15.01.2019 Views

februari 2013 nummer 1

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

edactioneel<br />

Hardnekkig<br />

Henk Viscaal<br />

Het is al weer een flink aantal jaren geleden dat ik mij bezig hield met de<br />

handel in cactussen en vetplanten. Daarvoor bezocht ik markten, braderieën en<br />

tuinbeurzen. Het enthousiasme droop ervan af en ik had me voorgenomen om de<br />

wereld te laten horen dat leven zonder cactussen wel heel erg moeilijk zou zijn.<br />

Zoetgevooisd en rap van tong vertelde ik de mooiste verhalen die betrekking<br />

hadden op mijn handelswaar.<br />

Voor de kraam had ik dan een groot aantal toehoorders die zichtbaar genoten<br />

van de smeuïge verhalen die ik opdiste. Een enkeling ging dan als dank over tot<br />

aanschaf van een van de vele juweeltjes die ik op de kraam had staan. Dit was echter<br />

wel een incidenteel gebeuren, want de meeste toehoorders knikten vriendelijk<br />

na afloop van een van de vele verhalen en vervolgden hun weg zonder tot welke<br />

aanschaf dan ook over te gaan.<br />

Naarstig ga je dan op zoek naar een formule, want mijn auto vertikte het na<br />

het aanhoren van welk prachtig verhaal dan ook over cactussen of vetplanten om<br />

daarop te gaan rijden. Er moesten wel degelijk inkomsten zijn, om aan de nodige<br />

voorwaarden te kunnen voldoen.<br />

De oplossing lag in het feit dat je concessies moest gaan doen bij je inkoop. Dat<br />

die planten die ik mooi vond weinig tot geen aftrek vonden bij de consument drong<br />

langzaam tot mij door. Mijn leverancier overtuigde mij ervan dat ik mij meer moest<br />

richten op de belangrijkste bezoekers van de markt nl. de huisvrouw.<br />

Het aanbod van planten op mijn kraam veranderde drastisch en tot mijn verbazing<br />

had ik regelmatig wel meer dan drie mensen tegelijk voor de kraam staan. Wat<br />

echter veel belangrijker was; de kassabel rinkelde nu regelmatig. Had ik verkeerd<br />

gegokt in mijn eerste opzet?<br />

Vanaf het moment dat mijn vrouw, verkoopster in hart en nieren, mee ging om te<br />

helpen kwam er een stroomversnelling en groeiden de verkoopcijfers, alsook de<br />

vaste klantenkring, gestaag.<br />

Tussen al het fraais op de kraam stond ook een tray met geënte cactussen. U<br />

weet wel, een driekantig stammetje met daar bovenop een fel gekleurd plantje.<br />

Meestal een hylocereus en daarop een verbastering van een gymnocalycium.<br />

Steevast werd er dan naar dat plantje met dat bloempje gevraagd. Zo ook op een<br />

dag dat een vrouwelijke klant naar de prijs van dat plantje met dat bloemetje vroeg.<br />

Bijna naïef begon ik te vertellen: “Dat is geen bloempje mevrouw, maar een<br />

chlorofylloze plant. Deze is geënt op de groene onderstam en die verzorgt de<br />

levensverrichtingen voor het plantje. U koopt dus eigenlijk 2 plantjes.” De klant<br />

stond met een wazige blik enige tijd na te denken en zei vervolgens: “Doet u mij<br />

dat plantje met dat bloemetje dan maar.”<br />

Helemaal perplex keek ik naar de dame in kwestie en al inpakkende dacht<br />

ik aan een spreekwoord en tevens of ik niet beter in de juwelenhandel of in de<br />

varkenshandel zou kunnen gaan.<br />

Door de verhuizing naar mijn huidige adres kwam er een einde aan mijn<br />

cactushandel, omdat het onmogelijk was om een vestigingsvergunning op dit adres<br />

te krijgen.<br />

2<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


CRASSULA PERFOLIATA VAR. FALCATA:<br />

HET SIKKELDIKBLAD<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Uit een oogpunt van vorm en bloei is het Sikkel-Dikblad, C.<br />

falcata, een der merkwaardigste en schitterendste leden der familie.<br />

Wat deze plant al dadelijk doet opvallen, zijn de vreemd gevormde,<br />

dikke, grijsgroene bladen, die naar den vorm aan bananen doen<br />

denken en die zóódanig aan het rechte, stevige stammetje bevestigd<br />

zijn, dat zij in twee rijen links en twee rijen rechts boven elkander<br />

staan, waardoor de plant met haar vier bladerrijen toch een<br />

tweezijdige, platte gestalte heeft. Zeer merkwaardig is de bekleeding<br />

der bladen, welke onder het microscoop zich voordoet als een<br />

bedekking met blaasvormige, tegen elkaar gedrukt staande cellen,<br />

die de verdamping tegengaat.<br />

De bloeiwijze verschijnt in den zomer in de gestalte van een platte,<br />

schermvormige tros met een menigte van kleine, vermiljoenroode<br />

bloempjes. De plant is het mooist als zij tot een hoogte van 30 cm<br />

is opgegroeid; zij kan echter belangrijk hooger worden.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade-album<br />

“Vetplanten” uit 1932. Zie de afbeelding.<br />

Crassula falcata, bij de oude<br />

bloemisten beter bekend als Rochea<br />

falcata, is een zeer antieke succulent,<br />

welke bijkans geheel uit de cultures<br />

verdwenen is.<br />

Vroeger, een halve eeuw of langer geleden,<br />

kweekte elke bloemist ze en waren<br />

op alle buitenplaatsen prachtexemplaren<br />

te bewonderen. Tegenwoordig<br />

ziet men ze, volledig heidshalve, nog<br />

wel bij de vetplantenliefhebbers. Men<br />

heeft ze aangeschaft, omdat ze volgens<br />

de beschrijving in de handboeken zoo<br />

mooi en zoo dankbaar moet bloeien.<br />

Maar van die dankbare bloei hebben<br />

de meesten bitter weinig bespeurd. Ligt<br />

dat aan de plant - of aan de verkeerde<br />

behandeling?<br />

Zoals u, gezien het taalgebruik<br />

waarschijnlijk al begon te vermoeden,<br />

is bovenstaande niet mijn inleiding<br />

bij dit artikel maar wederom een<br />

citaat, deze keer uit het geïllustreerde<br />

weekblad Floralia van 26 oktober<br />

1933. De schrijver is die andere<br />

coryfee uit de toenmalige Nederlandse<br />

succulentenwereld, de heer G.D.<br />

Duursma, de schrijver van het met de<br />

Verkade-albums concurrerende Pette’s<br />

cactusalbum (uit 1931). De kop van<br />

het artikel luidt “Crassula falcata, een<br />

ondankbare bloeier?”. Merkwaardig is<br />

dat het artikel, als contrast misschien,<br />

geïllustreerd wordt met een foto van een<br />

bloeiende Stapelia variegata.<br />

Crassula falcata is afkomstig uit de<br />

Kaapprovincie (Zuid-Afrika). De plant,<br />

die al sinds ongeveer het jaar 1700 bekend<br />

is, werd in 1798 door de Duitse<br />

botanicus Johann Christoph Wendland<br />

in het blad ‘Botanische Beobachtungen’<br />

beschreven. De Candolle gaf de plant in<br />

1802 in deel 3 van zijn tweetalige boekwerk<br />

‘Plantarum Historia Succulentarum’<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 3


4<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


= ‘Histoire des plantes grasses’ de naam<br />

Rochea falcata. Hij creëerde het geslacht<br />

Rochea om daarin de crassula’s<br />

met grote buisvormige bloemen onder<br />

te brengen. De geslachtsnaam verwijst<br />

naar de Zwitserse botanicus Daniel<br />

de la Roche. Diens zoon François was<br />

ook botanicus. Beiden stierven in 1813<br />

in Parijs aan de tyfus (door de soldaten<br />

van Napoleon meegebracht uit<br />

Rusland). Om ze allebei te eren splitste<br />

De Candolle het geslacht in 1828<br />

op in een sectie Daniela en een sectie<br />

Francisceana. In het genoemde<br />

boekwerk van De Candolle, dat in afleveringen<br />

tussen 1799 en 1837 verscheen,<br />

vinden we ook een afbeelding<br />

(van Pierre Joseph Redouté) van<br />

Rochea falcata. Ik vind de gelijkenis<br />

niet zo heel sterk. Veel mooier is de afbeelding<br />

in Fragmenta botanica van<br />

Nicolaus Josephi Freiherr von Jacquin,<br />

ook in afleveringen verschenen in de jaren<br />

1800 - 1809 (afb. 1). Hier heet de<br />

plant Larochea falcata (geslachtsnaam<br />

in 1805 gepubliceerd door de Zuid-<br />

Afrikaanse mycoloog Christiaan Hendrik<br />

Persoon maar ongeldig). Tegenwoordig<br />

worden de rochea’s weer gewoon tot het<br />

geslacht Crassula gerekend waarbij C.<br />

falcata als een variëteit van C. perfoliata<br />

beschouwd wordt. Perfoliata betekent<br />

‘met doorgroeide bladeren’ en dat heeft<br />

vanzelfsprekend betrekking op de stengelomvattende<br />

bladvoeten die de indruk<br />

wekken dat de stengel door de bladeren<br />

heen groeit. Dit verschijnsel zien we nog<br />

veel duidelijker bij C. perforata en aanverwante<br />

soorten.<br />

De tekst en de afbeelding uit<br />

het Verkade-album waarmee dit<br />

artikel begint geven een goed<br />

beeld van C. falcata. De zinsnede<br />

over de ‘bekleeding’ van de plant<br />

met blaasvormige cellen die de<br />

verdamping tegengaan is ontleend<br />

aan het boek “Pflanzenleben” van<br />

Afb. 1: Plaat uit Fragmenta botanica (1800 -1807)<br />

van N.J. von Jacquin.<br />

Afb. 2: Illustratie uit ‘Pflanzenleben’ van Kerner von<br />

Maribaun.<br />

Bij 1 een circa 600 keer vergrote dwarsdoorsnede<br />

en bij 2 een circa 350 keer vergroot<br />

bovenaanzicht. Rechts zijn de pantsercellen<br />

weggelaten zodat de huidmondjes zichtbaar<br />

worden<br />

Kerner von Maribaun uit 1887. Hierin<br />

vinden we een afbeelding met een<br />

dwarsdoorsnede en een bovenaanzicht<br />

van het bladoppervlak (afb. 2). Aan de<br />

rechterkant zijn de betreffende cellen<br />

weggelaten zodat de huidmondjes<br />

zichtbaar worden. In de Nederlandse<br />

bewerking “Het leven der planten” van<br />

Dr. Vitus Bruinsma luidt de tekst (iets<br />

ingekort) als volgt:<br />

“De gewone opperhuidcellen zijn klein en<br />

slechts weinig verdikt aan den buitenwand. De<br />

cellen die het pantser samenstellen zijn daarentegen<br />

buitengewoon sterk vergroot, reeds hun steelvormige<br />

voet, die als een wig geschoven is tusschen<br />

de gewone epidermiscellen, is betrekkelijk<br />

groot; maar de blaasvormige opzwelling heeft afmetingen<br />

die wel het 600-voud bedragen van de<br />

maat der gewone opperhuidcellen. Alle blaasjes<br />

sluiten dicht aaneen en hebben door den druk,<br />

dien zij wederkeerig op elkander uitoefenen, bijna<br />

den vorm van een kubus gekregen. Waar er desniettegenstaande<br />

nog een opening zou overblijven,<br />

gaan van de blazen uitwassen en uitstulpingen<br />

naar links en rechts, die zoo in elkaar sluiten<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 5


Mij doen de pantsercellen<br />

sterk denken aan de<br />

basaltblokken waarmee de<br />

dijktaluds verstevigd worden.<br />

Wat uit het bovenstaande<br />

duidelijk wordt, is<br />

dat C. falcata ondanks het<br />

grote bladoppervlak uitstekend<br />

bestand is tegen uitdroging<br />

door zon en hitte.<br />

Afb. 3: C. perfoliata var. falcata in de ‘Eden collectie’. Volgens de<br />

kweker een reeks van trendy planten met uitzonderlijke vormen<br />

en kleuren in sierschalen die tijdens de zomer op de terrastafel<br />

schitteren. “En in het najaar haal je ze gewoon naar<br />

binnen”<br />

Afb. 4: De knoppen zitten in het begin als een grauwe kluit op elkaar<br />

gepakt<br />

dat een volkomen gesloten pantser ontstaat. Deze laatste naam<br />

is hier te meer gerechtvaardigd, omdat de blaasvormig gezwollen<br />

cellen, van Crassula falcata, hard zijn als kiezelsteenen. In hun celwand<br />

is overvloedig kiezelzuur afgezet en door ze uit te gloeien<br />

krijgt men een echt kiezelskelet, zooals van Diatomaceae. Dat in<br />

den drogen tijd zulk een pantser de saprijke cellen, die het bedekt,<br />

uitstekend beschut tegen verdamping, zal wel niet verder behoeven<br />

te worden aangeduid.”<br />

6<br />

G.D. Duursma constateerde<br />

anno 1933 dus<br />

dat C. falcata een antieke<br />

plant was die nagenoeg<br />

uit de collecties verdwenen<br />

was. Anno 2012<br />

zijn ze weer helemaal terug.<br />

De plant past met<br />

zijn zilvergrijze tot olifantgrijze<br />

bladeren uitstekend<br />

in de moderne interieurs<br />

en ook in het tuingebeuren.<br />

Zo lanceerde de firma<br />

Smit uit Sappemeer enkele<br />

jaren geleden de ‘Eden<br />

collection’:<br />

“Dit label garandeert de<br />

consument vitale planten<br />

die er paradijselijk uitzien.<br />

De combinatie van<br />

uitzonderlijke vormen en<br />

kleuren met een unieke<br />

naam moet aan iedere<br />

plant een markante<br />

identiteit verlenen. Geen<br />

kleurrijke overvolle<br />

bloembakken, maar<br />

een reeks van trendy,<br />

niet bloeiende planten<br />

in sierpotten, schalen of<br />

plantenbakjes.<br />

Al deze planten kunnen tijdens<br />

de zomer op de terrastafel<br />

schitteren en in het<br />

najaar haal je ze gewoon<br />

naar binnen.”<br />

U begrijpt dat de alinea<br />

hierboven alweer geciteerd<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 5: Het scherm ontvouwt zich en de bloemknoppen beginnen op kleur te komen<br />

is. Ditmaal uit het promotiemateriaal van<br />

de kweker. Tot de ‘Eden collection’ behoort<br />

een schaal helemaal vol geplant<br />

met C. falcata. Ik moet toegeven dat het<br />

een schitterend gezicht is (afb. 3).<br />

We gaan weer terug naar het artikel<br />

“Crassula falcata, een ondankbare bloeier?”<br />

uit het weekblad ‘Floralia’. Dat ondankbare<br />

zit hem natuurlijk niet in de<br />

bloei op zich, want het is bijzonder boeiend<br />

om te zien hoe de knoppen die in<br />

het begin als een grauwe kluit op elkaar<br />

gepakt zitten (afb. 4), zich ontvouwen tot<br />

een zich geleidelijk via geel en oranjerood<br />

(afb. 5) naar vlammend rood kleurend<br />

parasolachtig scherm (afb. 6). Er<br />

is ook een wit bloeiende vorm. Het ondankbare<br />

zit hem in de bloeiwilligheid.<br />

Na de hierboven geciteerde regels gaat<br />

het artikel als volgt verder:<br />

“Wij kennen een ouden kweeker in<br />

Friesland’s hoofdstad, iemand die zich<br />

over een zorgvuldige cultuurbehandeling<br />

heusch niet druk maakt, en bij dezen<br />

staan elken zomer tientallen “Rochea’s”<br />

schitterend in bloei. Andere kweekers<br />

hebben wel eens getracht dezen Rochea<br />

specialist zijn geheim te ontfutselen.<br />

Maar achter de waarheid kwamen ze<br />

niet, want op de vraag, welk middel hij<br />

toch toepaste om elk jaar zulke mooi<br />

bloeiende Rochea’s te krijgen was het<br />

lakonieke antwoord: “niets!”.<br />

En toch heeft bedoelde kweeker in dat<br />

eene woord zijn gansche cultuurgeheim<br />

verraden. Het is ongelooflijk, hoe<br />

nonchalant, hoe barbaarsch bijna, de<br />

Rochea’s hier behandeld worden.”<br />

Hierna volgt een verhandeling over<br />

het toch vooral ‘hard’ kweken van deze<br />

planten en het afremmen van sterke<br />

groei. Het artikel eindigt als volgt:<br />

“De oude kweeker waarvan wij in den<br />

aanhef gewaagden, slaat in het voorjaar<br />

de planten uit den pot en gooit ze zoo<br />

op een zonnige plaats neer, om ze<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 7


Afb. 6: De kleur van het bloemscherm gaat via oranje naar vlammend rood<br />

weer op te potten zoodra zich knoppen<br />

vertoonen.”<br />

Ook in dit geval wordt dus de plant<br />

door een sterke terughouding in den<br />

groei tot bloeien gedwongen.<br />

De planten gedijen dus het best als<br />

ze in de zomer veel zon en frisse lucht<br />

krijgen en niet meer water dan nodig is<br />

om rimpelen te voorkomen. In de winter<br />

is een koele maar lichte standplaats aan<br />

te bevelen.<br />

De vermeerdering kan door zaaien,<br />

het stekken van zijscheuten en door<br />

het nemen van bladstekken, liefst met<br />

hieltje. In zandige grond wortelen de<br />

stekken snel (afb. 7).<br />

Voor deze algemeen bekende plant<br />

is er naast de botanische naam natuurlijk<br />

ook een aantal ‘volksnamen’. Naast<br />

8<br />

sikkeldikblad vinden we de benaming<br />

propellerplant. Engelstaligen gebruiken<br />

ook de naam ‘scarlet paintbrush’ (scharlakenrode<br />

verfkwast). G.D. Duursma<br />

noemt haar in een van zijn boeken liefdevol<br />

“de Kaapsche schoone”.<br />

In de loop der jaren is gebleken dat<br />

C. falcata met vrijwel iedere andere crassula<br />

gekruist kan worden. Dat is des te<br />

meer opmerkelijk daar er onder de crassula’s<br />

een onwaarschijnlijk groot aantal<br />

verschillende groeivormen bestaat.<br />

In zijn boek ‘Crassula’ geeft Gordon<br />

Rowley een schema waarin maar liefst<br />

16 andere crassula’s genoemd worden<br />

waarvan hybriden met C. falcata bekend<br />

zijn. Daarnaast ook nog een aantal<br />

kruisingen die niet gedocumenteerd<br />

zijn maar waarin C. falcata waarschijnlijk<br />

ook betrokken geweest is. Bij de eerste<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


kruising zocht men het<br />

nog dicht bij huis. Die<br />

was in 1898 met een<br />

collega Rochea, namelijk<br />

R. coccinea en<br />

deze hybride kreeg de<br />

naam C. x langleyensis.<br />

In 1936 volgde C. exilis<br />

ssp. cooperi en de hybride<br />

heeft tegenwoordig<br />

de naam C. x justicorderoyi.<br />

Hierna was het de<br />

beurt voor Dr. Meredith<br />

Morgan die in 1945<br />

een hybride wist te realiseren<br />

met de nietige,<br />

slechts ongeveer 1 cm<br />

hoog wordende C. mesembryanthemopsis<br />

(afb.<br />

8). Dat leverde de hybride<br />

‘Morgan’s Beauty’ op.<br />

Waarschijnlijk kent iedereen<br />

deze plant wel. Hij<br />

ziet er uit als een in alle<br />

dimensies samengeperste<br />

C. falcata en hij bloeit<br />

met een amper boven<br />

de rozet uitkomende<br />

tuil van welriekende<br />

roze bloempjes (afb. 9).<br />

Voormalig cactuskweker<br />

Hovens uit Lottum verkocht<br />

ze destijds in grote<br />

aantallen. Ik heb geconstateerd<br />

dat dit plantje<br />

vooral op vrouwen een<br />

bijna onweerstaanbare<br />

aantrekkingskracht uitoefent.<br />

Het enige nadeel<br />

is dat de uitgebloeide<br />

bloemen als een lelijke<br />

prop boven op de plant<br />

blijven zitten. Deze eigenschap<br />

deelt de plant<br />

met haar vader zoals in<br />

afbeelding 8 ook te zien<br />

is.<br />

Een andere zeer bekende<br />

hybride is<br />

‘Buddha’s Temple’ (afb.<br />

Afb. 7: C. perfoliata var. falcata is gemakkelijk door bladstekken te<br />

vermeerderen<br />

Afb. 8: C. mesembryanthemopsis, de vader van C. ‘Morgan’s Beauty’<br />

10) uit 1959, een kruising met C. pyramidalis. Ook<br />

kunnen we ‘Jade Necklace’ (afb. 11), een kruising<br />

met C. rupestris var. marnieriana, ook uit 1959 en<br />

‘Moonglow’ (afb. 12), een kruising met C. deceptor uit<br />

1958 aantreffen.<br />

Verder zijn er ook weer kruisingen tussen deze<br />

kruisingen, maar die laten we hier maar buiten<br />

beschouwing.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 9


Afb. 9: C. ‘Morgan’s Beauty’ (C. perfoliata var. falcata x C. mesembryanthemopsis)<br />

Literatuur:<br />

Candolle, A.P. de & Redouté, P.J.<br />

(1799-1837). Plantarum Historia<br />

Succulentarum, vol. 3: t. 121.<br />

Jacquin, N.J. von (1809). Fragmenta<br />

botanica, figuris coloratis illustrata, t.<br />

82.<br />

Kerner von Marilaun, A. (1902). Het<br />

leven der planten, naar den 2den druk,<br />

voor Nederland bewerkt door Dr. Vitus<br />

Bruinsma.<br />

Laren, A.J. van (1932). Vetplanten,<br />

Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam<br />

Rowley, C. (2003). Crassula, Cactus &<br />

Co.<br />

Wendland, J.C. (1798). Botanische<br />

Beobachtungen, 44.<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern.<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

10<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 10: C. ‘Buddha’s Temple’ (C. perfoliata<br />

var. falcata x C. pyramidalis)<br />

Afb. 11: C. ‘Jade Necklace’ (C. perfoliata<br />

var. falcata x C. rupestris<br />

var. marnieriana)<br />

Afb. 12: C. ‘Moonglow’ (C. deceptor x C. perfoliata var. falcata)<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 11


VOOR HET VOETLICHT<br />

Bertus Spee<br />

Thelocactus bicolor subsp. bolaensis<br />

In het zuidwesten van de<br />

Mexicaanse deelstaat Coahuila ligt<br />

een bergrug genaamd Sierra Bola.<br />

Daar vinden we deze opvallend wit<br />

bedoornde thelocactus volop tussen<br />

de kale rotsen. Ze vormen flinke<br />

clusters bij een hoogte van wel<br />

40 cm. Als ze bloeien is het een lust<br />

voor het oog. Op enkele omliggende<br />

bergruggen zijn deze planten ook<br />

te vinden, zij het met een wat meer<br />

geelachtige bedoorning.<br />

In cultuur planten we ze het best<br />

in een terracotta schaal, in een mineraalrijk<br />

grondmengsel. Tijdens de<br />

groei geven we matig water en laten de potkluit steeds opdrogen. ’s Winters houden<br />

we ze licht en droog bij een minimumtemperatuur van 5 0 C. Vermeerderen gaat prima<br />

uit zaad; na 6 jaar kunnen ze al bloeien. Stekken is ook mogelijk, oudere planten<br />

spruiten aan de basis. Na een week of twee drogen laten we deze stekken bewortelen<br />

op vochtig grof zand of bims.<br />

Puna bonnieae<br />

Deze kleine onopvallende plantjes<br />

zijn te vinden in het noordwesten<br />

van Argentinië, in de provincie<br />

Catamarca, op 2500 m hoogte in<br />

het voorgebergte van de Andes. Ze<br />

zitten hier diep in de grond en vormen<br />

een flinke knolwortel.<br />

In cultuur planten we ze in een<br />

diepe pot en geven ze een zanderig<br />

grondmengsel met weinig humus.<br />

Tijdens de groeiperiode krijgen ze<br />

matig water en een flink zonnige<br />

plaats. In de winter houden we ze<br />

droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 5 0 C.<br />

Vermeerderen kan goed door stekken. De kleine kopjes maken al snel een flinke<br />

wortel op vochtig grof zand en beginnen ook al snel te spruiten. Na enkele jaren<br />

verschijnen in de zomer de mooie grote bloemen. Zaaien is ook mogelijk, het kan<br />

echter lang duren eer de grote zaden kiemen. Volgens de laatste opvattingen heet<br />

deze soort nu Tephrocactus bonnieae.<br />

12<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Brasilicactus (Parodia) haselbergii<br />

Deze mooi bedoornde planten zijn<br />

afkomstig uit het zuiden van Brazilië.<br />

Ze werden vroeger veel aangeboden<br />

bij de kwekers, maar tegenwoordig<br />

zien we ze weinig meer in cultuur.<br />

Ze kunnen wel 15 cm in doorsnee<br />

worden en bloeien in de zomer. Het<br />

zijn nogal kougevoelige planten die<br />

we boven de 10 0 C moeten laten<br />

overwinteren.<br />

Ze groeien het best in een humusrijk<br />

substraat en verlangen een matige<br />

watergift. Ze hebben een vrij<br />

teer wortelgestel dat bij het verpotten<br />

gemakkelijk beschadigt. Vaak zien<br />

we daarom dat deze planten geënt<br />

staan op een jusbertii- of pachanoi-onderstam. Vermeerderen kan door zaaien; de<br />

fijne zaden kiemen redelijk snel.<br />

Tegenwoordig worden deze planten bij het geslacht Parodia ingedeeld. Het lijkt er<br />

steeds meer op dat sommige mensen naast het kweken van cactussen een nieuwe<br />

hobby ontdekt hebben, nl. cactusnamen door elkaar gooien.<br />

Aloe krapholiana<br />

Dit is een mooie, klein blijvende, maar<br />

vrij onbekende aloë. Het zijn planten die<br />

weinig plaats innemen in een verzameling.<br />

Ze worden maar 20 cm in doorsnee.<br />

In het moederland, Zuid-Afrika,<br />

zijn ze heel sporadisch te vinden in<br />

Namaqualand. De plant is genoemd naar<br />

haar ontdekker, H.C. Kraphol.<br />

We planten ze in een kiezelrijk, doorlatend<br />

substraat en geven heel matig water.<br />

In de winter houden we ze zo goed als<br />

droog bij een minimumtemperatuur van<br />

12 0 C.<br />

Vermeerderen kan door zaaien, maar<br />

zaden worden echter zelden aangeboden.<br />

Stekken is ook mogelijk, oudere planten<br />

spruiten soms aan de basis. De bloeiperiode<br />

valt bij ons in de herfst wanneer de<br />

korte dikke bloeistengel met rode bloemen<br />

verschijnt; in Zuid-Afrika is het dan<br />

voorjaar.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 13


OP BEZOEK BIJ…..LUDWIG BERCHT<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Wie bij Succulenta het woord Gymnocalycium laat vallen, ziet een rijzige persoon met kortgeschoren<br />

baard opveren. Ludwig is verweven met het kweken, propageren en onderzoeken<br />

van dit grote geslacht. Een markant persoon met stevig stemgeluid, wat goed van pas<br />

komt bij zijn lezingen op de diverse afdelingen.<br />

Geboren in1945 in Zwartebroek (gem.<br />

Barneveld) vanwege evacuatie van zijn<br />

ouders tijdens de laatste heftige oorlogshandelingen<br />

uit Arnhem, volgde<br />

hij de lagere school in Arnhem en<br />

door verhuizing van zijn ouders naar<br />

Bennekom de HBS-B in Ede. Hij studeerde<br />

aan de universiteit van Utrecht<br />

organische chemie van natuurstoffen.<br />

Na een aantal “chemische” banen bij<br />

o.a. het douanelaboratorium en het laboratorium<br />

van de Gemeentepolitie<br />

Amsterdam, maakte hij eind 1984 een<br />

switch naar wet- en regelgeving voor<br />

melk en zuivelproducten bij de VVZM<br />

(Vereeniging voor Zuivelindustrie en<br />

Afb.1: Kijkje in de kas<br />

14<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Melkhygiëne) later overgaand<br />

in de NZO (Nederlandse Zuivel<br />

Organisatie). In <strong>februari</strong> 2007<br />

volgde vervroegde uittreding<br />

en in <strong>februari</strong> 2010 ging hij met<br />

pensioen. Toen lag de wereld<br />

van het kweken en verzamelen<br />

van cactussen helemaal voor<br />

hem open.<br />

Succulentalid sinds eind 1974,<br />

over een paar jaar nadert dus<br />

het 40-jarig lidmaatschap van<br />

de vereniging. Naast het landelijk<br />

lidmaatschap was hij lid<br />

van de afdeling Utrecht e.o. en<br />

na zijn verhuizing naar Eck en<br />

Wiel een trouw lid van de afdeling<br />

Nijmegen. Van de afdeling<br />

Utrecht is hij zo’n 11<br />

jaar voorzitter geweest. Maar<br />

in Succulentaland is er meer.<br />

Bestuursfuncties zijn er altijd te<br />

vervullen. Op de ALV van 31 mei<br />

1980 werd Ludwig benoemd tot<br />

secretaris van Succulenta, tevens<br />

aanspreekpunt voor het<br />

Verenigingsnieuws. In april 1984<br />

volgde hij de hoofdredacteur Jan<br />

Defesche op. Zo stapelden de<br />

functies zich op, maar op de ALV<br />

eind mei 1984 gaf hij het secretariaat<br />

over aan Peter Melis. In de<br />

eerste jaren van zijn hoofdredacteurschap<br />

was het samenstellen<br />

van het maandelijks uitkomende<br />

tijdschrift een forse klus. De<br />

lay-out van het tijdschrift moest<br />

met pritt-stift op A4’tjes worden<br />

uitgevoerd voor de drukker.<br />

Samen met Jan Jaap de Morree<br />

en Theo Neutelings was dat een<br />

secuur plak-karwei dat eerst bij<br />

Theo in Roosendaal en later elke<br />

maand in Leidschendam na het<br />

avondeten bij Jan Jaap plaatsvond.<br />

(Dat is tegenwoordig digitaal<br />

wel gemakkelijker geworden).<br />

In januari 1991 volgde Aat<br />

van Uijen hem als hoofdredacteur<br />

op en bleef hij lid van de<br />

Afb.2: Zo ging het vroeger; schoonmaken van de zaden<br />

Afb.3: Fotokokertjes met identificatie<strong>nummer</strong>s en zaailingen<br />

Afb.4: Gymno’s te over<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 15


toenmalige redactieraad. Maar het bloed<br />

kruipt waar het niet gaan kan en momenteel<br />

vervaardigt hij samen met Henk<br />

Viscaal opnieuw het tijdschrift.<br />

Naast al de papieren bedrijvigheid<br />

ligt het verzamelen en kweken van cactussen<br />

hem na aan het hart. Dat is in<br />

zijn (zeer) grote kas in Eck en Wiel wel<br />

te zien. In De Meern begon hij eerst<br />

met een bakje binnen en daarna een<br />

muurkas. In 1978 verhuisde hij naar<br />

Harmelen en kwam er al een iets grotere<br />

kas van zo’n 2x4 m in de tuin. Daarna<br />

een tunnelkas in Vleuten, gevolgd door<br />

de kas van de voormalige lagere tuinbouwschool<br />

in Vleuten. Maar het kon<br />

nog groter. In 1994 verhuisde hij naar<br />

Eck en Wiel en liet daar in 1995 een<br />

kas bouwen van 19,5 x 29 m (Venlobouw),<br />

zoals gedeeltelijk is te zien op<br />

afbeelding1.<br />

Eind 1983 begon hij met het uitgeven<br />

van een zaadlijst (het eerste jaar nog<br />

samen met Henk van Dijk) onder het<br />

motto Flos coronat opus (De bloem bekroont<br />

het werk). De drijfveer was: het<br />

verspreiden van zaden, dit is ook het<br />

ideaal gebleven. Het is een indrukwekkende<br />

lijst van voornamelijk zaden van<br />

Zuid-Amerikaanse soorten die ieder jaar<br />

uitkomt met een bijna oneindig aantal<br />

veld<strong>nummer</strong>s. Bij mijn bezoek zag ik<br />

dat er nog heel wat werk voor komt kijken<br />

bij de handelingen rond die zaadlijst.<br />

In rijtjes borrelglaasjes staan niet<br />

zozeer de alcoholische oppeppers klaar<br />

voor eventueel bezoek, maar geplette<br />

vruchten die staan te weken om de zaden<br />

schoon te maken (afb. 2). Een tafel<br />

verderop staan honderden met zaailingen<br />

gevulde plastic fotokokertjes, die<br />

heel goed kunnen worden gebruikt voor<br />

het uitvoeren van steekproeven m.b.t. de<br />

kiemkracht van de in de zaadlijst aangeboden<br />

zaden (afb.3). Maar je kunt nooit<br />

alles allemaal zelf winnen en schoonmaken.<br />

Dus ging hij ook over op zaadaankopen<br />

bij enkele betrouwbare collega’s<br />

in binnen- en buitenland. De papieren<br />

versie van de zaadlijst is nu opgevolgd<br />

16<br />

door een digitale (www.bercht-cactus.nl).<br />

Nu kun je tevreden zijn met een gigantische<br />

collectie, veel lezen en vergaderen,<br />

maar reizen naar de vindplaatsen<br />

is ook een optie. Dat doet Ludwig<br />

dan ook nog bijna elk jaar! De eerste<br />

reis voor cactussen was in 1978<br />

naar Curaçao en Bonaire (bezoek aan<br />

schoonzus en zwager). Eerste doelgerichte<br />

reis in 1988 met Jörg Piltz<br />

en Detlev Metzing (Paraguay), in 1989<br />

een korte reis naar de USA (o.a. Big<br />

Bend), in 1989 Argentinië (met Gert<br />

Neuhuber), in 1990 een korte reis<br />

naar de USA (Utah, etc.) en in 1990<br />

Brazilië en noordelijk Uruguay met Rudi<br />

Werner Bueneker. In dec. 1992 samen<br />

met Monique, zijn huidige vrouw, naar<br />

Argentinië. In 1996 samen met Monique<br />

naar Zuid-Afrika. In 1998 met Christian<br />

Hefti in Uruguay. In 2000 samen met<br />

Helmut Amerhauser naar Paraguay, in<br />

2002 met Helmut Amerhauser naar<br />

Bolivia, in 2004 met Massimo Meregalli<br />

naar Uruguay, in 2005 met Herbert<br />

Thiele naar Bolivia, in 2006 met Volker<br />

Schädlich naar Paraguay, in 2007 met<br />

Massimo Meregalli naar Argentinië,<br />

in 2008, 2009 en 2011 met Volker<br />

Schädlich in achtereenvolgens Bolivia,<br />

in Paraguay en weer Bolivia en in 2012<br />

met Massimo Meregalli en Tomasz<br />

Kulhanek in Argentinië.<br />

In de grote kas is het niet moeilijk<br />

om planten van het cactusgeslacht<br />

Gymnocalycium te vinden, een geslacht<br />

dat hem na aan het hart ligt en waarover<br />

hij momenteel in Succulenta een steeds<br />

groter wordende reeks publiceert (afb.4).<br />

Grote planten met de karakteristieke geschubde,<br />

doornloze bloemen. Waarom<br />

gymno’s? Gewoon toeval. Toen hij afdelingslid<br />

werd, was het gebruikelijk dat je<br />

aan de hand werd genomen door een<br />

ouder lid. Dat was Joop Geurts en die<br />

had voornamelijk gymno’s. Zo simpel is<br />

het. Maar ook frailea’s en een collectie<br />

lobivia’s vinden een plaats.<br />

Als je zoveel cactusreizen speurend<br />

naar gymno’s maakt, komt er een<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb.5: Ludwig met de naar hem genoemde Gymnocalycium berchtii<br />

