten à € 1,50 = € …………. Via: ……………………………….<br />
………porties á € 2,50 = € …………. Kruis het juiste vakje aan<br />
……… porties à € 6,00<br />
= € ………….<br />
……… pakketjes à € 3,50<br />
= € ………….<br />
Bijdrage Portokosten beneden € 17,50 = € 1,50<br />
Totaal<br />
= € ………….<br />
LET OP: Minimum bestelling (excl. porto) € 7,00 !!<br />
Handtekening: …………………………………………………………………………………<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
15
Soorten à € 0,40 Vervangnrs. à € 0,40<br />
Porties à € 2,50 Vervangnrs. à € 2,50<br />
Porties à € 6,00 Vervangnrs. à € 6,00<br />
Pakketjes van 10 soorten à €3,50. Van enkele soorten kunt u ook 20,30 of 50 porties bestellen. Deze geslachten zijn dan vaker opgenomen in de<br />
volgende opsomming. Kruis de gewenste geslachten aan.<br />
AST AST COP ECC ECC ECC ECF<br />
FRA FRA GYM GYM GYM<br />
MAL MAL MAL MAT MEL MEL MEL NCH NCH<br />
NEP NOT NOT REB TUR<br />
AN AN LI LI LI LI LI<br />
16 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
33 L 1 lemairei (20zzp) PCO 4013-01 Azua; Dom.<br />
Republic<br />
34 L 1 lemairei (20zzp) PCO 4042-05 Montecristi Azua;<br />
Dom. Republic<br />
35 E 1 lemairei (20zzp) Azua, Dominicaanse Republiek<br />
Z.; diameter 14 cm; 12 cm hoog; helder groen;<br />
enten<br />
36 E 1 lensselinkianus (20zzp) HU 381 N.O. Itaqbim<br />
Minas Gerais; hardgroene epidermis<br />
37 E 1 lobelii (20zzp) BB 99-418 afslag Boca del Rio<br />
San Francisco; Isla Margarita; mooie bedoorning;<br />
enten<br />
38 E 1 macrodiscus (20zzp) minor HU 741 Cafernaum;<br />
N-Bahia<br />
39 E 4 macrodiscus (20zzp) GD 59 Brejinho das<br />
Amethystas bij Caetité Z-Bahia; groot; platrond;<br />
20 cm diameter; de echte soort; niet HU 269<br />
40 E 1 melocactoides (20zzp) HU 471 Anajé; Z-Bahia;<br />
niet M. violaceus<br />
41 E 4 nagyi (20zzp) van Cuba; zeldzaam; zelfsteriel;<br />
enten!!<br />
42 E 4 neglectus (20zzp) FR 1334 Itaobim Minas<br />
Gerais; dik 15 cm; hoog 12 cm; 1 middendoorn<br />
43 E 1 neryi (20zzp) Tussen Rio Rondon en Pico<br />
Taimacuari; benedenloop Rio Araca; N-Brasil;<br />
breed cephalium ; bloem te zien bij jong cephalium;<br />
zaden diameter 1 mm; de echte soort<br />
44 E 1 obtusicarpus (20zzp) nom. prov.; zeer typische<br />
vrucht; in de kop ingezonken; onbekende vindplaats<br />
45 E 4 oreas (20zzp) GD 16 zijweg van Bravo Jequie<br />
Bahia; mooi bolrond; naaldvormige bedoorning<br />
46 E 4 permutabilis (20zzp) HU 576 Licinio de Almerida,<br />
Bahia West<br />
47 L 1 peruvianus (20zzp) kleinere plant; 20 cm hoog<br />
48 E 1 praerupticola (20zzp) S 001279 Constanza;<br />
Dom. Rep; kleine soort; enten<br />
49 E 4 ruestii (20zzp) van Honduras; grote witte vrucht;<br />
lengte 30 mm en diameter 10 mm<br />
50 L 1 salvadorensis (20zzp) HU 157<br />
51 E 4 salvadorensis (20zzp) jonge doorns oranje bruin<br />
52 E 1 schulzianus (20zzp) AB 1005 Voltzberg<br />
Suriname; lijkt op M. neryi<br />
53 L 1 sp. (20zzp) AT 16 Aruba<br />
54 L 1 sp. (20zzp) HU 576<br />
55 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Venezuela<br />
56 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Garzon; Columbia<br />
57 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Guarica; Columbia<br />
58 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Guajira; Columbia<br />
59 L 1 sp.aff. lobelli (20zzp) BB 99-418 Isla Margarita;<br />
Venezuela<br />
60 E 1 spec. (20zzp) BB 79C 16 km z. van Milagres; op<br />
rotsen aan de BR116 hoofdweg<br />
61 E 1 spec. (20zzp) BR 387A vindplaats niet bekend;<br />
zeer mooie kleurige bedoorning<br />
62 E 1 spec. (20zzp) HB 079 Guanambi Z Bahia; zeer<br />
mooi bedoornd<br />
63 E 1 spec. (20zzp) HU 157 Aracatu Bahia; korte harde<br />
doorns<br />
64 E 1 spec. (20zzp) HU 481 van Campina Grande<br />
Paraiba; zuil en bolvormig; naaldvormige doorns<br />
65 E 1 spec. (20zzp) HU 734 van Juazeiro do norte,<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
Ceara; Bahia; niet M. zehntneri<br />
66 E 1 spec. (20zzp) RWB 338 lijkt op M. bahiensis HU<br />
388<br />
67 E 4 spec. (20zzp) platrond; 15 ribben; 11 cm diameter,<br />
8 cm hoog; basis kurkig; doorns brokkelig; 3<br />
middendoorns<br />
68 E 4 spec. (20zzp) 12 cm diameter; 14 cm hoog; 10<br />
ribben; scherpe doorns; 1 middendoorn; witachtig<br />
cephalium; vrucht 20 mm lang; 8 mm dik<br />
69 E 1 spec. Andorinha? (20zzp) Andorinha Bahia; uitgezaaid<br />
als M. brederooianis, die soort is het niet<br />
70 E 1 spec. Aruba (20zzp) 1 middendoorn; kleine plant<br />
71 E 7 spec. Barquisimeto (20zzp) N. Venezuela; zuilvormig;<br />
korte harde gebogen doorns<br />
72 E 1 spec. Brejinho das Amethys (20zzp) HU 269 12<br />
cm diameter; ten zuiden van Caetité; Bahia Zuid<br />
73 E 1 spec. Jequie (20zzp) HU 636 Bahia zo; harde<br />
rechte doorns<br />
74 E 1 spec. K. van Deursen (20zzp) doorns vlijmscherp<br />
2-4 cm, 3 middendoorns, jonge doorns donker<br />
roodbruin; mooi<br />
75 E 1 spec. Papantla (20zzp) Oost-Mexico; enten<br />
76 E 1 spec. Serra Talhada Par. (20zzp) Pernambuco;<br />
bloem blijft in het cephalium steken; bloeit bijna<br />
onzichtbaar<br />
77 L 1 syn. barbarae (20zzp) AHB 40 Aruba<br />
78 L 1 violaceus (15zzp) margaritaceus GO 321<br />
Imbassai ,Bahia<br />
79 L 1 violaceus (20zzp) ritteri GO 240 Jacobina ,Bahia<br />
80 E 1 zehntneri (20zzp) GC 361-05 = HU 161<br />
Flamengo Bahia; kleine vorm; dichte bedoorning<br />
81 E 1 zehntneri (20zzp) HU 471 Anajé; Bahia-Zuid<br />
82 E 1 zehntneri (20zzp) HU 475 tussen Marraville en<br />
Ouro Branco; Alagoas<br />
83 E 1 zehntneri (20zzp) HU 534 N.W. Vitoria de<br />
Conquista- Rio de Contas; Bahia; groeit samen<br />
met HU 532 en HU 533<br />
MIA Micranthocereus<br />
Klein blijvende, zeldzaam mooi behaarde en<br />
bedoornde zuilen. Ze bloeien met vele kleine<br />
bloemen in herfst en winter. De planten zijn<br />
warmteminnend.<br />
1 L 1 densiflorus (20zzp)<br />
2 L 1 polyanthus (20zzp) alvinii<br />
3 L 1 violaciflorus (20zzp) GO 58 ten oosten van Grao<br />
Mogol<br />
MIL Mila<br />
Kleine Peruaanse zuilen, die groepen vormen.<br />
Oudere planten bloeien met gele bloemen. De<br />