Foto’s van de schrijver<br />

moment dat er een nieuwe soort naar je<br />

wordt vernoemd: G. berchtii (afb.5). De<br />

voor een gymno vrij kleine plant werd<br />

tijdens de reis in 1989 in het noorden<br />

van de Argentijnse provincie San Luis<br />

gevonden, gewoon langs de weg in de<br />

buurt van Los Chañares. Op die reis<br />

vonden ze ook een plant die verwant is<br />

met G. bruchii (LB 328) en die onlangs<br />

is beschreven als G. carolinense ssp.<br />

ludwigii (een soort-indeling waar Ludwig<br />

het niet mee eens is).<br />

Ludwig is medeoprichter van de<br />

Arbeitsgruppe Gymnocalycium die na<br />

meer dan 30 jaar nog steeds actief is<br />

en waarvan hij zo’n beetje de voorzitter<br />

is. Natuurlijk bezoekt hij elk jaar de<br />

verschillende gymnocalycium-bijeenkomsten,<br />

zoals in 2012 in Eugendorf<br />

(Oostenrijk), Carmagnola (Italië), Praag<br />

(Tsjechië) en Radebeul (Duitsland);<br />

“Radebeul” vond vele jaren plaats in<br />

Niftrik (Nederland) en verhuisde dit jaar<br />

naar Duitsland.<br />

Naast het geslacht Gymnocalycium<br />

gaat zijn belangstelling uit naar alle<br />

‘koude’ cactusgeslachten uit Zuid-<br />

Amerika. Dat werd nog geïntensiveerd<br />

toen hij de Lobivia-verzameling<br />

van de veel te vroeg overleden Clazien<br />

Bouwman overnam. En het zal Ludwig<br />

weer niet zijn, want onmiddellijk sluit<br />

hij zich aan bij de Freundenkreis<br />

Echinopseen en is ook daar een actieve<br />

deelnemer aan de halfjaarlijkse bijeenkomsten<br />

in Ruhla (Duitsland).<br />

Kortom hij verveelt zich echt niet.<br />

Koperwieklaan 19<br />

2261CL Leidschendam<br />

morree@ziggo.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 17


HET GESLACHT GYMNOCALYCIUM<br />

– EEN OVERZICHT (XXII)<br />

Ludwig Bercht<br />

In deze aflevering komt eindelijk de typesoort van het geslacht Gymnocalycium, namelijk<br />

G. gibbosum aan de orde. Nog steeds is de verwarring rond deze soort groot en voor velen<br />

is het onderscheid met G. reductum onduidelijk.<br />

We schrijven het jaar 1812 als Haworth<br />

in zijn Synopsis plantarum succulentarum<br />

een plant beschrijft die hij zag in de<br />

collectie van ene heer Vere (Kensington<br />

Gore, Engeland). De tekst luidt: C?<br />

(Gibbous) subrotundus, profunde sub<br />

sexdecim angularis; apice depresso,<br />

inermi; angulis gibbero notabili sub singulo<br />

fasciculo spinarum; spinis nigris.<br />

Habitat ….<br />

Floret ….<br />

Cult. Ante 1808 S.h.<br />

Obs. I have not seen this nor any other<br />

species with so small a number of angels<br />

as ten. Described from Mr. Vere’s<br />

collection.<br />

(Vertaald: C? (geknobbeld) halfbolvormig,<br />

met 16 duidelijke ribben, schedel<br />

ingedrukt, onbewapend, ribben met<br />

opmerkelijke knobbels met op elk een<br />

doornbundel; doorns zwart). (Opm. gibbous<br />

is een drukfout, het dient gibbosus<br />

te zijn).<br />

De plant is blijkbaar al 4 jaar in<br />

cultuur.<br />

In het Botanical Register 2 (1816) publiceert<br />

Edwards een tekening van<br />

zeer waarschijnlijk dezelfde plant.<br />

Deze afbeelding wordt in 1990 door<br />

Kiesling vastgelegd als het lectotype<br />

van G. gibbosum. De ombenoeming<br />

tot Gymnocalycium geschiedt<br />

in 1844 bij de nieuwbeschrijving van<br />

het geslacht en formeel heet de soort<br />

nu Gymnocalycium gibbosum (Haw.)<br />

Pfeiffer ex Mittler. Het is de oudst beschreven<br />

soort die tot het geslacht<br />

18<br />

Gymnocalycium behoort en daarmee de<br />

typesoort.<br />

In een zeer uitvoerig artikel bespreekt<br />

Wolfgang Papsch (1996) de geschiedenis<br />

van G. gibbosum en maakt aannemelijk<br />

dat de typevindplaats bij Carmen<br />

de Patagones aan de monding van de<br />

Rio Negro te vinden is. Het voert hier te<br />

ver om zijn bewijsvoering te herhalen.<br />

In een volgend artikel (1996a) gaat<br />

Papsch - die men kan beschouwen<br />

als de expert voor de gymno’s van<br />

Patagonië - in op de geschiedenis van<br />

de variëteiten van G. gibbosum en houdt<br />

grote schoonmaak onder alle namen en<br />

beschrijvingen die in relatie tot G. gibbosum<br />

in de afgelopen 200 jaar zijn gepubliceerd.<br />

Naast de formele, erkende<br />

subspecies en variëteiten van G. gibbosum,<br />

zijn verschillende variëteiten als<br />

naam ontstaan uit de verwarring met G.<br />

reductum, waarover later.<br />

Papsch komt tot de volgende indeling<br />

van de vormenrijke soort G. gibbosum:<br />

1. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />

var. gibbosum fa. gibbosum<br />

(Haw.) Pfeiffer ex Mittler. Plant bolvormig<br />

tot verlengd op latere leeftijd,<br />

ca. 14 rechte ribben die in<br />

knobbels zijn opgelost, 7-9 randdoorns<br />

en 1 (-2) middendoorns,<br />

meestal zwart maar er bestaan<br />

ook planten met lichtgekleurde<br />

doorns. Bloemen uit de areolen<br />

van het jaar ervoor, ca. 75<br />

Afb. 1: Cactus gibbosus in Botanical Register (1816)<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 19


Afb. 2: G. gibbosum in Lemaire, Iconografia descr. De Cact. (1841)<br />

20<br />

mm lang en 60 mm breed, wit.<br />

Zaadgroep Gymnocalycium (voorheen<br />

Ovatisemineum). De groeiplaatsen<br />

zijn beperkt tot gebieden<br />

aan de monding van de Rio Negro<br />

bij Carmen de Patagones.<br />

2. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />

var. gibbosum fa. cerebriformis<br />

(Speg.) Papsch. Dit is een monstrueuze<br />

vorm van de typevorm<br />

en door Papsch bij Carmen de<br />

Patagones teruggevonden.<br />

3. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />

var. brachypetalum (Speg.)<br />

Papsch. De beschrijving van<br />

Spegazzini uit het jaar 1925 is<br />

zeer gedetailleerd. Het zijn vrij<br />

vlakke planten met ca. 13 ribben,<br />

5-7 doorns, stralend afstaand,<br />

eerst gelig later bruingrijs. De witte<br />

bloemen staan bijna op de rand<br />

van de schedel. Vindplaatsen aangrenzend<br />

aan het typeverspreidingsgebied<br />

in het Rio Negro dal<br />

en enkele zijdalen tot aan de provincie<br />

Neuquen. G. gibbosum var.<br />

nigrum, een nomen invalidum,<br />

hoort hierbij.<br />

4. G. gibbosum subsp. gibbosum<br />

var. chubutense (Speg.) Papsch.<br />

Al bij de zeer uitvoerige en nauwkeurige<br />

nieuwbeschrijving van dit<br />

taxon in 1902 vond Spegazzini dat<br />

het slechts de rang van variëteit<br />

toekwam; evenwel bij de ombenoeming<br />

tot Gymnocalycium verhief<br />

Spegazzini het toch tot een<br />

eigen soort. De zeer vlakke planten<br />

gaan ondergronds over in een<br />

krachtige penwortel, 12-13 ribben<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 3: G. gibbosum var. brachypetalum (JPR 25-64)<br />

General Conesa<br />

Afb. 4: G. gibbosum var. brachypetalum (P 97)<br />

Afb. 5: G. gibbosum var. brachypetalum (WP 120-165)<br />

La Adela<br />

Foto W. Papsch<br />

Afb. 6: G. gibbosum var. chubutense (JPR 62-142) Trelew,<br />

Gaiman<br />

Afb. 7: G. gibbosum subsp. ferox (JPR 54-121) San Afb. 8: G. gibbosum subsp. gastonii (JPR 22-56) Cerro<br />

Miguel<br />

de la Ventana, duidelijk een vorm van G.<br />

reductum<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 21


met een kale schedel. Op de areolen<br />

staan 5-6 afstaande randdoorns<br />

en vaak 1 middendoorn.<br />

Groeigebieden van deze variëteit<br />

zijn de kustgebieden die aansluiten<br />

op die van de var. brachypetalum;<br />

deze groeigebieden strekken zich<br />

uit van San Antonio de Oeste via<br />

de Peninsula Valdez tot het gebied<br />

rond Bahia Bustamante.<br />

5. G. gibbosum subsp. ferox<br />

(Labouret ex Rümpler) Papsch. In<br />

1886 verschijnt de beschrijving van<br />

E. gibbosus var. ferox in Förster’s<br />

Handbuch der Cacteenkunde.<br />

Enigszins afgevlakt bolvormig met<br />

14 ribben. Randdoorns 12-14, 2-3<br />

cm lang; 2-3 middendoorns. Alle<br />

doorns bleekbruin later vergrijzend.<br />

Bloemen wit. Een vindplaats wordt<br />

niet aangegeven. De planten zijn<br />

later gevonden in het gebied tussen<br />

Bahia Bustamante en de Sierra<br />

Chata.<br />

Na deze herziening en opruiming door<br />

Papsch worden toch weer vier subspecies<br />

van G. gibbosum beschreven.<br />

In 2002 beschrijven Halda, Malina<br />

en Milt G. gibbosum subsp. ferdinandi<br />

op basis van door Jaroslav Prochazka<br />

verzameld materiaal in de Sierra de la<br />

Ventana. Aansluitend aan deze publicatie<br />

staat de nieuwbeschrijving van G.<br />

gibbosum subsp. gastonii door Halda en<br />

Milt, vernoemd naar de hond(!) van Milt<br />

en eveneens gebaseerd op materiaal<br />

verzameld door Prochazka (op de Cerro<br />

de la Ventana). Beide subspecies zijn<br />

slechts vormen van G. reductum en hebben<br />

niets van doen met G. gibbosum.<br />

De derde beschrijving is eveneens<br />

door Halda en Milt opgesteld in 2002;<br />

het is G. gibbosum subsp. radekii. De<br />

beschrijving is gebaseerd op materiaal<br />

verzameld in de Barranca de Gualijo,<br />

provincie Rio Negro. Vier jaar later verschijnt<br />

de nieuwbeschrijving van G. gibbosum<br />

subsp. radovanii door Halda en<br />

Milt. Het basismateriaal is al weer verzameld<br />

door Prochazka, nu bij Choele<br />

22<br />

Choel. Deze laatste twee subspecies<br />

kunnen probleemloos gerekend worden<br />

tot G. gibbosum subsp. gibbosum var.<br />

brachypetalum.<br />

De start van de soort G. reductum was<br />

ongelukkig. Het was in dezelfde uitgave<br />

als waar de beschrijving van Cactus<br />

gibbosus is te vinden, dat Haworth een<br />

Cactus nobilis beschrijft met de woorden<br />

(vertaald) “C? (nobel) verlengd,<br />

veelribbig, met knobbels en middellange,<br />

rechte doorns”. Hij wijst er al op dat<br />

er reeds een Cactus Nobilis bestaat die<br />

dit niet is. Link (1822) is degene die dit<br />

recht zet en de plant de naam Cactus<br />

reductus geeft. In 1844 wordt de soort<br />

geplaatst in het dan nieuwe geslacht<br />

Gymnocalycium.<br />

Zeer lang is aangenomen dat G. reductum<br />

de oudere vorm van G. gibbosum<br />

is. Een uitvoerige opsomming<br />

van alle verwarring en alle vormen en<br />

variëteiten die dienaangaande zijn beschreven,<br />

kan men lezen bij Papsch<br />

(1997). De groeiplaats was bij de oorspronkelijke<br />

beschrijving foutief aangegeven<br />

met Mexico. Pas veel later, in de<br />

jaren tachtig van de vorige eeuw, wordt<br />

duidelijk dat de planten voorkomen in<br />

de Sierra de la Ventana in het departement<br />

Tornquist, provincie Buenos Aires.<br />

De lijst van synoniemen in de opvatting<br />

van Papsch is enorm. Tot G. reductum<br />

rekent hij bekende variëteitsnamen zoals<br />

G. gibbosum var. fenellii, var. gerardii,<br />

var. leucantha, var. leonense, var. nobile,<br />

var. schlumbergeri, var. ventanicola en<br />

var. rostratum.<br />

In 1850 beschrijft Salm-Dyck een<br />

spruitende plant als Echinocactus gibbosus<br />

β leucodictyus. Deze planten zijn teruggevonden<br />

aan de noordoostzijde van<br />

de Sierra de la Ventana en vormen daar<br />

een goed afgebakende groep. Papsch<br />

heeft dit taxon in 1997 ombenoemd<br />

tot G. reductum (subsp. reductum) var.<br />

Afb. 9: Cactus reductus afbeelding uit Curtis<br />

Botanical Magazine (1849)<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 23


Afb. 10: G. reductum (WP 17-19) Cerro Tres Picos<br />

Foto W. Papsch<br />

Afb. 12: G. reductum gevonden door Dirk van Vliet bij<br />

Tornquist<br />

Afb. 13: G. reductum var. leucodictyon (WP 12-12) Cerro<br />

de Tuna<br />

Afb. 11: G. reductum (WP 21-24a) Sierra Cural Malal<br />

Foto W. Papsch<br />

leucodictyon (Salm-Dyck) Papsch. Een<br />

bekend synoniem is G. gibbosum var.<br />

caespitosum (een nom. inval.).<br />

De planten die voorkomen in de Sierra<br />

Chica en de Sierra de Lihuel Calel (provincie<br />

La Pampa) worden in 2006 door<br />

Halda en Milt beschreven als G. sibalii.<br />

Het holotype ervan was opgekweekt<br />

uit zaden van Prochazka (JPR 77/173).<br />

In 2008 volgt de ombenoeming tot<br />

G. reductum subsp. sibalii door Gert<br />

Neuhuber. Een indeling bij G. gibbosum<br />

en dan in verbinding tot G. gibbosum<br />

var. brachypetalum zou eerder voor de<br />

hand liggen, maar Neuhuber baseert zijn<br />

24<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 14: Echinocactus leeanus in Curtis Botanical Magazine (1845)<br />

indeling op basis van de bloem.<br />

In 1840 worden in Engeland zaden ingevoerd,<br />

afkomstig van John Tweedie,<br />

een tuinarchitect in Buenos Aires. In<br />

1845 beschrijft Hooker deze planten en<br />

vernoemt ze naar Mr. Lee van de kwekerij<br />

Hammersmith als Echinocactus<br />

Leeanus. Lange tijd werd E. leeanus<br />

aangezien als synoniem van de iets eerder<br />

beschreven E. hyptiacanthus en later<br />

werd gedacht dat E. leeanus betrekking<br />

had op planten uit Uruguay. Papsch beargumenteert<br />

uitvoerig dat G. leeanum<br />

(zo ombenoemd door Britton & Rose in<br />

1922) in Argentinië<br />

thuishoort en gevonden<br />

kan worden in de<br />

Sierra del Tandil in<br />

de provincie Buenos<br />

Aires. Opvallend is<br />

de lichte bedoorning<br />

met roodbruine basis.<br />

In 2000 benoemt<br />

Papsch de planten<br />

om tot G. reductum<br />

subsp. leeanum<br />

(Hooker) Papsch.<br />

Door Walter Rausch<br />

en Dirk van Vliet en<br />

later ook door Jörg<br />

Piltz en weer later natuurlijk<br />

door Wolfgang<br />

Papsch werden in<br />

de bergen rondom<br />

Balcarse tot aan Mar<br />

del Plata planten gevonden<br />

die bekend<br />

zijn geworden onder<br />

de benaming<br />

G. schatzlianum. De<br />

nieuwbeschrijving<br />

kwam uit de pen van<br />

Franz Strigl en Walter<br />

Till in 1985. Papsch<br />

vindt dat het slechts<br />

een regionale variëteit<br />

is van G. reductum<br />

subsp. leeanum<br />

en benoemt ze om tot<br />

G. reductum subsp.<br />

leeanum var. schatzlianum (Strigl & W.<br />

Till) Papsch.<br />

Voor deze aflevering is dankbaar gebruik<br />

gemaakt van de publicaties van<br />

Wolfgang Papsch, die tevens zeer vriendelijk<br />

was enkele illustraties ter beschikking<br />

te stellen. Tevens geldt mijn<br />

dank Daniel Schweich en The Missouri<br />

Botanical Garden Library voor het mogen<br />

reproduceren van enkele oude<br />

illustraties.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 25


Afb. 15: G. reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />

(WP 59-73) Mar del Plata, Sierra de los Padres<br />

Afb. 16: G. reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />

(WP 10-10) Balcarce, Cinco Cerros<br />

Afb. 17: G. reductum subsp. sibalii (JPR 77-173) Sierra<br />

Chica<br />

Afb. 18: G. reductum subsp. sibalii (WR 539) Sierra<br />

Lihuel Calel<br />

Literatuur:<br />

Edwards, S. (1816). Botanical Register 2:<br />

Tab. 137.<br />

Halda, J.J., M. Malina en I. Milt (2002).<br />

Acta Mus. Richnov. Sect. natur. ((1): 61.<br />

Halda, J.J. en I. Milt (2002). Acta Mus.<br />

Richnov. Sect. natur. 9(1): 62 en 63.<br />

Halda, J.J. en I. Milt (2006). Acta Mus.<br />

Richnov. Sect. natur. 13(1): 5-7.<br />

Haworth, A.H. (1812). Synopsis plantarum<br />

succulentarum, London: R. Taylor<br />

& co, p. 173.<br />

Hooker, W.J. (1845). Echinocactus<br />

Leeanus, Curtis Botanical Magazine pl.<br />

4184.<br />

Kiesling, R. (1990). Cactus de Patagonia,<br />

26<br />

in Flora Pat. 5 p. 178.<br />

Neuhuber, G.J.A. (2008). Eine kritische<br />

Betrachtung des Gymnocalycium sibalii<br />

Halda & Milt, Gymnocalycium 21(1):<br />

755-760.<br />

Papsch, W. (1996). Zur Herkunft und<br />

Charakterisierung von Gymnocalycium<br />

gibbosum (Haworth) Pfeiffer ex Mittler,<br />

Gymnocalycium 9(3): 181-188.<br />

Papsch, W. (1996a). Gymnocalycium<br />

gibbosum (Haworth) Pfeiffer ex Mittler<br />

und seine Varietäten, Gymnocalycium<br />

9(4): 189-202.<br />

Papsch, W. (1997). Die pampinen<br />

Gymnocalycien - 1. Ein<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Map 1 Verspreidingsgebied G. reductum<br />

Map 2 Verspreidingsgebied G. gibbosum<br />

De cijfers op de kaartjes corresponderen met de<br />

<strong>nummer</strong>s van de foto’s<br />

Gymnocalycium mit interessanter<br />

Geschichte: Gymnocalycium reductum<br />

(Link) Pfeiffer ex Mittler, Gymnocalycium<br />

10(4): 223-232.<br />

Papsch, W. (2000). Die pampinen<br />

Gymnocalycien – 2. Gymnocalycium<br />

reductum subsp. leeanum (Hooker)<br />

Papsch, Gymnocalycium 13(3): 363-372.<br />

Rümpler, T. (1886). Carl Friedrich Förster’s<br />

Handbuch der Cacteenkunde p. 583.<br />

Verlag Wöller, Leipzig.<br />

Salm-Dyck, J. (1850). Cacteae in horto dyckensi<br />

cultae anno 1849, p. 34.<br />

Spegazzini, C. (1902). Echinocactus gibbosus<br />

DC. var. chubutensis Speg., Anal.<br />

Mus. Nac. Buenos Aires, VII (Ser. 2, deel<br />

IV), 285.<br />

Spegazzini, C. (1925). Nuevas notas cactalogicas,<br />

Anal. Soc. Cient. Argent. 99, 131.<br />

Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 27


HET GESLACHT COTYLEDON (10)<br />

Cotyledon barbeyi Schweinf. ex Baker<br />

Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />

Georg Schweinfurt (1836 - 1894) was een Duitse professor in de etnologie (volkenkunde),<br />

die ook botanisch geïnteresseerd was en een groot deel van zijn leven besteedde aan wetenschappelijk<br />

onderzoek in Afrika.<br />

Hij ontdekte en beschreef Cotyledon<br />

barbeyi, een soort die hij vernoemde<br />

naar William Barbey (1842 - 1914), een<br />

Zwitsers filantroop en botanicus. De typeplant<br />

van Schweinfurt is afkomstig<br />

uit Ethiopië, maar zij komt ook in Zuid-<br />

Afrika voor. C. barbeyi heeft dus een<br />

buitengewoon groot verspreidingsgebied,<br />

vele malen groter dan dat van de<br />

andere cotyledonsoorten.<br />

C. barbeyi vormt succulente struikjes<br />

van 0,5–2 m hoog, met rechtop groeiende<br />

tot klimmende takken met een<br />

schilferende geelgrijze bast. De bladeren<br />

zijn erg variabel van vorm, omgekeerd<br />

lancet–lijnvormig, 4–16 cm lang en 1-5<br />

cm breed. De bladeren zijn glad of donzig,<br />

soms klierachtig behaard, zittend<br />

tot kort gesteeld. De basis is wigvormig,<br />

de bladpunt is spits. De bloemen verschijnen<br />

aan een vertakkende, rechtop<br />

groeiende bloeiwijze van 20–60 cm<br />

lang, waarvan de steel soms rood aangelopen<br />

is. De kelkslippen zijn groen,<br />

de bloembuis is min of meer flesvormig,<br />

met een gezwollen verdikking tussen de<br />

Afb.1: Natuuropname van Cotyledon barbeyi van E. van Jaarsveld<br />

28<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


kelkblaadjes, donkeroranje<br />

tot rood. De kroonslippen<br />

zijn 15 mm lang. De<br />

honingschubjes zijn langwerpig,<br />

geelgroen. De<br />

bloeitijd in Zuid-Afrika is<br />

van juni tot augustus. In<br />

Leiden en Nieuwleusen<br />

heeft hij tot nu toe niet<br />

gebloeid.<br />

De soort komt wijdverspreid<br />

voor in droge<br />

rivierdalen in de<br />

Zuid-Afrikaanse provincies<br />

Kwazulu-Natal,<br />

Mpumalanga, Gauteng,<br />

North-West en Limpopo.<br />

Verder in Swaziland en<br />

noordelijk door oostelijk<br />

Afrika tot op het Arabisch<br />

schiereiland.<br />

Recent is een nieuwe<br />

variëteit van C. barbeyi<br />

als var. soutpansbergensis<br />

Van Jaarsv. & Van Wijk<br />

beschreven van Limpopo<br />

in Zuid-Afrika (Aloe<br />

49:18-20 (2012). Het is<br />

een laagblijvende, meer<br />

compacte vorm met korte<br />

bloemen en grijze i.p.v.<br />

groene bladeren, die duidelijk<br />

aangepast is aan<br />

het groeien op aan de<br />

zon blootgestelde rotsen.<br />

In Zuid-Afrika wordt<br />

een aantal cultivars van<br />

deze soort gekweekt:<br />

‘Dikblaar’ met groot grijs<br />

blad, ‘Golfrand’ een naam<br />

die voor zichzelf spreekt,<br />

‘Langblaar’ met lang<br />

(25 cm) en smal blad en<br />

‘Steelpoort’ met harig<br />

blad van de gelijknamige<br />

plaats in Mpumalanga.<br />

Het is opvallend dat<br />

er van deze soort verschillende<br />

cultivars zijn,<br />

maar dat deze soort in<br />

Afb. 2: Cotyledon barbeyi in de kas<br />

Afb. 3: Cotyledon barbeyi var. soutpansbergensis<br />

Nederland nauwelijks in cultuur is, laat staan de cultivars.<br />

Het heeft misschien te maken met het feit dat deze<br />

soort in het oosten van Zuid-Afrika groeit waar niet veel<br />

Nederlandse plantenliefhebbers komen.<br />

Schubertlaan 196<br />

2324EC Leiden<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 29


EEN PAAR OVERDENKINGEN BIJ HET<br />

GESLACHT NEOWERDERMANNIA<br />

Herbert Thiele<br />

Het cactusgeslacht Neowerdermannia werd in 1930 door Alberto Vojtech Frič opgesteld<br />

met toentertijd als enige soort N. vorwerkii. In alle jaren erna werd er slechts één soort aan<br />

toegevoegd, N. chilensis, door Backeberg in 1936. Beide soorten kregen nog wel elk één variëteit/ondersoort:<br />

N. vorwerkii var. gielsdorfianus Backbg. en N. chilensis subsp. peruviana<br />

(Ritt.) Osto, de laatste oorspronkelijk door Ritter als soort beschreven.<br />

Men zou de indruk kunnen krijgen dat<br />

planten van dit geslacht weinig te vinden<br />

zijn in Zuid-Amerika. Niets is minder<br />

waar. Al tijdens de expedities van<br />

Backeberg en Ritter werd bekend, dat<br />

Neowerdermannia niet tot de zeldzame<br />

cactussen behoort en al helemaal niet<br />

dat ze er allemaal hetzelfde uitzien en<br />

dezelfde bloemkleur hebben. Moderne<br />

cactusverzamelaars/toeristen hebben<br />

het internet ter beschikking en met behulp<br />

van veld<strong>nummer</strong>zoekmachines verkrijgen<br />

zij veel informatie over de groeiplaatsen.<br />

Als ze dan daadwerkelijk in<br />

de natuur op zoek gaan, moeten zij een<br />

lange vierlandenreis plannen, want de<br />

vindplaatsen van Neowerdermannia liggen<br />

verspreid over de landen Argentinië,<br />

Bolivia, Peru en Chili. Ze zijn op vele<br />

plekken te vinden. Neowerdermannia’s<br />

zijn in het algemeen geen cactussen<br />

die hun groeiplaatsen voor zichzelf willen<br />

behouden. Men kan er lobivia’s,<br />

verschillende opuntia’s en parodia’s<br />

aantreffen, maar ook dikwijls vertegenwoordigers<br />

van de zuidelijke weingartia’s<br />

en puna’s.<br />

De gebieden waar neowerdermannia’s<br />

zich thuis voelen, moeten een bepaalde<br />

bodemstructuur hebben. Zij ontwikkelen<br />

een krachtig wortelsysteem in<br />

de vorm van een forse, conisch toelopende<br />

wortel. Zij hebben dan ook een<br />

30<br />

bodemstructuur nodig, die de mogelijkheid<br />

geeft zich in de rustperioden in<br />

de bodem terug te trekken. Dit zeer typische<br />

gebeuren kan ertoe leiden, dat<br />

de planten voor een overgroot deel van<br />

het jaar niet zichtbaar zijn of slechts met<br />

zeer geoefende ogen zijn te vinden.<br />

Het verspreiden van de zaden geschiedt<br />

in de natuur vooral door mieren;<br />

deze bijten de vruchten open en<br />

bijten de zaden af die ze dan naar hun<br />

nesten verslepen. In het nest worden de<br />

zoete zaadaanhangsels eraf gebeten en<br />

aan het broedsel gevoerd. De zaadkorrel<br />

komt dan als nutteloos afval op de<br />

afvalberg van het volk en verkrijgt daarmee<br />

de beste omstandigheden om een<br />

neowerdermannia-leven voort te zetten.<br />

Maar het zijn niet alleen de mieren die<br />

neowerdermannia’s als voedsel gebruiken.<br />

“Achacana” is de naam die een indigino-stam<br />

op het eiland Lago Poopo<br />

aan deze cactus heeft gegeven. Als in<br />

het voorjaar na de regentijd de planten<br />

zich met vocht hebben gevuld, graven<br />

de indigino’s ze uit, snijden de penwortel<br />

af en gebruiken deze als vervanging<br />

van aardappelen.<br />

Lange tijd golden de Altiplano tussen<br />

La Paz en Uncia in Bolivia, de hoogpuna<br />

in Argentinië en het grensgebied<br />

in noord-Chili ten noorden van Jujuy<br />

als de klassieke verspreidingsgebieden.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 1: N. vorwerkii, Challapata, verzameld door Jupp<br />

Noack<br />

Afb. 2: N. vorwerkii, Challapata, ex Jupp Noack<br />

Afb. 3: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />

Afb. 4: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />

Afb. 5: N. vorwerkii (HTH 1), Lago Poopo<br />

Afb. 6: N. vorwerkii (VZ 176), Macha<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 31


Afb. 7: N. vorwerkii (VZ 176), Macha<br />

Maar door toenemend veldonderzoek is<br />

het aantal vindplaatsen beduidend uitgebreid.<br />

Vooral in Bolivia zijn vele groeiplaatsen<br />

ten noorden van Tupiza en in<br />

het gebied rond Camargo ontdekt en<br />

het ziet ernaar uit dat tussen La Paz in<br />

het noorden en Villazon in het zuiden<br />

nog veel te ontdekken valt.<br />

Ofschoon al lange tijd bekend, vindt<br />

men bij kwekers nauwelijks aanbiedingen<br />

van neowerdermannia’s. Ook<br />

bij de liefhebbers zijn ze niet algemeen<br />

aan te treffen. Al enige tijd lopen<br />

vraag en aanbod niet parallel. En<br />

dat is zeker het geval voor de roodbloeiende<br />

vormen uit het gebied rond<br />

Ururo in Bolivia. Als men vraagt waarom<br />

er zo weinig planten worden aangeboden,<br />

dan hoort men steevast het<br />

antwoord dat de zaden slecht kiemen.<br />

Neowerdermannia’s stellen weinig eisen<br />

32<br />

aan de cultuuromstandigheden. Wie<br />

zonder veel verliezen hoog-andiene cactussen<br />

zoals lobivia’s, parodia’s of aylostera’s<br />

kan kweken, zal ook neowerdermannia’s<br />

zonder problemen groot<br />

kunnen krijgen. Met andere woorden,<br />

geef de planten voldoende diepe potten,<br />

een mineraalrijk substraat en een<br />

optimum aan licht en frisse lucht en<br />

men kan spoedig genieten van de bloemen.<br />

Boven in de kas ondergebracht zal<br />

de knopvorming bij gunstige klimaatomstandigheden<br />

en veel zon al eind <strong>februari</strong>,<br />

begin maart beginnen. Dan kan<br />

men al begin april volop bloeiende planten<br />

hebben. Geen slecht moment, want<br />

dan zijn er nog geen vliegende insecten<br />

en kan de liefhebber zonder veel voorzorgen<br />

bij het bestuiven soortzuivere zaden<br />

krijgen. Bij sommige N. chilensis<br />

vormen helpt de natuur zelf een handje,<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 8: N. vorwerkii (AW 30), Abra Pampa, Jujuy<br />

Afb. 9: N. vorwerkii (AW 30), Abra Pampa, Jujuy<br />

Afb. 10: N. chilensis, Putre<br />

Afb. 11: N. chilensis, Putre, Chili<br />

Afb. 12: N. chilensis, Putre<br />

Afb. 13: N. vorwerkii (LB 3502), bij Berque, Bol.<br />

Foto: L. Bercht<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 33


want deze soort is deels zelffertiel. Het<br />

uitrijpen van de vruchten duurt meestal<br />

een maand of drie. De vrucht scheurt<br />

dan dwars open en zo’n 10 tot 14 dagen<br />

later zijn de zaden oogstbaar. Als<br />

men de natuur volledig wil nabootsen,<br />

kan men met wat mierenpoep de mieren<br />

erop wijzen dat hier iets zoets te halen<br />

valt.<br />

De zaden kiemen probleemloos als<br />

men vanaf het uitzaaien zorgt voor grote<br />

temperatuurverschillen tussen dag en<br />

nacht. Kunstmatige belichting of warmte<br />

is niet nodig. Na een week kan men dan<br />

in de uitzaaipot de lichtgroene kogeltjes<br />

ontwaren. Al na een paar dagen moet<br />

men de jonge zaailingen aan droge<br />

lucht laten gewennen en als volwassen<br />

neowerdermannia’s behandelen. Alleen<br />

een klein beetje meer water geven.<br />

Aan de hand van de planten die ik sedert<br />

vele jaren in mijn kas kweek en verzorg,<br />

wil ik de lezer in vier beeldblokken<br />

de verschillende vormen voorstellen.<br />

Het langst en daarmee ook het vaakst<br />

in cultuur te vinden zijn de planten afkomstig<br />

van de Altiplano ten zuiden van<br />

La Paz. Hier zij verwezen naar de afbeeldingen<br />

1 t/m 5, alsook de afbeeldingen<br />

6 en 7 van planten die voorkomen bij<br />

Macha. Ook relatief vaak vindt men in<br />

verzamelingen de zogenaamde klassieke<br />

neowerdermannia’s uit het zuiden van<br />

Bolivia en het noorden van Argentinië,<br />

zie de afbeeldingen 8, 9 en 10. Veel<br />

zeldzamer in de verzamelingen is N. chilensis.<br />

Dat heeft er ook mee te maken,<br />

dat de groeigebieden van deze soort<br />

in het Chileens-Peruaanse grensgebied<br />

minder bezocht worden en er derhalve<br />

maar een paar vindplaatsen bekend zijn<br />

(afbeeldingen 11 t/m 14).<br />

Mijn ervaringen met het geslacht<br />

Neowerdermannia begonnen zo’n 20<br />

jaar geleden. Een paar planten die ik<br />

had gekocht op beurzen, wilden slecht<br />

bloeien. Mijn pogingen om de kleine<br />

neowerdermanniaverzameling uit te breiden<br />

met behulp van zaaien, bleven steken<br />

bij de gedachte dat ze toch slecht<br />

34<br />

kiemen. Pas toen ik de eerste planten in<br />

de natuur zag, begreep ik wat de planten<br />

hebben wilden en veranderde ik mijn<br />

cultuuromstandigheden. Een hoogandien<br />

Altiplano-klimaat kon ik ze natuurlijk<br />

hier in midden Duitsland niet bieden,<br />

maar wel een optimum aan licht en frisse<br />

lucht. Ze staan bij mij in de buitenlucht,<br />

beschut tegen regen. In de winter<br />

plaats ik ze koel en in het licht. Sinds<br />

ik niet meer uitzaai onder kunstlicht en<br />

kunstmatige warmte, maar ze nu zonder<br />

technische hulpmiddelen eind maart<br />

in de kas uitzaai, is het kiemingspercentage<br />

met sprongen vooruit gegaan.<br />

Sindsdien zaai ik in de kas en de resultaten<br />

zijn uitstekend. De eerste zaaisels<br />

hebben allang de bloeibare leeftijd bereikt<br />

en geven mij vreugde met hun robuustheid,<br />

hun bloemen en de vele kleine<br />

zaailingen.<br />

Literatuur<br />

Backeberg, C. (1936). Cactus and<br />

Succulent Journal (US) 8(5): 73.<br />

Frič, A.V. (1930). Kaktusar 1(11): 85.<br />

Ritter, F. (1980). Kakteen in Südamerika,<br />

Band 2, 3 en 4, eigen uitgave,<br />

Spangenberg.<br />

Vert.: Ludwig Bercht<br />

Johannesweg 8<br />

D 33106 Paderborn-Wewer<br />

Afb. 14: N. chilensis var. peruviana<br />

Foto: L. Bercht<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


VETPLANTEN VAN DE KAROO<br />

Knolvormende Crassula’s<br />

Frans Noltee<br />

Soorten met ondergrondse knollen vormen een interessante en afwijkende groep binnen het<br />

grote geslacht Crassula. De drie soorten die hier besproken worden, horen thuis in de sectie<br />

Petrogeton (“op/nabij rotsen voorkomend”), die 8 soorten plus 2 ondersoorten omvat.<br />

Ook in andere secties van het geslacht<br />

komen ondergrondse knollen voor, maar<br />

hier zijn ze schijfvormig of bijna bolrond.<br />

Ze bevatten zowel zetmeel als olie.<br />

Bij soorten als C. capensis en C. saxifraga<br />

worden de knollen gevormd op<br />

de knopen van een wortelstok en bij de<br />

meeste soorten kunnen de knollen zich<br />

vertakken.<br />

De planten hebben onverhoute stengels<br />

die jaarlijks afsterven en (1-)2-3(-<br />

4) paren dunne, onbehaarde bladeren<br />

dragen.<br />

Alle drie te bespreken soorten - C. nemorosa,<br />

C. saxifraga en C. umbella -<br />

komen voor van het Richtersveld in het<br />

uiterste noordwesten van Zuid-Afrika tot<br />

in de Oostkaap. Ze groeien alle drie op<br />

beschutte rotshellingen onder overhangende<br />

rotsen en in rotsspleten. Alleen C.<br />

saxifraga groeit soms op iets meer open<br />

plekken. Door hun specifieke voorkeur<br />

komen ze op relatief weinig plaatsen<br />

voor, maar dan wel soms in flinke<br />

aantallen.<br />

Het is aan te raden de knollen in de<br />

cultuur niet te ver te laten uitdrogen en<br />

ze onder de grond te houden. C. nemorosa<br />

is op het noordelijk halfrond een<br />

zomergroeier. C. saxifraga en umbella<br />

rusten in de zomer, maar zelfs dan moeten<br />

ze niet helemaal droog worden gehouden.<br />

Zodra de groei begint in de<br />

herfst moeten ze tamelijk veel water<br />

krijgen.<br />

C. nemorosa is wijdverspreid van het<br />

Richtersveld tot in de Kleine Karoo en<br />

Afb. 1: De bloemen van C. nemorosa zijn klein, maar de<br />

moeite waard om van nabij te bekijken<br />

de Oostkaap, groeiend op beschutte<br />

rotshellingen, in beschaduwde kloven en<br />

in rotsspleten. Waar de naam nemorosa<br />

(“in bossen groeiend”) betrekking op<br />

heeft is mij niet duidelijk, tenzij het meer<br />

algemeen bedoeld is als “in schaduw<br />

groeiend”. Beschreven in 1843 door<br />

Ecklon en Zeyher.<br />

De knolletjes zijn klein, meestal 3-6<br />

mm in doorsnee, soms tot 10 mm. De<br />

stengels variëren van rechtopstaand en<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 35


Afb. 2: C. nemorosa in Matjiesvlei nabij Calitzdorp, in de<br />

zuidelijke uitlopers van de Swartberge<br />

2 cm lang tot liggend en 15 cm lang,<br />

grijsachtig blauwgroen. De bladeren zijn<br />

halfrond tot nier- of hartvormig, 3-15<br />

mm lang en 4-13 mm breed. Ze zijn wat<br />

dikker dan bij de andere soorten, lichtgroen<br />

van kleur, maar bedekt met een<br />

blauwgrijze waslaag. De bloemen zijn<br />

afzonderlijk of staan met enkele bijeen,<br />

beker- tot stervormig, geelachtig groen<br />

tot bruin, knikkend. Ze zijn 6-8 mm in<br />

doorsnee, met 2-3,5 mm lange bloemblaadjes<br />

en verschijnen vooral in juni tot<br />

en met augustus (sporadisch in andere<br />

tijden na regen).<br />

Van het hier besproken trio is dit verreweg<br />

de makkelijkste soort, die zich zelfs<br />

zonder probleem spontaan uitzaait. Het<br />

is dan ook de meest algemene soort in<br />

cultuur. Het aantrekkelijke uiterlijk van<br />

de plant, met zijn tere, mooi gekleurde<br />

blaadjes en bloemetjes is daar natuurlijk<br />

mede debet aan.<br />

C. saxifraga werd door Harvey in<br />

1862 beschreven en komt wijdverspreid<br />

voor van het Richtersveld tot het Kaapse<br />

schiereiland en oostwaarts tot in de<br />

Oostkaap. De planten groeien zowel op<br />

36<br />

Afb. 3: C. saxifraga nabij Matjiesfontein<br />

Afb. 4: C. saxifraga, de vorm met de donkere bloemen<br />

van de hoogvlakte rond Sutherland<br />

stenige hellingen als op vlakke stukken<br />

en ook in rotsspleten, vaak op minder<br />

beschutte plekken dan de andere twee<br />

soorten. De naam saxifraga betekent rotsen<br />

brekend, een toepasselijke aanduiding<br />

gezien de groeiplaatsen.<br />

De planten vormen een wortelstok met<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 5: C. umbella nabij Ladismith, in de schaduw van een verticale wand<br />

Foto’s van de schrijver<br />

knollen van 3-9 cm doorsnee (in de<br />

kustgebieden meestal niet meer dan 2,5<br />

cm). De onvertakte stengels staan rechtop<br />

en worden 5-15 (-25) cm lang.<br />

Iedere knol produceert 1 of 2 bladparen.<br />

De bladeren zijn zittend, 1-3 (-5)<br />

cm lang en 3-7 (-12) cm breed, dwars<br />

eivormig tot min of meer rond, met geschulpte<br />

rand, groen, soms met een<br />

paarse onderkant. Ze verschijnen meestal<br />

na de bloei, maar soms tegelijk met<br />

de bloemen. De bloeiwijzen verschijnen<br />

van april tot en met juni, worden<br />

5-15 (-25) cm hoog en dragen relatief<br />

grote bloemen. Deze zijn klok- tot buisvormig,<br />

afstaand of hangend en wit tot<br />

roze van kleur, met 3,5-7,5 mm lange<br />

bloemblaadjes.<br />

C. umbella werd in 1791 beschreven<br />

door Jacquin en komt voor van het<br />

Richtersveld tot in de Kleine Karoo en<br />

vandaar in oostelijke richting tot nabij<br />

Humansdorp. Vooral te vinden op beschutte<br />

rotshellingen, soms onder struiken,<br />

maar vaker onder overhangende<br />

rotsen. Het is een zeer variabele soort,<br />

die lijkt op C. capensis maar minder<br />

bladeren heeft. Kan zonder bloemen<br />

ook verward worden met C. saxifraga.<br />

De planten vormen ronde knollen tot<br />

1,5 cm in doorsnee en rechtopstaande<br />

onvertakte stengels, die tot 15 (-25) cm<br />

lang worden en 1 of 2 tegenoverstaande<br />

bladparen dragen. De bladeren zijn harttot<br />

niervormig of min of meer vergroeid<br />

tot een vlakke schijf (umbella betekent<br />

parasol) die tot 15 cm in doorsnee kan<br />

zijn, gaafrandig tot enigszins geschulpt.<br />

De bloeiwijzen worden tot 6 (soms tot<br />

10) cm hoog, met stervormige, soms<br />

klokvormige, roomwitte tot geelachtig<br />

groene bloemen met een korte bloembuis<br />

en 2-4,5 mm lange bloemblaadjes.<br />

De bloemen verschijnen samen met de<br />

bladeren, soms in juli maar vooral in augustus<br />

en september.<br />

Postbus 35<br />

6660 Calitzdorp<br />

South Africa<br />

Blog: enjoysucculents.wordpress.com<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 37


Morfologische kenmerken<br />

zijn (steeds vaker) van minder<br />

belang<br />

Johan Pot<br />

De soort is het fundament van de indelingen van onze planten. Het soortbegrip<br />

werd van oudsher bepaald door morfologische kenmerken. Tegenwoordig zou<br />

men steeds vaker alternatieven willen gebruiken. Studies op soortniveau in het<br />

geslacht Weingartia geven hier nog weinig blijk van. Daar bepalen niet alleen uiterlijke<br />

kenmerken of taxa herkenbaar te onderscheiden zijn, maar ook nog eens<br />

persoonlijke smaak.<br />

Afb. 1: Aylostera knizei (Rausch) Mosti & Papini [JK478], basionym Lobivia pygmaea (R.E. Fr.)<br />

Backeb. var. knizei Rausch. Backeberg zou de plant ingedeeld hebben bij Mediolobivia, Buining<br />

bij Digitorebutia<br />

38<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 2: Aylostera canacruzensis (Rausch) Mosti & Papini [JK478a], basionym Rebutia canacruzensis<br />

Rausch. Ook deze plant zou door Backeberg ingedeeld worden bij Mediolobivia en door<br />

Buining bij Digitorebutia. Beide afgebeelde planten A. knizei en A. canacruzensis stammen<br />

van hetzelfde veld. Ze zijn door Hunt blijkbaar niet “herkenbaar te onderscheiden” en worden<br />

daarom in de New Cactus Lexicon beide Rebutia pygmaea genoemd. Ze zijn onderling niet<br />

fertiel.<br />

De soort<br />

De redactie van Succulenta (2012)<br />

schreef: ”Biologen verstaan onder een<br />

soort een groep planten, die in de natuur<br />

onderling fertiele nakomelingen voortbrengen.<br />

Morfologische kenmerken zijn<br />

(steeds vaker) van minder belang.” Deze<br />

twee zinnen geven mij aanleiding tot enkele<br />

overwegingen.<br />

Er bestaat een groep planten, die<br />

vroeger wel met Mediolobivia werd aangeduid<br />

en tegenwoordig, nadat erkend<br />

werd dat Aylostera en Rebutia toch twee<br />

aparte geslachten zijn, bij Aylostera is<br />

ingedeeld. Door Ritter en Rausch werden<br />

hiervan heel wat soorten beschreven.<br />

Blijkbaar terecht, want natuurhybriden<br />

worden bij mediolobivia’s slechts<br />

bij hoge uitzondering gevonden. Terwijl<br />

toch verschillende van deze soorten zo<br />

dicht bij elkaar groeien, dat onderlinge<br />

bestuiving door insecten mogelijk zou<br />

zijn. Een klassiek voorbeeld van het begrip<br />

soort.<br />

Maar volgens Hunt (2006) moeten de<br />

meeste van deze namen als synoniemen<br />

van één soort worden opgevat. Blijkbaar<br />

vindt hij het niet van belang, of populaties<br />

elkaar kunnen bestuiven of niet. Hij<br />

gebruikt andere criteria om een soort te<br />

erkennen. Hunt schrijft: “Soort. Gegeven<br />

dat dit algemeen wordt opgevat als de<br />

fundamentele eenheid van classificatie,<br />

zou men kunnen verwachten in staat<br />

te zijn een redelijk consistente definitie<br />

te formuleren. Maar dat is niet het geval.<br />

En dat geldt nog sterker voor planten,<br />

die als individu statisch zijn, dan<br />

voor dieren, die meestal kunnen lopen,<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 39


zwemmen of vliegen.” Iets verder betoogt<br />

hij, dat de soort zich herkenbaar<br />

moet onderscheiden van andere soorten,<br />

maar geeft ook toe, dat men de<br />

vraag kan stellen wat bedoeld wordt met<br />

herkenbaar te onderscheiden (afb. 1 en<br />

2). Het antwoord zou vaak afhangen van<br />

een persoonlijke opvatting.<br />

Ik stel vast dat Hunt het begrip soort<br />

anders benadert dan de redactie van<br />

Succulenta. En als Hunt dat mag, dan<br />

zullen ook amateurtaxonomen dat recht<br />

hebben. Ik kan in het verhaal van Hunt<br />

niet vinden onder welke strikte voorwaarden<br />

een auteur tot het beschrijven<br />

van een soort kan besluiten. Het is, zoals<br />

hij zegt, een kwestie van persoonlijke<br />

smaak. Ik heb wel eens een professional<br />

horen zeggen, dat zijn smaak beter was,<br />

omdat hij meer geschoold was.<br />

Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker)<br />

van minder belang<br />

Hentzschel (1999) stelde vast, dat<br />

het geslacht Weingartia te herkennen<br />

was aan de vorm van de schubben op<br />

het vruchtbeginsel. Sulcorebutia’s hebben<br />

net zulke schubben. Er is nog geen<br />

morfologisch kenmerk gevonden, waardoor<br />

sulcorebutia’s te onderscheiden<br />

zijn van weingartia’s.<br />

Ritz (2007) stelde met DNAonderzoek<br />

relaties tussen verschillende<br />

cactusgeslachten vast. De te onderzoeken<br />

planten waren geselecteerd op morfologische<br />

kenmerken. Misschien was<br />

het wel een opluchting, dat veruit de<br />

meeste resultaten niet veel afweken van<br />

de verwachtingen. De weingartia’s en<br />

sulcorebutia’s werden in dit onderzoek<br />

keurig gebundeld tot één enkel cluster,<br />

dus niet in twee verschillende clusters.<br />

Blijkbaar is de methode van Ritz<br />

op geslachtsniveau zinvol. Maar is er al<br />

DNA-onderzoek van cactussen gedaan<br />

waarmee eenduidig op soortniveau uitspraken<br />

gedaan kunnen worden? Zijn<br />

dan een paar markers voldoende om<br />

taxonomische wijzigingen verantwoord<br />

te kunnen doorvoeren?<br />

40<br />

Ik heb nog geen beschrijvingen<br />

van soorten gezien, waarin morfologische<br />

kenmerken geheel vervangen<br />

zijn door andere. Blijkbaar wordt herkenbaar<br />

te onderscheiden nog gekoppeld<br />

aan wat je ziet. Als, zoals de redactie<br />

van Succulenta meent, uiterlijke<br />

kenmerken steeds minder gebruikt worden,<br />

is dat nog niet het geval bij cactussen<br />

op soortniveau. Ik ga er vanuit, dat<br />

niet alleen Hunt, maar ook De Vries en<br />

Gertel zich bedienen van morfologische<br />

kenmerken.<br />

Sulcorebutia 1 crispata var. muelleri<br />

Gertel (2012) onderscheidt een nieuwe<br />

variëteit van Weingartia crispata<br />

(Rausch) F.H. Brandt op basis van zeven<br />

afwijkende morfologische kenmerken. Is<br />

hiermee voldaan aan herkenbaar te onderscheiden?<br />

Gertel denkt van wel, maar<br />

ik ben sceptisch. In hoeverre verschilt<br />

bijvoorbeeld “bruinachtig groen” van<br />

“grijsachtig groen”? Zoals Hunt schreef,<br />

speelt hier de opvatting van de auteur<br />

een doorslaggevende rol.<br />

Ik citeer Gertel: Helaas heeft men de<br />

afgelopen jaren niet de kans gegrepen<br />

een zekere ordening in deze zeer onoverzichtelijke<br />

soort aan te brengen.<br />

Verschillende populaties werden als zelfstandige<br />

soorten beschreven (De Vries<br />

2011), die bij een nadere beschouwing<br />

hooguit als standplaatsvormen van S.<br />

crispata opgevat kunnen worden. Het is<br />

slechts een kwestie van relatief korte tijd,<br />

dat zij zich weer vermengen met naburige<br />

populaties en een gebruikelijke variatie<br />

ontstaat.<br />

Gertel vindt blijkbaar de door De Vries<br />

beschreven soorten niet herkenbaar te<br />

onderscheiden. Het was interessant geweest,<br />

als hij had uitgelegd welke door<br />

De Vries genoemde kenmerken niet ter<br />

zake doen. Misschien wel net die waardoor<br />

de onoverzichtelijkheid bestreden<br />

wordt? Dat had Gertel toch met gejuich<br />

moeten begroeten.<br />

1 Gertel meent Sulcorebutia wel te kunnen<br />

onderscheiden van Weingartia.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Of bedoelt hij misschien, dat<br />

Weingartia crispata een complex van<br />

zeer nauw verwante, maar uiterlijk zeer<br />

verschillende vormen is? Deze mening<br />

kan momenteel niemand tegenspreken.<br />

Maar evengoed ook niet bevestigen met<br />

de ons ter beschikking staande methoden!<br />

De opvatting zou in ieder geval niet<br />

stroken met herkenbaar te onderscheiden.<br />

Een reden voor mij om de door De<br />

Vries gebruikte namen te handhaven.<br />

Maar we zijn er nog niet. Gertel voorziet<br />

dat deze afwijkende populaties zich<br />

in een relatief korte tijd weer vermengen<br />

met naburige populaties, waardoor een<br />

gebruikelijke variatie ontstaat.<br />

Eerlijk gezegd kan ik het betoog van<br />

Gertel niet volgen. Wat is een relatief<br />

korte tijd? Een jaar? Een eeuw? Waren<br />

de bedoelde populaties oorspronkelijk<br />

ook al crispata’s? Wat is een gebruikelijke<br />

variatie? Is het vermoeden van<br />

Gertel ingegeven door biologische wetmatigheden?<br />

Moeten we aannemen, dat<br />

het aantal taxa in de komende eeuwen<br />

sterk gereduceerd wordt? Ik zou juist<br />

een toename verwachten als gevolg van<br />

soortvorming.<br />

Heeft bestuiving van verschillende zogenaamde<br />

“crispata”-populaties fertiele<br />

nakomelingen tot gevolg, zoals de redactie<br />

van Succulenta wil? Ik voerde<br />

afgelopen seizoen verschillende kruisbestuivingen<br />

uit, die in het geval van crispata<br />

een pover resultaat hadden. Dit gegeven<br />

ondersteunt de verwachting van<br />

Gertel geenszins. Zijn hier geciteerde argumentatie<br />

lijkt mij dan ook geen reden<br />

om de door De Vries beschreven soorten<br />

als synoniemen op te vatten.<br />

Literatuur:<br />

Gertel W. (2012). Sulcorebutia crispata<br />

var. muelleri, Succulenta 91 (5):<br />

206-214.<br />

Hentzschel, G., (1999). Het geslacht<br />

Sulcorebutia Backeberg emend.<br />

Succulenta 78 (3): 131–142.<br />

Hunt D. (2006). The New Cactus<br />

Lexicon, p. 4, dh books.<br />

Redactie Succulenta (2012).<br />

Opmerkingen/aanvullingen van de redactie,<br />

Succulenta 91 (5): 237.<br />

Ritz C., Martin L., Mecklenburg R.,<br />

Goremykin V. & Hellweg F. (2007).<br />

The molecular phylogeny of Rebutia<br />

(Cactaceae) and its allies demonstrates<br />

the influence of paleogrography<br />

on the evolution of South American<br />

mountain cacti. American Journal of<br />

Botany 94(8): 1321-1332.<br />

Gagarinstraat 17<br />

1562 TA Krommenie<br />

Naschrift redactie (Rob Bregman)<br />

Natuurlijk blijven uiterlijke kenmerken onmisbaar voor het herkennen en op naam brengen<br />

van plantensoorten. Het probleem hierbij is echter waar je de grens legt en hoe je waargenomen<br />

verschillen interpreteert. Wat is bv. het verschil tussen “grijsachtig blauw” en “blauwachtig<br />

grijs”, om een bekende conference van Henk Elsink uit de jaren ’70 te citeren. Dat<br />

is subjectief en daarom wordt nu de voorkeur gegeven aan het zgn. biologisch soortbegrip,<br />

dwz. alle planten die in de natuur met elkaar kruisen en fertiele nakomelingen voortbrengen,<br />

behoren tot dezelfde soort. Dat is ook de mening van David Hunt en in dat opzicht verschillen<br />

wij dus niet van opvatting.<br />

Planten die met elkaar kruisen moeten wat betreft hun DNA veel met elkaar gemeen hebben.<br />

Daarom hebben ze veel gemeenschappelijke kenmerken maar ook een aantal verschillen,<br />

net zoals wij mensen uiterlijke overeenkomsten en verschillen vertonen. Die gemeenschappelijke<br />

kenmerken gebruiken we om een soort te karakteriseren en te herkennen, de<br />

verschillen gebruiken we om de variatiebreedte van de soort aan te geven. We gebruiken<br />

hiervoor dus nog steeds morfologische kenmerken, gewoon omdat we van de meeste planten<br />

niet weten waarmee zij wel of niet kunnen kruisen.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 41


JOVIBARBA HEUFFELII ‘MAGIC<br />

CIRCLE’ VERKLEURT VAN GEEL<br />

NAAR ROOD<br />

Ben Zonneveld<br />

Planten zijn groen. Op deze stelling zijn natuurlijk - zoals in de biologie gebruikelijk - vele<br />

uitzonderingen. Parasieten zoals bremraap kunnen zonder bladgroen leven. Bonte planten<br />

kunnen in ieder geval gedeeltelijk zonder bladgroen. Een speciale plaats nemen planten in<br />

met geel blad.<br />

Je zou verwachten dat die niet of<br />

slecht zouden groeien, maar dat blijkt<br />

niet het geval. Er zijn vele voorbeelden<br />

van gele planten die prima groeien zoals<br />

gele iep, gele vlier, gele hosta, gele<br />

huislook etc. Dit zijn in de onderzochte<br />

gevallen geen mutaties in het DNA van<br />

de bladgroenkorrels (chloroplasten). Die<br />

zijn er wel, maar leiden meestal niet tot<br />

een levensvatbare plant. Bij 90% van de<br />

planten worden de bladgroenkorrels alleen<br />

via de moeder (de zaadplant) doorgegeven.<br />

Bij kruisingen tussen cactussoorten<br />

zien we ook regelmatig gele<br />

tot witte kiemplanten die meestal allemaal<br />

doodgaan. Dit geel wordt waarschijnlijk<br />

veroorzaakt door een onbalans<br />

tussen de kern van de ene plant<br />

en de bladgroenkorrels van de andere<br />

Afb.1. Sempervivum montanum ‘Cmirals Yellow’<br />

42<br />

plant. Een heel enkele zaailing overleeft,<br />

maar die wordt dan meestal lichtgroen.<br />

Dit brengt me weer op een ander aspect.<br />

Bladgroenkorrels waren oorspronkelijk<br />

vrijlevende algen. Er zit dan ook<br />

nog steeds DNA in de chloroplast. In de<br />

loop van de evolutie zijn van de ongeveer<br />

1000 genen die verantwoordelijk<br />

zijn voor bladgroen er 900 van de chloroplast<br />

naar de kern verhuisd. De producten<br />

van deze genen moeten wel nog<br />

van de kern naar de chloroplast verhuizen.<br />

Een mutatie in een van die kerngenen<br />

leidt tot een gele chloroplastkleur. Ik<br />

vermoed dat door deze mutatie de kleur<br />

van het bladgroen van groen naar geel<br />

veranderd is, niet dat er geen bladgroen<br />

meer is (eigenlijk dan “bladgeel”!). In ieder<br />

geval blijkt een plant ook met “bladgeel”<br />

nog redelijk goed te groeien.<br />

Terug weer naar onze gele vetplanten<br />

en wel Jovibarba heuffelii. J. heuffelii is<br />

een plant van de Balkan. Het is een fraaie<br />

plant voor de rotstuin die perfect winterhard<br />

is. Omdat de jonge planten niet aan uitlopers<br />

zitten, maar in het hart van de moederplant<br />

ontstaan, is alleen het hanteren<br />

van het mes een mogelijkheid om ze soortecht<br />

te vermeerderen. Dit is waarschijnlijk<br />

de reden dat we ze nooit zien in tuincentra.<br />

Omdat ouder en jongen op een gemeenschappelijke<br />

wortelbasis zitten, gaat<br />

de plant ook niet dood na het bloeien zoals<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Afb. 2a: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met gele kleur<br />

vroeg in het voorjaar<br />

Afb. 2b: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met oranje<br />

kleur laat in het voorjaar<br />

Afb. 2c: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met oranje-rode<br />

kleur in de zomer<br />

Afb. 2d: Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’, met rode kleur<br />

aan het einde van de zomer<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 43


Afb. 3: Geselecteerde Jovibarba heuffelii zaailingen van 2011, die in het voorjaar van 2011 en 2012 geel<br />

waren en in juli 2012 grotendeels rood zijn<br />

bij andere sempervivums. Bijna alle wilde<br />

vormen van J. heuffelii zijn groen of soms<br />

grijs in allerlei nuances, met en zonder donkere<br />

bladpunt. Kruising met andere soorten<br />

heeft geen rol gespeeld bij het ontstaan<br />

van de roodgekleurde J. heuffelii. De enkele<br />

hybriden met de J. hirta groep zijn steriel.<br />

Gele jovibarba’s zijn volgens mij het<br />

eerst gevonden door E. Sckrocki (Ohio,<br />

USA). Hij noemde deze plant J. heuffelii<br />

‘Xanthoheuff’. Een meer compacte<br />

vorm werd later J. heuffelii ‘Gold Bug’<br />

genoemd. Beide hebben de eigenschap<br />

dat ze weliswaar in het voorjaar prachtig<br />

geel zijn, maar bij het begin van de<br />

zomer groen worden. Dit is trouwens<br />

niet het geval bij de gele Sempervivum<br />

montanum ‘Cmirals Yellow’, die blijft<br />

een groot deel van het jaar geel (afb.1).<br />

Aangezien er ook genoeg rode J. heuffelii-cultivars<br />

zijn, leek het mij de moeite<br />

waard om een gele J. heuffelii te kweken<br />

die in de loop van de zomer niet<br />

groen maar rood zou worden. Hoe doe<br />

je dat? Ik heb eerst de bijen het werk laten<br />

doen en zaad van een gele J. heuffelii<br />

verzameld. Deze was ongetwijfeld<br />

bevrucht door allerlei rode J. heuffelii’s<br />

die vlakbij bloeiden. Na uitzaaien heb<br />

ik de zaailingen met rood blad uitgekozen.<br />

Gele zaailingen waren er niet omdat<br />

geel in sempervivum recessief is<br />

d.w.z. er zijn twee genen voor geel blad<br />

nodig om een plant geel te laten zijn.<br />

Dit in tegenstelling tot geel bij hosta en<br />

44<br />

coniferen waar een enkel gen voor geel<br />

voor een gele plant zorgt. Twee genen<br />

voor geel leiden daar tot zaad met een<br />

witte plant dat niet kiemt of de zaailing<br />

gaat snel dood. Het derde jaar na het<br />

zaaien bloeiden ze en heb ik de rode<br />

F1-hybriden zorgvuldig met zichzelf bevrucht.<br />

Een op de vier F2-zaailingen<br />

was geel, de rest was groen of rood. Het<br />

is zaak om de gele zaailingen zo vroeg<br />

mogelijk te selecteren, omdat ze anders<br />

snel overwoekerd raken door de groene<br />

zaailingen. Een gedeelte van de zaailingen<br />

had inderdaad ook de rode bladkleur.<br />

Ik heb dus nu J. heuffelii’s die in<br />

het voorjaar geel zijn en dan via oranje<br />

naar rood verkleuren (afb. 2a, b, c,<br />

en d). Ik heb nu een derde generatie<br />

gele planten gekweekt in de hoop dat er<br />

nog donkerder rode bij zouden zijn (afb.<br />

3). Dat lijkt inderdaad het geval. In ieder<br />

geval is er behoorlijke variatie. Als<br />

ik nog verder wil selecteren kan ik uitgaan<br />

van het volgende tijdschema: zaad<br />

geoogst 2010; gezaaid 2011; grote rozet<br />

2012(afb. 3); “uitlopers” <strong>2013</strong>; bloei<br />

2014.<br />

Schubertlaan 196<br />

2324 EC Leiden.<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


PIERREBRAUNIA BRAUNIORUM<br />

Kamiel Neirinck<br />

Deze zuilvormige cactus werd door Pierre Braun en zijn echtgenote Beate ontdekt op 26<br />

augustus 1999 en opnieuw opgezocht in 2002. De vindplaats ligt in een zeer onherbergzaam<br />

en ontoegankelijk gebied op grote hoogte in de Serra do Espinhaco, Minas Gerais,<br />

Brazilië.<br />

Ze groeit op kristalhoudende rotsen<br />

tezamen met vellozia, bromelia’s, orchideeën,<br />

arrojadoa, micranthocereus, pilosocereus<br />

en rhipsalis. De nieuwbeschrijving<br />

volgde van de hand van Eddie<br />

Esteves (1999). De plant werd vernoemd<br />

naar het echtpaar Braun.<br />

Van deze soort werden tot nu toe geen<br />

zaden of planten in de handel aangeboden.<br />

Men zou kunnen zeggen dat<br />

ze ten onrechte overbeschermd wordt.<br />

Nochtans vonden wij na lang zoeken en<br />

informeren een drietal jaren terug enkele<br />

– hoop ik – soortechte zaailingen op<br />

Malta. Een ervan werd onmiddellijk geënt,<br />

terwijl de tweede op eigen wortel<br />

verder werd gekweekt.<br />

Thans, enkele jaren later, zijn beide<br />

planten “even groot of klein gebleven”.<br />

Ze meten thans ruim 30 cm. Uit de literatuur<br />

blijkt dat cultuurplanten zelden<br />

zouden spruiten, hetgeen in de natuur<br />

Afb. 1: Pierrebraunia brauniorum<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 45


wel het geval is. Aangeraden wordt ze zo<br />

spoedig mogelijk te enten op E. jusbertii. In<br />

Brazilië worden ze geënt op Pilosocereus<br />

piauhyensis, waarna ze reeds bloeien bij<br />

een hoogte van 20 à 30 cm. Overwinteren<br />

kan tussen 5 à 10 0 C. De planten verlangen<br />

wel water tot in december, waarbij dan<br />

uiteraard gelet moet worden op een niet te<br />

lage temperatuur in de kas. Op de wortelechte<br />

plant ontdekten wij begin mei 2012<br />

nabij de schedeltop een kleine verdikking<br />

op een areool. Stilaan ontwikkelde zich een<br />

roodachtige knop van om en bij de 3 cm<br />

lang. Aangezien deze soort, zoals de meeste<br />

Braziliaanse zuilcactussen een nachtbloeier<br />

is, is regelmatige aandacht op de eventuele<br />

bloei nodig. Eind mei 2012 was het dan<br />

zover! Het duurde tot middernacht<br />

vooraleer de bloem volledig open<br />

kwam: een rozekleurige bloem<br />

met een doorsnede van nog geen<br />

centimeter.<br />

In de natuur wordt de rechtop<br />

groeiende zuil niet hoger dan 70<br />

cm, doorsnede 7 à 8 cm, spruitend<br />

aan de basis. De epidermis<br />

is lichtgroen tot geelachtig groen,<br />

later grijsgroen wordend. Bevat<br />

slijmachtige kanalen net zoals<br />

Uebelmannia. Ribben 4 tot 5, bedoorning<br />

naaldvormig, recht, 5 à<br />

6 doorns per areool, de middendoorn<br />

kan tot 2,8 cm lang zijn. Op<br />

de areolen ontstaat een pseudocephalium.<br />

Bloemen 3 cm lang,<br />

1,5 tot 2,5 cm breed, buisvormige<br />

kolibriebloem, naakt, roze kleur.<br />

De vrucht is vlezig, rozerode kleur,<br />

besvormig, 3 cm dik, zwarte zaden.<br />

Op te merken valt nog dat de<br />

soort Pierrebraunia bahiensis, aanvankelijk<br />

als Arrojadoa bahiensis<br />

beschreven, afkomstig is uit Bahia,<br />

een naburige staat van Minas<br />

Gerais.<br />

Referenties:<br />

Esteves, E. (1999). Pierrebraunia<br />

brauniorum Esteves spec. nov.,<br />

eine neue Kakteenart aus Minas<br />

Gerais, Brasilien. Kakt. and. Sukk.<br />

50(12): 311-314.<br />

Braun, P. & Esteves, E. (2001).<br />

Pierrebraunia brauniorum Esteves<br />

spec. nov., Kakteen und andere<br />

Sukkulenten in Brasilien,<br />

Schumannia Bd.3: 156.<br />

Rietmeers 19<br />

B 8210 Loppem<br />

Afb. 2: Pierrebraunia brauniorum<br />

46<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

This first <strong>2013</strong> issue is opened by editor Henk Viscaal, who looks back at the time<br />

that he was selling cacti on the market.<br />

Theo Heijnsdijk deals with Crassula (Rochea) falcata, a leaf succulent from the<br />

Cape region, which has been in culture for over 3 centuries now. The author explains<br />

the special leaf surface morphology, in that the epidermal cells produce large<br />

vesicle-like protuberances in order to minimize evaporation. The plants hybridize<br />

easily with other Crassula species, so many cultivars are available.<br />

In his ongoing series, Bertus Spee presents short descriptions and recommendations<br />

for cultivation of 4 nice succulents, viz. Thelocactus bicolor ssp. bolaensis,<br />

Puna bonnieae, Parodia haselbergii (with yellow flower!) and Aloe krapholliana.<br />

Our co-editor and Gymnocalycium specialist Ludwig Bercht is put in the spotlight<br />

by Jan Jaap de Morree. Ludwig has been selling seeds from 1983 on, predominantly<br />

obtained from his impressive collection, which for the greater part is the result<br />

of sowing seeds he collected in South America.<br />

Ludwig himself presents part 22 of his series of articles on the genus<br />

Gymnocalycium. In this part the type species of the genus G. gibbosum is dealt<br />

with. This is a very variable species, so that many subspecies, varieties and forms<br />

have been described.<br />

Ben Zonneveld and the late Ton Pullen continue their series on the genus<br />

Cotyledon with C. barbeyi, a species with an extensive distribution area ranging<br />

from Ethiopia to eastern South Africa. It is not common in European collections.<br />

A contribution by Herbert Thiele is devoted to Neowerdermannia, a genus from<br />

high Andine regions in central South America. Two species have been described,<br />

with several local forms. The plants are best cultivated in maximum light and fresh<br />

air. Seeds germinate best with great day-night temperature differences.<br />

Frans Noltee reports about 3 Crassula species (C. nemorosa, C. saxifraga and C.<br />

umbella) with subterraneous tubers, all from the Richtersveld, South Africa.<br />

Johan Pot comments to the modern species concept, which says that plants belong<br />

to the same species if they mutually interbreed, whereas morphological features<br />

are of less importance. To soothe him, I commented that morphology still<br />

remains essential.<br />

Ben Zonneveld outlines the genetic background of yellowish leaves in Jovibarba<br />

heuffeli (Crassulaceae). By crossing and selecting, he created yellowish plants that<br />

turn red instead of green.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong> 47


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

Henk Viscaal<br />

Redactioneel<br />

Hardnekkig ...................................2<br />

Theo Heijnsdijk Crassula perfoliata var. falcata<br />

Het sikkeldikblad ..............................3<br />

Bertus Spee Voor het voetlicht .............................12<br />

Jan Jaap de Morree Op bezoek bij . . . Ludwig Bercht . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />

Ludwig Bercht Het geslacht Gymnocalycium -<br />

Een overzicht (XXII) ...........................18<br />

Ton Pullen† & Het geslacht Cotyledon (10)<br />

Ben Zonneveld Cotyledon barbeyi ........................... 28<br />

Herbert Thiele Een paar overdenkingen bij het geslacht<br />

Neowerdermannia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />

Frans Noltee<br />

Vetplanten van de Karoo<br />

Knolvormende crassula’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />

Johan Pot<br />

Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker)<br />

van minder belang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38<br />

Ben Zonneveld Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’ verkleurt<br />

van geel naar rood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42<br />

Kamiel Neirinck Pierrebraunia brauniorum ..................... 45<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47<br />

Bij de voorplaat:<br />

Crassula nemorosa<br />

Foto: Frans Noltee<br />

48<br />

©Succulenta jaargang 92 (1) <strong>2013</strong>


Redactioneel<br />

WAT EEN WEELDE!<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Het loopt al tegen de avond als ik op de MEX-40 (een snelweg in het noorden<br />

van Mexico) net voor een tolstation een afslag neem. Het is de afslag naar San<br />

Pedro de las Colonias, een stadje waar ik altijd met veel genoegen gebivakkeerd<br />

heb, en waar ik ooit, na een warme dag met flink vochtverlies, een ‘cerveza familiar’<br />

(gezinsbier) van 1,2 liter in korte tijd naar binnen gewerkt heb. Het edele vocht, op<br />

een lege maag, heeft me vervolgens urenlang parten gespeeld.<br />

Bij de afslag staat een lifter langs de kant, en aangezien ik zelden een lifter laat<br />

staan, stop ik en laat de man plaatsnemen in mijn huurauto. Terwijl ik in de richting<br />

van San Pedro rijd, praten we wat en de man vertelt dat hij elke dag bij het tolsta tion<br />

autoruiten wast. Dat levert hem per dag ongeveer 50 pesos op, wat omgerekend<br />

neerkomt op een luttele € 3, —. Ik ben er verbaasd en tegelijk beschaamd over<br />

hoe mensen zoals hij in Mexico rond kunnen komen van zo’n schamel inkomen,<br />

dat bovendien erg afhankelijk is van de goodwill van automobilisten die het tolstation<br />

passeren. Als je bedenkt dat een pak melk van een liter in Mexico ongeveer<br />

15 pesos kost, dan besef je hoe verschrikkelijk mager het inkomen van die man is.<br />

De man woont in een eenvoudig dorpje, langs een onverhard zijweggetje. Ik vermoed,<br />

ik hoop het althans, dat hij daar wel een paar kippen en geiten zal hebben,<br />

die hem en zijn gezin melk, vlees en eieren op zullen leveren. Daarnaast zal hij wel<br />

wat groente verbouwen.<br />

Na zo’n 10 kilometer bereik ik de afslag naar het dorpje. Ik stop en laat de man<br />

uitstappen. Groot is mijn verbazing wanneer hij vraagt hoeveel hij voor de lift moet<br />

betalen! Ben je gek, joh, natuurlijk niets! Kom nou, van die schamele 50 pesos<br />

ook nog wat afstaan voor een lift, da’s toch helemaal mesjokke, nee, dat nooit! Het<br />

doet mij heel duidelijk beseffen hoe ongelooflijk groot de weelde is, waarin wij in<br />

Nederland leven. Want een euro, wat koop je daar nou voor, wat is dat bij ons nou<br />

waard? Een kopje koffie in een restaurant zou omgerekend voor die Mexicaan het<br />

inkomen van een halve dag zijn.<br />

In tegenstelling tot die Mexicaan kan ik elk jaar op vakantie gaan naar Mexico, ik<br />

kan een kas plaatsen om mijn hobby uit te oefenen (hm, intussen zijn het er drie), ik<br />

kan een carbon racefiets kopen, etc. De armoede van die Mexicaan laat mij de betrekkelijkheid<br />

van mijn comfortabele bestaan zien.<br />

Wanneer u dit redactionele voorwoord leest, dan is het voorjaar net weer aangebroken.<br />

De natuur is ontwaakt en heeft haar wintervacht afgeschud. In de kas beginnen<br />

de eerste cactussen te bloeien en over een maand zal het primetime zijn in<br />

onze verzamelingen, met een show opgevoerd door talrijke bloeiende cactussen.<br />

Ook de tuinen zullen hun bloemenpracht weer beginnen te tonen. Wat een weelde!<br />

Geniet van de natuur en van de hobby, maar draai die euro nog eens om en denk<br />

aan die Mexicaan, dus ‘drink met mate’!<br />

Vreebergen 2<br />

9403 ES Assen<br />

50<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


PARODIA HASELBERGII<br />

DE ROODGELE BESCACTUS<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Een fijne, prachtig bloeiende soort is de Roodgele-Bescactus<br />