soorten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 nealeana (20zzp) klustervormend; dichte bedoorning<br />
2 L 1 pugionifera (20zzp) klustervormend; dichte<br />
bedoorning<br />
NCH<br />
Neochilenia<br />
Zie ook onder Horridocactus, Neoporteria,<br />
Pyrrhocactus en Thelocephala. Vele van deze<br />
Chileense bolcactussen hebben een opvallend<br />
gekleurde epidermis. Niet kou-, maar op eigen<br />
17
wortel wel vochtgevoelig.<br />
1 H 1 aerocarpa (20zzp) fulva dwergsoort; nietige,<br />
vosrode doorns; grote roodachtige bloemen<br />
2 H 1 aspillagai (20zzp) frisgroene plant; heldere<br />
doorns; heldergele bloemen<br />
3 H 1 calderana (20zzp) omhoog gebogen, donkere<br />
doorns; geelwitte bloemen<br />
4 H 1 carrizalensis (20zzp) plant grijsgroen; stevige<br />
gebogen middendoorn<br />
5 H 1 chilensis (20zzp) albidiflora paars violet getinte<br />
gele bloemen<br />
6 H 1 confinus (20zzp) donkergele doorns; glanzende<br />
witte bloemen met rode middenstreep<br />
7 H 1 crispa (20zzp) lichaam zwart grijsgroen;<br />
gedraaide pekzwarte doorns<br />
8 H 1 echinus (20zzp)<br />
9 H 1 eriosyzoides (20zzp)<br />
10 H 1 esmeraldana (20zzp)<br />
11 H 1 floccosa (20zzp) dwergsoort; lichaam bedekt met<br />
wolharen; mooi<br />
12 L 1 krausii (20zzp) zwaarder bedoornd; licht groenachtig<br />
gele bloemen<br />
13 H 1 lembckei (20zzp) wollige schedel; geen middendoorns<br />
14 H 1 malleolata (20zzp)<br />
15 H 1 napina (20zzp) challensis dwergsoort; weinig<br />
pekzwarte doorns<br />
16 H 1 napina (20zzp)<br />
17 H 1 neohankeana (20zzp) fa. van Cerro Pezales<br />
18 H 1 occulta (20zzp) fa. kleine, vrijwel doornloos<br />
groenachtig lichaam; fraaie roze bloemen<br />
19 H 1 occulta (20zzp) kleine, vrijwel doornloos lichaam;<br />
fraaie roze bloemen<br />
20 H 1 odieri (20zzp) fa. pseudoreichei krachtiger<br />
bedoornd; veel bleek roze bloemen<br />
21 H 1 residua (20zzp) klein heldergroen lichaam; bruine<br />
doorns; geelachtige bloemen<br />
22 H 1 scoparia (20zzp) klein lichaam; zwarte doorns;<br />
veel witte bloemen met rode stigma lobben<br />
23 H 1 spec. (20zzp) van El Tofo<br />
24 H 1 taltalensis (20zzp) fa. paars lichaam; lange,<br />
zware, zwarte doorns; bloemen violet<br />
25 H 1 taltalensis (20zzp) fa. lange, zware, zwarte gebogen<br />
doorns; bloemen violet<br />
26 L 1 taltalensis (20zzp) lange, zware, zwarte doorns;<br />
bloemen violet<br />
27 H 1 vallenarensis (20zzp) veel geelachtige bloemen<br />
met helderkarmijn kleurige middenstreep<br />
28 L 1 vexata (20zzp) zeer variabele dwergsoort; zeldzaam<br />
29 H 1 vexata (20zzp) zeer variabele dwergsoort; zeldzaam<br />
NEP Neoporteria<br />
Zie ook Neochilenia, Horridocactus,<br />
Pyrrhocactus en Thelocephala. Chileense bolcactussen<br />
die vaak in de winter bloeien. De planten<br />
vallen op door de vaak opvallend gekleurde<br />
epidermis en de afwisselende bedoorning. Niet<br />
kougevoelig.<br />
1 H 1 atrispinosa (20zzp) fijne, witte zij- en steviger<br />
pekzwarte middendoorns<br />
2 H 1 castanea (20zzp) kastanje bruine doorns<br />
3 H 1 castaneoides (20zzp) frisgroene plant; dicht<br />
goudgeel bedoornd<br />
4 H 1 cephalophora (20zzp) dwergsoort; dicht, geelachtig<br />
en haarachtig bedoornd<br />
5 H 1 clavata (20zzp) procera frisgroen; stevige doorns;<br />
violetrode bloemen<br />
6 H 1 clavata (20zzp) frisgroen; stevige doorns; violetrode<br />
bloemen<br />
7 H 1 coimasensis (20zzp)<br />
8 H 1 laniceps (20zzp) gele of zwarte doorns<br />
9 H 1 litoralis (20zzp) intermedia veel lange flexibele<br />
gele doorns; veel bloemen<br />
10 H 1 nigrihorrida (20zzp) wordt groot; zware donkere<br />
doorns; bloemen karmijnkleurig<br />
11 H 1 sociabilis (20zzp) priemachtige donkere doorns<br />
de plant omhullend<br />
12 H 1 wagenknechtii (20zzp) napina stevige geelbruine<br />
bedoorning<br />
13 H 1 wagenknechtii (20zzp) stevige geelbruine<br />
bedoorning<br />
NOT Notocactus<br />
Gemakkelijke en schitterend bloeiende bolcactussen,<br />
waarvan de meeste soorten niet<br />
erg groot worden. De planten kunnen toe met<br />
iets minder licht. Hier zijn ook soorten van<br />
Brasilicactus, Eriocactus en Wigginsia vermeld.<br />
1 L 1 agnetae (20zzp)<br />
2 L 1 apricus (20zzp) fa. caespitosus GF 1252<br />
3 L 1 bregmannianus (20zzp)<br />
4 H 1 catharinae (20zzp)<br />
5 H 1 claviceps (20zzp) de lange goudegele doorns in<br />
de schedel inelkaar gevlochten<br />
6 L 1 concinnus (20zzp) grote gele bloemen<br />
7 L 1 concinus (20zzp) acequa GF 210<br />
8 L 1 densispina (20zzp) PR 519<br />
9 L 1 glaucinus (20zzp) gracilis HU 62<br />
10 H 1 graessneri (20zzp)<br />
11 H 1 haselbergii (20zzp) dichte witte doorns; veel<br />
rode bloemen<br />
12 L 1 haselbergii (20zzp)<br />
13 L 1 herterii (20zzp) grote planten; geelachtige bruine<br />
doorns; helderlila bloemen<br />
14 L 1 horstii (20zzp) wollige kroon; rode bloem<br />
15 L 1 incomptus (20zzp) HU 96<br />
16 L 1 incomptus (20zzp)<br />
17 H 1 kovaricii (20zzp) Malocarpus<br />
18 L 1 leninghausii (20zzp) kort bedoornt<br />
19 H 4 leninghausii (20zzp) Erioc.; lange, goudgele,<br />
borstelige doorns; rijke bloeier<br />
20 L 1 linkii (20zzp) WRA 281<br />
21 H 1 magnificus (20zzp) Erioc.; lange, goudgele,<br />
borstelige doorns; rijke bloeier<br />
22 L 1 minisculus (20zzp) GF 185<br />
23 L 1 ottonis (20zzp) bloeit de hele zomer met glanzend<br />
gele bloemen<br />
24 L 1 oxyconstats (20zzp) FS 92<br />
25 L 1 ritterianus (20zzp) GF 313<br />
26 L 1 roseiflorus (20zzp)<br />
27 H 1 roseoluteus (20zzp) roze bloemen met een geel<br />
hart; zeer mooi!<br />
18 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
28 L 1 schlosseri (20zzp)<br />
29 H 1 scopa (20zzp) veel witte zijdoorns; roodachtige<br />
middendoorns; gele bloemen<br />
30 L 1 sp (20zzp) KRA 21<br />
31 L 1 sp (20zzp) WG 69<br />
32 H 1 sucineus (20zzp) kleinblijvende soort; grote gele<br />
bloemen<br />
33 L 1 tabularis (20zzp) nigrispinus<br />
34 L 1 uebelmannianus (20zzp) vlakke ribben; grote<br />
glanzende violette bloemen<br />
35 L 1 uebelmannianus (20zzp) vlakke ribben; grote<br />
glanzende violette bloemen<br />
36 L 1 vanvlietii (20zzp)<br />
37 L 1 vargasensis (20zzp)<br />