(Malacocarpus Haselbergii), welke in Brazilië voorkomt, en op de kruin<br />

bloeit met een aantal pl.m. 3 cm groote, rood met geel gekleurde bloemen<br />

en gele meeldraden. Ze groeit afzonderlijk in den vorm van 7 tot 8<br />

cm dikke, heldergroene, ietwat gedrukte kogels, die 30 of meer, ietwat<br />

bobbelige, ribben tellen, welke in eenigszins spiraalvormige lijnen verloopen.<br />

In de kas, geënt op een Cereussoort, nemen de kogels grootere<br />

afmeting aan. De areolen dragen pl. m. 20 naaldvormige, witte doorntjes<br />

van 1 cm lengte; de 3 tot 5 middendoorns zijn bleekgeel.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album<br />

“Cactussen” uit 1931. Zie de afbeelding.<br />

Wat Van Laren niet vermeldt is dat<br />

een afzonderlijke bloem wel 14 dagen<br />

mooi blijft. Soms bloeit de plant<br />

in de winter en dan kan de bloei<br />

meer dan 2 maanden duren (volgens<br />

A. Goossens in ‘Dodonaeus’). De<br />

bloem heeft wel iets van een waterlelie<br />

en de kleur kan alles van geeloranje<br />

tot helrood zijn. In het begin<br />

steken alleen de gele stempellobben<br />

naar buiten (afb. 1). Dit kan een mechanisme<br />

zijn om kruisbestuiving te<br />

bevorderen. Mocht dat niet tot resultaat<br />

leiden dan treedt plan B in werking.<br />

De bloemblaadjes buigen meer<br />

naar buiten en de meeldraden worden<br />

bereikbaar voor insecten die en<br />

passant wat stuifmeel op de stamper<br />

van dezelfde bloem achterlaten<br />

en zodoende de bestuiving bij deze<br />

zelffertiele soort teweegbrengen. Er<br />

wordt in ieder geval makkelijk zaad<br />

gezet want in de literatuur wordt gemeld<br />

dat even knijpen in de bloem<br />

(Bommeljé) of even met de nagel tegen<br />

de bloem tikken (Rubingh) voldoende<br />

is.<br />

P. haselbergii is rond 1884 door<br />

Ferdinand Friedrich Adolf Haage,<br />

van de bekende firma uit Erfurt, ingevoerd<br />

uit Brazilië (Rio Grande do<br />

Sul). Waarschijnlijk ging het om slechts<br />

3 exemplaren. Haage noemde de plant<br />

Echinocactus Haselbergii naar de arts en<br />

cactusliefhebber Dr. Von Haselberg uit<br />

Stralsund. Zo ongeveer alle bolcactussen<br />

werden toen nog echinocactus genoemd.<br />

De eerste beschrijving is van de<br />

hand van Theodor Rümpler in het uit 1886<br />

daterende deel 2 van het ‘Handbuch der<br />

Cacteenkunde’ van Carl Friedrich Förster.<br />

Vandaar dat we nog steeds de aanduiding<br />

Afb. 1: Bij de bloemen steken in het begin alleen de<br />

gele stempellobben naar buiten<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 51


Afb.2: Volgens Hooker in Curtis’s Botanical Magazine wekken<br />

de elkaar kruisende groepjes stervormig geplaatste, zilver<br />

witte doorns de indruk dat je door vitrage naar het gedeeltelijk<br />

aan het zicht onttrokken bleekgroene, met<br />

witte areolen bezaaide plantenlichaam kijkt<br />

“F. Haage ex Rümpler” achter iedere<br />

naamsaanduiding van deze plant vinden.<br />

De plant bleef de eerste paar jaar<br />

uiterst zeldzaam. Pas toen Ferdinand<br />

Haage de plant in 1896 opnieuw invoerde,<br />

raakte hij op grotere schaal in<br />

de collecties verspreid. Rümpler had in<br />

1886 de plant nog niet in bloei gezien<br />

en hij geeft dus geen beschrijving van<br />

bloem, vrucht en zaad. Zonder kennis<br />

van deze voor een plant kenmerkende<br />

eigenschappen is het te begrijpen dat<br />

hij de plant beschrijft als behorende tot<br />

Echinocactus scopa. Dat doet je wel afvragen<br />

wanneer een beschrijving het<br />

predicaat ‘geldig’ mag hebben.<br />

In augustus 1888 verscheen van de<br />

hand van Sir Joseph Dalton Hooker een<br />

artikel met kleurenafbeelding in Curtis’s<br />

Botanical Magazine. Hij schrijft lyrisch<br />

over de elkaar kruisende groepjes stervormig<br />

geplaatste, zilverwitte doorns die<br />

de indruk wekken dat je door vitrage<br />

naar het gedeeltelijk aan het zicht onttrokken<br />

bleekgroene, met witte areolen<br />

bezaaide plantenlichaam kijkt (afb. 2).<br />

De beschrijving van plant mét bloem is<br />

aan de hand van een exemplaar<br />

dat in april van hetzelfde<br />

jaar 1888 bloeide.<br />

Vrucht en zaad waren nog<br />

steeds onbekend. Dat is<br />

ook logisch, want het kan<br />

wel een jaar duren voor<br />

de vruchten rijp zijn. Voor<br />

een beschrijving van de<br />

vrucht moeten we wachten<br />

tot Schumann in 1899 met<br />

zijn ‘Gesamtbeschreibung<br />

der Kakteen’ komt. Een<br />

fraaie afbeelding vinden<br />

we in 1910 in deel 2 van<br />

‘Blühende Kakteen’ ook<br />

van Schumann (afb. 3). Het<br />

aantal bloemblaadjes is<br />

naar mijn idee wel overdreven<br />

groot.<br />

Over de soortnaam is in<br />

de loop der jaren geen discussie<br />

geweest. Dat kan<br />

niet gezegd worden over de geslachtsnaam.<br />

Zoals hierboven al vermeld,<br />

was het eerst gewoon Echinocactus.<br />

Schumann hield het in 1899 daar ook<br />

op, maar hij creëerde wel een ondergeslacht<br />

Notocactus waartoe haselbergii<br />

ook behoorde. In 1922 plaatsten Britton<br />

& Rose alle notocactussen in het geslacht<br />

Malacocarpus. Frič was de eerste<br />

die in zijn prijslijsten vanaf 1928 de<br />

naam Notocactus als geslachtsnaam gebruikte.<br />

Berger in 1929 hield het weer<br />

op een ondergeslacht van Echinocactus.<br />

In 1934 voerde Backeberg in zijn losbladig<br />

werk ‘Blätter für Kakteenforschung’<br />

dat in de vier talen Duits, Engels, Frans<br />

en Nederlands (“Publicaties voor cactusstudie”)<br />

verscheen, Notocactus als<br />

zelfstandig geslacht op. Hij beschreef<br />

daarbij als typesoort de aan N. haselbergii<br />

zeer nauw verwante N. graessneri.<br />

In totaal kwam hij op dat moment<br />

Afb.3: De tekening in deel 2 van ‘Blühende<br />

Kakteen’ van Schumann (uit 1910)<br />

52<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 53


Afb. 4: De dunwandige vrucht heeft bedoornde<br />

areolen en is niet wollig en borstelig<br />

zoals bij notocactussen<br />

tot 141 cactusgeslachten. In dezelfde<br />

losbladige serie kwam hij in 1938 met<br />

een nieuwe indeling van de cactusfamilie<br />

waarin hij 178 geslachten benoemde.<br />

Voor N. graessneri, N. haselbergii<br />

en N. elachisanthus (witbedoornd als<br />

N. haselbergii maar cilindrisch, tot 25<br />

cm hoog groeiend en met groene bloemen)<br />

had hij een apart geslacht gecreëerd,<br />

Acanthocephala, letterlijk vertaald:<br />

‘met bedoornd hoofd’. In de toelichting<br />

vermeldt hij letterlijk “Sie haben nichts<br />

mit Notocactus zu tun”. Acanthocephala<br />

is nu trouwens een geslacht van parasitaire<br />

wormen met een stekelige kop.<br />

Frič kwam in 1935 met Brasilicactus<br />

op de proppen (in 1933 had hij al de<br />

net iets andere naam Brasilocactus gebruikt).<br />

Dat geslacht werd pas erkend<br />

nadat Backeberg het in 1942 officieel<br />

met een Latijnse diagnose beschreef.<br />

De Japanner Yoshio Ito vond het nodig<br />

om dit geslacht van 3 soorten nog eens<br />

te splitsen in een geslacht Sericocactus<br />

voor N. haselbergii en een geslacht<br />

Dactylanthocactus voor N. graessneri,<br />

maar daar heeft men zich nooit veel<br />

van aangetrokken. Brasilicactus hield<br />

stand tot Buxbaum er in 1967 weer<br />

54<br />

een ondergeslacht van Notocactus van<br />

maakte. In 1982 bracht Brandt de plant<br />

onder in het geslacht Parodia en zo zijn<br />

we bij de voorlopige eindstand gekomen.<br />

N. haselbergii is nu Parodia haselbergii<br />

ssp. haselbergii. De nauw verwante<br />

geelbedoornde en groen bloeiende<br />

N. graessneri is nu Parodia haselbergii<br />

ssp. graessneri en de witbedoornde<br />

vorm van N. graessneri heet nu Parodia<br />

haselbergii ssp. graessneri f. albiseta.<br />

De derde brasilicactus, B. elachisanthus,<br />

is een synoniem van P. haselbergii ssp.<br />

graessneri.<br />

Om nog even voort te borduren op het<br />

aantal cactusgeslachten: in zijn bekende<br />

werk ‘Das Kakteenlexikon’ uit 1966<br />

komt Backeberg tot maar liefst 233 geslachten.<br />

In de recente indeling van<br />

Anderson (2001) is het aantal geslachten<br />

weer afgenomen tot 121.<br />

Dat de indeling bij Notocactus nogal<br />

wat discussie opgeleverd heeft, komt<br />

vooral doordat de bloem en vrucht afwijkend<br />

zijn van die bij Notocactus. De<br />

bloem is veel kleiner en de bouw is anders.<br />

De korte bloembuis heeft bedoornde<br />

areolen terwijl deze bij Notocactus<br />

wollig en borstelig is. Bovendien is de<br />

stamper niet rood of paars. De vrucht<br />

(afb. 4) is dunwandig en wordt bij rijping<br />

slap in tegenstelling tot de dikwandige<br />

stugge vruchten van de standaard<br />

Notocactus waar het zaad bij afnemen<br />

meestal schoon en droog uitrolt. De zaden<br />

zijn klein, hooguit 1 mm en glanzend<br />

zwart.<br />

Zoals al eerder opgemerkt is P. haselbergii,<br />

de ‘Scarlet ball cactus’, afkomstig<br />

uit Rio Grande do Sul in Brazilië en<br />

daar dan uit de oostelijke regionen tot<br />

over de grens met Santa Catarina. Daar<br />

groeit ze volgens sommige bronnen zowel<br />

in het laagland als in de bergen, bij<br />

hoge luchtvochtigheid tussen mossen,<br />

maar ook op stenige rotsen en steile<br />

bergwanden. Ze groeit nogal eens samen<br />

met N. leninghausii.<br />

Hoewel deze planten in de natuur dus<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


onder zeer verschillende omstandigheden<br />

leven en in de winter aan koude nevels<br />

en sneeuw blootstaan, willen ze in<br />

de cultuur nogal eens lastig zijn. Soms<br />

worden delen van de plant geelachtig<br />

bruin. De plant op het Verkade-plaatje<br />

bij dit artikel lijkt daar ook aan te lijden.<br />

Meestal is dat een voorbode van een totale<br />

teloorgang. Voor de cultuur wordt<br />

goed gedraineerde, neutrale tot lichtzure<br />

grond aanbevolen. De gewoonte van de<br />

plant om de schedel schuin naar de zon<br />

te richten dient gerespecteerd te worden.<br />

Niet draaien dus. In de zomer een<br />

lichte standplaats maar geen grote hitte.<br />

Liever lichte schaduw. Vaak nevelen<br />

wordt op prijs gesteld. Dat is ook goed<br />

tegen spint want daar is de plant gevoelig<br />

voor. Bovendien voelen wortelluis en<br />

wolluis zich erg thuis op en tussen de<br />

wortels. In de winter is het gevaar voor<br />

wortelrot groot. Beslist droog houden<br />

en de temperatuur liever niet onder de<br />

10 0 C laten komen. Laat dit alles u niet<br />

afschrikken om deze plant in uw collectie<br />

op te nemen. In de boeken komen<br />

we regelmatig termen tegen als “bevallig”<br />

en “een sieraad voor elke collectie”<br />

of “het pronkstuk van menige collectie”.<br />

Een pluspunt is ook dat de bloei vroeg<br />

in het voorjaar valt. Soms volgt later in<br />

het jaar nog een tweede bloei.<br />

Hoewel de plant volgens de beschrijving<br />

kogelrond en tot 12 cm hoog en<br />

breed is, kan deze in de cultuur veel<br />

groter worden. Bommeljé spreekt van<br />

een 20-jarige plant die 25 cm hoog<br />

en 18 cm breed is maar vermoedelijk<br />

betreft het hier een geënt exemplaar.<br />

Volgens Bommeljé zijn op Harrisia jusbertii<br />

of Trichocereus (Echinopsis) spachianus<br />

geënte exemplaren nog steeds<br />

niet van wortelechte planten te onderscheiden.<br />

Vermeerderen kan door zaaien<br />

en dat gebeurt door de commerciële<br />

kwekers ook op grote schaal. De zaailingen<br />

blijven het eerste jaar klein en het<br />

is aan te bevelen om een ruime portie<br />

zaad te nemen en pas in het tweede jaar<br />

te verspenen.<br />

Literatuur<br />

Backeberg, C. (1934, 1937). Blätter für<br />

Kakteenforschung, 1934-3, 1934-7,<br />

1938-6. Eigen uitgave, Volksdorf.<br />

Backeberg, C. (1966). Das Kakteenlexikon,<br />

p. 17-53, 76. G. Fischer Verlag,<br />

Jena.<br />

Bommeljé, C. (1963). Cactussen en andere<br />

succulenten, p. 99. Thieme,<br />

Zutphen.<br />

Duursma, G.D. (1931). Cactus-Album.<br />

Pette’s Cacaofabrieken, Wormerveer.<br />

Förster, C.F. (1886). Handbuch der Cacteenkunde,<br />

band 2, p. 563. Wöller<br />

Verlag, Leipzig.<br />

Goossens, A. (1964). Op het podium:<br />

Brasilicactus haselbergii, Dodonaeus 2<br />

(3): 53.<br />

Hooker, J. (1888). Curtis’s Botanical Magazine<br />

114, tab. 7009.<br />

Rubingh, H. (1964). Zaadvorming en Clichéfonds,<br />

Succulenta 43 (10): 145.<br />

Schumann, K. (1910). Blühende Kakteen,<br />

tafel 98. Neumann Verlag, Melsungen.<br />

Schumann, K. (1899). Gesamtbeschreibung<br />

der Kakteen, p. 382. Neumann<br />

Verlag, Melsungen.<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

Afb. 5: Parodia<br />

haselbergii, rechtsonder<br />

op de foto,<br />

op 475 m hoogte<br />

bij Barros Cassal in<br />

Rio Grande do Sul<br />

in het gezelschap<br />

van Sinningia macrostachya<br />

(waarschijnlijk)<br />

en<br />

Dyckia delicata<br />

(foto Wiebe<br />

Bosma)<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 55


Voor het voetlicht<br />

Bertus Spee<br />

Agave titanota<br />

Deze decoratieve agave komt in vele vormen<br />

voor in de Tehuacan-vallei in Oaxaca, Mexico.<br />

De kleur van de bladeren varieert daar van<br />

groen tot blauwgrijs. In cultuur komen we meestal<br />

compact groeiende en zwaargetande planten<br />

tegen, die uitgeselecteerd zijn door de kwekers.<br />

Deze planten spruiten regelmatig en kunnen zodoende<br />

prima gestekt worden. Zaden worden echter<br />

zelden aangeboden.<br />

We planten ze in een zanderig, goed doorlatend<br />

substraat met weinig humus. Tijdens de groei geven<br />

we met regelmatige tussenpozen flink water<br />

en plaatsen de planten op een zonnige plaats,<br />

eventueel buiten. Tijdens de winterrust plaatsen<br />

we ze wat warmer, boven de 15 0 C en kunnen we<br />

ze op zonnige dagen wat nevelen. Vaak verdrogen<br />

de onderste, oude bladeren in de winter; deze<br />

kunnen in het voorjaar vrij gemakkelijk verwijderd<br />

worden.<br />

Pachycereus marginatus<br />

Ook nog bekend als Marginatocereus. In het<br />

moederland Mexico bezetten ze een heel groot<br />

verspreidingsgebied en ze kunnen hier enorme<br />

bestanden vormen. Ze worden tot wel 5 meter<br />

hoog en spruiten flink op oudere leeftijd. In<br />

veel dorpjes in Mexico worden stammen van deze<br />

planten aangeplant als omheining en dit wordt<br />

echt een ondoordringbare barrière. Het is ook een<br />

prachtig gezicht als deze planten allemaal tegelijk<br />

in bloei staan.<br />

In cultuur zijn het gemakkelijke planten die weinig<br />

eisen stellen. Vermeerderen kan door zaaien<br />

en stekken. Een mineraalrijk substraat en regelmatig<br />

flink water geven zal ze goed doen groeien.<br />

Ze worden tegenwoordig ook wel als entstam<br />

gebruikt.<br />

Bloeien doen ze pas op latere leeftijd, als ze<br />

ruim 3 meter hoog zijn. In oudere boeken komen<br />

we vaak de naam parelbandcactus tegen,<br />

een passende naam voor deze prachtig bloeiende<br />

planten.<br />

‘s Winters houden we ze droog en bij voorkeur<br />

boven de 12 0 C. Bij lagere temperatuur zijn ze<br />

nogal gevoelig voor koudevlekken.<br />

56<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Copiapoa humilis<br />

Een van de gemakkelijkste<br />

copiapoa’s<br />

in cultuur.<br />

Ze zijn prima uit<br />

zaad op te kweken of<br />

via stek te vermeerderen.<br />

De bolvormige<br />

plantjes worden<br />

maar 5 cm in diameter<br />

en gaan daarna<br />

spruiten. In een grote<br />

pot kunnen ze flinke<br />

clusters vormen. Ze<br />

kunnen al na 5 jaar<br />

bloeien. Er zijn ook<br />

diverse kruisingen<br />

in omloop, o.a. met<br />

C. hypogaea.<br />

Ze groeien het<br />

best in een mineraalrijk,<br />

lemig substraat.<br />

Tijdens de<br />

groei mogen ze best<br />

een matige watergift<br />

hebben; hierna<br />

telkens de wortelkluit<br />

weer op laten<br />

drogen. Een niet al<br />

te zonnige plaats is<br />

aan te raden en regelmatig<br />

nevelen zal<br />

deze planten ook<br />

goed doen. In de<br />

winter houden we<br />

ze droog bij een minimum<br />

temperatuur<br />

van 12 0 C.<br />

Het moederland<br />

van deze planten<br />

is Chili. Ze komen<br />

hier voor in de<br />

Atacama-regio, tussen<br />

Antofagasta en<br />

Caldera, meestal<br />

van vlak aan de kust<br />

tot op een hoogte<br />

van zo’n 700 meter,<br />

zo ver als de wolken vanaf de Pacific komen. De planten zitten<br />

hier vrij diep in de grond (humilis betekent: laag, op de<br />

grond groeiend). Ze zijn hier ook heel anders van kleur dan<br />

in cultuur, dit door de extreme omstandigheden die daar<br />

heersen.<br />

Van deze soort zijn ook een zestal variëteiten beschreven.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 57


AGAVE ALBOPILOSA<br />

Wim Alsemgeest<br />

Toen deze plant in 2007 beschreven werd, was dat een enorme sensatie omdat de plant<br />

echt anders was dan andere agaven met als meest bijzondere kenmerk de “wolpluisjes” op<br />

het einde van de bladeren. Het werd een van de meest gezochte en begeerde planten.<br />

De soort is echter toch al in 2004 ontdekt<br />

door Ismael Cabral en hij beschreef<br />

de plant samen met Villarreal en Estrada<br />

in Acta Botanica Mexicana.<br />

De natuurlijke groeiplaats van deze<br />

soort is in de buurt van de beroemde<br />

Huasteca Canyon ten zuiden van<br />

Monterrey in de noord-oostelijke staat<br />

Nuevo León van Mexico. Ik ben daar al<br />

meerdere keren geweest, voor het eerst<br />

in 2005 samen met Gerrit Melissen. Het<br />

is een schitterend gebied met soms bijna<br />

witte, steile bergpieken. In 2004 is<br />

een enorme dam gereed gekomen, de<br />

Presa Rompepicos. Deze dam is daar<br />

aangelegd om bij orkanen en hevige<br />

regenval het water van de Rio Santa<br />

Catarina enigszins in toom te houden. In<br />

2007 (en in 2009) konden we via een<br />

tunnel die aan de voet van de dam gemaakt<br />

was, dwars door de dam heen rijden.<br />

We verbaasden ons dat we zo maar<br />

mochten doorrijden; geen hek, niets<br />

stond in de weg en we maakten prachtige<br />

foto’s. Aan de andere kant stond ook<br />

toen geen water (afb.1). Het is nu duidelijk<br />

dat de ontdekkers van deze soort<br />

- en later ook anderen - via deze doorgang<br />

in de dam nog vele kilometers<br />

over onverharde wegen zijn doorgereden<br />

en in het gebied terecht zijn gekomen<br />

waar A. albopilosa groeit. We zijn<br />

weliswaar in 2007 ook nog een stuk<br />

doorgereden, maar uiteindelijk onverrichter<br />

zake teruggekeerd. Een dag is<br />

zo om! In 2009 zijn we nog een keer<br />

door de dam gereden en hebben genoten<br />

van dit prachtige gebied. A. albopilosa<br />

meldde zich niet, echter ontdekten<br />

58<br />

we toen wel A. bracteosa.<br />

In de jaren na de nieuwbeschrijving<br />

kwamen er steeds meer publicaties over<br />

deze soort in omloop met als hoogtepunt<br />

het artikel in Cactus & Co no. 1,<br />

2009 van het Zwitserse koppel Julia<br />

Etter en Martin Kristen dat in Mexico<br />

woont. Zij probeerden de standplaats<br />

geheim te houden zodat zij de exclusiviteit<br />

behielden, maar juist door een<br />

dergelijk artikel wordt de vraag alleen<br />

maar opgevoerd. Zo heeft een Oost-<br />

Europese groep na enorme problemen<br />

om er te komen ook de standplaats ontdekt<br />

en in 2011 werden dan ook op de<br />

E.L.K. ( Europese Landen Konferentie)<br />

in Blankenbergen, België voor het eerst<br />

10 zaden voor € 30,- en enkele kleine<br />

zaailingen aangeboden (€ 30,- per<br />

stuk). Inmiddels is de prijs gedaald naar<br />

€ 15,- .<br />

In 2010 heeft de orkaan Alex enorm<br />

huisgehouden in het gebied. Het water<br />

is gestegen tot de top van de dam<br />

en deze werd onbereikbaar. De Oost-<br />

Europese groep is echter via een enorme<br />

omweg in het najaar van 2010, na<br />

ontzettend veel wegproblemen, toch op<br />

de juiste vindplaats terecht gekomen.<br />

Door het slechte weer zijn veel planten<br />

van de rotsen afgespoeld en de planten<br />

werden daardoor bereikbaar. Zo kwamen<br />

er voor het eerst zaden en enkele<br />

planten naar Europa.<br />

Ook wij, in dit geval Bertus Spee en ik,<br />

wilden natuurlijk dolgraag deze planten<br />

eens in de natuur zien. In het voorjaar<br />

van 2011 moest dat dan ook maar eens<br />

gebeuren.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 1: De auto is nog net te zien<br />

Afb. 2: Aan deze kant er in<br />

Afb. 3: En hier er weer uit<br />

Afb. 4: De zon komt op na een ijskoude nacht in het<br />

busje<br />

Afb. 5: Een wrak in de rivierbedding<br />

Afb. 6: Rijden in een rivierbedding<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 59


Afb. 7: Vastgelopen in de rivier<br />

We hebben drie pogingen ondernomen.<br />

Met busje 1 met onze Duitse<br />

vriend Michael Greuhlich zijn we nog<br />

tot de dam gekomen. Op de weg erheen<br />

werd volop aan het herstel van de<br />

weggespoelde wegen gewerkt. Onze<br />

auto liep echter toch vast in de rivier.<br />

We besloten verder naar de dam te lopen.<br />

Door onze eerdere reizen wisten<br />

we immers hoe ver het nog lopen was.<br />

Over of door de dam lukte echter niet.<br />

We besloten toen om een andere canyon<br />

in te lopen. Onze gedachte was dat<br />

er vast nog meerdere plekken moesten<br />

zijn waar deze agave groeit. Zo liepen<br />

wij 3 uur lang met haastige spoed achter<br />

Bertus aan een canyon in. Ook onze<br />

Duitse vriend Michael die 10 jaar jonger<br />

is volgde Bertus die liep alsof de laatste<br />

trein nog gehaald moest worden. Dat<br />

viel dus niet mee. Maar ook hier geen<br />

A. albopilosa ondanks de spectaculaire,<br />

steile wanden en soms nauwe spelonken<br />

die deze tocht toch ook prachtig<br />

maakten.<br />

Met busje 2 waren we met vijf personen.<br />

We besloten om meer in het begin<br />

van de Huasteca Canyon een zijcanyon<br />

in te rijden. Je rijdt dan als het ware<br />

door een droge (maar soms ook niet)<br />

rivierbedding. We zijn zo ver mogelijk<br />

doorgereden. Maar bij de ontdekking<br />

Afb. 8: Hier moeten ze groeien<br />

60<br />

Afb. 9: De schrijver op de vindplaats<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 10: Agave albopilosa<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 61


Afb. 11: Echeveria simulans<br />

Afb. 12: Agave albopilosa<br />

Afb. 13: Echeveria simulans<br />

Afb.14: Mammillaria plumosa<br />

Afb. 15: Agave bracteosa<br />

62<br />

Afb. 16: Echeveria strictiflora<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


van een wrak van een vastgelopen auto<br />

in de rivier kregen wij een onbestemd<br />

gevoel, dat nog werd versterkt door<br />

onze reisgenoot Lute die deze dag zijn<br />

eerste dipje kreeg. Het valt ook niet mee<br />

om met een dergelijk stel plantenfanaten<br />

twee weken op reis te zijn. De volgende<br />

dag zijn wij net als de Oost-Europeanen<br />

helemaal omgereden en probeerden van<br />

die kant weer in de Huasteca Canyon<br />

te komen. We liepen echter vast op een<br />

afgesloten weg en toen Lute zijn 2 e en<br />

laatste dipje had van deze reis besloten<br />

we maar om te draaien. In de avond was<br />

Lute na een whisky, “Ja, Lute drinkt alleen<br />

klassespul”, weer helemaal de oude<br />

goedlachse en vrolijke vogel.<br />

We namen afscheid van busje 2 en<br />

nu met busje 3 met enkel Bertus en ik<br />

moest het avontuur nu maar eens gaan<br />

lukken, vonden we . Desnoods slapen<br />

we in de bus, er was nu plaats genoeg!<br />

Terug naar het noorden en de volgende<br />

morgen vroeg op.<br />

In feite rijd je de hele dag door een<br />

droge rivierbedding. Uiteindelijk kwamen<br />

we toch nog weer aan in een heel<br />

klein dorpje, ver afgelegen van alles. We<br />

herkenden de bergpieken van eerdere<br />

publicaties. We probeerden wat contact<br />

te maken met de plaatselijke bewoners<br />

en lieten onze reis- en fotoalbums zien.<br />

Maar ze zagen ons duidelijk als indringers<br />

en gaven ontwijkende antwoorden.<br />

We besloten toen maar op goed geluk<br />

een canyon in te lopen. De eerste berg<br />

werd bedwongen. Er stonden ook prachtige<br />

planten o.a. een fraaie Echeveria simulans,<br />

maar geen A. albopilosa. We<br />

besloten dieper die canyon in te gaan.<br />

Bij een steile bergpiek leek het er op dat<br />

ze zeer hoog en onbereikbaar stonden<br />

te pronken. We liepen nog wat verder en<br />

ja hoor, op een grote kei gewoon langs<br />

het pad stond de plant die we zochten.<br />

Makkelijk bereikbaar, klaar om gefotografeerd<br />

te worden!<br />

Weer terug bij de auto, reden we het<br />

gehuchtje uit en al spoedig vonden we<br />

een plek om te overnachten. Na een<br />

koude nacht, waarbij we alle kleding<br />

maar aan hebben gehouden, stonden<br />

we verstijfd op. Pas toen de zon boven<br />

de bergen opkwam werd het weer aangenaam,<br />

ook voor de koele ratelslangen<br />

die wij gespot hadden. We hadden de illusie<br />

dat we nog wel even een andere<br />

bergpiek konden beklimmen. Er moesten<br />

absoluut nog meer plekken zijn waar<br />

onze geliefde planten moesten groeien.<br />

We waren echter niet meer fit genoeg<br />

om dat nog aan te kunnen en besloten<br />

de gemakkelijke canyon nu wat dieper<br />

uit te spitten. We hebben uiteindelijk vijf<br />

bereikbare planten gevonden. Rond de<br />

middag besloten we de lange terugtocht<br />

weer te aanvaarden en ‘s avonds een<br />

lekker hotelbed op te zoeken!<br />

Literatuur:<br />

Etter, J. & M. Kristen, (2009). Agave albopilosa.<br />

La sfuggente. The elusive,<br />

Cactus & Co. 18(1): 44-57.<br />

Cabral Cordero, I.J.A. Villarreal Quintanilla<br />

E.A. Estrada Castillon (2007).<br />

Agave albopilosa (agavaceae, subgenera<br />

Littaea, grupo Striatae), una especie<br />

nueva de la Sierra Madre Oriental<br />

en el noreste de Mexico, Acta Botanica<br />

Mexicana 80: 51-57.<br />

Leeuweringerstraat 10 A<br />

3421 AC Oudewater<br />

Kijk ook op www.agaves.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 63


SULCOREBUTIA GLOMERISETA<br />

Johan de Vries<br />

Reeds in 1949 ontdekt, altijd een raadsel gebleven en nu in 2012, na herhaalde pogingen,<br />

eindelijk weer teruggevonden: Sulcorebutia glomeriseta (Cárd.) Ritter<br />

Lang heeft men gespeculeerd over de<br />

herkomst van deze wel zeer bijzondere<br />

soort. Cárdenas zelf (1951) schrijft in zijn<br />

beknopte nieuwbeschrijving: “deze soort<br />

afkomstig uit het noordelijke verspreidingsgebied<br />

is volkomen verschillend van<br />

alle andere Boliviaanse soorten”.<br />

De planten hebben lange dunne vervlochten<br />

doorns, wat tot uitdrukking<br />

komt in de naam glomeriseta, hetgeen<br />

betekent: met sterk vervlochten borstels<br />

(doorns op de areolen), borstels<br />

tot kluwen verenigd. Cárdenas geeft<br />

als groeiplaats op: Dep. Cochabamba,<br />

Prov. Ayopaya, Rio Cotacajes, Naranjito<br />

(Bolivia).<br />

Slechts weinigen brachten in de loop<br />

der jaren enkele opmerkingen over S.<br />

glomeriseta in de literatuur. De vindplaats<br />

werd door sommigen ook nog<br />

verlegd naar o.a. Hacienda Ressini bij<br />

Sucre. Enkele oudere boekwerken vermelden<br />

deze vindplaats nog (Backeberg<br />

“Das Kakteenlexikon”, Brinkmann “Die<br />

Gattung Sulcorebutia” en Pilbeam<br />

“Sulcorebutia and Weingartia”). Deze<br />

misvatting hield niet zo lang stand, maar<br />

nieuws bracht dit ook niet. Het was uiteindelijk<br />

K. Augustin (1991), die gedeeltelijk<br />

samen met H. Swoboda een<br />

redelijk lange reis maakte in de door<br />

Cárdenas vermelde provincie Ayopaya,<br />

waardoor er nieuwe berichten kwamen.<br />

Echter S. glomeriseta werd niet gevonden<br />

en gedurende dit gedeelte van de<br />

reis waren Augustin en Swoboda gescheiden<br />

op pad. Veel verder dan de<br />

opmerkingen, dat het gebied moeilijk<br />

te bereizen was en dat het zoeken naar<br />

cactussen in dit dicht begroeide en sterk<br />

gecultiveerde gebied zo mogelijk nog<br />

moeilijker was, kwamen ze niet. Hierdoor<br />

Afb. 1: De Rio Cotacajes, gezien vanaf de steile<br />

hellingen<br />

64<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 2: S. glomeriseta, één van de weinige Cárdenas klonen in cultuur<br />

en door de afgelegen ligging zijn dan<br />

ook maar weinigen tot in deze gebieden<br />

doorgedrongen. Het is dan ook<br />

niet gemakkelijk om hier langere tijd<br />

door te brengen zonder succes te hebben.<br />

Anders gezegd: het motiveert niet<br />

echt als je dagenlang niets vindt en het<br />

vraagt op die manier om een grote mate<br />

van doorzettingsvermogen. Men heeft<br />

werkelijk geen idee waar te zoeken, of<br />

het is te steil en/of de vegetatie is zo<br />

goed als ondoordringbaar.<br />

Afb. 3: S. glomeriseta, de zaden, werkelijke hoogte<br />

van de afb. is 1,86 mm<br />

Afb. 4: Weingartia neocumingii, de zaden, werkelijke<br />

hoogte van de afb. is 1,86 mm<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 65


Afb. 5: Overzicht van een stukje van de steile vindplaats, met een dichte bezetting aan planten<br />

R. Slaba (2012) spreekt zelfs het vermoeden<br />

uit, dat de soort wel eens uitgestorven<br />

of vernietigd zou kunnen zijn in<br />

deze zo overvloedig gecultiveerde omgeving,<br />

wat gelukkig voor het overgrote<br />

deel van het landschap niet opgaat, omdat<br />

het heel vaak langs de oevers te steil<br />

is om in cultuur genomen te worden.<br />

Slechts enkelen hebben doelgericht<br />

gezocht maar vonden niets, of alleen<br />

S. menesesii (Cárd.) Buining et Donald,<br />

zoals Swoboda (veld<strong>nummer</strong> HS 210).<br />

Een KA-veld<strong>nummer</strong> is er niet, daar zoals<br />

reeds vermeld, Augustin gedurende<br />

dit gedeelte van de reis met Swoboda er<br />

niet meer bij was. Later vond ook Jucker<br />

S. menesesii (HJ 940). Jucker deed zijn<br />

vondst ook in het stroomgebied van de<br />

Rio Cotacajes, de Rio Sacambaya. Tot<br />

het stroomgebied van de Rio Cotacajes<br />

66<br />

(Afb.1) behoort ook de Rio Santa Rosa<br />

waar S. arenacea (Cárd.) Ritter en S.<br />

candiae (Cárd.) Buining et Donald zijn<br />

aangetroffen. De Vries (2010) berichtte<br />

reeds uitvoerig over deze vindplaatsen.<br />

Zoals in de aanhef vermeld staat,<br />

werd S. glomeriseta voor het eerst in<br />

1949 gevonden en wel door E. Rocha.<br />

Cárdenas beschreef ze in 1951 als<br />

Rebutia glomeriseta, veld<strong>nummer</strong> (herbarium<strong>nummer</strong>)<br />

MC 4399. Cárdenas<br />

heeft echter tot zijn dood in 1973 nooit<br />

het geslacht Sulcorebutia Backeberg<br />

erkend. In 1961 was ze al door Ritter<br />

omgecombineerd tot het geslacht<br />

Sulcorebutia.<br />

Velen zullen deze planten niet kennen.<br />

Toch zijn ze gelukkig wel degelijk<br />

aanwezig in de gespecialiseerde<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 6: Een nog kleine langbedoornde plant<br />

Afb. 7: Een witbedoornde plant met nog zichtbaar een<br />

gele bloemknop<br />

Afb. 8: Geheel door mossen omgeven exemplaar<br />

Afb. 9: Knoppen en een bijna rijpe roodgekleurde<br />

zaadbes<br />

Afb. 10: Een grote, geelbedoornde plant<br />

Afb. 11: Een grote wit- en langbedoornde plant<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 67