38 H 1 warasii (20zzp) Erioc.; gelijk aan Erioc. magnificus;<br />
minder ribben, groen lichaam; goudgele<br />
doorns<br />
39 L 1 winkeleri (20zzp)<br />
OBR Obregonia<br />
Monotypisch geslacht van platronde planten. De<br />
planten zijn gemakkelijker te kweken dan b.v.<br />
Ariocarpus. Ze zijn niet kougevoelig en bloeien<br />
willig uit de wollige schedel.<br />
1 H 1 denegrii (10zzp) eigenaardige, driekantige wratten;<br />
zeer wollige schedel<br />
ORO Oroya<br />
Peruaanse bolcactussen met vaak bijzonder<br />
mooie tweekleurige bloemen. De kweek is niet<br />
moeilijk en de planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 H 2 neoperuviana (20zzp) honinggele doorns; rode<br />
tot karmijnkleurige bloemen<br />
PAR Parodia<br />
Geslacht van veelal vrij klein blijvende bolcactussen<br />
uit Zuid-Amerika. Kleurrijke en afwisselende<br />
bedoorning. Bloei gedurende de gehele zomer.<br />
Niet kougevoelig. Niet te warm zaaien geeft de<br />
beste resultaten.<br />
1 H 1 aureicentra (20zzp) omniaurea lange dichte<br />
goudgele doorns; roodachtige bloemen<br />
2 H 1 aureicentra (20zzp) stevige, geelbruine, gebogen<br />
middendoorns; bloemen bloedrood<br />
3 H 1 comarapana (20zzp) slechts 1 bruinachtige<br />
middendoorn in de schedel doorelkaar heen<br />
uitstaand<br />
4 H 1 herzogiana (20zzp)<br />
5 H 1 lauii (20zzp) roodbruine, gehaakte doorns; karmijnrode<br />
bloemen<br />
6 H 1 mutabilis (20zzp)<br />
7 H 1 penicillata (20zzp) goudgele doorns<br />
8 H 1 penicillata (20zzp) witte doorns<br />
9 H 1 schwebsiana (20zzp) kleine roodachtige bloemen<br />
10 H 1 variicolor (20zzp) stevige middendoorns variërend<br />
van geelbruin tot zwart<br />
PED<br />
Pediocactus<br />
Geslacht van in de natuur winterharde bolcactussen<br />
uit de U.S.A. Het kweken van deze planten<br />
vergt enige deskundigheid. Vaak ent men de<br />
planten.<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
1 L 2 knowltonii (5zzp) klein blijvend plant;<br />
2 L 2 peeblesianus (5zzp) menzeli kurk/sponsachtige<br />
doorns; centrale doorns 0,5 - 2,5 cm; randdoorns<br />
krullend<br />
3 MG 2 simpsonii (10zzp) minor RP 4 Ouray Co, Colo.,<br />
hele kleine plantjes<br />
4 MG 2 simpsonii (10zzp) minor Boulder, CO, helder<br />
witte doorns, super<br />
5 MG 2 simpsonii (10zzp) RP 101 Pancake Range, NV,<br />
onder Alsem<br />
6 L 2 simpsonii (10zzp) Monticello, Utah<br />
PEL Pelecyphora<br />
Kleine bolcactussen met korte, pectinate<br />
bedoorning. Sommige soorten worden ook wel<br />
ingedeeld bij Gymnocactus, Normanbokea of<br />
Turbinicarpus. De soorten zijn niet kougevoelig,<br />
maar op eigen wortel wel vocht gevoelig. Kweek<br />
uit zaad is vrij moeilijk.<br />
1 L 2 aselliformus (10zzp) dieppaarse bloemen<br />
2 L 2 strobiliformis (10zzp) denne-appel vormige plant;<br />
dieppaarse bloemen<br />
PIL Pilosocereus<br />
Geslacht van schitterend berijpte en behaarde<br />
zuilcactussen. De meeste soorten zijn warmteminnend.<br />
De bloemen verschijnen pas op latere<br />
leeftijd en ruiken vaak onaangenaam.<br />
1 L 1 aurisetus (20zzp) spp suphutianus GO 54 Faz<br />
Maria ,Minas gerais<br />
2 L 1 aurisetus (20zzp) GO 33 Olhos Dàgua,Minas<br />
Gerais<br />
3 L 1 densiareolatus (20zzp) GO 21 Engenheiro<br />
Dolabella,Minas Gerais<br />
4 L 1 fulvilanatus (20zzp) spp vanheekianus GO 53<br />
Itacambira, Minas Gerais<br />
5 L 1 occultiflorus (20zzp)<br />
6 H 2 palmeri (20zzp) zuilvormige blauwgroene plant<br />
PYR Pyrrhocactus<br />
Zie ook Horridocactus, Neochilenia en<br />
Neoporteria. Mooie zwaar bedoornde planten<br />
met fraaie klokvormige bloemen. De soorten zijn<br />
niet kougevoelig, maar men ent ze vaak.<br />
1 H 1 andreaenus (20zzp) lange, pekzwarte doorns;<br />
rode bloem, van binnen geelachtig<br />
2 H 1 atroviridescens (20zzp)<br />
3 H 1 bulbocalyx (20zzp) stevige roodbruine doorns,<br />
naar boven gebogen<br />
4 H 1 catamarcensis (20zzp) LAU 505 van Sierra<br />
Mazan/Arg.; donkere, stevige doorns<br />
5 P 1 copiapoides (20zzp) n.n. donker; ruw; hoornkleurige<br />
doorns<br />
6 H 1 dubius (20zzp) priemende, naar boven gebogen<br />
heldere doorns met donkere punten<br />
7 H 1 megliolii (20zzp) grijsgroene plant; grijsviolette<br />
doorns; roze bloemen<br />
8 H 1 sanjuanensis (20zzp) zware, roodbruine,<br />
opwaarts gebogen doorns met donkere punten<br />
9 H 1 spec. (20zzp) HV <strong>2013</strong><br />
10 H 1 strausianus (20zzp) naar boven gebogen, roestkleurige,<br />
priemende doorns<br />
19
11 L 2 umadeave (20zzp) marayesensis duidelijke<br />
stekende blauw-grijszwarte doorns<br />
12 H 1 vertongenii (20zzp) dwergsoort; plant loodgrijs;<br />
zwarte doorns; bloemen geelachtig<br />
REB Rebutia<br />
Hieronder zijn ook de geslachten Aylostera en<br />
Mediolobivia geplaatst. De planten bloeien vroeg<br />
in het voorjaar met relatief zeer grote bloemen.<br />
De soorten zijn zeer bloeiwillig, niet kougevoelig<br />
en gemakkelijk te kweken.<br />
1 H 1 albipilosa (20zzp) Ayl.; krachtige geelbruine<br />
gebogen middendoorns; bloedrode bloemen<br />
2 H 1 atrovirens (20zzp) zecheri Mediolob;<br />
3 H 1 pygmaea (20zzp) knizei Mediolob;<br />
4 H 1 blossfeldiana (20zzp) Ayl.;<br />
5 H 1 brunescens (20zzp) Mediolob;<br />
6 H 1 buiningiana (20zzp) Ayl.; bruinte getipte witte<br />
doorns; oranje roze bloemen<br />
7 H 1 einsteinii (20zzp) Mediolob;<br />
8 H 1 graciliflora (20zzp) Ayl.;<br />
9 H 1 haagei (20zzp) mudanensis Mediolob.; fijne witachtige<br />
aanliggende doorns; blank zalmkleurige<br />
bloemen<br />
10 H 1 heliosa (10zzp) condorensis Ayl.; korte doorns;<br />
spinachtig; donkerrode bloemen<br />
11 L 1 heliosa (15zzp) Ayl.; dichte witachtige doorns;<br />
bruine areolen; pectinaat; oranje-rode bloemen<br />
12 H 1 hoffmannii (20zzp) Ayl.; vergelijkbaar met A.<br />
spinosissima; dichte witachtige doorns; oranje<br />
bloemen<br />
13 H 1 ithyacantha (20zzp) Ayl.;<br />
14 H 1 jujuyana (20zzp) Ayl.;<br />
15 H 1 krainziana (20zzp) fa. zaden van goudgeel bloeiende<br />
planten<br />
16 H 1 marsoneri (20zzp) dicht geelbruin bedoornd;<br />
grote kanariegele bloemen<br />
17 H 1 minuscula (20zzp) klusterende dwergsoort; veel<br />
korte doorns; veel rode bloemen<br />
18 H 1 muscula (20zzp) Ayl.; verborgen onder zachte,<br />
witte borstels; oranje bloemen<br />
19 H 1 paznaensis (20zzp) Mediolob;<br />
20 H 1 pygmaea (20zzp) Mediolob.; fijne, aanliggende,<br />
heldere doorns met donkere basis<br />
21 H 1 violaciflora (20zzp) geeelachtige, borstelige<br />
bedoorning; bloemen violet<br />
22 H 1 violascens (20zzp) Mediolob.; plant grijsgroen;<br />
bloem roodachtig<br />
SCL Sclerocactus<br />
In ons klimaat moeilijk te kweken planten uit de<br />
U.S.A. De planten verdragen in de natuur vorst<br />
en vereisen zeer veel licht. Een uitdaging voor de<br />
echte zaaispecialist!<br />
1 MG 2 glaucus (10zzp) DJF1185 Mesa Co, Colo<br />
2 MG 2 glaucus (10zzp) SB 1750 kleine klusterende<br />
vorm<br />
3 MG 2 havasupaiensis (10zzp) RP 123 Coconino Co,<br />
zeer dichte bedooring, vaak rood<br />
4 MG 2 mesae-verdae (10zzp) SB 71 Montezuma Co,<br />
Colo.<br />
5 MG 2 polyancistrus (10zzp) Z Tonapah, Nv, dichte rode<br />
doorns<br />
STO Strombocactus<br />
Monotypisch geslacht van klein blijvende bolcactussen.<br />
De kweek is niet gemakkelijk. In grotere<br />
porties dicht zaaien, daarom bevatten de porties<br />
meestal minimaal 50 zaden. Niet kougevoelig.<br />
1 L 3 disciformis (50zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />
bedoorning<br />
2 H 3 disciformis (50zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />
bedoorning<br />
3 P 3 pulcherrimus (25zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />
bedoorning; rode bloemen<br />
SUL Sulcorebutia<br />
Aan Rebutia verwante, klein blijvende bolcactussen.<br />
Niet kougevoelig, maar door hun penwortel<br />
wel vochtgevoelig. Het zijn prachtige en<br />
gemakkelijke bloeiers. Voor onkiemen zijn sterke<br />
temperatuurwisselingen, ook lage temperaturen,<br />
een voorwaarde voor ontkiemen.<br />
1 P 2 arenacea (10zzp) doorns roze; bloemen dotterbloemgeel<br />
2 P 2 breviflora (10zzp) ssp. haseltonii HS 144 gele<br />
bloemen<br />
3 P 2 menesesii (10zzp) v. kamiensis HS 188<br />
Charahuayto<br />
4 L 2 vargasii (10zzp) WK 995 gele bloemen<br />
THE Thelocactus<br />
Noordamerikaanse bolcactussen met knobbelige<br />
ribben en vaak grote attractieve bloemen.<br />
De kweek is meestal gemakkelijk en de meeste<br />
soorten bloeien gemakkelijk en langdurig. De<br />
soorten zijn niet kougevoelig.<br />
1 H 1 bicolor (20zzp) tricolor prachtige purperrode en<br />
gele doorns<br />
2 H 2 bueckii (20zzp) donkere epidermis; lange bruinachtige<br />
doorns; purperen bloemen<br />
3 H 1 flavidispinus (20zzp) dicht goudgeel bedoornd;<br />
grote violette bloemen<br />
4 H 2 freudenbergeri (15zzp) grote tuberkels; lange<br />
doorns; violette bloemen<br />
5 H 2 garciae (20zzp)<br />
6 H 2 hastifer (15zzp) slankkegelige plant; opgerichte<br />
middendoorns; violetroze bloemen<br />
7 L 1 hexaedrophorus (20zzp) v.fossulatus<br />
8 L 1 hexaedrophorus (20zzp)<br />
9 H 1 matudae (20zzp) lange, zachte tuberkels; grote<br />
diepviolette bloemen<br />
10 H 1 nidulans (20zzp) grijsgroen; extreem lange<br />
asbestkleurige versnipperde doorns<br />
11 L 1 phymatothelos (20zzp)<br />
12 H 1 rinconensis (20zzp) ongeveer 13 gehoekte<br />
ribben; donkere doorns; bloemen witachtig<br />
13 H 1 saussieri (20zzp) platronde plant; lange priemende<br />
doorns; bloemen purper<br />
14 H 1 tulensis (20zzp) plant donkergroen; lange grijsbruine<br />
doorns; bloemen donkerroze<br />
15 H 1 wagnerianus (20zzp) nieuwe doorns rood, later<br />
goudgeel<br />
20 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
TOU Toumeya<br />
Tegenwoordig ook bij Pediocactus geplaatst<br />
geslacht van kleine bolcactussen. De enige soort<br />
heeft lange papierachtige doorns. De kweek is op<br />
eigen wortel moeilijk en daarom wordt de zaailing<br />
vaak geënt.<br />
1 MG 2 papyracantha (10zzp) RP 119 Hudspeth Co,<br />
TX, komt voor in zoutpannen<br />
2 MG 2 papyracantha (10zzp) RP 91 Otero Co, NM,<br />
roze bloemen<br />
TRI Trichocereus<br />
Groot geslacht van uiterlijk zeer verschillende<br />
zuilen uit Zuid-Amerika. Meestal gemakkelijke<br />
groeiers en niet kougevoelig. Vele soorten<br />
worden gebruikt als onderstam, hetgeen wijst<br />
op de sterkte van deze planten. Zeer grote witte<br />
bloemen.<br />
1 L 1 lobivioides (20zzp) grandiflorus 12 cm roodoranje<br />
bloem<br />
2 L 1 pachanoi (20zzp) kort; grote witte bloemen.<br />
TUR Turbinicarpus<br />
Kleine, zeer bloeiwillige Mexicaanse bolcactussen.<br />
Ook soorten van Gymnocactus zijn hier<br />
opgenomen. De planten zijn niet kougevoelig,<br />
maar vaak is enten gewenst vanwege de vochtgevoeligheid.<br />
1 L 1 alonsoi (20zzp) breed afgevlakte tuberkels; purperen<br />
bloemen<br />
2 H 1 alonsoi (20zzp) breed afgevlakte tuberkels; purperen<br />
bloemen<br />
3 H 1 beguinii (20zzp) Gymn.;witte zij- en zwarte middendoorns;<br />
bloemen violet<br />
4 L 1 booleanus (20zzp)<br />
5 H 1 dickisoniae (20zzp) verwant met T. gracilis; veel<br />
zijdoorns<br />
6 H 1 flaviflorus (20zzp) klein; duidelijke ronde tuberkels;<br />
gele bloemen<br />
7 H 1 gielsdorfianus (20zzp) Gymn.;plant blauwgroen;<br />
wollige schedel; zwarte doorns<br />
8 H 1 gracilis (20zzp) vervlochten, lange, zachte, afgevlakte,<br />
bruine doorns<br />
9 H 1 hoferi (20zzp) grijsgroen; weinige, zachte doorns;<br />
lijkt op Strombocactus<br />
10 H 1 horripilus (20zzp) Gymn.;lichtgekleurde doorns<br />
met donkere punten; violette bloemen<br />
11 L 1 klinkerianus (20zzp) huizache zeer klein; zwarte,<br />
gebogen doorns; witte bloemen<br />
12 H 1 klinkerianus (20zzp) zeer klein; zwarte, gebogen<br />
doorns; witte bloemen<br />
13 H 1 knuthianus (20zzp) Gymn.;witte zij- en gele middendoorns;<br />
bloemen roze<br />
14 H 2 krainzianus (20zzp) minimus kleiner; kegelachtig;<br />
kleinere gele bloemen<br />
15 H 1 laredoi (20zzp) Gymn.; witbedoornde spruitende<br />
soort; donker paarsviolette bloemen<br />
16 H 1 lauii (20zzp) glazig witte doorns met donkere<br />
punt; grote roze bloemen<br />
17 L 1 lophophoroides (20zzp) dwergsoort; wollige<br />