Afb. 12: Een groep geel bedoornde planten, hoog aan de rotsen hangend<br />

sulcoverzamelingen.<br />

Cárdenas heeft naar alle waarschijnlijkheid<br />

nooit veel planten overhandigd<br />

gekregen (we zien meestal maar 1 of<br />

2 verschillende planten op de afbeeldingen<br />

bij een nieuwbeschrijving van<br />

Cárdenas). Cárdenas zelf vermeldde, dat<br />

“ze” (Rocha en Ganderillas) naast de<br />

andere botanische collecties, maar enkele<br />

cactussen meegebracht hadden.<br />

Gelukkig is er in dit geval vermeerderd<br />

en alle planten die we nu kennen, gaan<br />

terug naar het oude Cárdenasmateriaal<br />

(Afb.2).<br />

Na publicatie van een drietal artikelen<br />

door De Vries (2010a, 2011 en 2012),<br />

betreffende andere oude Cárdenasvondsten,<br />

konden we een serie afsluiten.<br />

Het betrof hier een drietal tot nu toe<br />

nog niet teruggevonden sulcorebutia’s,<br />

te weten: S. caracarensis (Cárd.) Donald,<br />

S. inflexiseta (Cárd.) Donald en S. pulchra<br />

(Cárd.) Donald. Tevens werden voor<br />

deze drie soorten ook nieuwe typeplanten<br />

gedeponeerd. Door de problematiek<br />

ten gevolge van een verkeerde<br />

benaming van planten<br />

met het veld<strong>nummer</strong><br />

HS 78 als S. pulchra<br />

door W. Gertel (1991)<br />

werd ook nog een<br />

nieuwbeschrijving van<br />

deze Swoboda vondst<br />

HS 78 gepubliceerd<br />

in Succulenta, als S.<br />

callichroma De Vries<br />

(2012a).<br />

Daar deze problematiek<br />

nu afgerond<br />

was, konden we ons<br />

volledig toeleggen<br />

op het resterende en<br />

laatste onopgeloste<br />

sulcorebutiaprobleem<br />

van Cárdenas, nl.<br />

S. glomeriseta.<br />

En ja, zoals uit de<br />

titel blijkt, hebben<br />

we (John Carr en de auteur) inderdaad<br />

S. glomeriseta teruggevonden<br />

(veld<strong>nummer</strong> VZ 798) en ja, Naranjito<br />

bestaat echt en nee, het is geen plaatsnaam.<br />

Het betekent niets anders dan sinaasappelboompje,<br />

letterlijk vertaald.<br />

Eerder: klein sinaasappelboomgaardje,<br />

van soms niet meer dan een tiental<br />

boompjes en die zijn er vele in het gebied<br />

langs de rivieren. Het was dan ook<br />

niet gemakkelijk om de juiste locatie te<br />

vinden en ter vermelding: het was reeds<br />

onze derde reis naar dit gebied. Zelfs nu<br />

duurde het nog meerdere dagen voor<br />

we succes konden boeken.<br />

De planten groeien vaak aan een steile<br />

rotswand, omringd door mos. Ze<br />

zien er op het eerste gezicht uit als een<br />

Aylostera sensu Spegazzini en hebben<br />

geen penwortel zoals de meeste sulcorebutia‘s.<br />

Dit leidde in het verleden<br />

tot diverse speculaties ten aanzien van<br />

de gekozen geslachtsnaam. We kennen<br />

echter ook van S. tiraquensis (Cárd.)<br />

Ritter groeiplaatsen (Monte Puncu), waar<br />

de planten zonder penwortel eveneens<br />

68<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


op de rotsige ondergrond<br />

in mos staan.<br />

Dit zijn veelal vochtige<br />

plekken met veel<br />

neveldagen. Hoewel<br />

het nu erg droog<br />

was, zagen we, zoals<br />

gezegd, veel<br />

mos rond de planten.<br />

Gedurende eerdere<br />

reizen was het<br />

er echter erg nevelig,<br />

nat en koud, wat<br />

de mosgroei wel<br />

verklaart.<br />

De hoofdbloeitijd<br />

was al voorbij, waardoor<br />

we enkele reeds<br />

rijpe, roodgekleurde<br />

bovengrondse zaadbessen<br />

konden vinden,<br />

die horizontaal<br />

opengaan. De zaden<br />

kun je dan zo<br />

zien. Ze zijn heel klein, de kleinste van<br />

alle sulcorebutia’s (Afb.3). Hierdoor werd<br />

er in het verleden reeds aan een overeenkomst<br />

met het geslacht Weingartia<br />

Werdermann gedacht (Afb.4).<br />

Niet voor niets vermeldde Cárdenas<br />

reeds in zijn nieuwbeschrijving, dat deze<br />

soort volkomen verschillend is van alle<br />

andere Boliviaanse soorten en inderdaad<br />

zien de zaden van S. glomeriseta<br />

en W. neocumingii (sucrensis Ritter) er<br />

op de foto’s qua oppervlaktestructuur<br />

redelijk hetzelfde uit.<br />

Enkele knoppen waren ook nog aanwezig,<br />

waaraan we de gele bloemkleur<br />

konden aflezen.<br />

Het kleurenspectrum van de doorns<br />

lijkt nog groter te zijn dan hetgeen de<br />

Cárdenas-klonen laten zien.<br />

Verder zijn ze veruit de meest noordelijk<br />

groeiende sulcorebutia‘s, aanzienlijk<br />

noordelijker dan S. menesesii (VZ 797),<br />

die we in hetzelfde stroomgebied vonden<br />

(zie kaart).<br />

De foto’s zijn een primeur voor de<br />

Afb. 13: Wit- en geelbedoornde planten naast elkaar<br />

gehele cactuswereld, daar Cárdenas<br />

nooit standplaatsfoto‘s publiceerde.<br />

Cárdenas zelf was veelal nooit op de<br />

vindplaatsen en ruim 60 jaar geleden<br />

was de toen nog zwart-witfotografie nog<br />

lang niet op het peil van wat het nu is<br />

(Afb. 5 - 13).<br />

Alle door Cárdenas als Rebutia<br />

K. Schum. beschreven en later tot<br />

Sulcorebutia Backbg. ombenoemde cactussen<br />

zijn nu teruggevonden. We zullen<br />

ons ”werkgebied“ moeten verleggen<br />

voor een volgende reis. Gelukkig hebben<br />

we nog enkele doelen, die mogelijk<br />

nog tot verrassingen kunnen leiden.<br />

Tenslotte zal het U niet verbazen, dat<br />

we de vindplaats niet bekend maken.<br />

De gehele populatie bestaat uit niet<br />

meer dan naar schatting zo’n 500-600<br />

exemplaren.<br />

Oververzameling door hebzucht<br />

zal zondermeer tot uitroeiing leiden,<br />

zoals dat bijvoorbeeld ook binnen<br />

een paar jaar het geval was op de<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 69


typevindplaatsen van S. roberto-vasquezii<br />

Diers & Krahn en S. vargasii Diers &<br />

Krahn.<br />

Mijn dank gaat uit naar Johan Pot,<br />

Krommenie, die de zaadfoto’s en het<br />

overzichtskaartje gemaakt heeft.<br />

Literatuur:<br />

Augustin, K. (1991). Die HS Sulcorebutien<br />

und Weingartien/Auswertung der<br />

Feldaufzeichnungen, Fortsetzung 12,<br />

Kakt. and. Sukk. 42 (8): 198 – 200.<br />

Cárdenas, M. (1951). 3 New Bolivian<br />

cacti, II, Cact.& Succ. J. USA XXII :<br />

94-95.<br />

Gertel, W. (1991). Neues zu Sulcorebutia<br />

pulchra, Kakt. and. Sukk. 42(7):<br />

174-176.<br />

Slaba, R. (2012). Gelbblütige Sulcorebutien,<br />

Kaktusy XLVIII special 1: 11<br />

Vries, J. de (2010). Sulcorebutia<br />

arenacea und Sulcorebutia candiae,<br />

zwei alte Bekannte, Echinopseen 7(1):<br />

16-23.<br />

Vries, J. de (2010a). De standplaatsen<br />

van Sulcorebutia caracarensis en Sulcorebutia<br />

inflexiseta en mogelijk ook<br />

nog die van Sulcorebutia pulchra na<br />

bijna 40 jaar weer teruggevonden !,<br />

Succulenta 89(2): 56-67.<br />

Vries, J. de (2011). Die Fundorte von<br />

Sulcorebutia caracarensis (Card.) Donald,<br />

Sulcorebutia inflexiseta (Card.)<br />

Donald und wahrscheinlich auch von<br />

Sulcorebutia pulchra (Card.) Donald<br />

nach 40 Jahren wiedergefunden!,<br />

Echinopseen 8(1): 1-17.<br />

Vries, J. de (2012). Clarification of the<br />

correct application of the names Sulcorebutia<br />

caracarensis (Cárdenas)<br />

Donald and S. inflexiseta (Cárdenas)<br />

Donald, and a re-evaluation of S. pulchra<br />

(Cárdenas) Donald, Cactusworld,<br />

B.C.& S. S. 30(1): 9-22.<br />

Vries, J. de (2012a). Sulcorebutia callichroma<br />

De Vries spec. nov., Succulenta<br />

91(2): 60-69.<br />

Bot.Gardens ”Altiplano”<br />

Expertise: sulcorebutia.<br />

Prinsenweg 5,<br />

3237 LN Vierpolders.<br />

E-mail: vriezom.sulcoreb@planet.nl<br />

SUMMARY<br />

More than 60 years after the first description<br />

by Cárdenas, Sulcorebutia glomeriseta<br />

(Cárd.) Ritter has finally been rediscovered<br />

by John Carr and Johan de Vries. A team<br />

that made more remarkable discoveries in<br />

the past, like the rediscovery of the also<br />

“lost” Cárdenas sulcorebutias as S. caracarensis,<br />

S. inflexiseta and S. pulchra sensu<br />

Cárdenas (not HS 78, which mistakenly has<br />

been named S. pulchra).<br />

It was found in the Dep. Cochabamba,<br />

Prov. Ayopaya, Rio Cotacajes and its tributaries,<br />

Naranjito (Bolivia). The habitat is the<br />

most northern one for Sulcorebutia ever, quite<br />

a bit more up north than the habitat of S.<br />

menesesii.<br />

The area is very isolated and the surroundings<br />

are very difficult to explore because of<br />

steep slopes along the river, which are mostly<br />

overgrown by vegetation. Also a lot of<br />

agricultural activities are to be dealt with.<br />

The habitat is not made public (the whole<br />

population is estimated at 500-600 plants<br />

in total) in order to prevent overcollecting.<br />

This happened recently in a few years with<br />

the type localities of S. roberto-vasquezii and<br />

vargasii.<br />

All sulcorebutias, described by Cárdenas<br />

have now been found again, so there are no<br />

secrets left.<br />

70<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


HET GESLACHT COTYLEDON (11)<br />

Cotyledon woodii Schönland & Baker f.<br />

Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />

Deze soort is ontdekt door de Engelse<br />

botanicus John Medley Wood (1827-<br />

1915), die in 1852 naar Zuid-Afrika emigreerde.<br />

De beschrijving in 1902 is van<br />

de hand van Selmar Schönland (1860-<br />

1940), een Duitser, die zich in 1889<br />

in Zuid-Afrika vestigde en hoogleraar<br />

in de botanie werd aan de Universiteit<br />

van Grahamstown en Edmund G. Baker<br />

(1864 – 1949), botanicus te Londen<br />

en de zoon van J.G. Baker (vandaar<br />

Baker f.). Zij vernoemden de plant dus<br />

naar de vinder.<br />

Cotyledon woodii is een laag vertakkend<br />

struikje, dat 1,20 m hoog kan worden.<br />

De houtige takken groeien rechtop,<br />

zijn groen en succulent als ze nog jong<br />

zijn. Ze verhouten later met een schilferende<br />

bast. De platte, gladde, omgekeerd<br />

eivormige bladeren zijn 20-55<br />

mm lang en 10-25 mm breed, groen tot<br />

grijsgroen, soms kleverig of klierachtig<br />

behaard, wigvormig aan de basis met<br />

een spitse top en een rode rand.<br />

De bloeiwijze is een kort, tot 7 cm<br />

lang bijscherm, vaak gereduceerd tot<br />

Afb. 1: Bloeiende Cotyledon woodii van Meiringspoort<br />

RSA<br />

(Foto: E. van Jaarsveld)<br />

Afb. 2: Niet-bloeiende plant van C. woodii<br />

(Foto: B. Zonneveld)<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 71


Afb. 3: Natuuropname van Cotyledon woodii<br />

een enkele bloem in een bladoksel. De<br />

bloemsteel is 8-10 mm lang. Er zijn 5<br />

driehoekige kelkslippen, ongeveer 5 mm<br />

lang. De bloembuis is oranje tot rood,<br />

12-15 mm lang. De kroonslippen zijn teruggeslagen,<br />

12 mm lang. De honingschubben<br />

zijn geelachtig.<br />

De bloeitijd in Zuid-Afrika is van december<br />

tot april, maar er kunnen het<br />

hele jaar door bloemen aangetroffen<br />

worden. Ook in Nederland zijn verschillende<br />

vormen in omloop die in de zomer<br />

gemakkelijk tot bloei komen. Ook<br />

hier is een natuuropname van Van<br />

Jaarsveld bijgevoegd.<br />

Het verspreidingsgebied ligt in de provincies<br />

Westkaap en Oostkaap.<br />

De volgende cultivarnamen zijn in<br />

omloop: ‘Gamtoos’,’Green Eggs’, ‘Grey<br />

Eggs’ en ‘Kouga’. De laatstgenoemde is<br />

mogelijk een hybride met C. velutina.<br />

Schubertlaan 196<br />

2324EC Leiden<br />

Ffoto: Ton Pullen)<br />

72<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Matucana weberbaueri zorgt<br />

voor verrassing<br />

Peter van Steijn en Ton Pullen †<br />

Matucana weberbaueri is al een oude bekende<br />

in de Europese verzamelingen. Zij<br />

wordt in 1904 gevonden door A. Weberbauer<br />

(1871-1948), naar wie de plant ook vernoemd<br />

wordt. De nieuwbeschrijving in 1913 onder de<br />

naam Echinocactus weberbaueri is van Dr. F.J.<br />

Vaupel (1876-1927). De plant werd gevonden<br />

in de omgeving van het plaatsje Balsas, dept.<br />

Amazonas, Peru. Curt Backeberg (1894-1966)<br />

bracht de plant in 1939 onder in het geslacht<br />

Matucana. Synoniemen zijn Submatucana weberbaueri<br />

en Borzicactus weberbaueri.<br />

Beschrijving<br />

De plant is meestal enkelvoudig, bolvormig,<br />

groen, 12 cm in diameter bij een maximale<br />

hoogte van 20 cm. Zij heeft 18-30 ribben, die<br />

opgedeeld zijn in tuberkels. De areolen staan<br />

ongeveer 10 mm uit elkaar. De plant is dicht<br />

bedoornd. De doorns zijn goudgeel tot geelbruin,<br />

rand- en middendoorns zijn niet te on-<br />

Foto: Ton Pullen<br />

Afb. 1: Matucana weberbaueri<br />

derscheiden. De bloem is ongeveer 6 cm lang<br />

bij een breedte van 3 cm, recht tot iets scheef,<br />

citroengeel. De bloembuis is zwak behaard tot<br />

kaal. Vrucht ovaal, groen met rood, ongeveer<br />

8 mm in doorsnede, voorzien van schubjes.<br />

De zaden zijn relatief klein. Een oranjebloeiende<br />

vorm wordt in 1974 beschreven door John<br />

Donald (1923-1996) als Borzicactus weberbaueri<br />

var. flammeus. (Donald was van mening<br />

dat alle matucana’s tot Borzicactus gerekend<br />

moesten worden). Deze vorm is dikwijls verward<br />

met M. myriacantha, omdat planten van<br />

deze variëteit onder die naam in de handel gebracht<br />

werden. Alfred Lau (1928-2007) zocht<br />

op een van zijn reizen in Peru naar M. myriacantha<br />

en dacht aanvankelijk deze soort teruggevonden<br />

te hebben, vandaar de verwarring.<br />

Ook Ritter heeft dezelfde denkfout gemaakt.<br />

Omdat de bloemkleur het enige verschil is tussen<br />

M. weberbaueri en de var. flammea is de<br />

laatste gereduceerd tot forma door Bregman Afb. 2: Matucana weberbaueri fa.<br />

et al. (1989). De naam is nu dus Matucana<br />

flammea<br />

Foto: Ton Pullen<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 73


weberbaueri fa. flammea. Hunt (2006)<br />

beschrijft de bloemkleur als geel of<br />

oranje-rood en weet nog te melden, dat<br />

de oorspronkelijke vindplaats van de<br />

geelbloeiende vorm afgelegen en moeilijk<br />

bereikbaar is en dat planten van de<br />

gemakkelijker te bereiken populaties var.<br />

flammea genoemd worden.<br />

In 1994 kocht ik (PvS) zaden van<br />

Matucaca weberbaueri fa. flammea van<br />

het Clichéfonds van Succulenta, die in<br />

1995 werden uitgezaaid. Aan de zaailingen<br />

heb ik geen bijzondere aandacht<br />

geschonken tot er eentje begon te bloeien.<br />

Toen zag ik tot mijn verbazing dat<br />

de bloemkleur veel lichter was dan verwacht.<br />

Zoals op bijgaande foto ook<br />

te zien is zijn de bloemen vrijwel wit,<br />

met hier en daar een uiterst lichtgelige<br />

zweem. Een verrassing dus…<br />

Het gebeurt wel vaker, dat in een populatie<br />

een of enkele exemplaren verschijnen<br />

met een afwijkende bloemkleur.<br />

Dus in dit opzicht is het niet zo bijzonder.<br />

Maar het zou leuk zijn als deze mutatie<br />

vastgelegd kan worden. De eenvoudigste<br />

manier zou zijn om mijn plant<br />

te bestuiven met stuifmeel van een andere<br />

witbloeiende plant. Misschien zijn<br />

er onder onze leden meer mensen, die<br />

indertijd deze zaden gekocht en uitgezaaid<br />

hebben. Als er iemand is die dit<br />

leest en ook een witbloeiende M. weberbaueri<br />

heeft zou ik dat graag vernemen.<br />

Een andere manier is de mutant<br />

met witte bloemen te kruisen met de<br />

geelbloeiende vorm. In de eerste generatie<br />

(F1) verwachten we dan alleen de<br />

wilde vorm terug te zien (er even van<br />

uitgaande dat de mutatie recessief vererft),<br />

maar bij onderlinge kruising van<br />

deze F1-exemplaren moet in de tweede<br />

generatie (F2) weer een aantal witbloeiende<br />

exemplaren ontstaan. Een wellicht<br />

beter alternatief zou kunnen zijn om<br />

exemplaren uit de F1-generatie te bestuiven<br />

met de witbloeiende moederplant.<br />

In dat geval zou ongeveer de helft van<br />

de nakomelingen witte bloemen moeten<br />

hebben. Beide opties kosten veel<br />

tijd, want elke generatie kost minimaal 5<br />

jaar, omdat de planten niet eerder bloeirijp<br />

zijn. Het enten van de zaailingen kan<br />

dit proces wat versnellen. Het kost bovendien<br />

veel ruimte, omdat je niet een<br />

of twee, maar zoveel mogelijk exemplaren<br />

tot bloei moet brengen. Je kunt immers<br />

aan de buitenkant niet zien wat de<br />

bloemkleur zal worden, hoewel soms de<br />

witbloeiende exemplaren zelf ook lichter<br />

groen van kleur kunnen zijn. Een leuke<br />

uitdaging is het wel!<br />

Literatuur:<br />

Bregman, R., A. Meerstadt, P. Melis en<br />

A.B. Pullen (1989). Succulenta 68 (6),<br />

140-144.<br />

Bregman, R. (1996).The Genus Matucana.<br />

Rotterdam.<br />

Hunt, D.(2006). The New Cactus Lexicon.<br />

Milborne Port.<br />

Ritter, F. (1981). Kakteen in Südamerika.<br />

Eigen uitgave. Spangenberg.<br />

Afb. 3: Matucana weberbaueri, vorm met witte<br />

bloemen.<br />

Foto: Peter van Steijn<br />

74<br />

Woestijnenweg 4<br />

8026 PJ Wijthmen<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


AGAVEN IN PALERMO<br />

Ivana Richter<br />

Bij het onderzoek voor en het schrijven van mijn boek over agaven waren mij enkele publicaties<br />

van de Botanische Tuin van de Universiteit van Palermo uit de 19de eeuw fragmentarisch<br />

bekend. Vele van de daar aanwezige planten zijn in de boeken van de agavenexperts<br />

Alwin Berger (1915) en Howard Scott Gentry (1982) vermeld.<br />

Een Italiaanse agavenverzamelaar uit<br />

Rome bereidde mij een enorme vreugde<br />

door me een reprint van het boek<br />

Hortus Panormitanus en andere literatuur<br />

over Siciliaanse tuinen te schenken.<br />

Meer dan genoeg aanleiding om het<br />

een en ander met eigen ogen te willen<br />

aanschouwen.<br />

In plaats van de 2000 km lange autoreis<br />

over de Italiaanse wegen tot aan<br />

Messina onderaan in de voet van het<br />

schiereiland en een oversteek per veerpont<br />

naar Sicilië, kozen wij voor een<br />

andere combinatie. De reis werd verbonden<br />

met een bezoek aan Sardinië.<br />

Vanuit Livorno maakten we de oversteek<br />

naar Olbia op Sardinië. De boottocht<br />

van Cagliari naar Palermo wordt<br />

niet zo frequent uitgevoerd als de vorige,<br />

slechts een keer per week met een<br />

vrachtschip van de rederij Tirrenia. Het<br />

is steeds weer spannend als je voor het<br />

eerst met een schip een voor jou nog<br />

onbekend gebied nadert. Na een stormachtige<br />

nacht te hebben doorgemaakt,<br />

dook in het eerste daglicht in plaats<br />

van een zonovergoten eiland de in wolken<br />

verhulde, steile, hoge noordwestkust<br />

van Sicilië op. Uit de reisvoorbereidingen<br />

had ik prachtige voorstellingen<br />

van de bergen en de kapen, maar thans<br />

niets van dit alles. Snel kwam de haven<br />

van Palermo in zicht. Als men de stad<br />

in de “gouden mossel” van het meer<br />

dan 1000 m hoge achterlandgebergte<br />

in het vizier krijgt, valt ogenblikkelijk<br />

een groene, onbebouwde vlek op aan<br />

de oever ten oosten van de haven. Het<br />

zijn de hoge bomen van de botanische<br />

tuin van de Universiteit van Palermo<br />

en het ernaast liggende stadspark bij<br />

de uit 1777 stammende Villa Giulia. De<br />

“Orto Botanico” bevindt zich hier sinds<br />

1786 op een circa 10 hectare groot stuk<br />

grond.<br />

De hooggespannen verwachtingen die<br />

we hadden, werden na het verlaten van<br />

de boot door een zondvloed van regen<br />

bijna tenietgedaan; in elk geval werd wel<br />

al het stof van onze auto weggewassen.<br />

We lieten onze auto achter op de bewaakte<br />

Amari-parkeerplaats bij de haven.<br />

Met een plantenvriend uit Palermo<br />

zouden we de tuin gaan bezoeken. Zijn<br />

bereidwilligheid om in de stromende regen<br />

mijn uitdrukkelijke wens te vervullen,<br />

direct de agavenverzameling te gaan<br />

bekijken, werd spoedig beloond met een<br />

heerlijk zonnetje.<br />

In de tuin had het in de historische kas<br />

met succulenten door de geopende dakvensters<br />

ook sterk geregend. Deze oudste<br />

nog in Palermo bestaande en voor<br />

tropische planten bedoelde kas “Serra<br />

Carolina” werd in 1860 gebouwd ter vervanging<br />

van een nog oudere. Die eerste<br />

kas werd in 1799 in Engeland besteld<br />

door Maria Carolina, koningin van Sicilië<br />

en Napels (*1752, †1814) en echtgenote<br />

van Ferdinand IV van Bourbon en dochter<br />

van de Oostenrijkse keizerin Maria<br />

Theresia. De kas was bedoeld voor het<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 75


76<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 2: Agave ragusae Terracc. in de botanische<br />

tuin van Palermo.<br />

Foto: RI<br />

Afb. 3: Agave latifolia.<br />

Foto: RI<br />

koninklijk slot Caserta (40 km ten noorden<br />

van Napels), maar werd tenslotte in<br />

1806-1823 opgebouwd in de botanische<br />

tuin van Palermo.<br />

Nat tot op het bot, maar zielsgelukkig<br />

kon ik meteen de in de tuin buiten aangeplante<br />

agavencollectie bezichtigen.<br />

Het zijn nakomelingen van de originele<br />

planten van de voormalige directeur<br />

van de tuin, Prof. Agostino Todaro (vanaf<br />

1856). Hij was auteur van verschillende<br />

nieuwbeschrijvingen van agaven en van<br />

het al genoemde verzamelboek “Hortus<br />

Panormitanus” uit de jaren 1876-1892.<br />

Dit verzamelwerk omvat zeer fraaie, natuurgetrouwe<br />

tekeningen in groot formaat<br />

van in Palermo gecultiveerde,<br />

toentertijd nieuwe planten, waaronder<br />

enkele agaven en aloë’s. De meeste van<br />

de door hem beschreven agavennamen<br />

zijn later samengevoegd met andere<br />

soortnamen. Dit kwam vooral omdat hij<br />

onvoldoende kennis had van de vindplaatsen<br />

en groeiomstandigheden in de<br />

natuur. Dat is een algemeen probleem<br />

in de 19e eeuw. Todaro zelf is nooit in<br />

Amerika geweest; hij bracht bijna zijn<br />

gehele leven door in Palermo, waar hij<br />

als senator van het koninkrijk Italië ook<br />

Afb. 1: Agave willdingii. Afbeelding op Tab. 32<br />

in Hortus Panormitanus, Tomus II. (origineel<br />

formaat 28x41 cm)<br />

nog politicus was.<br />

Gentry (1982) nam twee van de agaven<br />

die vanuit Palermo zijn beschreven,<br />

op in zijn systeem. De Caribische A. willdingii<br />

werd door Todaro in Hort. Panorm.<br />

II (1878), 36-39, Tab. 32 beschreven. Hij<br />

gaf aan dat deze plant in de botanisch<br />

tuin van Palermo sinds oudsher (“da antichissimo<br />

tempo”) in cultuur is. De plant<br />

kwam uit de cultuur van de Villa van<br />

Pronzesin uit Butera, de tweede echtgenote<br />

van de heer Giorgio Willding, vorst<br />

van Radali. In de tijd van Todaro was<br />

deze villa in Olivuzza, een voorstad van<br />

Palermo, beroemd omdat de Russische<br />

tsarenfamilie daar regelmatig logeerde.<br />

De plant werd behalve in Palermo<br />

ook gecultiveerd in de koninklijke botanische<br />

tuin in Boccadifalco. Trelease<br />

deelde de soort in 1913 in bij de groep<br />

Antillares, waartoe enkele Cubaanse<br />

soorten behoren zoals de bekende A.<br />

albescens. Tot op heden is A. willdingii<br />

in de natuur niet teruggevonden.<br />

Todaro gaf weliswaar als waarschijnlijke<br />

groeiplaats Mexico aan, maar in zijn<br />

discussie vergeleek hij haar met toentertijd<br />

bekende Caribische agaven zoals<br />

A. antillarum van het nabijgelegen eiland<br />

Hispaniola en andere uit de groep<br />

Antillanae. Trelease vermoedde een herkomst<br />

uit het westen van Cuba. Zij lijkt<br />

echter meer op de agaven van Haïti<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 77


Afb. 5: Agave americana var. expansa<br />

Foto: RE<br />

Afb. 4: Agave lurida<br />

en de Dominicaanse Republiek (deze<br />

twee landen vormen samen het eiland<br />

Hispaniola), die met uitzondering van A.<br />

antillarum nog steeds weinig zijn bestudeerd.<br />

Pas in 1927 beschreef Trelease<br />

drie agavensoorten uit Haïti en liet daarna<br />

het thema rusten. Helaas heb ik in<br />

Palermo A. willdingii niet kunnen vinden.<br />

Een andere soort, A. ragusae, doet<br />

het in de botanische tuin zeer goed<br />

en kan vermeerderd worden via zijscheuten<br />

die tot krachtige jonge planten<br />

uitgroeien. A. ragusae werd in 1897<br />

door A. Terracciano beschreven in het<br />

Bolletino del Reale Orto Botanico e<br />

Giardino Coloniale di Palermo. Ze werd<br />

vernoemd naar Henrici Ragusa, in wiens<br />

78<br />

Foto: RI<br />

Afb. 6: Agave mitriformis Jacobi = A. salmiana var. mitraeformis<br />

Cels in de botanische tuin van<br />

Palermo<br />

Foto: RI<br />

Afb. 7: Agave yuccaefolia<br />

Foto: RE<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


tuin in Florence de plant tot bloei kwam.<br />

Als de mening van Ortiz en Van der<br />

Meer (2003) juist is, dat deze plant al<br />

staat afgebeeld in de Hortus Eystettensis<br />

(1613, blad 38) onder de benaming Aloe<br />

americana, dan was deze soort al zeer<br />

lang voor zijn beschrijving in Europa in<br />

cultuur. Echter, ook van deze soort is<br />

de natuurlijke groeiplaats onbekend. A.<br />

ragusae is een robuuste, breedbladige<br />

agave die Gentry aanduidde met “species<br />

incertae sedis” en met dit voorbehoud<br />

deelde hij haar in bij de groep<br />

Salmianae. In zijn boek uit 1982 staat<br />

een grote cultuurplant van A. ragusae<br />

afgebeeld, opgenomen in de tuin van<br />

Palermo in 1969. Het was ook daarom<br />

dat ik deze planten graag in de tuin wilde<br />

bestuderen.<br />

De tuin leent zich natuurlijk uitstekend<br />

om grootwordende agaven buiten<br />

aan te planten. Zo kan men er vinden:<br />

A. lurida, A. marmorata, A. tecta, A.<br />

atrovirens, A. yuccaefolia (deze laatste<br />

soort hoort thuis in het ondergeslacht<br />

Littea), maar ook prachtige exemplaren<br />

van planten die hun oorsprong vinden<br />

in de 19e eeuw, zoals A. whitackeri<br />

Hort. ex H. Jacobsen, A. latissima var.<br />

macroculmis Tod., A. latifolia Karw., A.<br />

lophantha var. coerulescens Salm-Dyck,<br />

A. glaucescens Otto met grauwe brede<br />

bladeren en A. mitraeformis Jacobi<br />

met donkergroene naar het centrum van<br />

de rozet gebogen bladeren. Omdat de<br />

planten in Palermo onder optimale condities<br />

– zoals voldoende zonlicht - worden<br />

gekweekt, komen de typische kenmerken<br />

van de verschillende vormen<br />

goed naar voren. En omdat ze allemaal<br />

onder dezelfde omstandigheden groeien,<br />

is een onderlinge vergelijking ook<br />

zeer goed mogelijk. In een kas bestaat<br />

de tendens tot uitvlakking van de typische<br />

verschijningsvormen en het verleidde<br />

vroegere botanici om de planten<br />

enkel en vooral te beschrijven op basis<br />

van de bladvorm en de eindstekel. Het<br />

is zeker de moeite waard deze prachtige<br />

agaven nader te bestuderen en te<br />

Afb. 8: Agave whitackeri<br />

Foto RE<br />

vergelijken met planten in de natuur.<br />

Helaas wordt weinig aandacht gegeven<br />

aan deze oude “Europese” agaven bij<br />

de beschrijving van nieuwe soorten door<br />

huidige Amerikaanse en Mexicaanse auteurs.<br />

Gelukkig zijn er ook uitzonderingen<br />

waar het wel is gebeurd zoals bij<br />

A. warelliana uit Chiapas, Guatemala en<br />

rond Pico de Orizaba in het zuiden van<br />

Veracruz en A. ellemeetiana en A. gilbertii<br />

(= A. bakeri) uit Oaxaca. Ook een<br />

goed voorbeeld was het zoeken naar de<br />

toen alleen in cultuur bekende A. americana<br />

var. expansa (Jacobi) Gentry in<br />

Jalisco; dat leidde in 2011 tot de beschrijving<br />

van een nieuwe soort, A. temacapulinensis<br />

A. Vásquez & Cházaro.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 79


Afb. 9: Ficus magnolioides, een reusachtige oude boom<br />

Foto: RE<br />

Afb. 10: In de kas voor cactussen en andere succulenten<br />

Foto: RE<br />

80<br />

Voor het bezichtigen van andere delen<br />

van de tuin bleef weinig tijd over. Direct<br />

naast de agaven staan vrij uitgeplante,<br />

boomvormige opuntia’s waaronder<br />

O. galapageia, verschillende consolea’s<br />

en brasiliopuntia. Een lust voor het oog<br />

zijn zeker ook de vruchtdragende bananen,<br />

het palmvarenbos (hier groeit de<br />

oudste in Europa vrij uitgeplante Cycas<br />

revoluta, een geschenk uit 1799 van koningin<br />

Maria Carolina), boomvarens met<br />

dikke oude stammen, tropische bomen,<br />

chorisia’s, palmen, plumeria’s en drakenbomen.<br />

Het bamboe en andere waterplanten<br />

in het uit de 19de eeuw stammende<br />

bassin zagen er na de regen nog<br />

frisser uit en riepen de illusie van een<br />

tropisch bos op, hoewel de paden strak<br />

geometrisch zijn aangelegd. De imposante,<br />

ongeveer 180 jaar oude Ficus<br />

magnolioides was een bos op zichzelf,<br />

hoewel het maar één boom is. Met zijn<br />

vertakte luchtwortels neemt hij een oppervlakte<br />

van 1200 m 2 in beslag.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 11: Het wandelpad met Ceiba en Chorisia in de regen<br />

RI = Ivana Richter, RE = Elisabeth Richter<br />

Foto: RE<br />

Het viel me zwaar deze wondermooie<br />

historische tuin na een paar uur<br />

weer te moeten verlaten. Wie de tuin<br />

bezoeken wil; de tuin is dagelijks geopend<br />

vanaf 9.00 uur, maar gesloten<br />

op Nieuwsjaardag, Pasen en Kerstmis.<br />

De sluiting hangt af van het daglicht: in<br />

mei tot en met augustus om 20.00 uur,<br />

in maart en oktober om 19.00 uur, in<br />

april en september om 18.00 uur en in<br />

november tot en met <strong>februari</strong> om 17.00<br />

uur (op zon- en feestdagen al om 14.00<br />

uur).<br />

In de vrije natuur van Sicilië treft<br />

men af en toe verwilderde exemplaren<br />

van A. americana, A. lurida, A. salmiana,<br />

A. atrovirens, A. angustifolia en<br />

A. fourcroydes aan op braakliggende terreinen,<br />

op de rotskusten en in de zandduinen.<br />

Meestal zijn ze ontsnapt uit privétuinen.<br />

Zowel in de stadsparken als<br />

in privétuinen worden agaven aangeplant<br />

vanwege hun hoge sierwaarde en<br />

gemakkelijke onderhoud. Het klimaat is<br />

dan ook bijna optimaal met in Palermo<br />

op zeeniveau een minimumtemperatuur<br />

van +8 0 C.<br />

Literatuur<br />

Berger, A. (1915). Die Agaven, Stuttgart.<br />

Gentry, H.S. (1982). Agaves of Continental<br />

North America, University of Arizona<br />

Press, Tucson.<br />

Guillot Ortiz, D. & Van der Meer, P.<br />

(2003). La especie Agave ragusae Terrac.<br />

y el icono de Besler, Flora Montiberica<br />

24: 27-32.<br />

Richter, I. (2011). Die Gattung Agave,<br />

Roma, pag. 18 en 41-47.<br />

Todaro, A. (1993, reprint). Hortus botanicus<br />

Panormitanus, tomus primus et secundus,<br />

Accademia Nazionale de Scienze<br />

Lettere e Arti di Palermo, 154 pp.<br />

Vert.: Ludwig Bercht<br />

Postfach 110411<br />

D-93017 Regensburg<br />

Duitsland<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 81


EEN BEZOEK AAN het CITY OF<br />

ROCKS STATE PARK, NEW MEXICO<br />

Henk Ruinaard<br />

Behalve National Parks en National Monuments kennen de Verenigde Staten ook<br />

zogenaamde State Parks. Elk van de 50 staten van de VS heeft er wel een stuk of dertig.<br />