schedel; grote zachtroze bloemen<br />
18 L 1 lophophoroides (20zzp) ca.4 km t.n.v Las Tablas;<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
dwergsoort; wollige schedel; grote zachtroze<br />
bloemen<br />
19 H 1 macrochele (20zzp) doorns dooreen gevlochten;<br />
roze bloemen<br />
20 L 1 mombergeri (20zzp)<br />
21 H 1 polaskii (20zzp) vlakke tuberkels; roze bloemen<br />
22 L 1 polaskii (20zzp) La Bonita San Luis Potosí<br />
23 L 1 pseudomacrochele (20zzp) lange, zachte, geelbruine<br />
doorns; grote roze bloemen<br />
24 H 1 pseudomacrochele (20zzp) lange, zachte, geelbruine<br />
doorns; grote roze bloemen<br />
25 L 1 pseudopectinata (20zzp) rubriflora<br />
26 L 1 pseudopectinata (20zzp)<br />
27 H 1 roseanus (20zzp) Gymn.;klein; strokleurige<br />
doorns; geelachtige bloemen<br />
28 H 2 roseiflorus (10zzp) witwollige schedel; zwarte<br />
middendoorns; purperroze bloemen<br />
29 H 1 saueri (20zzp) Gymn.;vlakke, blauwgroene plant;<br />
wollige schedel; bloemen purper<br />
30 H 1 schwarzii (20zzp) rubriflorus ribben sterker in<br />
knobbels verdeeld; verder net T. polaskii<br />
31 H 1 schwarzii (20zzp) ribben sterker in knobbels<br />
verdeeld; verder net T. polaskii<br />
32 H 2 subterraneus (10zzp) zaragozae Gymn.;lichaam<br />
langwerpig, knotsvormig; bloemen purperroze<br />
33 L 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />
doorns; witachtige bloemen<br />
34 H 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />
doorns; witachtige bloemen<br />
35 L 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />
doorns; witachtige bloemen<br />
36 L 2 valdezianus (10zzp) albiflora Normanbokea;<br />
witte, gevederde, haarachtige doorns; bloemen<br />
witachtig<br />
37 H 1 viereckii (20zzp) Gymn.;lange witte zij- en zwarte<br />
middendoorns; purperen bloemen<br />
WEI Weingartia<br />
Kleine Zuidamerikaanse bolcactussen, die de<br />
hele zomer door bloeien. Probleemloze planten,<br />
die niet erg groot worden en zeker ook geschikt<br />
zijn voor beginners. De bloemen zijn vrijwel<br />
steeds geel. De planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 P 1 buiningiana (20zzp) FR 816 K kogelachtig tot<br />
verlengd; bloemen oranje<br />
2 H 1 corroana (20zzp) dikwollige areolen en priemende,<br />
gele doorns<br />
3 MG 1 hediniana (20zzp) R 292 dikke tuberkels; veel<br />
gele bloemen<br />
4 P 1 multispina (20zzp) WR 278 veel doorns; hoornkleur;<br />
veel goudgele bloemen<br />
5 P 1 neocumingii (20zzp) koehresii doorns hoornkleur;<br />
donkere punten<br />
6 H 1 neocumingii (20zzp) trolli geelachtig bruine krachtige<br />
doorns; rode bloemen<br />
7 L 1 neocumingii (20zzp) rechte strogele doorns met<br />
bruine tip; veel bloemen<br />
8 L 1 pilcomayensis (20zzp) vormt clusters; veel gele tot<br />
oranje kleurige bloemen; vroegbloeiend<br />
9 L 1 pruinosa (20zzp) bloemen over het gehele lichaam<br />
10 MG 1 rio-orensis (20zzp) KK 1758 Oropeza, Rio Oro,<br />
Bolivia 2600m<br />
21
11 MG 1 saipinensis (20zzp) HS 37 Saipina, glimmende<br />
gele doorns<br />
12 MG 1 sp. (20zzp) HS 77 Presto<br />
13 H 1 spec. (20zzp) van Tuna Pampa/Bol; dicht<br />
bedoornd<br />
14 L 1 sucrensis (20zzp)<br />
15 P 1 trollii (20zzp) selectie puur rode bloemen<br />
WIL Wilcoxia<br />
Kleine struikjes met wortelknollen, die ook wel<br />
bij Echinocereus worden ingedeeld. De planten<br />
kunnen rijk bloeien in het vroege voorjaar. De<br />
planten zijn niet kougevoelig, maar worden vaak<br />
geënt gekweekt.<br />
1 P 1 poselgeri (20zzp) aff. Zopilote Canyon; dunne<br />
stam tot 8 mm dik; grauw; bloemen scharlaken<br />
rood<br />
AG Agave<br />
Bladsucculenten met eindstandige enorme bloeiwijze.<br />
Enkele soorten verdragen nachtvorst. De<br />
planten zijn zeer geliefd en meest eenvoudig te<br />
kweken, maar ze nemen later veel plaats in. De<br />
laatste jaren zijn de zaden snel uitverkocht.<br />
1 L 1 attenuata (10zzp) cv Pierre Boutin de blauwe<br />
attenuata<br />
2 L 1 cupreata (20zzp)<br />
3 L 1 desmettiana (15zzp)<br />
4 L 1 horrida (15zzp)<br />
5 L 1 xylonacantha (15zzp)<br />
AO Aloe<br />
Groot geslacht van Afrikaanse (blad)succulenten.<br />
De meeste soorten zijn gemakkelijk te kweken en<br />
ook geschikt voor beginners. Een aantal soorten<br />
wordt groot. Meestal niet kougevoelig.<br />
1 L 1 ramosissima (20zzp)<br />
2 L 1 wickensii (20zzp)<br />
3 L 1 melanacantha (20zzp)<br />
22 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
AL Aloinopsis<br />
Lage zodenvormende planten met gele of roze<br />
bloemen. De planten zijn ultrasucculent en niet<br />
kougevoelig.<br />
1 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />
2 L 1 malherbei (20zzp)<br />
3 L 1 orpenii (20zzp)<br />
4 L 1 peersii (20zzp)<br />
5 L 1 rosulata (20zzp)<br />
6 L 1 rubrolineata (20zzp)<br />
7 L 1 schoonesii (20zzp)<br />
8 L 1 villettii (20zzp)<br />
AN Anacampseros<br />
Compacte dwergstruikjes met korte, dikke,<br />
vertakte stam en groen of rood verkleurd blad.<br />
Bloemen relatief groot, 1 dag geopend, kleur<br />
wit tot violet. Mits droog niet kougevoelig. Alle<br />
genoemde soorten groeien in Zuid Afrika, met<br />
uitzondering van A. kurtzii<br />
1 L 1 archnoides (10zzp) commlee<br />
2 L 1 archnoides (20zzp) N van Vanrhynsdorp<br />
3 L 1 augustifolia (20zzp)<br />
4 L 1 australiana (20zzp)<br />
5 L 1 baeseckeii (20zzp) W van Platbakkies<br />
6 L 1 densifolia (20zzp)<br />
7 L 1 dispersa (20zzp) nom. prov. Sekhukuneland;<br />
groot donkergroen blad<br />
8 L 1 filamentosa (20zzp) W van Oviston<br />
9 L 1 karasmontana (10zzp) N van Kenhardt<br />
10 L 1 lanceolata (20zzp)<br />
11 L 1 lubbersii (20zzp) Oost van Middelburg<br />
12 L 1 quinaria (20zzp) alstonii witte bloem<br />
13 L 1 retusa (20zzp) rubra Gold Bokkeveld<br />
14 L 1 retusa (20zzp) Z van Steinkopf<br />
15 L 1 rufescens (20zzp) Sunrise’ ± 50% zaden leidt tot<br />
‘Sunrise’<br />
16 L 1 rufescens (20zzp)<br />
17 L 1 rufescens (20zzp) Bloemfontein<br />
18 L 1 rufescens (20zzp) W van Malgas
19 L 1 rufescens (20zzp)<br />
20 L 1 sp (20zzp) cv. lady in gray<br />
21 L 1 sp (20zzp) LB 1528 bij Beaford West<br />
22 L 1 sp (20zzp) LB 1578 Z van Laingsburg<br />
23 L 1 sp (20zzp) N van Sudderland<br />
24 L 1 sp (20zzp) N van Bedford<br />
25 L 1 spec. (20zzp) IB7653 Orange Grove, SW<br />
Uniondale<br />
26 L 1 subnuda (20zzp) Vlooikop N of Bronkhorst<br />
27 L 1 telephiastrum (20zzp) Baviaansklof, W<br />
Laingsburg<br />
28 L 1 telephiastrum (20zzp) Z van Robertson<br />
29 L 1 vanthielii (20zzp) JVT06760 1 km van Springbok;<br />
compact klein blad<br />
30 L 1 vanthielii (20zzp) bij Bokspring<br />
AR Argyroderma<br />
Stamloze, hoogsucculente planten met vrij kleine<br />
bloemen. De bladeren zijn vaak mooi berijpt. De<br />
planten zijn niet kou-, maar wel vochtgevoelig.<br />
1 L 1 aureum (20zzp)<br />
2 L 1 crateriformis (20zzp)<br />
3 L 1 delaetii (20zzp)<br />
4 L 1 fissum (20zzp)<br />
5 L 1 pearsonii (20zzp)<br />
6 L 1 ringens (10zzp)<br />
7 L 1 roseum (20zzp)<br />
8 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />
9 L 1 testiculare (20zzp)<br />
5 L 1 spongiosum (20zzp)<br />
CI Cheiridopsis<br />
Succulente, zodenvormende planten. De bloemen<br />
zijn meestal gesteeld. De soorten zijn niet<br />
kougevoelig.<br />
1 L 1 aurea (20zzp)<br />
2 L 1 candidissima (20zzp)<br />
3 L 1 carinata (20zzp)<br />
4 L 1 glomerata (20zzp)<br />
5 L 1 marlothii (20zzp)<br />
6 L 1 peculiaris (20zzp)<br />
7 L 1 pillansii (20zzp)<br />
8 L 1 purpurea (20zzp)<br />
9 L 1 schlechterii (20zzp)<br />
10 L 1 vanzylii (20zzp)<br />
CN Conophytum<br />
Dwergsucculenten die vooral in de herfst en<br />
winter groeien en bloeien. Water geven tijdens<br />
de koude en lichtarme periode maakt de kweek<br />
moeilijker. Deze sieraden in de verzameling zijn<br />
niet kougevoelig.<br />
1 L 1 calculus (20zzp)<br />
2 L 1 francoiseae (20zzp)<br />
3 L 1 obscurum (20zzp)<br />
4 L 1 pillansii (20zzp)<br />
5 L 1 stephanii (20zzp)<br />
6 L 1 uvaeforme (20zzp)<br />
AV Avonia<br />
Aparte dwergstruikjes met slanke takjes, wit van<br />
kleur doordat schubben de blaadjes bedekken.<br />
Bloemen klein, meestal wit. Alle genoemde soorten<br />
groeien in Zuid Afrika, met uitzondering van<br />
A. dinteri<br />
1 L 1 aff. albissima (20zzp) JVT09055/54 SW<br />
Windhoek, Namibië<br />
2 L 1 dinteri (20zzp) JVT09103 40 km N Omaruru,<br />
Namibië; magenta bloem<br />
3 L 1 harveyi (20zzp) species nova JVT09082 SW<br />
Brandberg, Namibië; roze bloem<br />
4 L 1 quinaria (20zzp) alstonii JVT01133 Witkoppies,<br />
SE of Pofadder; witte bloem<br />
5 L 1 quinaria (20zzp) quinaria JVT96079 W.<br />
Platbakkies; magenta bloem<br />
6 L 1 ustulata (20zzp) JVT96304 Vondeling, W<br />
Willowmore<br />
BJ Bijlia<br />
Zeer compacte hoogsucculente plantjes. Niet<br />
kougevoelig.<br />
1 L 1 cana (20zzp)<br />
CP Cephalophyllum<br />
Lage, zodevormende, succulente struikjes.<br />
Prachtige bloeiers. In de zomer goed buiten te<br />
kweken, in de winter niet kougevoelig.<br />
1 L 1 alstonii (20zzp)<br />
2 L 1 cupreum (20zzp)<br />
3 L 1 pillansii (20zzp)<br />
4 L 1 spissum (20zzp)<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
CU Crassula<br />
Groot geslacht van meest succulenta planten,<br />
vooral uit Afrika. Bladeren tegenover elkaar<br />
geplaatst, vaak in rozetten. Bloemen klein, vaak<br />
eindstandig. Niet zeer kougevoelig.<br />
1 L 1 columnaris (20zzp) dichte zuilen; bladeren dicht<br />
op elkaar; witte tot oranje gele bloemen<br />
2 L 1 falcata (10zzp) grijsgroene bladeren; helder<br />
oranje rode bloemen<br />
3 L 1 southii (10zzp)<br />
DE Delosperma<br />
Zodenvormende compacte of luchtig vertakte<br />
planten. De planten zijn niet kougevoelig. In de<br />
zomer uitstekend buiten te kweken.<br />
1 L 2 sutherlandii (20zzp) grootste bloemen<br />
DI Dinteranthus<br />
Stamloze, hoogsucculente planten, die zoden<br />
vormen. Meestal brengen ze grote gele bloemen<br />
voort. De planten zijn vaak nog mooier als<br />
Argyroderma. Weinig kougevoelig.<br />
1 L 1 inexpectatus (20zzp)<br />
2 L 1 pole-evansii (20zzp)<br />
3 L 1 puberulus (20zzp)<br />
4 L 1 vanzylii (20zzp)<br />
5 L 1 wilmothianus (20zzp)<br />
DD<br />
Dioscorea<br />
Planten uit Zuid-Afrika die een dikke stamknol<br />
vormen. De planten staan in de winter graag<br />
warm, omdat ze dan hun groeiperiode hebben.<br />
23
1 L 2 elephantipes (10zzp) olifantvoet; donker zaaien<br />
DIL Diplosoma<br />
Stamloze, hoogsucculente planten, die zoden<br />
vormen. Weinig kougevoelig.<br />
1 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />
DO Dracophylus<br />
Zodenvormende bladsucculenten van<br />
Namaqualand. Bloemen wit tot roze. Het geslacht<br />
bevat slechts weinig soorten.<br />
1 L 1 proximus (20zzp)<br />
DR Drosanthemum<br />
Robuuste struiken tot 40 cm hoog. De bladeren<br />
zijn driekantig of rond. De bloemen zijn vrij groot.<br />
De planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 floribundum (20zzp)<br />
2 L 1 hispidum (20zzp)<br />
3 L 1 marinum (20zzp)<br />
4 L 1 micans (20zzp)<br />
DY Dyckia<br />
Stamloze, zodenvormende, xerofytische planten.<br />
De bloei is niet eindstandig. In de bloeiaar verschijnen<br />
gele of oranje bloemen. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 marnier-lapostollei (20zzp) langzame groeier<br />
EU Euphorbia<br />
Soortenrijk geslacht met vele stamsucculente<br />
soorten. Het (melk)sap van deze planten is giftig.<br />
Vele soorten zijn tweehuizig. De cultuur is niet<br />
moeilijk, hoewel sommige soorten wat vochtgevoelig<br />
en warmteminnend zijn.<br />
1 L 1 enopla (10zzp) centrale stam met spruiten; rode<br />
tot roodbruine doorns<br />
2 L 1 horrida (5zzp) striata centrale stam; doorns tot 4<br />
cm lang<br />
3 L 1 meloformis (5zzp)<br />
4 L 1 royleana (10zzp) centrale stam met spruiten<br />
5 L 2 obesa (10zzp) zeer symmetrisch gevormd<br />
lichaam<br />
FA Faucaria<br />
Hoogsucculente planten, die later zeer korte<br />
stammetjes kunnen krijgen. De planten bloeien<br />
willig met grote, meestal gele bloemen. De planten<br />
zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 boscheana (20zzp)<br />
2 L 1 felina (20zzp)<br />
3 L 1 paucidens (20zzp)<br />
4 L 1 subintegra (20zzp)<br />
5 L 1 tigrina (20zzp)<br />
6 L 1 tuberculata (20zzp)<br />