Dat is ook het geval bij de door mij zeer geliefde zuidelijke staten.<br />

extra ruimte maar beperkt wel<br />

iets meer de bewegingsvrijheid<br />

(geen kleine weggetjes en steile<br />

bergwegen). In het City of<br />

Rocks State Park was dat geen<br />

enkel probleem. Alleen maar<br />

vlakke geasfalteerde wegen en<br />

vrijwel geen verkeer. Het City of<br />

Rocks State Park ligt in een vrij<br />

vlak gebied op een hoogte van<br />

ca. 1600 meter. Vanaf Highway<br />

61 loopt er een doodlopende<br />

weg naar het Park. Al vanaf een<br />

flinke afstand kun je de ‘stad’<br />

zien liggen (afb.1).<br />

Afb. 1: Uitzicht op City of Rocks State Park<br />

Arizona heeft 31 State Parks en New Mexico<br />

heeft er zelfs 40. Eén daarvan is City of Rocks<br />

State Park, gelegen in het midden van New<br />

Mexico tussen Silver City en Deming. Het aantrekkelijke<br />

van deze State Parks is dat vele daarvan<br />

een camping hebben waar je met je tentje of<br />

camper in de natuur kunt overnachten.<br />

Na een eerste bezoek in 2009 waren mijn<br />

echtgenote en ik daar opnieuw in 2011 met een<br />

tamelijk grote camper, ook wel aangeduid als<br />

Recreational Vehicle (afgekort tot RV). Wij hadden<br />

het voordeel dat we vanwege het voorseizoen<br />

een familiecamper met een lengte van 25<br />

feet (= ca. 8,2 meter) meekregen voor een lagere<br />

huurprijs dan een ‘kleine’ tweepersoons-camper<br />

van 19 feet (= 6,2 m). Dat geeft een hoop<br />

82<br />

Het is bizar om te zien dat er<br />

alleen maar op die plaats de<br />

huizenhoge keien liggen die de<br />

“stad” vormen. Van dichterbij<br />

zie je het bezoekerscentrum en<br />

de RV-camping liggen. Het centrale<br />

deel van de RV-camping<br />

bevat de plaatsen met de zogenaamde<br />

“hook ups”. Daar heb<br />

je aansluitingen voor elektriciteit,<br />

water en riool. Die plaatsen<br />

bleken allemaal bezet te zijn zodat<br />

wij het moesten doen met<br />

een (eigenlijk veel mooiere)<br />

kampeerplaats zonder aansluitingen<br />

tussen de “rocks” (afb.2).<br />

Toen de camper eenmaal op<br />

zijn plaats stond en het tafeltje<br />

en de stoelen uitgeklapt waren,<br />

hadden we een mooi uitzicht<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 2: Kampeerplaats tussen de “rocks”<br />

Afb. 3: Uitzicht op de tafelberg<br />

Afb.4: E. coccineus ssp. rosei in de ‘botanische tuin’<br />

Afb. 6: Vrouwelijke bloem met witte keel<br />

Afb.5: Rood tot oranjerode bloemen van E. coccineus<br />

ssp. rosei<br />

op de RV-camping, de prairieachtige<br />

vlakte en de “Table Mountain” (tafelberg)<br />

(afb.3). Dat is altijd een goed begin;<br />

een berg zonder prikkeldraad eromheen<br />

in een woestijnachtig gebied. Dat<br />

vraagt om een uitgebreide verkenning.<br />

Onderweg naar de tafelberg vluchtte in<br />

het hoge dorre gras een ratelslang vlak<br />

voor mijn voeten weg nog voor ik mijn<br />

fototoestel in de aanslag had. Jammer<br />

want een foto van een ratelslang is altijd<br />

welkom. Op de helling van de tafelberg<br />

lagen grote stenen die het klimmen<br />

moeilijk maakten. De verwachte<br />

begroeiing van succulenten liet zich nog<br />

niet zien. Ook bij verder doorklimmen<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 83


Afb. 7: Bloemen met witte keel en roze keel<br />

Afb. 8: Indrukwekkende keien<br />

naar de top kwam ik behalve dasylirions<br />

geen succulenten tegen, zelfs geen opuntia’s,<br />

agaven of yucca’s. Deze domper<br />

werd gelukkig goedgemaakt door de aangeplante<br />

succulenten in de bloembakken<br />

bij de camping en de aangelegde perken<br />

rondom het bezoekerscentrum. Vooral bij<br />

de camping waren een paar schitterende<br />

groepen Echinocereus coccineus ssp. rosei<br />

84<br />

aangeplant. In deze ‘botanische tuin’<br />

stonden, verdeeld over twee gemetselde<br />

bloembakken, drie zeer grote<br />

groepen volop in bloei (afb.4).<br />

E. coccineus ssp. rosei komt<br />

in New Mexico op verschillende<br />

plaatsen voor. Bekend zijn vooral<br />

de populaties in centraal New<br />

Mexico bij de Organ Mountains,<br />

bij Alamogordo, bij La Luz, bij<br />

Orogrande (Jarilla Mountains) en bij<br />

Oliver Lee Memorial State Park. Al<br />

die groeiplaatsen liggen tussen de<br />

130 en 200 km ten oosten van het<br />

City of Rocks State Park. Daar deze<br />

planten niet direct rondom het park<br />

in de natuur te vinden waren, vermoed<br />

ik dat ze geïmporteerd zijn<br />

vanuit een van de eerder genoemde<br />

groeiplaatsen. De bloemkleur van<br />

‘rosei’ is roze of rood tot oranjerood<br />

(afb. 5), maar de bloemen hebben<br />

soms ook een gele of witte keel. De<br />

kleur van de bloemkeel lijkt vrij variabel<br />

te zijn. Bloemen met witte keel<br />

en een roze keel komen kennelijk<br />

aan dezelfde groep voor.<br />

Bij ‘rosei’ komt, net als bij de andere<br />

soorten van de coccineusgroep,<br />

eenslachtigherid voor. Dat<br />

wil zeggen dat er zowel mannelijke<br />

bloemen (met goed ontwikkelde<br />

meeldraden en slecht ontwikkelde<br />

stamper) als vrouwelijke bloemen<br />

(met goed ontwikkelde stampers en<br />

slecht ontwikkelde meeldraden) kunnen<br />

voorkomen (zie toelichting onderaan).<br />

De meeste bloemen zijn<br />

echter tweeslachtig (zowel goed ontwikkelde<br />

stamper als goed ontwikkelde<br />

meeldraden). Op afb. 6 is een<br />

duidelijk vrouwelijke bloem met witte<br />

keel te zien. Op afb. 7 zijn bloemen<br />

te zien met roze keel en witte keel.<br />

Bestuiving van deze drie groepen<br />

is dus geen enkel probleem mits er<br />

maar bestuivers aanwezig zijn.<br />

De teleurstelling over het ontbreken<br />

van succulenten op de tafelberg<br />

werd gelukkig ruimschoots<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Afb. 9: Indrukwekkende keien bij avondlicht<br />

goedgemaakt door deze schitterende<br />

‘rosei’-groepen. Dat maakte, samen met<br />

de indrukwekkende keien (afb. 8 en 9),<br />

voor ons een bezoek aan City of Rocks<br />

State Park zeer de moeite waard.<br />

Molenweg 29 6133 XM Sittard<br />

henk.ruinaard@tiscali.nl<br />

Toelichting redactie:<br />

Bloemen die alleen mannelijk of alleen vrouwelijk zijn heten eenslachtig; bloemen<br />

met stampers en meeldraden heten tweeslachtig. Eenhuizigheid heet het wanneer<br />

mannelijke en vrouwelijke eenslachtige bloemen op dezelfde plant voorkomen<br />

(voorbeeld: hazelaar, berk). Tweehuizigheid als eenslachtige bloemen niet op dezelfde<br />

plant voorkomen (voorbeeld wilg). Echte eenslachtigheid komt bij cactussen<br />

voor zover ik weet niet voor, want het geslachtsorgaan dat niet fertiel is, is wel rudimentair<br />

of onvolgroeid aanwezig.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 85


Stapelia barklyi<br />

Louis Van de Meutter<br />

Stapelia barklyi werd in 1890 door N.E. Brown beschreven naar planten die afkomstig<br />

waren van een inzameling nabij Okiep, in het binnenland van Porth Noloth, in Klein<br />

Namaqualand. Hij noemde de planten naar Sir Henry Barkly, een toenmalige verzamelaar<br />

van Zuid-Afrikaanse stapelia-achtigen.<br />

Hoewel de bloemkenmerken duidelijk<br />

verwijzen naar Stapelia, vertoont<br />

de corolla een opvallende annulus zoals<br />

bij Orbea. In 1957 werd deze verloren<br />

gewaande soort herontdekt in de<br />

oorspronkelijke habitat, met Stapelia<br />

pulvinata (S. hirsuta var. hirsuta sensu<br />

Bruyns) en Orbea namaquensis in de<br />

nabijheid. Men besloot daaruit dat S.<br />

barklyi zo goed als zeker een hybride<br />

moest zijn van beide soorten.<br />

Het exemplaar in mijn verzameling<br />

is afkomstig van een stekje dat<br />

Cok Grootscholten me twee jaar geleden<br />

(mei 2010) bereidwillig bezorgde.<br />

Het sloeg goed aan in een gemengd<br />

substraat van bims, potgrond en zand.<br />

Nog hetzelfde jaar verscheen al een<br />

Afb. 1: Stapelia barklyi, close-up<br />

86<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


loemknop die jammer genoeg voortijdig<br />

verdroogde. De reden ervan<br />

bleek een begin van wortelrot te zijn.<br />

Om dit te vermijden werd de plant<br />

het jaar nadien omgepot in zuiver<br />

bims, ze bleef daardoor gezond en<br />

openbaarde in juli 2011 voor de eerste<br />

keer haar wondermooie bloem<br />

in mijn verzameling. Ze blijkt zeer<br />

bloeiwillig want ook in 2012 verkreeg<br />

ik vanaf de nazomer met regelmatige<br />

tussenpozen enkele bloemen.<br />

De laatste bloemknop kwam<br />

zelfs tot ontwikkeling omstreeks half<br />

november.<br />

Net zoals mijn meeste stapelia’s gedijt<br />

ze, met zuiver bims als substraat,<br />

in een hangpot. Tijdens de zomer<br />

wordt ze door vliesdoek enigszins<br />

afgeschermd tegen het te felle zonlicht.<br />

Zoals het hoort bij een dergelijke<br />

kweekwijze wordt gemiddeld om<br />

de twee weken rijkelijk water toegediend<br />

met telkens de aangepaste dosering<br />

meststoffen (Wuxal super, ca.<br />

1 ml per l).<br />

Literatuur<br />

Berger, A. (1910). Stapelien und Kleinien.<br />

Verlagsbuchhandlung Eugen<br />

Ullmer, Stuttgart.<br />

Bruyns, P.V. (2005). Stapeliads of<br />

Southern Africa and Madagascar,<br />

Vol. II. Tien Wah Press, Singapore.<br />

Leach, L.C. (1985). A revision of Stapelia<br />

L. (Asclepiadaceae). Excelsa<br />

Taxon. Ser. 3: 45-46.<br />

White, A. & Sloane, B.L. (1937). The<br />

Stapelieae, ed. 2, Vol. II. Abbey San<br />

Encino Press, Pasadena.<br />

Nachtegalenlaan, 16<br />

B 2820 Bonheiden<br />

België<br />

Afb. 2: Stapelia barklyi<br />

Afb. 3: Orbea namaquensis, bloem pas open<br />

Afb. 4: Orbea namaquensis, close-up<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 87


Afb. 5: Stapelia pulvinata<br />

Afb. 6: Stapelia pulvinata close-up<br />

Foto’s van de schrijver<br />

***<br />

Leem als substraat<br />

Aiko Talens<br />

Zo af en toe heb ik binnen onze wereld van succulentenliefhebbers iemand wel eens horen<br />

spreken over leem als substraat of als toevoeging aan een mengsel.<br />

Om verschillende redenen werd vaak aangeraden om leem te gebruiken, met name voor<br />

het geslacht Ariocarpus en voor mesems.<br />

In het algemeen geldt dat tussen de<br />

vele adviezen die gegeven kunnen worden<br />

er slechte en goede zitten. Ik wilde<br />

het advies om leem te gebruiken graag<br />

eens zelf uitproberen en uit eigen ervaring<br />

kunnen spreken. Na een paar jaar<br />

gebruik moet ik zeggen dat dit mij geen<br />

spijt heeft gebracht. In dit artikel deel ik<br />

88<br />

graag met u mijn - voornamelijk positieve<br />

- bevindingen over het gebruik van<br />

leem als (toevoeging aan het) substraat.<br />

Eigenschappen van leem<br />

Sinds ik leem gebruik als substraat<br />

voor mijn succulenten, is mij opgevallen<br />

dat leem een aantal specifieke<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


eigenschappen bezit:<br />

1 - Leem is erg hard als het droog is<br />

2 - Leem is boterzacht als het vochtig<br />

is<br />

3 - Vocht verspreidt zich in leem snel<br />

en gelijkmatig<br />

4 - Leem suspendeert makkelijk in<br />

water<br />

De eerste drie zijn eigenschappen die<br />

ik als gunstig beschouw voor succulenten<br />

en waardoor ik leem als een zeer<br />

geschikt substraat zie (of als een goede<br />

aanvulling aan een mengsel) voor<br />

met name zaailingen en vochtgevoelige<br />

succulenten. Deze drie gunstige eigenschappen,<br />

en ook de vierde meer ongunstige<br />

eigenschap, licht ik graag verder<br />

toe.<br />

1 - Leem is erg hard als het droog is<br />

Als leem eenmaal vochtig is geweest<br />

en naderhand weer opdroogt, dan zul<br />

je merken dat het erg stevig is uitgehard.<br />

Indien pure leem gemengd is met<br />

zand of steen, zal het mengsel zelfs zo<br />

hard als beton kunnen worden. Dit hoeft<br />

geen nadelige gevolgen te hebben voor<br />

het wortelstelsel van een plant. De wortels<br />

kunnen nog prima door zo’n stevig<br />

substraat hun weg vinden en zelfs met<br />

wat kracht brokkelt het hard geworden<br />

substraat ook zo weer los. Maar een betonhard<br />

substraat biedt wel een specifiek<br />

voordeel. Heb je namelijk leem als<br />

substraat in een plastic pot zitten, dan<br />

voelt de opgedroogde pot zeer stevig<br />

aan als je er in probeert te knijpen. Je<br />

kunt de zijkanten van de pot niet of nauwelijks<br />

goed indrukken zolang je er gematigde<br />

krachten op los laat. De inhoud<br />

geeft dan niet of nauwelijks mee. Dit<br />

betekent dat leem een goede indicator<br />

is bij het beoordelen of er nog vocht in<br />

een pot aanwezig is. Met name onderin<br />

de pot! De bovenzijde van veel substraten<br />

kan immers al droog en uitgehard<br />

zijn, terwijl er onderin nog vocht kan zitten<br />

en het leem nog zacht is. Geef je<br />

een plant desondanks water zonder dat<br />

ook de onderste lagen van een pot zijn<br />

uitgedroogd, dan kan dat dus funest zijn<br />

voor met name de meer vochtgevoelige<br />

succulenten. Zit er nog vocht in de<br />

pot, dan voel je dat als je in de plastic<br />

pot knijpt. De zijkanten van de pot zullen<br />

dan meegeven en kun je het substraat<br />

uit de pot drukken, als je zou willen.<br />

Voelt de pot echter hard aan, ook<br />

aan de onderzijde van de pot, dan is de<br />

leem goed uitgedroogd en zou het geven<br />

van water aan de plant weer op zijn<br />

plaats kunnen zijn. Je hoeft dan een<br />

plant niet onnodig uit de pot te halen<br />

om goed te beoordelen of het mengsel<br />

nog te vochtig is.<br />

Helaas is een nadeel van leem wel dat<br />

het iets meer tijd nodig heeft om volledig<br />

uit te drogen dan veel andere substraten.<br />

Zeker na een koude donkere<br />

week en een gebrek aan een warme zomerzon<br />

kan het leem niet snel genoeg<br />

opdrogen na een ongelukkige watergift.<br />

Aan de hand van de weerstand die<br />

een pot met leem levert bij het indrukken,<br />

kun je bepalen of je in redelijkheid<br />

mag verwachten dat het substraat nog<br />

tijdig uitdroogt voordat vocht een reëel<br />

gevaar vormt voor de plant. Dreigt het te<br />

lang te gaan duren voordat het geheel<br />

uitdroogt, dan kun je de plant altijd nog<br />

snel uit de pot halen en oppotten in een<br />

droog mengsel.<br />

Dat is een tactiek die ikzelf gebruik<br />

voor mijn Pachypodium brevicaule die<br />

ik op eigen wortel heb staan. Deze pachypodium<br />

staat net als mijn ariocarpussen<br />

in een mengsel van ongeveer zestig<br />

procent kiezel en veertig procent pure<br />

leem. Door de kiezels hebben ze dus al<br />

een uitstekende drainage en daarbij ook<br />

minder leem om het vocht ‘vast’ te houden.<br />

Maar in geval van nood en met een<br />

periode van slecht weer kan ik met deze<br />

tactiek een te lang vochtige plant in veiligheid<br />

brengen voordat er definitief rot<br />

ontstaat aan de wortels.<br />

Vind je het hard worden van leem in<br />

bepaalde omstandigheden een minder<br />

gewenste eigenschap, dan kun je door<br />

het mengen van een deel (gezeefde)<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 89


potgrond op vier of vijf delen leem het<br />

substraat ook ‘zacht’ houden wanneer<br />

het is opgedroogd.<br />

2 - Leem is boterzacht als het vochtig is<br />

Als je veel zaait en veel plantjes in een<br />

potje hebt zitten, is het bij sommige substraten<br />

wat lastig om individuele planten<br />

uit het potje te halen terwijl je de rest<br />

rustig laat zitten. Zeker als de wortels al<br />

diep in het potje zijn doorgedrongn. Wil<br />

je een enkel plantje uit een potje halen<br />

om aan iemand mee te geven, dan<br />

kan ik adviseren het leem vochtig te maken.<br />

Nu het leem door het vocht boterzacht<br />

is geworden, kan een plantje makkelijk<br />

en zonder beschadiging uit het<br />

potje getrokken worden. De wortels van<br />

het plantje zullen het plantje volgen en<br />

gemakkelijk uit de pot meekomen, terwijl<br />

de overige planten ongemoeid zullen<br />

blijven.<br />

Dit principe geldt natuurlijk ook voor<br />

onkruid. Helaas groeit Oxalis, springklaver,<br />

geregeld in mijn kas. Het nadeel van<br />

springklaver is dat als je het uit een pot<br />

probeert te trekken, het de neiging heeft<br />

om net boven het grondniveau af te breken.<br />

Het wortelstelsel blijft dan achter in<br />

de grond om (vermoedelijk) later weer<br />

op te komen. Zeker in potten met planten<br />

met veel en scherpe doorns kost het<br />

je wel wat pijn en moeite ook de wortels<br />

van de oxalis uit de grond te trekken.<br />

Helaas weet het springklaver juist op de<br />

meest ongunstige plek tussen de doorns<br />

aan de voet van een plant een schuilplaats<br />

te vinden. Doordat vochtig leem<br />

zacht is, is het weghalen van het springklaver<br />

inclusief het wortelstelsel gelukkig<br />

een stukje makkelijker. Ook de wortels<br />

komen bij het uittrekken gelukkig vaak<br />

mee.<br />

Ook is bij vochtig leem het gemakkelijk<br />

om bij het zaaien van grote zaden<br />

(bijvoorbeeld die van Pachypodium,<br />

Pseudolithos of Ceiba) deze wat dieper<br />

in de leem te duwen zodat een groter<br />

geheel van het zaad in aanraking komt<br />

met het vocht en zo beter zou kunnen<br />

90<br />

ontkiemen. Doordat vochtig leem een<br />

plakkende eigenschap heeft, zal over<br />

het algemeen een zaadje in de leem blijven<br />

plakken en minder geneigd zijn aan<br />

je vinger te blijven hangen.<br />

3 - Vocht verspreidt zich in leem snel en<br />

gelijkmatig<br />

Als je een plant in een substraat van<br />

leem water geeft, zul je merken dat het<br />

water makkelijk wordt opgenomen en<br />

ook de onderste helft van het substraat<br />

vrijwel meteen vochtig wordt. Overal in<br />

de pot komt het water, hoewel ik wel<br />

moet zeggen dat het water iets sneller<br />

verspreid wordt als het leem gemengd is<br />

met grit of kiezels.<br />

Hierdoor komt elke wortel van een<br />

plant in principe in aanraking met vocht.<br />

Dus niet alleen de bovenste en buitenste<br />

lagen van het substraat worden vochtig,<br />

zoals met (sterk) uitgedroogde potgrond<br />

wel eens wil gebeuren. Het vocht<br />

wordt goed verdeeld en kan een pot<br />

op z’n beurt ook weer sneller uitdrogen.<br />

Want ondanks dat de bovenste helft<br />

van het leem redelijk is opgedroogd, zal<br />

het altijd een beetje extra vocht van de<br />

onderste helft opslurpen en altijd wat<br />

vocht aan de drogende lucht of zonlicht<br />

blootstellen.<br />

Van deze eigenschap profiteert mijn<br />

Pachypodium brevicaule. Deze plant is<br />

vochtgevoelig, maar wenst tevens geregeld<br />

water. Ook in de winter. Geef je teveel<br />

water, dan rot de plant weg. Geef je<br />

te weinig en bereikt het vocht de wortels<br />

niet goed, dan droogt de plant uit. Het<br />

is dus zaak hier een goede balans in te<br />

vinden. Hier helpt de eigenschap van<br />

leem bij, door het water makkelijk op te<br />

nemen en gelijkmatig te verspreiden in<br />

de pot. Zo kan een plant zelfs van een<br />

kleine hoeveelheid water goed profiteren,<br />

maar droogt het weinige water dat<br />

je hiervoor nodig hebt gelukkig ook<br />

snel weer op.<br />

4 - Leem suspendeert makkelijk in water<br />

Met name vanwege de derde<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


eigenschap (“Vocht verspreidt zich in<br />

leem snel en gelijkmatig”) vind ik leem<br />

een prima substraat voor het zaaien.<br />

Mijn zaailingen heb ik in kleine potjes<br />

en die staan allemaal weer in een lage<br />

krat. Als ik de zaailingen water geef, zet<br />

ik zo’n krat in een grote bak met water<br />

en laat de potjes zich in een korte periode<br />

helemaal volzuigen met water. Een<br />

efficiënte manier van watergeven met<br />

weinig risico voor het omver vallen van<br />

zaailingen, wat zou kunnen gebeuren<br />

als je de potjes van bovenaf bewatert.<br />

Wel ligt er hier een ander groot gevaar<br />

op de loer. Leem in potjes heeft de<br />

neiging om makkelijk met het water te<br />

mengen en eenmaal in water gesuspendeerd<br />

met wegvloeiend water mee te<br />

spoelen. Dit zou tot gevolg kunnen hebben<br />

dat zodra je de krat met de zaailingen<br />

weer uit de bak met water optilt, en<br />

het overtollige water uit de potjes loopt,<br />

er ook leem mee zal spoelen. Meestal<br />

vanuit de onderste lagen. Hierdoor kunnen<br />

er holle ruimtes onderin de potjes<br />

ontstaan. In eerste instantie is dat visueel<br />

aan de potjes zelf niet te merken. Je<br />

merkt het pas als de holle ruimtes dusdanig<br />

groot worden dat de omliggende<br />

leem door vocht zacht wordt en het begeeft.<br />

Zaailingen zakken dan ineens in<br />

de holle ruimte en raken bedolven door<br />

het leem rondom de holle ruimte. Of erger;<br />

ze worden massaal weggespoeld en<br />

moet je de ronddrijvende zaailingen in<br />

de bak water maar weer bij het juiste etiket<br />

zien te puzzelen. Een oplossing voor<br />

dit probleem is om een laagje fijn grit of<br />

kiezels onderin de pot te leggen om de<br />

gaten van de pot enigszins af te dekken.<br />

Zo vormt het grit of de kiezels een buffer<br />

en is er geen directe open verbinding<br />

tussen het water en het leem.<br />

Leem en langdurige vochtigheid<br />

Bij het zaaien houd ik de potjes altijd<br />

een tijdje in een afgesloten plastic zakje.<br />

Hierdoor blijft het substraat langer vochtig<br />

en behoudt het dezelfde vochtigheid,<br />

zonder kans om uit te drogen. Door de<br />

aanhoudende vochtigheid kan er op<br />

een gegeven moment wel algvorming<br />

ontstaan. Eventueel ook als het substraat<br />

gepasteuriseerd of gesteriliseerd<br />

is en er besmetting ontstaan is. Ook bij<br />

het gebruik van leem als substraat kan<br />

er algvorming ontstaan. Wel heb ik een<br />

verschil opgemerkt tussen leem en potgrond<br />

als substraat, waarbij de algvorming<br />

bij leem duidelijk minder snel aanvangt.<br />

Tevens heb ik gemerkt dat de<br />

aantasting door alg ook minder intens<br />

lijkt te zijn.<br />

Substraat met leem lijkt bij het steriliseren<br />

of pasteuriseren ook iets minder<br />

sterk te ruiken dan een substraat met<br />

potgrond. Gezien de vaak wat nare geur<br />

die hierbij vrijkomt, is dit wel prettig.<br />

Hoewel het verschil weliswaar niet groot<br />

te noemen is.<br />

Leem op de langere termijn<br />

Bij het zaaien van succulentenzaden<br />

in een substraat dat bestaat uit (gezeefde)<br />

potgrond, heb ik vaak gemerkt dat<br />

de toplaag na verloop van tijd korsterig<br />

wordt. Er vormt zich een losliggende<br />

laag verharde grond die als een losse<br />

korst boven op de rest van de grond ligt,<br />

met opkrullende randen. Vaak wordt het<br />

nog slechts door de wortels van de zaailingen<br />

bij de rest van de grond gehouden.<br />

Heb nooit het idee gehad dat dat<br />

kwalijke gevolgen zou kunnen hebben<br />

voor de zaailingen, maar erg mooi oogt<br />

het in ieder geval niet. Mede dankzij de<br />

hierboven beschreven eigenschappen<br />

blijft leem in een potje ook op de lange<br />

termijn compact, en blijft ook de bovenste<br />

laag altijd netjes ogen.<br />

Leem en ongedierte<br />

Een mineraal substraat (wat leem in<br />

z’n pure vorm is) heeft volgens zeggen<br />

een remmende invloed wat betreft<br />

ongedierte dat zich richten op ondergrondse<br />

plantendelen, of zich vestigt in<br />

het substraat om later de bovengrondse<br />

plantendelen aan te vallen. Sciaravliegen<br />

worden naar het schijnt vooral<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 91


aangetrokken door organische toevoeging<br />

in substraten, zoals potgrond. Ook<br />

wortelluis schijnt geen liefhebber te zijn<br />

van minerale substraten. Dus met (pure)<br />

leem heb je meer kans dat probleem te<br />

ontlopen.<br />

Zelf heb ik wat betreft ongedierte bij<br />

mijn planten vooral last van wolluis en<br />

spint. Dit is ongedierte dat zich voornamelijk<br />

richt op bovengrondse plantendelen.<br />

Scriara-vliegen heb ik in mijn collectie<br />

nooit opgemerkt (ook niet toen ik<br />

nog veel potgrond gebruikte). Wortelluis<br />

slechts een enkele keer. Dit betrof aantasting<br />

van planten die toen nog in een<br />

mengsel met vooral potgrond stonden.<br />

Dat ik zelf nog geen wortelluis of Sciaravliegen<br />

heb aangetroffen bij planten die<br />

in leem staan betekent voor nu niet dat<br />

ik mag zeggen dat leem inderdaad een<br />

gunstig effect op een aantal ongedierten<br />

heeft. De gunstige werking van een<br />

mineraal substraat als leem, klei, flugzand<br />

of seramis kan ik dus niet uit eigen<br />

ervaring beamen, noch ontkennen.<br />

Daarvoor is mijn ervaring met het gebruik<br />

van leem (twee jaren) nog te kort.<br />

Ik ben nog niet toe geweest aan het<br />

noodzakelijk verpotten van planten die<br />

in leem staan. En van Sciara-vliegen bij<br />

mijn zaailingen heb ik sowieso geen last<br />

gehad, voorzover ik weet.<br />

Waar leem te verkrijgen?<br />

Leem is bij mijn weten niet te verkrijgen<br />

bij tuincentra en soortgelijke handel*.<br />

Zelf woon ik ook niet in een omgeving<br />

waar ik leem van een akker kan<br />

scheppen, zoals in sommige delen van<br />

Limburg**. Ondanks dat ik al jarenlang<br />

adviezen hoor om leem toe te voegen<br />

aan het substraat van (sommige) succulenten,<br />

kon ik dit nooit zelf proberen.<br />

Uiteindelijk heb ik na lang zoeken<br />

een leverancier van leem gevonden in<br />

Zutphen, die het verkoopt voor het stuken<br />

van muren. Het leem was daar verkrijgbaar<br />

in poedervorm, of als kruimelige<br />

leem (ze noemen deze variant<br />

‘vochtige leem’). Na eerst met een<br />

92<br />

kleine hoeveelheid getest te hebben,<br />

heb ik twee jaar geleden besloten om<br />

dan maar een hele kuub leem te bestellen.<br />

Een kleine investering waarbij<br />

je voor de komende jaren goed zit qua<br />

voorraad. En ze komen de vele kilo’s<br />

leem bij je thuis afleveren!<br />

Nu ik meer dan genoeg leem tot mijn<br />

beschikking had, kon ik eens goed beoordelen<br />

in hoeverre het gebruik ervan<br />

een toevoeging zou kunnen zijn voor<br />

mijn liefhebberij. En dat was het gelukkig!<br />

De resterende honderden kilo’s<br />

leem die ik heb overgeheveld in aparte<br />

zakken en opgeslagen, zullen vast sneller<br />

opraken dan ik zou willen...<br />

aiko@talens.nl<br />

* Wel is het zo dat je hier en daar tegen<br />

redelijk hoge prijzen wel wat zakjes<br />

van een of twee kilo zou kunnen vinden.<br />

Maar dat was voor een beoogd grootverbruiker<br />

als ik - met een broeikas van<br />

dertig vierkante meter en honderden<br />

mesems - geen gewenste optie.<br />

** Eventueel is klei ook een aardig alternatief<br />

voor leem, met redelijk overeenkomstige<br />

eigenschappen. Klei blijft<br />

vanuit mijn ervaring alleen veel langer<br />

vochtig dan leem. Tevens draagt klei<br />

verzameld uit een omgeploegd weiland<br />

vaak verse zaden van onkruid met<br />

zich mee, die kunnen ontkiemen als je<br />

het eenmaal gebruikt als substraat. Wel<br />

is klei makkelijk te vinden op weilanden<br />

waar voorheen een rivier heeft gelopen.<br />

Daarom is het in grote delen van<br />

het land in de buurt van grote rivieren<br />

een stuk beter verkrijgbaar dan leem. Ik<br />

haal wel eens klei op van een net omgeploegde<br />

weiland op de grens tussen<br />

Herwen en het Duitse Elten. De grote<br />

omgeploegde brokken klei vlak naast<br />

de weg kunnen zo van het land opgeraapt<br />

worden. Op dit weiland liep vroeger<br />

een aftakking van de Rijn, dat een<br />

kleisoort heeft achtergelaten dat goed<br />

uithardt als het eenmaal is opgedroogd.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


SUCCULENTENNIEUWTJES<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Peter Breslin opent het Amerikaanse<br />

Cactus and Succulent Journal (84-5)<br />

met een bijdrage over 4 kleine sterretjes<br />

uit Noord-Amerika, namelijk Pediocactus<br />

peeblesianus ssp. peeblesianus en ssp.<br />

fickeisenii, alsmede Escobaria missouriensis<br />

ssp. navajoensis en var. marstonii.<br />

Maurizio Dioli gaat in op de ethische en<br />

praktische aspecten welke een rol spelen<br />

bij nieuwe soorten. Irwin Lightstone<br />

breekt een lans voor zwartwit foto’s (via<br />

het omzetten van digitale kleurenopnames).<br />

Root Gorelick gaat in op het voorkomen<br />

van Euphorbia antiquorum op<br />

pittoreske eilandjes in het zuidwesten<br />

van Thailand. Ray Stephenson bespreekt<br />

Aichryson tortuosum, een op Lanzarote<br />

voorkomende succulent die niet alleen<br />

op kliffen groeit, maar ook epifytisch<br />

op o.a. palmen. Eric Ribbens en Henry<br />

Fieldseth berichten over het onderzoek<br />

dat zij gedaan hebben naar locaties<br />

van Opuntia fragilis in de Amerikaanse<br />

staat Minnesota. Zij bespreken de verschillende<br />

types habitat van deze<br />

soort, die op meer dan 50 plekken in<br />

Minnesota te vinden is. Wolfgang Blum<br />

en Michael Lange concluderen aan de<br />

hand van oude herbariumgegevens dat<br />

Echinocereus pacificus vroeger in het<br />

zuiden van Baja California voorkwam. Zij<br />

moedigen nader onderzoek aan naar de<br />

onderlinge verwantschap tussen diverse<br />

Echinocereus-soorten uit het zuidwesten<br />

van de USA.<br />

In CaVeKa (25-8) geeft Freddy Lampo<br />

de historie weer van Opuntia bigelovii<br />

en bespreekt hij zijn belevenissen met<br />

deze teddybeer. Paul Neut en A. Mateur<br />

behandelen de volgende soorten:<br />

Copiapoa hypogaea (en var. barquitensis),<br />

Aloe ellenbeckii, Notocactus magnificus<br />

var. warasii, Echeveria strictiflora en<br />

Aloe broomii. In het volgende <strong>nummer</strong><br />

(25-9) komen de volgende soorten aan<br />

bod: Echinomastus unguispinus (Freddy<br />

Lampo), Notocactus langsdorfii var. leprosorum<br />

(Paul Neut), Echeveria paniculata<br />

var. paniculata (Paul Neut), Aloe x<br />

caesia (Robert De Bock) en Australluma<br />

ubomboensis (A. Mateur).<br />

International Cactus Adventures<br />

(no. 96, oktober 2012), het lijfblad van<br />

Joël Lodé, vangt aan met de beschrijving<br />

van Aeonium x ‘Mas Devesa’ door<br />

Octavia Toro. De geschiedenis, geologie<br />

en de flora van het sultanaat Oman<br />

worden belicht door Alain Rzepecky in<br />

een uitgebreid en goed geïllustreerd artikel.<br />

De geschiedenis van Borzicactus<br />

wordt behandeld door Joël Lodé.<br />

Miguel Cházaro Bazañez en co-auteurs<br />

verhalen over Agave ellemeetiana welke<br />

op meerdere plaatsen in de Sierra<br />

Zongolica (Veracruz, Mexico) gevonden<br />

werd.<br />

Het eerste, vrij uitgebreide artikel in<br />

het Duitstalige Avonia (30-3) gaat in<br />

op White-sloanea crassa en is van de<br />

hand van Darrel Plowes (vertaling van<br />

een in Asklepios gepubliceerd artikel).<br />

Een geelbloeiende populatie van<br />

Conophytum ectypum ‘limbatum’ aff.<br />

(omgeving Rietkloofse Berg, Northern<br />

Cape, RSA) wordt beschreven door<br />

Gerhard Wagner. Corsica is door Ivana<br />

Richter met een bezoek vereerd en zij<br />

brengt verslag uit van het hooggelegen<br />

Val Restonica met de in die omgeving<br />

voorkomende succulenten, met<br />

name de sedums. Erwin Geiger stelt<br />

Sempervivum heuffelii (en een aantal<br />

hybriden) aan de lezers van het tijdschrift<br />

voor. W. Jürgen Schrenk brengt<br />

in woord en beeld een aantal planten<br />

uit de omgeving van McDougall’s<br />

Bay (RSA) voor het voetlicht. Antje<br />

Burke brengt verslag uit van een onderzoek<br />

naar het verplanten van succulenten<br />

in het Sperrgebiet van Namibië. Dit<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 93


edelijk succesvolle verplanten geschiedt<br />

wanneer een gebied voor bv. mijnbouw<br />

geschikt gemaakt wordt. De laatste<br />

twee bijdrages in dit <strong>nummer</strong> gaan<br />

over Sunnylands (California) en Tequila<br />

(drank, plaats en geschiedenis).<br />

Het oktober<strong>nummer</strong> van Kakteen<br />

und andere Sukkulenten (63-10) wordt<br />

geopend met een bijdrage van Ingrid<br />

Schaub en Ricardo Kleim over de vermeerdering<br />

van copiapoa’s. In het gebied<br />

ten noorden van Vallenar hebben<br />

de copiapoa’s zich al minstens 30 tot<br />

40 jaar niet meer vermeerderd via zaailingen.<br />

De auteurs trachten bij het opkweken<br />

van planten een langzame groei<br />

aan te houden om natuurlijk uitziende<br />

copiapoa’s te kweken. Karl-Heinz<br />

Frackowiak brengt de grote overstroming<br />

van 2002 in herinnering. Van zijn kas<br />

bleef alleen de nok boven water, hoogstens<br />

10% van zijn collectie overleefde<br />

deze zondvloed. Rudolf Schmied brengt<br />

Aloe jucunda, een kleinblijvende soort<br />

uit Somalië, voor het voetlicht. Holger<br />

Wittner beschrijft Browningia utcubambensis<br />

als nieuwe soort, afkomstig uit<br />

het bovenste deel van het dal van de<br />

Rio Utcubamba. Dit taxon werd tot nu<br />

toe beschouwd als Browningia altissima.<br />

Rüdiger Baumgärtner doet een aantal<br />

suggesties voor het verspreiden van<br />

de hobby door bij bv. verjaardagen een<br />

schaaltje met succulenten aan te bieden.<br />

In het elk kwartaal verschijnende<br />

Cactusworld (30-3) beschrijft Ian<br />

Woolnough zijn reis in de staten Utah<br />

en Arizona, alwaar hij diverse sclerocactussen<br />

en pediocactussen vond. In<br />

de rubriek ‘In my greenhouse’ figureert<br />

de collectie van Geoff Bowman. De nadruk<br />

ligt bij Bowman op agaven. Rene<br />

Samek behandelt de op Jamaica voorkomende<br />

cactussen. Er komt een vijftiental<br />

cactussen op dit eiland voor,<br />

voornamelijk in enkele droge streken in<br />

het zuiden. De volgende publicatie, van<br />

Bill Christie, gaat over ondergrondse<br />

cactussen. Tijdens een reis door Bolivia<br />

was het de auteur opgevallen dat veel<br />

94<br />

kleinere cactussen gedeeltelijk ondergronds<br />

leven. Agave ‘Kichiokan’, een<br />

cultivar uit de potatorum-hoek, wordt<br />

voorgesteld door Robert Stephenson.<br />

De bedreigde succulent Gasteria polita<br />

(tot nu toe slechts van 1 locatie bekend)<br />

is door Johan Baard ontdekt op<br />

2 nieuwe locaties. De continu doorgaande<br />

zoektocht van Jean-Philippe<br />

Castillon op Madagaskar heeft geleid tot<br />

de publicatie van 2 nieuwe aloë’s, namelijk<br />

A. virginieae en A. mandrarensis.<br />

De eerste soort werd vroeger door<br />

Perrier als A. parallelifolia H. Perrier?<br />

var? gekwalificeerd, en is nu door<br />

Castillon teruggevonden op de berg<br />

Ibity. De tweede soort komt voor bij de<br />

Mandrare rivier en heeft A. rauhii als<br />

naaste verwant. Graham Charles en Paul<br />

Bond stellen de planten van het kwartaal<br />

voor, namelijk Tephrocactus bonniae<br />

en Monadenium yattanum. Alan Ritchie<br />

heeft in Barcelona een bezoek gebracht<br />

aan Jardin de Mossèn Costa i Llobera,<br />

en brengt hiervan verslag uit. Cactussen,<br />

andere succulenten, en palmen zijn in<br />

ruime mate aanwezig in deze botanische<br />

tuin. Gordon Rowley wijdt een bloemrijk<br />

artikel aan cultivars (de Livingstone<br />

Daisy groep), welke behoren tot het geslacht<br />

Cleretum. De cactusverzameling<br />

van David Quail heeft te lijden gehad<br />

van een aandoening die leek op schade<br />

veroorzaakt door spint. De succesvolle<br />

behandeling bestond uit het toevoegen<br />

van magnesium aan het cactusdieet,<br />

maar stikstofgebrek of een kaliumsurplus<br />

hebben mogelijk ook een rol gespeeld<br />

in de groeistoornissen.<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

Wolter ten Hoeve brings his first contribution as member of our editorial board. He<br />

tells us about an accidental meeting in Mexico with a poor man asking for a lift.<br />

In his series of articles on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo<br />

Heijnsdijk deals with Parodia haselbergii. Emphasis is put on the nomenclatural history<br />

and successful cultivation of this attractive Brazilian species.<br />

In another ongoing series, ‘In the spotlight’ by Bertus Spee, attention is paid to<br />

Agave titanota, Pachycereus marginatus and Copiapoa humilis.<br />

Wim Alsemgeest reports about Agave albopilosa, a recently discovered spectacular<br />

species with remarkable pilose leaf tips. Wim outlines how difficult is was to find<br />

these desirable plants.<br />

Johan de Vries rediscovered Sulcorebutia glomeriseta in Bolivia, a species described<br />

by Cardenas in 1949. The relatively small and verrucose seeds suggest a relationship<br />

with the genus Weingartia. An English summary is included at the end of<br />

the article.<br />

The series on the genus Cotyledon by Ton Pullen and Ben Zonneveld is continued<br />

with part 11, in which C. woodii is presented. The inflorenscence of this species<br />

is often reduced to a single pendant flower.<br />

Peter van Steijn and Ton Pullen report about a white-flowering form of Matucana<br />

weberbaueri. This mutation sprung up spontaneously from seeds of the orange-flowering<br />

forma flammea. Unfortunately, only one specimen exhibited this unusual flower<br />

color.<br />

A second contribution dealing with the genus Agave is by Ivana Richter, who visited<br />

the botanic garden of Palermo, in Sicily, Italy.<br />

Henk Ruinaard paid a visit to City of Rock State Park, New Mexico, USA. He<br />

came across beautiful clusters of Echinocereus coccineus ssp. rosei, a plant with sometimes<br />

functionally unisexual flowers.<br />

Louis Van de Meutter presents Stapelia barklyi. It is assumed that this plant must<br />

be a hybrid of S. pulvinata and Orbea namaquensis.<br />

Aiko Talens tested loamy clay as component of substrates for succulent plants.<br />

Advantage is the rapid uptake of water which is gradually distributed through the<br />

soil. Also, it seems to be less attractive to sciara flies and other soil pests.<br />

Wolter ten Hoeve reviews the contents of other journals on succulent plants.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

Rectificatie:<br />

In de vorige aflevering van Voor het Voetlicht is abusievelijk het verhaaltje<br />

over Brasilicactus haselbergii gecombineerd met een afbeelding van<br />

Parodia chrysacanthion<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong> 95


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Wolter ten Hoeve Redactioneel<br />

Wat een weelde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50<br />

Theo Heijnsdijk Parodia haselbergii<br />

De roodgele bescactus ........................51<br />

Bertus Spee Voor het voetlicht ............................ 56<br />

Wim Alsemgeest Agave albopilosa ............................ 58<br />

Johan de Vries Sulcorebutia glomeriseta . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Ton Pullen † & Het geslacht Cotyledon (11)<br />

Ben Zonneveld Cotyledon woodii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />

Peter van Steijn & Matucana weberbaueri zorgt<br />

Ton Pullen † voor verrassing ...............................73<br />

Ivana Richter Agaven in Palermo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75<br />

Henk Ruinaard Een bezoek aan het City of Rocks State Park,<br />

New Mexico ................................ 82<br />

Louis Van de Meutter Stapelia barklyi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86<br />

Aiko Talens Leem als substraat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88<br />

Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ......................... 93<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Bij de voorplaat:<br />

Sulcorebutia glomeriseta op de<br />

vindplaats<br />

Zie artikel pag. 64 e.v.<br />

Foto: Johan de Vries<br />

96<br />

©Succulenta jaargang 92 (2) <strong>2013</strong>


Redactioneel<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Bij cactushobbyisten zie je de mooiste verzamelingen, waar de planten er groeizaam<br />

en fleurig bij staan. Alle zorg die erin gestoken wordt maakt de planten tot<br />

pronkstukken der natuur. Wordt een plant oud en verkurkt de onderzijde, dan zijn<br />

er genoeg liefhebbers te vinden die nog wel een paar jaar hun beste krachten geven<br />

om het tij te keren, maar er komt een moment dat de onooglijke exemplaren<br />

toch in de container verdwijnen. In de natuur gaat de selectie totaal anders in zijn<br />

werk. Daar kan het zijn dat gloedvolle zaailingen door de blakerende zon het loodje<br />

leggen, terwijl de meest doorleefde exemplaren (zeg maar de afgejakkerde bruine<br />

planten), het nog jaren volhouden en nageslacht voortbrengen.<br />

Een cactusreis naar de groeiplaatsen heeft mij nooit echt aangetrokken. Die excursies<br />

zijn tegenwoordig vaak een wedren geworden naar GPS-punten, waarbij<br />

duizenden kilometers worden afgelegd. Alleen een reis waarbij ik in ruime mate in<br />

contact zou kunnen komen met de lokale bewoners, met hun leefsituatie, hun steden<br />

en een aantal archeologische sites zou kunnen bezoeken, zou zo’n reis de nodige<br />

afwisseling bezorgen. Blijkbaar heb ik meer met mensen dan met vaak dorre<br />

planten op hun “natuurlijke groeiplaats”.<br />

Nu was ik laatst in de gelegenheid om twee weken in Suriname college te geven<br />

en zodoende had ik alle gelegenheid om in Paramaribo te dwalen, de mensen, de<br />

historische gebouwen, de tropische bloemen en vogels te zien en te fotograferen.<br />

Een heerlijke stad met een heel eigen uitstraling. Ook mooi dat ik geen Spaans of<br />

Portugees hoef te oefenen en te begrijpen.<br />

Ik zag de palmentuin, fort Zeelandia, de oude koloniale bouwstijl en tegelijk die<br />

nieuwe malls en de grote auto’s waar hier in Nederland op menige parkeerplaats<br />

geen ruimte voor is. Maar al rondkijkende zocht ik toch weer met mijn biologenblik<br />

in parken, tuinen, verwilderde dakgoten en bij de wegranden naar planten en<br />

dan wel vooral naar succulenten. Je bent in zuidelijk Amerika of je bent het niet.<br />

“Cactusterritorium”. In een zo vochtig klimaat verwachtte ik niet veel en de verafgelegen<br />

bergen met hun droge bovenkant zoals de Voltzberg, “Home of melocacti”,<br />

ging ik in die twee weken niet bezoeken.<br />

Maar dan zie ik toch steeds meer interessante plantjes, de soorten die in onze<br />

verzamelingen juist zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Rhipsalissen en hylocereussen<br />

in en op bomen, steeds vergezeld van een zee van tillandsia’s en bromelia’s. Ik<br />

heb dus in het wild geen bolcactus gezien, behalve in de achtertuin van de inmiddels<br />

89-jarige Geert Eerkens die ik in Tamanredjo bezocht om naar zijn melocactuscollectie<br />

te kijken. Daarover zal ik binnenkort een bijdrage schrijven in het kader<br />

van de serie “Op bezoek bij…”.<br />

98<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


PELECYPHORA ASELLIFORMIS:<br />

DE BIJLTJESCACTUS<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Een heel bijzonder cactussoortje treft men aan in de<br />

Bijltjescactus (Pelecyphora aselliformis), de eenige soort van dit<br />

geslacht. Zij dankt dien eenigszins vreemden naam aan den<br />

vorm der knobbeltjes, die zijdelings sterk afgeplat zijn. De areolen<br />

zitten op den top daarvan, zijn lang en smal en gekroond door<br />

een verlengd, schubachtig doorntje met talrijke zijdelingse ribbeltjes,<br />

die deze een kamvormig uiterlijk geven. Ze groeit in uitstoelende<br />

pollen, maar de lichaampjes zijn cylindervormig, 5 tot 10<br />

cm hoog en tot 5 cm in doorsnede. De vrij groote, purperkleurige<br />

bloempjes komen uit het midden daarvan tot ontplooiing,<br />

tusschen harigen wol. Een der vrij lastige soorten in cultuur!<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Cactussen” uit 1931.<br />

Zie de afbeelding.<br />

In 1839 ontdekte de Duitse plantenjager/handelaar/botanicus<br />

Carl August<br />

Ehrenberg in San Luis Potosi (Mexico)<br />

een klein wit cactusje. Hij nam enkele<br />

exemplaren mee naar Berlijn en in oktober<br />

1843 beschreef hij de soort in<br />

de eerste jaargang van het weekblad<br />

‘Botanische Zeitung’. Daartoe creëerde<br />

hij een nieuw geslacht: Pelecyphora.<br />

Een beschrijving van het nieuwe<br />

geslacht is in het artikeltje<br />

overigens beslist niet te vinden.<br />

De enige woorden die hij er<br />

aan wijdt behelzen een verklaring<br />

van de geslachtsnaam: van<br />

het Griekse “pelekis” (bijl) en<br />

“phoreus” (ik draag). Deze benaming<br />

heeft betrekking op de<br />

sterk zijdelings samengedrukte<br />

tuberkels die daardoor de<br />

vorm van de dwarsdoorsnede<br />

van een bijl hebben. In de rest<br />

van het artikel beschrijft hij dus<br />

de enige soort P. aselliformis.<br />

De soortnaam betekent: ‘met<br />

de vorm van een pissebed’. Het<br />

is niet helemaal duidelijk of<br />

Ehrenberg hierbij dacht aan het<br />

Duitse woord voor pissebed ‘assel’ of<br />

aan de Latijnse naam Oniscus asellis die<br />

Linnaeus al gegeven had aan de kelderpissebed.<br />

Als je naar een detailopname<br />

van een paar areolen met de kamvormige<br />

bedoorning kijkt (afb.1), dan snap je<br />

die naam in ieder geval meteen. Ik vind<br />

de bedoorning trouwens meer op wolluizen<br />

lijken. Logisch ook dat deze cactus<br />

Afb. 1: Het is begrijpelijk dat deze plant in heel Europa de<br />

pissebedcactus heet<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 99


Afb. 2: De eerste afbeelding van P. aselliformis. Let op de vele witte bloemblaadjes.<br />

100<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


in heel Europa bekend staat als<br />

de pissebedcactus. Alleen Van<br />

Laren hield het in het cactusalbum<br />

dus op bijltjescactus.<br />

De beschrijving van<br />

Ehrenberg was zonder illustratie.<br />

Hij had ook nog geen<br />

bloemen gezien, wel vruchten<br />

en zaden. De eerste afbeelding,<br />

voor zover ik weet, stond<br />

in 1858 in een Frans tijdschrift<br />

dat onder redactie van de beroemde<br />

Charles Lemaire verscheen<br />

onder de wijdlopige<br />

titel: “L’Illustration horticole:<br />

journal spécial des serres et<br />

des jardins, ou choix raisonné<br />

des plantes les plus interessantes<br />

sous le rapport ornemental,<br />

comprenant leur histoire<br />

complète, leur description<br />

comparée, leur figure et leur<br />

culture”. Voor deze bijzonder<br />

fraaie tekening (afb. 2) heeft<br />

een meerkoppig exemplaar<br />

uit de collectie van de heer A.<br />

Tonel uit Gent model gestaan.<br />

De grootste kop ontwikkelde<br />

maar liefst 12 bloemen. Deze<br />

heer Tonel had samen met zijn<br />

broer een grote handelsfirma in<br />

cactussen. Merkwaardig in deze<br />

tekening is dat van de talrijke<br />

bloemblaadjes alleen de binnenste<br />

ring magenta gekleurd<br />

is en de rest wit. In die tijd werden<br />

dergelijke platen met de<br />

hand ingekleurd en ik heb het<br />

idee dat degene die dat deed<br />

gewoon een beetje gemakzuchtig<br />

geweest is. Vijftien jaar<br />

later, in 1873 dus, beschreef<br />

de toenmalige huisbotanicus<br />

van Kew Gardens, Sir Joseph<br />

Dalton Hooker, in Curtis’s<br />

Botanical Magazine een exemplaar<br />

waarvan alleen de buitenste<br />

bloemblaadjes witachtig zijn<br />

en de overgrote meerderheid<br />

magentakleurig is. Hij maakte<br />

Afb. 3: In 1878 verscheen in Curtis’s Botanical Magazine deze<br />

plaat van geëtioleerde exemplaren van P. aselliformis var.<br />

concolor. Curtis plaat 6061<br />

er maar meteen een variëteit van onder de naam<br />

P. aselliformis var. concolor (concolor = van dezelfde<br />

kleur). Zoals gebruikelijk is in dit blad,<br />

ging deze beschrijving weer vergezeld van een<br />

prachtige kleurentekening van enige helaas behoorlijk<br />

geëtioleerde (door lichtgebrek langgerekte)<br />

exemplaren (plaat 6061, zie afb. 3). Deze<br />

variëteitsnaam is daarna nooit meer door een<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 101


ander gebruikt.<br />

In Mexico staat de plant bekend als<br />

‘Peyotillo’ (of ‘Peotillo’). Lang heeft men<br />

gedacht dat deze cactus hallucinogene<br />

stoffen bevat net als de alom bekende<br />

Lophophora williamsii (peyote), maar als<br />

dat al zo is dan is het gehalte zo laag<br />

dat daar weinig van verwacht mag worden.<br />

Vandaar dat we ook de naam ‘false<br />

peyote’ tegenkomen. Wel wordt er<br />

in de literatuur melding gemaakt van<br />

medicinale eigenschappen. Zo zou de<br />

plant gebruikt worden als een middel<br />

tegen koorts en tegen reumatische pijnen.<br />

Extracten zouden ook antibiotische<br />

effecten hebben. Vandaar dat de<br />

plant door de lokale bevolking verzameld<br />

wordt en op de markt te koop is.<br />

De groeiplaatsen zijn veelal open, steenachtige,<br />

kalkhoudende plekken en de<br />

plantdichtheid is dan hoog. Afbeelding<br />

4 toont enkele planten op een dergelijke<br />

groeiplaats in San Luis Potosi. De<br />

foto is in oktober 2005 gemaakt door<br />

Wolter ten Hoeve. Op deze open plek in<br />

de orde van 10 x 10 meter groeien naar<br />

schatting enkele honderden planten. De<br />

groeiplaatsen bevinden zich volgens de<br />

literatuur op hoogtes tussen 1800 en<br />

2400 meter.<br />

P. aselliformis bleef lange tijd een zeldzame<br />

en (dus) veelgevraagde soort. Als<br />

je daarbij bedenkt dat de plant niet alleen<br />

door liefhebbers en de bevolking<br />

gezocht wordt, maar dat daarnaast ook<br />

in Mexico veel natuur verloren is gegaan<br />

door bouwactiviteiten, wegenaanleg en<br />

ontginning, dan is het begrijpelijk dat<br />

de soort op CITES lijst 1 van de meest<br />

bedreigde soorten terecht is gekomen.<br />

Onderzoek heeft echter uitgewezen dat<br />

de soort in het noorden en noordwesten<br />

van San Luis Potosi voorkomt in een<br />

gebied met een oppervlakte van meer<br />

dan 500 km2 en dat het aantal exemplaren<br />

op meer dan 100.000 geschat<br />

wordt. De IUCN (International Union for<br />

Conservation of Nature) geeft een lijst<br />

Afb. 4: P. aselliformis in San Luis Potosi (Mexico).<br />

102<br />

Foto Wolter ten Hoeve<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


uit van bedreigde soorten, de “IUCN red<br />

list of threatened species”. Deze lijst kent<br />

7 categorieën, van “least concern” (minste<br />

bezorgdheid) tot “extinct” (uitgestorven).<br />

P. aselliformis zit in “least concern”.<br />

De motivatie is dat er afgezien van illegale<br />

verzamelacties door ‘liefhebbers’ en<br />

hier en daar vernietiging door wegenaanleg<br />

weinig schade door menselijke<br />

activiteiten is te verwachten. Bovendien<br />

reproduceert de soort zich voldoende.<br />

Dat liefhebbers de groeiplaatsen plunderen<br />

is ook volkomen onnodig, want<br />

P. aselliformis is helemaal geen moeilijk<br />

te kweken soort. En de plant is ook absoluut<br />

niet kougevoelig. Zaaien is natuurlijk<br />

de leukste manier. Het zwarte,<br />

niervormige zaad is tegenwoordig goed<br />

verkrijgbaar en het kiemt goed. Van de<br />

31 van mijn eigen planten gewonnen zaden<br />

die ik in 2009 zaaide waren er binnen<br />

een maand 28 ontkiemd (90% dus).<br />

Het enige probleem is dat de plantjes<br />

de eerste jaren erg langzaam groeien.<br />

In die eerste jaren ontwikkelen ze zich<br />

voornamelijk in de lengte zodat een liefhebber<br />

zich bezorgd gaat afvragen of<br />

zijn plantjes niet geëtioleerd zijn. Als ze<br />

bij een dikte van 1 cm al een hoogte<br />

van ongeveer 3 cm bereikt hebben stopt<br />

de lengtegroei vrijwel en dan gaan ze in<br />

de breedte groeien. De plantjes zijn in<br />

de tussentijd vooral ondergronds bezig<br />

geweest met het vormen van wortelknollen<br />

die in dat stadium vaak groter zijn<br />

dan het bovengrondse deel. Vanwege<br />

de trage groei is het ook beslist af te raden<br />

om de plantjes al in het eerste jaar<br />

te verspenen. Daar kan best mee gewacht<br />

worden tot ze twee jaar oud zijn.<br />

Tenzij zo dicht gezaaid is dat de uitdijende<br />

wortelknollen het zaaipotje beginnen<br />

te vervormen. Het plantje van afb.<br />

5 was 6 jaar oud toen ik de foto maakte.<br />

Het had toen een diameter van precies<br />

2 cm bij een hoogte van 3,5 cm. Bij<br />

voorspoedige groei kunnen de planten,<br />

die dan knotsvormig geworden zijn, na<br />

een jaar of vier voor het eerst in bloei<br />

komen. De bloemknoppen verschijnen<br />

nabij de top en ze zijn omhuld door witte<br />

wol (afb. 6). De bloemen zijn ongeveer<br />

3 cm breed (afb. 7). Ze zijn zelfsteriel,<br />

dus voor zaadwinning heb je twee<br />

planten nodig. Als de zaden rijp zijn dan<br />

schuiven de vruchtjes niet naar buiten<br />

zoals bij bijvoorbeeld mammillaria’s gebruikelijk<br />

is, maar ze blijven in het plantenlichaam<br />

zitten. Cryptocarp wordt dat<br />

wel genoemd (krypto = verborgen en<br />

karpos = vrucht). Om de zaden te vinden<br />

moet je na een jaar of 2 eerst de<br />

leesbril opzetten en ergens halverwege<br />

de inmiddels doorgegroeide plant net<br />

boven de areolen gaan zoeken (afb. 8).<br />

Met een puntige pincet kun je ze dan<br />

uit de verdroogde zaadbesjes weg peuteren<br />

(ongeveer 10 per besje). In tegenstelling<br />

tot planten als Mammillaria theresae<br />

en M. herrerae die ook cryptocarp<br />

en daarnaast zeer weekvlezig zijn, hoef<br />

je niet bang te zijn dat de plant hierdoor<br />

beschadigd raakt en verloren gaat, want<br />

het plantenlichaam is bijzonder hard.<br />

Na verloop van jaren gaan de planten<br />

ook uitstoelen en dan ontstaan fraaie<br />

clustertjes. Afzonderlijke plantlichaampjes<br />

kunnen uiteindelijk een hoogte van<br />

10 cm bereiken bij een diameter van 5,5<br />

cm.<br />

In het geslacht Pelecyphora hebben<br />

Afb. 5: Deze zaailing heeft een diameter van 2 cm<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 103


Afb. 6: De bloemknoppen zijn omgeven door witte wol<br />

zich in de loop der jaren veel veranderingen<br />

voorgedaan. Tot 1885 was het<br />

een monotypisch geslacht (een geslacht<br />

bestaande uit slechts 1 soort). Toen<br />

vond B.A. Stein een andere cactus met<br />

overeenkomstige kamvormige bedoorning<br />

en fraaie roze bloemen en noemde<br />

hem P. pectinata (pectinata = kamvormig).<br />

Weber plaatste hem in 1898 in<br />

het geslacht Mammillaria maar Britton<br />

en Rose schiepen (in 1923) voor deze<br />

ene soort het geslacht Solisia (genoemd<br />

naar Octavio Solis). Latere auteurs<br />

plaatsten hem weer terug: Mammillaria<br />

pectinifera. Vooral niet te verwarren met<br />

M. solisioides met bleekgele bloemen.<br />

Dan is er de plant die in 1930 door<br />

Moeller beschreven is als P. valdeziana.<br />

Die kunnen we onder wel 9 verschillende<br />

geslachtsnamen tegenkomen.<br />

Naast Pelecyphora zijn dat Echinocactus,<br />

Thelocactus, Mammillaria, Gymnocactus,<br />

Normanbokea, Pediocactus, Neolloydia<br />

104<br />

en ten slotte Turbinicarpus. De laatste is<br />

tegenwoordig onder taxonomen algemeen<br />

aanvaard.<br />

Daarna vond Viereck in 1934 een<br />

plant die als twee druppels water lijkt op<br />

bovengenoemde P. pectinata. Backeberg,<br />

die de plant in 1935 beschreef, gaf hem<br />

daarom de naam Pelecyphora pseudopectinata,<br />

de onechte pectinata. We<br />

kunnen deze plant onder zes verschillende<br />

geslachtsnamen tegenkomen.<br />

Naast Pelecyphora zijn dat Mammillaria,<br />

Neolloydia, Thelocactus, Normanbokea<br />

en Turbinicarpus. Ook hier is de laatste<br />

de meest gebruikelijke. Binnen het geslacht<br />

Turbinicarpus vormen T. valdezianus<br />

en T. pseudopectinatus nu met zijn<br />

tweeën de sectie Valdeziani.<br />

Zo lijkt het erop dat Pelecyphora weer<br />

terug is gekeerd naar de monotypische<br />

status. Maar dat is niet zo. De cactussoort<br />

die we allemaal kennen als<br />

Encephalocarpus strobiliformis behoort<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 7: P. aselliformis in bloei<br />

volgens de huidige inzichten ook tot<br />

de bijltjesdragers. En daar is ook vanuit<br />

liefhebbersstandpunt veel voor te zeggen.<br />

Zowel wat betreft bouw, groei- en<br />

bloeiwijze en zaadvorming met de bessen<br />

verscholen in de plant hebben beide<br />

soorten veel gemeen.<br />

Zo kunnen we dus Pelecyphora voorlopig<br />

net als bijvoorbeeld Aztekium een<br />

“duotypisch” geslacht noemen.<br />

Literatuur:<br />

Hooker, J. (1873). Curtis’s Botanical<br />

Magazine 99, tab 6061.<br />

Laren, A.J. van, (1931). Cactussen,<br />

Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam<br />

Lemaire, Ch.(1858) L’Illustration horticole:<br />

5: t.186.<br />

Ehrenberg, C. (1843). Eine neue<br />

Cacteen-Gattung, Botanische Zeitung<br />

1(43): 737.<br />

Werkgroep succulentenbescherming<br />

(1988). Het kweken van bedreigde<br />

soorten: Pelecyphora aselliformis,<br />

Succulenta 67 (5): 99.<br />

www.iucnredlist.org IUCN Red List of<br />

Threatened Species<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

Afb. 8: Twee jaar na de bloei zijn de rijpe zaden<br />

tussen de tuberkels te vinden<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 105


Voor het voetlicht<br />

Bertus Spee<br />

Saxifraga cymbalaria<br />

Een van de weinige eenjarige<br />

saxifraga’s (4 soorten). Dit vrij weinig<br />

bekende plantje is afkomstig uit<br />

Roemenië en zuidwest Azië. Het<br />

vormt kleine polletjes tot maximaal<br />

10 centimeter diameter. De blaadjes<br />

zijn min of meer succulent. De<br />

bloei begint vroeg in de zomer en<br />

duurt enkele weken. De bloeistengels<br />

groeien door en geven steeds<br />

nieuwe felgele bloemen.<br />

Na de bloei sterft de plant, maar<br />

produceert eerst nog talrijke stoffijne<br />

zaden, die zichzelf uitzaaien. In<br />

de herfst kiemen deze al op vochtige<br />

plekken. Het overwinteren is<br />

geen probleem. Ook in het voorjaar kiemen er nog talrijke zaadjes. Ze stellen verder weinig<br />

eisen en geven een leuke kleurige aanvulling in de rotstuin. Soms kiemen ze echter zo<br />

massaal dat er wat uitgedund moet worden.<br />

Haemanthus albiflos<br />

Tegenwoordig is dit een populair bolgewas<br />

uit de familie Amaryllidaceae. Deze<br />

planten werden al omstreeks het jaar1600<br />

vanuit Zuid-Afrika meegebracht door zeevaarders.<br />

In hun thuisland hebben ze een<br />

heel groot verspreidingsgebied.<br />

Bij een cultuur op een warme plaats blijven<br />

ze zomer en winter aan de groei. Ze<br />

zijn tevreden met weinig water. We planten<br />

ze in een ruime pot, in een zanderig<br />

substraat met ook wat humus. In de zomer<br />

kunnen ze ook prima op een zonnige<br />

plaats buiten staan. De bloeiperiode<br />

is tussen april en augustus. De veelkoppige<br />

bloeiwijze blijft wekenlang staan. In de<br />

winter houden we ze op minimaal 15 0 C.<br />

Vermeerderen kan door zaaien. Zaad<br />

wordt regelmatig aangeboden. De bollen<br />

vormen na enkele jaren ook broedbolletjes,<br />

die afgenomen kunnen worden. Als ze<br />

bladeren maken kunnen ze apart opgepot<br />

worden.<br />

106<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Euphorbia horrida<br />

Dit is een zeer variabele soort<br />

die opvalt door de zware stekels.<br />

Horrida betekent dan ook woest bedoornd.<br />

Deze soort komen we in<br />

veel verzamelingen tegen. Ze kan<br />

op oudere leeftijd uitgroeien tot een<br />

flinke clusters, want ze spruit aan<br />

de basis. Het moederland van deze<br />

planten is Zuid-Afrika, in het zuidoosten<br />

van de Grote Karoo. Er zijn<br />

6 variëteiten beschreven.<br />

De cultuur is niet moeilijk. We<br />

planten ze in een doorlatend grondmengsel<br />

met redelijk wat grof zand.<br />

Tijdens de groeiperiode matig water<br />

geven en in de winter droog houden<br />

bij 12 0 C.<br />

Vermeerderen kan door stekken. Pas wel op met het giftige melksap. Zaaien gaat<br />

ook goed.<br />

De kleine bloemen zijn eenslachtig, dus om zaden te winnen hebben we een<br />

mannelijke en een vrouwelijke plant nodig. Als de rijpe zaadbessen openspringen<br />

kunnen de grote zaden meters ver wegschieten.<br />

Maihuenia poepigii<br />

Dit is een geslacht uit de Opuntiagroep.<br />

Deze bijzondere planten<br />

groeien onder extreme omstandigheden<br />

in het zuiden van Chili en<br />

Argentinië, hoog in de bergen tot op<br />

2200 meter. Ze vormen hier meters<br />

grote plakkaten, spruitend vanuit<br />

een enorme penwortel. Ze worden<br />

hierbij meestal maar 10 cm hoog.<br />

De planten groeien erg langzaam<br />

en kunnen wel honderden jaren oud<br />

worden.<br />

In cultuur groeien ze het best in<br />

een flinke pot met een mineraalrijk<br />

grondmengsel. We geven ze een<br />

zonnige en zeer luchtige plaats, dus<br />

bij voorkeur buiten. In een rotstuin kunnen ze ook in de volle grond geplant worden.<br />

Ze kunnen onze winters goed overleven.<br />

Vermeerderen kan door stekken maar dit is niet zo gemakkelijk. Zaaien is de andere<br />

optie; het kan echter enkele jaren duren eer de grote harde zaden kiemen.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 107


Op zoek naar cactussen uit<br />

het geslacht Micropuntia in<br />

Nevada<br />

Herbert Thiele<br />

Met planten uit het goede, oude geslacht Micropuntia Backeberg houd ik me al meer dan<br />

30 jaar bezig. In het begin van mijn hobby beschikte ik nog niet over een verwarmde kas en<br />

was ik aangewezen op koude- en vochtresistente cactussen en andere succulenten.<br />

Dus kocht ik, na bestudering van de<br />

toenmalige literatuur, planten waarvan ik<br />

hoopte dat ze het wisselvallige en vochtige<br />

Noord-Duitse kustklimaat zouden<br />

doorstaan. Alle Micropuntia gracilicylindrica,<br />

die ik toen aanschafte, hebben<br />

niet alleen 10 vochtige en koude winters<br />

aan de Oostzee zonder beschadiging<br />

overleefd, maar daarna ook nog tot op<br />

heden 22 deels zeer koude winters in<br />

Midden-Duitsland.<br />

De eerste micropuntia’s bleven natuurlijk<br />

niet alleen. Ze hebben in de loop der<br />

jaren gezelschap van zo’n twee dozijn<br />

soortgenoten gekregen door succesvolle<br />

uitzaai van in de eigen verzameling gewonnen<br />

zaad en geschonken stekken.<br />

Cactussen, die zo succesvol en vooral<br />

zo lang met bijna geen verliezen in mijn<br />

verzameling overleven, hebben mijn bijzondere<br />

interesse. Daarmee kwam ook<br />

de gedachte op om deze planten op<br />

hun natuurlijke groeiplaatsen te willen<br />

zien en bestuderen. Maar vanaf de aanschaf<br />

van de eerste micropuntia zou<br />

het toch ruim 25 jaar duren voordat ik<br />

ze in de natuur in Nevada mocht gaan<br />

bekijken.<br />

Van een in Californië woonachtige<br />

vriend kon ik een kleine camper lenen.<br />

Eind april 2011 was het dan zover.<br />

Uitgangspunt van de reis was San<br />

Diego. Het oorspronkelijke plan was<br />

vier vindplaatsen op te zoeken en op de<br />

weg erheen ook toeristisch interessante<br />

108<br />

doelen niet te vergeten. Derhalve was de<br />

tocht niet rechttoe, rechtaan naar de micropuntia’s.<br />

Na het bezichtigen van het<br />

Yosemite National Park was het de bedoeling<br />

zo snel mogelijk naar de vindplaatsen<br />

in Nevada te rijden. Echter, onverwacht<br />

hoge sneeuw blokkeerde de<br />

passen in de Sierra Nevada en we waren<br />

gedwongen een grote omweg te maken<br />

via het Lake Tahoe, Carson City en<br />

Austin. Wie eind april vanuit een zonnig<br />

Californië de noordelijke Nevada inrijdt,<br />

beleeft een heftig contrast. Het<br />

grandioze maar dunbevolkte landschap<br />

van Lander County presenteert zich op<br />

2000 m hoogte nog in winterpracht. Na<br />

een aantal uren waren we gewend aan<br />

de oneindige verten en het rauwe klimaat.<br />

De kleine camper maakte ons onafhankelijk<br />

van zulke banale dingen als<br />

het zoeken naar een overnachtingsmogelijkheid<br />

en een eetgelegenheid. Wel<br />

moesten we een evenwicht vinden tussen<br />

het grote benzineverbruik, de relatief<br />

kleine brandstoftank en het geringe<br />

aantal benzinestations in dit deel van<br />

het land. Pas na het terugdraaien van<br />

de reissnelheid tot een gemoedelijke 45<br />

tot 50 mijl per uur kon ik de actieradius<br />

tussen twee tankstops opvoeren tot 500<br />

mijl.<br />

De eerste vindplaats die ik wilde opzoeken,<br />

is die van M. pulchella op een<br />

hoogte van 1800 m langs Highway 50,<br />

zo’n 25 km oostelijk van de kleine stad<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 1: M. pulchella op de groeiplaats oostelijk van<br />

Austin<br />

Afb. 2: Groeigebied van M. pulchella<br />

Afb. 3: M. pulchella<br />

Afb. 4: M. pulchella<br />

Afb. 5: Toiyabe Range<br />

Afb. 6: Antilocarpa americana<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 109


Afb. 7: Escobaria vivipara op de groeiplaats van Mammillaria gracilicylindrica<br />

Austin. Micropuntia pulchella was destijds<br />

de tweede soort van dit geslacht<br />

die in mijn verzameling terechtkwam en<br />

gedraagt zich net als alle vertegenwoordigers<br />

van dit bijzondere geslacht als<br />

zeer robuust en taai. In de winter staan<br />

ze in een onverwarmde kas en hebben<br />

daar temperaturen van -18 0 C zonder<br />

schade doorstaan. Ik was natuurlijk zeer<br />

benieuwd hoe ik deze micropuntia op<br />

zijn natuurlijke groeiplaats zou aantreffen.<br />

De vindplaats was mij omschreven<br />

als een serie heuvels nabij een bocht.<br />

Mede door deze niet zo nauwkeurige informatie<br />

duurde het tamelijk lang voordat<br />

ik de eerste plant had gevonden. De<br />

eerste poging waagde ik in het vlakke<br />

terrein ten noorden van de heuvels,<br />

maar hier vond ik slechts een paar normale<br />

opuntia’s. Pas toen ik mij realiseerde<br />

dat deze micropuntia’s hun typische<br />

habitus slechts ontwikkelen als de groeiplaats<br />

aan de noodzakelijke eisen voldoet,<br />

heb ik mijn zoeken verlegd naar<br />

110<br />

de zuidflanken van de heuvelketen. Al<br />

na een paar stappen vond ik de eerste<br />

M. pulchella. Kort erna ook een tweede,<br />

een derde enz. Ze stonden steeds in<br />

de beschutting van rotsblokken en altijd<br />

zo’n 2 tot 3 meter uit elkaar. Deze<br />

dwergopuntia’s vormen een centraal lichaam<br />

met daaraan 3 tot 5 korte leden.<br />

Blijkbaar vallen deze nieuwe uitlopers<br />

niet af na het uitrijpen van de vruchten.<br />

Dat is ook al een belangrijk verschil met<br />

M. gracilicylindrica. Ik nam ruim de tijd<br />

om de planten te fotograferen en te documenteren,<br />

maar ook de begeleidende<br />

flora en de omstandigheden van de<br />

vindplaats vast te leggen.<br />

De volgende en voor mij belangrijke<br />

groeiplaats bevindt zich ongeveer 230<br />

km verder zuidoostelijk in Nye County.<br />

Daar zou M. gracilicylindrica moeten<br />

groeien. Eerst verliep de highway kaarsrecht<br />

naar het zuiden. Aan de rechterzijde<br />

bevindt zich de tot in de dalen nog<br />

met sneeuw bedekte Humboldt Toiyabe<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 8: Onze camper op de vindplaats van<br />