FE Fenestraria<br />
Hoogsucculente planten met dikke bladeren<br />
die aan de top een venster bezitten. De planten<br />
houden van veel licht. Niet kougevoelig.<br />
1 L 2 aurantiaca (15zzp) dikke bladeren met venster<br />
FT Frithia<br />
Hoogsucculente, op Fenestraria gelijkende planten.<br />
De enige soort is zodenvormend.<br />
1 L 2 pulchra (20zzp) zodevormend<br />
GA Gasteria<br />
Geslacht van vaak stamloze, zodevormende,<br />
Zuidafrikaanse planten. De bloemen verschijnen<br />
aan aren en kenmerken zich door een verdikking<br />
naar beneden toe.<br />
1 L 1 baylissiana (10zzp) tongvormige grijze bladeren<br />
GI Gibbaeum<br />
Zodenvormende planten met dikke succulente<br />
bladeren. Vaak bezitten de planten korte stammetjes<br />
of groeien ze liggend. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 haagei (20zzp)<br />
2 L 1 shandii (20zzp)<br />
3 L 1 velutinum (20zzp)<br />
GL Glottiphyllum<br />
Laagblijvende, hoogsucculente planten met zeer<br />
grote gele bloemen. De planten zijn niet kougevoelig.<br />
1 L 1 cruciatum (20zzp)<br />
2 L 1 regium (20zzp)<br />
3 L 1 linguiforme (20zzp)<br />
HU Huernia<br />
Enigszins op Stapelia gelijkende planten.<br />
1 L 2 booleana (5zzp) Bole vallei Ethiopia<br />
IP Ipomea<br />
Caudex vormend geslacht met grote bloemen<br />
1 L 1 pubescens (5zzp) knolvormend; stengels<br />
gedraaid<br />
JU Juttadinteria<br />
Halfstruikjes of groepen vormende hoogsucculente<br />
planten met vrij grote bloemen die in<br />
augustus bloeien. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 albata (20zzp)<br />
KA Kalanchoe<br />
Groot geslacht van Afrikaanse en Zuidaziatische<br />
bladsucculenten. Sommige soorten vormen aan<br />
de bladeren broedknoppen. De planten zijn zeker<br />
niet kougevoelig.<br />
1 L 1 rotundifolia (20zzp)<br />
2 L 1 sexangularis (20zzp)<br />
3 L 1 thyrsiflora (20zzp)<br />
4 L 1 argenteus (20zzp)<br />
LM Lampranthus<br />
Kleine struikjes uit Zuid-Afrika. De soorten behoren<br />
tot de fraaiste bloeiers onder de mesems. De<br />
soorten zijn zeker niet kougevoelig.<br />
1 L 1 multiradiatus (20zzp)<br />
2 L 1 roseus (20zzp)<br />
LA<br />
Lapidaria<br />
Monotypisch geslacht van hoogsucculente plan-<br />
24 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
ten. Deze bladsucculenten zijn zodenvormend.<br />
Niet kougevoelig.<br />
L 1 margaretae (10zzp)<br />
LI Lithops<br />
Levende steentjes. Deze stamloze bladsucculenten<br />
zijn niet kou-, maar wel vochtgevoelig. De<br />
meeste soorten bloeien in de late zomer of in de<br />
herfst. Soorten afkomstig van HN zijn grotendeels<br />
afkomstig van planten die uit de verz. van<br />
Dr. De Boer stammen.<br />
1 L 1 amicorum (10zzp) ex C410<br />
2 L 1 aucampiae (10zzp) euniceae cv. ‘Bellaketty’<br />
3 HN 1 aucampiae (20zzp) f. Danielskuil<br />
4 HN 1 aucampiae (15zzp) fluminalis<br />
5 L 1 aucampiae (10zzp) Jackson’s Jade C395<br />
6 HN 1 aucampiae (15zzp) Koelemanii<br />
7 HN 1 aucampiae (20zzp) Kuruman<br />
8 L 1 aucampiae (20zzp) selectie ‘Red top’<br />
9 L 1 aucampiae (20zzp) selectie ‘Black top’<br />
10 HN 1 aucampiae (20zzp)<br />
11 HN 1 bella (20zzp) eberlanzii<br />
12 HN 1 bella (20zzp) lericheana<br />
13 L 1 bromfieldii (15zzp) glaudinae cv. ‘Embers’<br />
14 L 1 bromfieldii (20zzp) mennellii<br />
15 HN 1 bromfieldii (20zzp) cv. ‘Suphurea’<br />
16 HN 1 bromfieldii (20zzp)<br />
17 HN 1 christinae (20zzp)<br />
18 HN 1 deboerii (20zzp)<br />
19 L 1 dinteri (20zzp) brevis<br />
20 L 1 dinteri (20zzp) frederickii<br />
21 HN 1 dinteri (20zzp) multipunctata<br />
22 HN 1 divergens (20zzp) amethystina<br />
23 L 2 divergens (15zzp) C202<br />
24 HN 1 dorothea (20zzp)<br />
25 HN 1 erniana (20zzp)<br />
26 L 1 franciscii (20zzp)<br />
27 L 1 fulleri (20zzp) Fullergreen’<br />
28 HN 1 fulleri (20zzp) ochracea<br />
29 HN 1 fulleri (20zzp)<br />
30 L 1 fulviceps (20zzp) aurea<br />
31 HN 1 fulviceps (20zzp) cv areae<br />
32 HN 1 fulviceps (20zzp) lactinea<br />
33 L 1 fulviceps (20zzp) lactinea selectie paars<br />
34 L 1 fulviceps (20zzp) laevigata C412<br />
35 HN 1 fulviceps (20zzp) lydiae<br />
36 L 1 fulviceps (15zzp) C415 bleke vorm<br />
37 HN 1 fulviceps (20zzp)<br />
38 HN 1 gesinae (20zzp) annae<br />
39 L 1 gesinae (20zzp) gesinae C 406<br />
40 L 1 gesinae (20zzp) gesinae ex C406<br />
41 HN 1 gesinae (15zzp)<br />
42 L 1 geyerii (20zzp)<br />
43 HN 1 glaudinae (20zzp)<br />
44 L 1 gracilidelineata (15zzp) brandbergensis ex 383<br />
cv. ‘Vertigo’<br />
45 L 1 gracilidelineata (15zzp) ex 309 cv. ‘Cafe au lait’<br />
46 HN 1 gracilidelineata (20zzp)<br />
47 HN 1 hallii (20zzp) maculata<br />
48 HN 1 hallii (20zzp) cv ‘Greensoapstone’<br />
49 HN 1 hallii (20zzp)<br />
50 L 1 hermetica (15zzp) ex SH2003 = C397<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
51 HN 1 hermetica (15zzp)<br />
52 L 2 herrei (15zzp) luteoviridis C236<br />
53 L 2 herrei (15zzp) C355<br />
54 L 1 hookeri (20zzp) susannea<br />
55 HN 1 hookeri (20zzp)<br />
56 HN 1 insularis (15zzp)<br />
57 L 1 julii (15zzp) chrysocephala C205<br />
58 L 1 julii (20zzp) fulleri TOK64 sterke bruin netwerk<br />
59 L 1 julii (20zzp) fulleri ‘Fullergreen’ C56A<br />
60 L 1 julii (20zzp) fulleri ‘Fullergreen’ C56A<br />
61 HN 1 julii (20zzp) littlewoodii<br />
62 HN 1 julii (20zzp) reticulata<br />
63 HN 1 julii (20zzp) rouxii<br />
64 L 1 julii (20zzp) TOK43 verschillende vormen<br />
65 L 1 karasmontana (20zzp) aiaisensis<br />
66 L 1 karasmontana (20zzp) aiaisensis<br />
67 L 1 karasmontana (20zzp) bella TOK107 blauw<br />
achtig bleek<br />
68 L 1 karasmontana (20zzp) bella cv. ‘Fenestrata’<br />
69 L 1 karasmontana (20zzp) bella cv. ‘Rhona’<br />
70 HN 1 karasmontana (20zzp) f. Signalberg<br />
71 HN 1 karasmontana (20zzp) laterita<br />
72 L 1 karasmontana (20zzp) laterita cv. ‘Red top’<br />
73 HN 1 karasmontana (20zzp) mickbergensis<br />
74 L 1 karasmontana (20zzp) mickbergensis cv. ‘Red<br />
top’<br />
75 HN 1 karasmontana (20zzp) summitatum<br />
76 HN 1 karasmontana (20zzp) tischeri<br />
77 HN 1 karasmontana (20zzp)<br />
78 HN 1 lesliei (20zzp) albiflora<br />
79 HN 1 lesliei (20zzp) albinica<br />
80 L 1 lesliei (20zzp) albinica<br />
81 HN 1 lesliei (20zzp) burchellii<br />
82 HN 1 lesliei (20zzp) f. Kimberley<br />
83 HN 1 lesliei (20zzp) f. Warrenton<br />
84 HN 1 lesliei (20zzp) hornii<br />
85 HN 1 lesliei (20zzp) maraisii<br />
86 L 2 lesliei (15zzp) mariae C152<br />
87 HN 1 lesliei (10zzp) minor ‘albiflora’<br />
88 HN 1 lesliei (20zzp) rubrobrunnea<br />
89 L 1 lesliei (15zzp) venteri cv. ‘Ventergreen’<br />
90 L 1 lesliei (15zzp) venteri<br />
91 HN 1 lesliei (20zzp) venteri<br />
92 HN 1 lesliei (15zzp)<br />
93 HN 1 localis (20zzp) peersii<br />
94 HN 1 localis (20zzp) terricolor<br />
95 HN 1 localis (20zzp)<br />
96 HN 1 marginata (20zzp) dabneri<br />
97 HN 1 marginata (20zzp)<br />
98 HN 1 marmorata (20zzp) diutina<br />
99 HN 1 marmorata (20zzp) framesii<br />
100 HN 1 marmorata (20zzp) umdausensis<br />
101 HN 1 marmorata (20zzp)<br />
102 HN 1 marthae (20zzp)<br />
103 HN 1 mennellii (20zzp)<br />
104 HN 1 meyeri (20zzp)<br />
105 HN 1 olivacea (20zzp) nebrownii<br />
106 HN 1 olivacea (20zzp)<br />
107 L 2 optica (15zzp) maculate C293<br />
108 L 1 optica (20zzp) rubra<br />
109 L 1 otzeniana (20zzp)<br />
110 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) alpina<br />
25
111 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) brandbergensis<br />
112 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) dendritica<br />
113 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) elisabethae<br />
114 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) pulmonuncula<br />
115 L 1 pseudotruncatella (20zzp) C413<br />
116 L 1 pseudotruncatella (20zzp) selectie witte plant<br />
117 HN 1 ruschiorum (20zzp)<br />
118 HN 1 salicola (20zzp) f. Kraankuil<br />
119 HN 1 salicola (15zzp) reticulata<br />
120 HN 1 salicola (20zzp)<br />
121 HN 1 schwantesii (15zzp) gebseri<br />
122 HN 1 schwantesii (20zzp) goais<br />
123 HN 1 schwantesii (20zzp) gulielmii<br />
124 L 1 schwantesii (20zzp) marthae TOK68 bleek met<br />
sterke rode lijnen<br />
125 L 1 schwantesii (15zzp) rugosa cv. ‘Shagreen’<br />
126 HN 1 schwantesii (20zzp) rugosa<br />
127 HN 1 schwantesii (20zzp) urikosensis<br />
128 HN 1 schwantesii (20zzp)<br />
129 HN 1 steineckiana (15zzp)<br />
130 HN 1 turbiniformis (20zzp) brunneo-violacea<br />
131 HN 1 turbiniformis (20zzp) elipina<br />
132 HN 1 turbiniformis (20zzp) f. Koegrabi<br />
133 HN 1 turbiniformis (20zzp) lutea<br />
134 HN 1 turbiniformis (20zzp) subfenestrata<br />
135 HN 1 turbiniformis (20zzp) susannae<br />
136 HN 1 turbiniformis (20zzp) vermiculata<br />
137 HN 1 turbiniformis (20zzp)<br />
138 L 1 verruculosa (20zzp) inae<br />
139 HN 1 verruculosa (20zzp) kenhartii<br />
140 HN 1 villetii (15zzp) kennedyi<br />
141 HN 1 villetii (20zzp)<br />
142 L 1 viridis (20zzp)<br />
143 L 1 werneri (20zzp)<br />
mn monilaria<br />
Zeer lage struikjes. De stam is kort en dik.<br />
Succulente bladeren. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 chrysoleuca (20zzp)<br />
2 L 1 moniliformis (20zzp)<br />
3 L 1 pisiformis (20zzp)<br />
OD Odontophorus<br />
Dwergstruikjes met vlezige wortels. Zeer<br />
dikke bladeren. De bloemen zijn wit of geel en<br />
gesteeld. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 nanus (20zzp)<br />
oo oophytum<br />
Op Conophytum gelijkende planten die zodenvormend<br />
groeien. De bloemen zijn wit of roze.<br />
1 L 1 nanum (20zzp)<br />
2 L 1 oviforme (20zzp)<br />
PC pachypodium<br />
Caudexvormend geslacht met korte bladeren met<br />
stamvormige uitlopers<br />
1 L 1 lamerei (5zzp) de Madagaskarpalm<br />
grote gele bloemen. Niet kougevoelig, maar wel<br />
gevoelig voor teveel vocht.<br />
1 L 1 bolusii (20zzp)<br />
2 L 1 dekenahii (20zzp)<br />
3 L 1 nelii (20zzp)<br />
4 L 1 nobile (20zzp)<br />
5 L 1 simulans (20zzp)<br />
RA Rabiea<br />
Dwerg achtige, meervoudig vertakkende, zodevormde<br />
soort met compacte rozetvormige 4-5 cm<br />
lange succulente blad paren<br />
1 L 1 albinota (20zzp)<br />
2 L 1 deformis (20zzp)<br />
Ro Rhombophyllum<br />
Kleine struiken of zodenvormende, hoogsucculente<br />
planten. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 dolabriforme (20zzp)<br />
ST Stapelia<br />
Geslacht van succulente zuiltjes die graag spruiten<br />
en zo groepen vormen. De planten zijn vooral<br />
vochtgevoelig, terwijl ze ook veel door wolluis<br />
worden aangetast.<br />
1 L 2 gettleffii (10zzp)<br />
TA Talinum<br />
Struikjes met knollige wortels. De bloemen<br />
verschijnen aan lange stengels en zijn vaak zelffertiel.<br />
De meeste bloemen openen slechts op<br />
één dag. Niet kougevoelig.<br />
1 L 1 caffrum (20zzp)<br />
TI Titanopsis<br />
Op Aloinopsis gelijkende succulenten. Dikke driehoekig<br />
eindigende bladeren; zodenvormend. De<br />
planten groeien in de zomer. Niet erg kougevoelig.<br />
1 L 1 calcarea (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />
bladeren; geel-oranje bloemen<br />
2 L 1 fullerii (20zzp) dikke driehoekig eindigende bladeren;<br />
donker gele bloemen<br />
3 L 1 hugo-schlechterii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />
bladeren; bloemen geel-oranje<br />
4 L 2 luderitzii (21zzp) dikke driehoekig eindigende<br />
bladeren; bloemen kanariegeel<br />
5 L 1 primosii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />
bladeren; bloemen kanariegeel<br />
6 L 1 schwantesii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />
bladeren; bloemen kanariegeel<br />
VA Vanheerdea<br />
Hoogsucculente planten die lijken op Gibbaeum<br />
en zoden vormen. Groei in het voorjaar.<br />
1 L 1 angusta (20zzp)<br />
2 L 1 divergens (20zzp)<br />
pl<br />
pleiospilos<br />
Planten van dit geslacht worden wel levend<br />
graniet genoemd. Het zijn herfstbloeiers met<br />
26 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014
GEMENGDE ZAden<br />
MIX C01 Cactus zaden gemengd € 2,50 voor 250 zaden<br />
MIX C02 Cactuszaden gemengd € 6,00 voor 750 zaden<br />
MIX V01 Vetplantenzaden gemengd € 2,50 voor 250<br />
zaden<br />
MIX V02 Vetplantenzaden gemengd € 6,00 voor 750<br />
zaden<br />
Mengels van honderden soorten, geen kleinere<br />
porties<br />
Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />
27