M. gracilicylindrica<br />

Afb. 9: M. gracilicylindrica<br />

Afb. 10: Deels uitgegraven plant van M. gracilicylindrica<br />

Afb. 11: M. gracilicylindrica in zijn volle lengte<br />

Afb. 12: Landschap bij M. gracilicylindrica<br />

Afb. 13: M. gracilicylindrica in cultuur<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 111


Afb. 14: Bloem M. gracilicylindrica<br />

Range en aan de linkerkant de brede<br />

Big Smoky vallei met hier en daar een<br />

boerderij en soms kleine groepen runderen.<br />

Hoe verder we naar het zuiden<br />

kwamen, hoe meer het landschap woestijnachtig<br />

veranderde. Vervolgens draaiden<br />

we highway 6 in oostelijke richting<br />

op en met toenemende hoogte veranderde<br />

ook het landschap. De woestijn<br />

ging over in bergen en dalen die goed<br />

begroeid zijn. De zon stond al redelijk<br />

laag toen ik voor Warm Springs highway<br />

6 verliet en door een mij goed beschreven<br />

poort reed. Op een vrije vlakke plek<br />

vonden we een goede staanplaats voor<br />

onze camper. Mijn GPS-apparaat toonde<br />

mij de hoogte: 2110 m boven zeeniveau.<br />

Ik ging direct op zoek naar de<br />

micropuntia’s. Er was mij verteld dat de<br />

dichtheid hier redelijk groot zou zijn. De<br />

eerste cactus die ik vond was een diep<br />

in de bodem zittende Escobaria vivipara.<br />

Hun witbedoornde, plat in de bodem<br />

zittende kopjes staken me figuurlijk<br />

112<br />

in de ogen. Het duurde nog een kleine<br />

tien minuten voor ik de eerste roodgekleurde<br />

zuiltjes met hun witte bedoorning<br />

ontwaarde. Goed verscholen en gecamoufleerd<br />

tussen het grammagras en<br />

een witbloeiend kruid deden de kleine<br />

opuntia’s hun naam alle eer aan. Alle<br />

gevonden plantjes hadden dunne stammetjes<br />

van maximaal 1 tot 1,5 cm lengte<br />

en een dikte van niet meer dan 0,5 cm.<br />

Knopvorming heb ik niet gezien. Bij mij<br />

thuis in de cultuur vertonen ze dikwijls<br />

eind april al hun grote knoppen. Alleen<br />

op zeer beschutte plekken kon ik meerstammige<br />

plantjes vinden met op de<br />

bovenste areolen de eerste kleine rode<br />

groeipunten. De bodem vertoonde nog<br />

de typische korsten van de vorst. De<br />

winter was hier dus maar net afgelopen.<br />

Volgens vrienden duurt de winter op<br />

Warm Spring Summit bijna vier maanden<br />

met sneeuwhoogten tot twee meter.<br />

Zoals gepland brachten we de nacht<br />

door op de weide nabij de highway.<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 15: Vrucht en zaad van M. gracilicylindrica HTH 185<br />

Van een goede nachtrust was evenwel<br />

geen sprake, want tegen acht uur ’s<br />

avonds stak een koude wind op die bij<br />

vlagen stormkracht bereikte. Gedurende<br />

de nacht daalde de temperatuur tot het<br />

vriespunt. De volgende morgen was<br />

de wind beduidend afgenomen en in<br />

de stralende ochtendzon zag ik in welk<br />

groots landschap we stonden. Kleine<br />

groepen koeien en paarden kwamen<br />

tevoorschijn uit de beschutte dalen om<br />

op de vlakten te grazen, en op ongeveer<br />

30 m van onze camper graasde<br />

een gaffelbokantilope. Vanaf de ontbijttafel<br />

zag ik nu ook dat het niet ver van<br />

onze campingplaats vol stond met micropuntia’s<br />

en escobaria’s. De dag ervoor<br />

had ik ze door de laagstaande<br />

zon en de schemering niet gezien. Bij<br />

een enorme pol grammagras nam ik de<br />

moeite het aantal planten te tellen. Op<br />

een oppervlakte van een krappe vierkante<br />

meter telde ik 49 exemplaren.<br />

Ook op de plekken die ik de dag ervoor<br />

had onderzocht vond ik nu veel meer<br />

planten. Het helle licht van de ochtendzon<br />

opende mij letterlijk de ogen, want<br />

waar ik de dag ervoor maar twee of drie<br />

plantjes had gevonden, zag ik nu hele<br />

groepen. Ik bleef nog minstens 5 uur<br />

op deze plek en kon eindelijk veldwerk<br />

doen naar mijn smaak. Ik maakte meerdere<br />

planten vrij om de verhoudingsgewijs<br />

grote penwortels te kunnen bestuderen.<br />

Bij oude planten moest ik meer<br />

dan 20 cm diep graven om de gehele<br />

wortel te kunnen zien. Zeer opmerkelijk<br />

vond ik dat ik bij deze oude exemplaren<br />

onder het aardoppervlak areolen met<br />

een korte, maar dichte bedoorning aantrof.<br />

Frappant was dat ik hier bij Warm<br />

Springs ook twee planten uit het M. pulchella-complex<br />

vond. Begeleidende flora<br />

als Oenothera deltoides en Astragalus<br />

crotalariae heb ik gedurende het verdere<br />

verloop van de reis regelmatig gezien.<br />

Alle tot op heden beschreven vijf<br />

micropuntia-soorten worden thans<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 113


Afb. 16: Astragalus crotalariae<br />

Beschut als ze zo staan, drogen<br />

de uitlopers niet in en worden<br />

na het uitrijpen van de vruchten<br />

ook niet afgeworpen. Bij Warm<br />

Springs groeit M. gracilicylindrica<br />

daarentegen op open vlakten<br />

zonder bijzondere bescherming<br />

tegen het weer. Het is niet<br />

meer dan logisch, dat M. gracilicylindrica<br />

na de bloei en het<br />

uitrijpen van de vruchten alle<br />

bovenaardse leden tot op een<br />

stomp laat verdrogen.<br />

Dit eenmalige bezoek aan<br />

twee populaties van deze kleine<br />

opuntia-soort is niet toereikend<br />

om uitspraken te doen over de<br />

bestaande taxonomie en nomenclatuur.<br />

Bij Hunt wordt het<br />

oude geslacht Micropuntia<br />

tot Corynopuntia gerekend.<br />

Benson is van mening dat dit<br />

geslacht van kleine, nietige<br />

plantjes bij Grusonia thuishoort.<br />

Helaas zijn bij beide auteurs de<br />

overwegingen voor deze herindeling<br />

zoals gebruikelijk zeer<br />

onduidelijk.<br />

Voor literatuur zij verwezen<br />

naar Haseltonia nr. 9 (2002).<br />

Afb.17: Oenothera deltoides<br />

gerangschikt onder M. pulchella. Ik heb maar<br />

twee verschillende verspreidingsgebieden kunnen<br />

onderzoeken, maar moet daaruit concluderen<br />

dat deze twee groepen planten nauw met elkaar<br />

verwant zijn. Daarvoor spreken ook de gelijke<br />

bloem, de bloemkleur en de zaadkenmerken.<br />

Het grootste verschil was eigenlijk het groeigebied.<br />

Voor zover ik kon vaststellen heeft M. pulchella<br />

een sterke voorkeur voor naar het zuiden<br />

gerichte hellingen in een heuvelachtig landschap.<br />

114<br />

Foto’s van de schrijver<br />

Opmerking van de vertaler/redacteur:<br />

na ontvangst<br />

van dit artikel verscheen in<br />

<strong>2013</strong> in het Amerikaanse tijdschrift<br />

Cact. Succ. J. volume<br />

85(1) een uitgebreid artikel van<br />

Elton Roberts onder de titel:<br />

Micropuntia: an introduction.<br />

Vertaling: Ludwig Bercht<br />

Johannesweg 8<br />

D 33106 Paderborn OT Wewer<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Het maken van een behaarde<br />

Jovibarba heuffelii die ook<br />

nog rood is<br />

Ben J.M. Zonneveld<br />

Jovibarba heuffelii is een plant van de Balkan. Het is een fraaie plant voor de rotstuin die<br />

perfect winterhard is. Omdat de jonge planten niet aan uitlopers zitten, maar naast het<br />

hart van de moederplant ontstaan, is alleen het hanteren van het mes een mogelijkheid<br />

om een benaamde cultivar te behouden.<br />

Bijna alle wilde vormen van J. heuffelii<br />

zijn groen, soms grijs en zelden rood<br />

aangelopen, met en zonder donkere<br />

bladpunt. Kruising met andere soorten<br />

heeft geen rol gespeeld bij het ontstaan<br />

van anders gekleurde J. heuffelii. De enkele<br />

hybriden met de J. hirta groep zijn<br />

steriel. Kruisingen met Sempervivum<br />

blijken tot nu toe onmogelijk. De meeste<br />

J. heuffelii zijn onbehaard. Er worden<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 115


Afb. 1: Groene en behaarde Jovibarba heuffelii<br />

in het wild ook behaarde J. heuffelii gevonden<br />

(afb.1). Deze zijn echter gewoon<br />

groen. U begrijpt het al, weer werk aan<br />

de winkel. Tot nu toe waren alle cultivars<br />

namelijk onbehaard. Ik heb deze<br />

groene, behaarde plant met een rode<br />

J. heuffelii gekruist. De eerste generatie<br />

was slechts licht behaard, echter<br />

onverwachts ook nauwelijks gekleurd.<br />

Pas in latere generaties en door het gebruik<br />

van andere behaarde ouders lukte<br />

het me om gekleurde en harige cultivars<br />

te kweken. Ik had ze misschien<br />

terug kunnen kruisen met de behaarde<br />

ouder. Ik heb er echter voor gekozen<br />

om ze onderling te kruisen en zo de<br />

meest behaarde rode plant er uit te halen.<br />

Het selecteren op beharing is niet<br />

eenvoudig omdat de meeste J. heuffelii<br />

als jonge zaailing wel behaard zijn.<br />

Dat dit toch min of meer gelukt is blijkt<br />

uit afb. 2 en 3. Een tweede opgave was<br />

het behaard maken van een grijze plant.<br />

Dit bleek moeilijker omdat het lastig<br />

blijkt om een mooie grijze kleur te krijgen.<br />

Vaak komt er in de loop van de<br />

Afb. 2: Rode en behaarde Jovibarba heuffelii<br />

Afb. 3: Rode en behaarde Jovibarba heuffelii<br />

116<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


zomer een grauwbruine waas op (afb.<br />

4). Bovendien kleuren ze pas goed grijs<br />

als ze minstens twee jaar oud zijn. Je<br />

kunt dus niet zoals bij rode planten al<br />

bij de zaailingen selecteren. Dat vereist<br />

dus nog enig kruisingswerk. Overigens<br />

reageert de grijze kleur van een blad<br />

(de waslaag) verschillend bij verschillende<br />

soorten planten. Ik denk dat<br />

Sempervivum en Jovibarba en de meeste<br />

vetplanten mooier grijs kleuren als<br />

ze meer en langer in de zon staan. Dit<br />

in tegenstelling tot bijvoorbeeld grijze<br />

hosta’s. De grijze waslaag van hosta’s<br />

smelt weg in de zomerzon. Dit komt<br />

waarschijnlijk omdat de waslaag een andere<br />

samenstelling heeft dan die bij vetplanten.<br />

Het is echter te duur en te tijdrovend,<br />

als het al kan, om de genen<br />

voor de grijze kleur van Sempervivum<br />

naar Hosta over te brengen. U ziet, van<br />

verveling is nog geen sprake.<br />

Schubertlaan 196<br />

2324 EC Leiden<br />

Afb. 4: Min of meer grijze en behaarde Jovibarba heuffelii<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 117


De Amerikaans/Mexicaanse<br />

grens in El Paso, Texas<br />

een interview met Harald E. Grieb, medewerker van het United States<br />

Department of Agriculture<br />

Arjen den Boer<br />

Ik ken Harald van het forum van de website www.cactiguide.com. Naast een hele handige<br />

site voor informatie en identificatie van cactussen heeft deze site ook het vriendelijkste en<br />

meest behulpzame forum in de internationale cactuswereld.<br />

In sommige van zijn onderwerpen vertelde Harald dat hij voor het ‘Department of<br />

Agriculture’ in El Paso werkt. Het leek mij interessant om hem hierover te interviewen en<br />

gelukkig ging hij daarmee akkoord.<br />

Harald, hoe zou je je baan omschrijven?<br />

Ik ben in dienst van het ‘United States<br />

Department of Agriculture’ (USDA) en<br />

mijn voornaamste taak is het bestuderen<br />

van plantenmateriaal dat wordt aangeleverd<br />

door landbouwspecialisten die werken<br />

voor het ‘Department of Homeland<br />

Security’, afdeling douane- en grensbewaking,<br />

en landbouwinspectie. Deze<br />

collega’s worden door mijn entomologie-collega’s<br />

en mijzelf getraind om abnormaliteiten<br />

in de groei van planten te<br />

herkennen, zoals bladvlekken, stressverschijnselen<br />

e.d., evenals ziekten en<br />

vraatschade door insecten, mijten en<br />

slakken.<br />

Wij proberen vast te stellen of er inderdaad<br />

een ziekte of insect aanwezig is.<br />

Naast dat er van mij verwacht wordt<br />

om te werken met allerlei soorten planten<br />

en plantenziekten, onderzoek ik ook<br />

grond- en wortelmonsters op de aanwezigheid<br />

van nematoden (microscopische<br />

rondwormen, ook wel aaltjes genoemd)<br />

en ben tevens de botanicus bij<br />

de grensinvoer.<br />

118<br />

Mijn baan als botanicus draait vooral<br />

om de identificatie van zaden en vruchten,<br />

omdat er een aantal planten in andere<br />

landen voorkomt dat door de VS is<br />

aangewezen als ongewenst en daarom<br />

aangemerkt als ‘federaal onkruid’.<br />

In hoofdzaak draait mijn baan echter<br />

om de identificatie van allerlei kwalen in<br />

planten. Dat zijn vooral schimmelsoorten<br />

op allerlei soorten planten en plantendelen,<br />

waarvan meer dan 95% uit Mexico<br />

afkomstig is, en met nematode- en zaadidentificatie.<br />

Ik assisteer de grensbewaking<br />

en train ze in mijn vakgebied.<br />

Zij voorzien mij van onderschept plantmateriaal<br />

waarvan zij denken dat het<br />

geïnfecteerd of aangetast is en ik probeer<br />

te identificeren wat ze gevonden<br />

hebben.<br />

Voor materiaal dat ik niet zelf kan<br />

identificeren heb ik een ondersteunend<br />

netwerk, waarin deskundige mensen een<br />

uiteindelijke identificatie doen. Ik ontvang<br />

alleen eventuele smokkelplanten<br />

als de inspecteur in kwestie gelooft dat<br />

het om een CITES-gereguleerde plant<br />

gaat. Meestal is dat een cactus, maar<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 1: Grensovergang bij El Paso<br />

soms zijn het ook andere planten zoals<br />

orchideeën, euphorbia’s, agaven etc.<br />

Ik weet niet zeker welk percentage<br />

van deze planten in mijn kantoor terechtkomt<br />

maar ik moedig de grensbewaking<br />

aan om cactussen bij me<br />

te brengen wanneer ze die aantreffen,<br />

tenzij het gaat om grote zuilcactussen<br />

en veel voorkomende Opuntia- en<br />

Cylindropuntia-soorten.<br />

Zijn er veel mensen die proberen om cactussen<br />

en andere planten te smokkelen?<br />

In mijn 10 jaar ervaring, toen ik nog<br />

werkte als grensbeambte, kan ik niet<br />

zeggen dat er veel mensen planten<br />

“smokkelen”. Smokkelen staat tussen<br />

aanhalingstekens omdat ik getraind ben<br />

om een situatie alleen als poging tot<br />

smokkelen te zien wanneer de persoon<br />

in kwestie probeerde de controle of de<br />

grenspost te omzeilen, of antwoordde<br />

met “nee” op de vraag of hij/zij iets aan<br />

te geven had.<br />

In tegenstelling tot vliegtuigpassagiers<br />

worden de aangehouden personen bij<br />

een landsgrens persoonlijk gevraagd wat<br />

zij bij zich hebben. Die vraag wordt gesteld<br />

bij de grenspost en nog een keer<br />

wanneer het voertuig of de persoon<br />

wordt doorverwezen naar de secundaire<br />

post voor landbouwinspectie. Op<br />

die manier is de reiziger in de gelegenheid<br />

om zijn/haar verklaring aan te vullen.<br />

De meesten met mogelijk verboden<br />

waren in hun bezit maken gebruik van<br />

die gelegenheid. In zo’n geval worden<br />

de waren gewoon in beslag genomen<br />

en wordt het niet aangemerkt als een<br />

smokkelpoging.<br />

Worden overtreders, naast de inbeslagname<br />

van planten, nog op een andere wijze<br />

bestraft?<br />

Het antwoord daarop is “ja”, maar<br />

alleen als de beambte vaststelt dat<br />

er inderdaad sprake is van een<br />

smokkelpoging.<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 119


Toen ik in 1985 mijn carrière begon,<br />

waren de boetes niet erg hoog. Ze varieerden<br />

van $50 voor een verborgen<br />

object tot $10 voor een tot twee keer<br />

toe niet aangegeven object dat niet verborgen<br />

was. Recidivisten kregen de<br />

hoogst denkbare boete en die werd niet<br />

verlaagd.<br />

De beslissing of de boete al dan niet<br />

werd verlaagd, werd overgelaten aan de<br />

grensbeambte die de smokkelwaar had<br />

aangetroffen.<br />

Het bedrag van een “spot fine” (een<br />

boete die ter plekke of binnen 3 dagen<br />

betaald wordt) is in de loop der jaren<br />

enorm gestegen. Op dit moment is de<br />

boete voor het niet aangeven van een<br />

object zonder het te verbergen $300.<br />

Deze kan verlaagd worden naar $175<br />

voor een eerste overtreding. Voor voetgangers<br />

kan die zelfs verlaagd worden<br />

naar $75. In herhaling vervallende overtreders<br />

betalen altijd $300. Als de reiziger<br />

weigert om de boete te betalen, zal<br />

een administratieve rechter bepalen hoe<br />

die verhoogd wordt. Naar de rechtbank<br />

gaan kan echter een extra boete van<br />

$1000 met zich meebrengen en de gedaagde<br />

zal in de aangewezen rechtszaal<br />

moeten verschijnen die misschien niet in<br />

zijn/haar woonplaats is.<br />

Waar gaan in beslag genomen planten naar<br />

toe? Worden die teruggezet in de natuur of<br />

vernietigd?<br />

De in beslag genomen planten worden<br />

niet in de natuur teruggezet; tegenwoordig<br />

wordt het grootste deel vernietigd.<br />

Er zijn verschillende factoren die bepalen<br />

hoe een plant eindigt. De belangrijkste<br />

ligt bij de beambte die ze<br />

in beslag neemt. De titel van deze beambten<br />

is nu ‘landbouwspecialist’. Zij<br />

maken deel uit van het ‘Department<br />

of Homeland Security, Customs and<br />

Border Protection’. Sommige van deze<br />

beambten zullen mij planten sturen terwijl<br />

anderen die zullen vernietigen zonder<br />

mij op de hoogte te stellen. Ik train<br />

120<br />

deze beambten wel om plantenziekten,<br />

onkruidzaden en CITES-planten<br />

te herkennen. Omdat El Paso in de<br />

Chihuahua-woestijn ligt, zien we vooral<br />

CITES-gereguleerde cactussen.<br />

De landbouwspecialist wordt geleerd<br />

om eerst alle planten te onderzoeken op<br />

ziekten en ongedierte. Wanneer de planten<br />

in mijn kantoor terechtkomen, kijk ik<br />

ze goed na om er zeker van te zijn dat<br />

er tijdens de eerste inspectie niets over<br />

het hoofd is gezien. Ik controleer ook de<br />

wortels om mogelijke aanwezigheid van<br />

nematoden te ontdekken. Als de planten<br />

gezond zijn verklaard, probeer ik ze op<br />

soort en CITES-status te identificeren.<br />

Bij een CITES I-plant vul ik een formulier<br />

in voor plaatsing in een ‘plant rescue<br />

center’ (PRC). Deze aanvraag eindigt<br />

meestal bij de ‘U.S. Fish and Wildlife<br />

Service’ (FWS). FWS biedt de planten<br />

dan aan de Mexicaanse autoriteiten aan,<br />

die, wanneer het geaccepteerd wordt, iemand<br />

van PROFEPA (de CITES-arm van<br />

de Mexicaanse overheid) moeten sturen<br />

om de planten bij mijn kantoor op<br />

te halen, of om ze op hun kosten naar<br />

Mexico te laten sturen.<br />

Als de planten teruggestuurd worden<br />

naar Mexico, worden die voorzien van<br />

een CITES re-export certificaat, verstrekt<br />

door de FWS. Deze situatie is in<br />

mijn loopbaan van meer dan 20 jaar<br />

bij het USDA pas één keer voorgekomen.<br />

Die keer arriveerde er een reiziger<br />

met 3 koffers vol hoofdzakelijk<br />

CITES II-cactussen. Een pick-up van de<br />

Mexicaanse overheid heeft de planten<br />

mee teruggenomen naar onze zusterstad<br />

Ciudad Juarez. Waarschijnlijk zijn<br />

ze daar terechtgekomen in een botanische<br />

tuin, een arboretum of een zoölogische<br />

tuin.<br />

Meestal weigert Mexico om de planten<br />

terug te nemen, waarschijnlijk vanwege<br />

de kosten, of omdat het de moeite niet<br />

loont. Als Mexico de CITES I-planten<br />

niet terug wil, wijst de FWS een PRC aan<br />

waar ik de planten naar toe kan sturen.<br />

Er zijn op dit moment 83 PRC’s in<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 2: Ariocarpus fissuratus<br />

Afb. 3: Coryphantha cornifera<br />

Afb. 4: Echinocereus fendleri<br />

Afb. 5: Escobaria tuberculosa<br />

Afb. 6: Ferocactus hystrix<br />

Afb. 7: Mammillaria gummifera<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 121


continentaal Amerika en Hawaï, waarvan<br />

er 49 cactussen en succulenten<br />

accepteren. Aan die PRC’s zullen ze<br />

waarschijnlijk als eerste aangeboden<br />

worden. De planten blijven bezit van de<br />

Amerikaanse overheid, maar de zaden<br />

en stekken zijn van het PRC in kwestie.<br />

Bij een vergadering over CITESregelgeving<br />

in maart 2007 is aan de<br />

USDA-werknemers met CITES-taken<br />

verteld, dat de PRC’s te vol raakten met<br />

CITES II-planten en dat we daarvoor dus<br />

geen plaatsing meer mogen aanvragen.<br />

In plaats daarvan moeten de planten<br />

vernietigd worden. Als gevolg daarvan<br />

heb ik al jaren geen verzoek tot PRC<br />

plaatsing meer ingevuld; we hebben<br />

maar zelden CITES I-planten die in beslag<br />

genomen worden in El Paso.<br />

Werk je samen met de Mexicaanse autoriteiten?<br />

Zijn er mensen aan de andere kant van<br />

de grens die hetzelfde werk doen?<br />

Ja, we werken indirect samen met<br />

onze Mexicaanse collega’s, maar alleen<br />

in samenwerking met de FWS. Er<br />

zijn ook mensen daar die hetzelfde werk<br />

doen. Een aantal jaren geleden werd ik<br />

geïnterviewd door een Mexicaanse TVzender<br />

over cactussmokkel. Ik weet echter<br />

niet of dat ook uitgezonden is.<br />

Ook ben ik een tijd later met een<br />

USDA-collega, die belast is met smokkel-<br />

en handelszaken, naar een onderwijsinstituut<br />

in Ciudad Juarez geweest,<br />

waar we een powerpoint-presentatie<br />

over CITES-regelgeving hebben gegeven,<br />

en vragen van studenten hebben<br />

beantwoord.<br />

We hebben ook bezoek gehad van<br />

een CITES-geaffilieerde groep die het<br />

“Traffic”-magazine samenstelt. Ook zij<br />

wilden weten wat voor CITES-planten<br />

wij hier aantreffen.<br />

Zijn er bepaalde soorten planten die veel<br />

gesmokkeld worden?<br />

Zoals eerder gezegd, geven we reizigers<br />

122<br />

twee kansen om waren in hun bezit<br />

aan te geven. De meesten zijn verstandig<br />

genoeg om eerlijk te zijn, nadat ze<br />

zijn doorverwezen naar de tweede controlepost<br />

en wel doorhebben dat hun<br />

voertuig grondig doorzocht zal gaan<br />

worden. Het gevolg is dat ze alleen de<br />

waren kwijtraken en geen boete betalen<br />

voor smokkel. De in beslag genomen<br />

planten vallen onder allerlei geslachten<br />

en soorten, van fruitbomen en kamerplanten<br />

tot allerlei in het wild verzamelde<br />

planten, inclusief cactussen. Meestal<br />

is het maar een handvol planten die<br />

per bus, auto of wandelaar wordt aangetroffen.<br />

Cactussen die over de grens<br />

mee werden genomen waren vooral bedoeld<br />

als tuinplanten (Echinocereus<br />

spp., Mammillaria spp., Coryphantha<br />

spp., Echinocactus spp., Escobaria<br />

spp., Ferocactus spp., Stenocereus spp.,<br />

etc., zie foto’s). Sommige planten worden<br />

meegenomen als voedsel (Opuntia<br />

spp., Peniocereus greggii, etc.), en sommige<br />

voor waarschijnlijk medicinale<br />

doeleinden (Pachycereus, Stenocereus,<br />

Echinocactus horizonthalonius). Ik neem<br />

aan dat ze bedoeld waren voor medicinaal<br />

gebruik, omdat ze vaak in plakken<br />

gesneden aankomen, en in het geval<br />

van Echinocactus horizonthalonius ontdaan<br />

van doorns.<br />

Peniocereus greggii, de “koningin van<br />

de nacht”, zien we altijd in de vorm van<br />

haar knolachtige wortels, die geconsumeerd<br />

worden door indianenstammen in<br />

het zuidwesten van de V.S. De leden van<br />

jonge opuntia-soorten (nopales) worden<br />

ook gegeten door Mexicanen en een<br />

toenemend deel van de Amerikaanse<br />

bevolking. Er wordt gezegd dat ze<br />

bloedsuikerverlagend werken bij diabetici<br />

en mensen die zich zorgen maken<br />

over hun suikerwaarden. De vruchten<br />

(tunas) worden ook veel geïmporteerd<br />

en als voedsel gebruikt.<br />

Waar andere cactussen niet zonder<br />

documentatie het land in mogen<br />

(CITES- en plantgezondheidsverklaringen),<br />

mogen Opuntia-vruchten en jonge<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


cladodes (schijven) vrij geïmporteerd<br />

worden. De CITES-reglementen gelden<br />

niet voor deze planten, tenzij de inspecteur<br />

denkt dat ze met een ander doel<br />

dan consumptie ingevoerd worden.<br />

Hoe kijk je aan tegen zgn. “rescue plants”?<br />

Ik ben een groot voorstander van het<br />

redden van lokale planten waarvan het<br />

bestaan bedreigd wordt door bouwactiviteiten.<br />

Onze lokale cactusvereniging<br />

staat in contact met projectontwikkelaars<br />

en wordt vaak op de hoogte gesteld<br />

wanneer er ergens gebouwd gaat<br />

worden. Vaak krijgen we dan toestemming<br />

van de landeigenaar om daar zo<br />

veel mogelijk planten te redden voordat<br />

de machines komen en alles platwalsen.<br />

Op onze laatste bijeenkomst werd aangekondigd<br />

dat een lokale steengroeve<br />

wil gaan uitbreiden met 324 hectare. Er<br />

zijn een ontelbaar aantal cactussen aanwezig<br />

in dat gebied die allemaal vernietigd<br />

zouden worden als wij en gelijkgestemde<br />

organisaties niet kwamen om ze<br />

te verplaatsen. Onze enige hoop is dat<br />

in eerste instantie maar een deel gebruikt<br />

zal gaan worden, want het gebied<br />

is veel te groot om alles in een keer te<br />

verzamelen en verplaatsen. Daarvoor<br />

hebben we te weinig vrijwilligers. Ik zie<br />

deze reddingsoperaties als een manier<br />

om niet alleen de lokale cactussen te<br />

redden, maar ook om zoveel mogelijk<br />

van de genetische variatie in stand te<br />

houden. Gekweekte cactussen worden<br />

weliswaar in grote aantallen geproduceerd<br />

maar zijn vaak afkomstig van een<br />

klein aantal moederplanten. Als lid van<br />

onze vereniging ben ik in de gelegenheid<br />

om geredde planten te adopteren,<br />

maar dat is zeer beperkt vanwege ruimtegebrek.<br />

Geredde planten worden ook<br />

wel weggegeven aan niet-leden die onze<br />

bijeenkomsten bezoeken. We hebben<br />

ook cactustuinen beplant bij het “Texas<br />

A&M Experiment Station” in onze stad<br />

en een herdenkingstuin voor bewoners<br />

van El Paso, inclusief overledenen,<br />

die onze doelen ondersteund hebben,<br />

en op het terrein van een tehuis voor<br />

probleemjongeren.<br />

Ben je weleens een ziekte of plaag tegengekomen<br />

waarvoor vanwege het verspreidingsrisico<br />

extra maatregelen getroffen moesten<br />

worden?<br />

Het antwoord daarop is “ja”, maar de<br />

ziekten werden niet op cactussen aangetroffen,<br />

maar op snijbloemen. In april<br />

1993 kwam de eerste lading chrysanten<br />

binnen waarop witte roest (Puccinia horiana)<br />

werd aangetroffen, vanuit Mexico.<br />

Dit resulteerde in een quarantaine op dit<br />

product.<br />

Tevens waren wij in september 2004<br />

de eersten die een lading gladiolen binnenkregen<br />

met de roestvorm Uromyces<br />

transversalis. Ook hier werd een quarantaine<br />

ingesteld.<br />

Beide gevallen hebben een grote impact<br />

gehad op de Mexicaanse export<br />

van snijbloemen.<br />

Wat is het vreemdste dat je ooit bent tegen<br />

gekomen?<br />

De vreemdste dingen die ik tegenkom<br />

hebben weliswaar met smokkel te<br />

maken, maar niet met die van planten.<br />

Deze gevallen hebben te maken met<br />

drugs- en mensensmokkel. Van het laatste<br />

komen twee voorvallen in me op.<br />

Een keer werd een jongedame doorverwezen<br />

naar de secundaire controlepost,<br />

en toen haar gevraagd werd haar<br />

kofferbak te openen, aarzelde ze. Ik<br />

drong aan, en toen ik de kofferbak inspecteerde<br />

zat er een glimlachende jongeman<br />

in, waarschijnlijk haar vriendje.<br />

Een andere keer liet ik de bestuurder<br />

van een pick-up uitstappen zodat ik het<br />

voertuig kon inspecteren. Ik keek onder<br />

de stoel en wilde er toen achter gaan<br />

kijken. Er lagen wat kleren en een paar<br />

mannenlaarzen. Toen ik die aan de kant<br />

wilde schuiven, kwam ik erachter dat ze<br />

aan de benen van een man vastzaten.<br />

Het was waarschijnlijk een familielid van<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 123


de bestuurder en ze waren op weg naar<br />

Canada.<br />

Wat ik echter het meeste aantref zijn<br />

mensen die proberen verboden voedselwaren<br />

te smokkelen. Ik liet een keer<br />

een voertuig stoppen voor inspectie<br />

en vroeg iedereen om uit te stappen.<br />

Iedereen stapte uit behalve een oudere<br />

dame. Haar familie zei dat ze niet kon<br />

uitstappen omdat ze oud was en zich<br />

bijna niet kon bewegen. Ik zei tegen<br />

haar dat ze toch uit moest stappen, met<br />

het argument dat ze ook was ingestapt<br />

en aan het einde van de reis er ook uit<br />

zou moeten. Toen ze er eindelijk uitkwam,<br />

ontdekte ik dat ze op een bologna-<br />

en chorizoworst had gezeten, beide<br />

gemaakt met verboden varkensvlees.<br />

Voedsel wordt ook vaak gesmokkeld<br />

in handtasjes omdat vrouwen denken<br />

dat het niet netjes van me zou zijn om<br />

daar in te kijken. Meestal ging het dan<br />

om een stuk fruit of een vleesproduct.<br />

Soms voelde ik gewoon aan de buitenkant<br />

van zo’n tasje en kneep een beetje<br />

om een idee te krijgen wat er in zat.<br />

Gelukkig voor een van deze vrouwen<br />

deed ik dat niet want zij vervoerde rauwe<br />

eieren in haar tasje.<br />

Ik herinner me ook een keer een<br />

vrouw die twee ‘conures’ (kleine papegaaien)<br />

in haar tasje vervoerde. Ze<br />

mocht haar portemonnee houden maar<br />

het tasje werd vernietigd; de vogels hadden<br />

hun ontlasting niet weten op te<br />

houden! Deze handelwijze was noodzakelijk<br />

gezien het risico op Psittacosis<br />

(papegaaienkoorts), Newcastle-ziekte of<br />

vogelgriep.<br />

We hebben allemaal wel eens verhalen gehoord<br />

over de cactusmot. Ik hoorde geruchten<br />

dat die aanwezig zou zijn in Mexico. Is<br />

het moeilijk om verspreiding naar de V.S. tegen<br />

te gaan?<br />

Meestal wanneer de term ‘cactusmot’<br />

valt wordt het insect Cactoblastis cactorum<br />

bedoeld. De larven daarvan hebben<br />

een helder oranje huid met zwarte stippen.<br />

Dit insect is succesvol toegepast<br />

124<br />

tegen woekerende opuntia’s in Australië.<br />

Een aantal maanden geleden heb<br />

ik een presentatie over ziekten en plagen<br />

gegeven. Op dat moment was de<br />

mot niet aanwezig in Mexico. Tot dan<br />

toe had ze slechts een eilandengroep<br />

in de buurt van de Mexicaanse kust bereikt,<br />

waar ze door de overheid werd<br />

uitgeroeid.<br />

Hier in de V.S. zijn er daarentegen gebieden<br />

langs de Golf van Mexico waar<br />

dit zeer destructieve insect is aangetroffen.<br />

De USDA heeft geld beschikbaar<br />

gesteld om onderzoek te doen en waar<br />

mogelijk de opmars van dit insect tegen<br />

te gaan. De cactusmot vreet alleen aan<br />

opuntia’s en misschien ook aan cylindropuntia’s.<br />

Mexico maakt zich ernstige<br />

zorgen over deze dreiging omdat leden<br />

en vruchten van Opuntia-soorten daar<br />

een algemene voedselbron zijn en veel<br />

mensen werkzaam zijn in die sector.<br />

Ook de cochenilleluis, gebruikt voor<br />

de productie van rode kleurstoffen in<br />

cosmetica en voedsel, heeft Opuntiasoorten<br />

als gastheer nodig.<br />

Ik heb gehoord dat het tegenwoordig moeilijk<br />

is om aan plantenmateriaal, zelfs zaden,<br />

uit Mexico te komen vanwege de<br />

Mexicaanse wet. Zijn er mensen voor wie<br />

een uitzondering op die regels wordt gemaakt<br />

?<br />

De uitvoer van planten, met name<br />

CITES-gereguleerd, vanuit Mexico is inderdaad<br />

een stuk moeilijker geworden.<br />

Zowel Mexico als de V.S. hebben de<br />

regelgeving en naleving daarvan op<br />

dit gebied verzwaard, en hebben meer<br />

voorwaarden gecreëerd waar een exporteur<br />

aan moet voldoen. Een paar jaar<br />

geleden hebben Mexicaanse CITESvertegenwoordigers<br />

een verzoek gedaan<br />

aan de wereldwijde CITES-autoriteit om<br />

ook hun CITES II-zaden te laten beschermen<br />

door regelgeving.<br />

Normaal gesproken vallen alle zaden<br />

van CITES II-planten buiten de reglementen<br />

en kunnen deze vrij verhandeld<br />

worden over internationale grenzen.<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Op een bijeenkomst is het Mexicaanse<br />

verzoek ingewilligd, waardoor het een<br />

stuk ingewikkelder is geworden om zaden<br />

vanuit Mexico uit te voeren. Wellicht<br />

is deze stap door Mexico genomen<br />

omdat mensen uit andere landen het<br />

Mexicaanse landschap verlieten met<br />

grote hoeveelheden cactuszaden, inclusief<br />

die van CITES I-soorten.<br />

Ik kan me een geval herinneren waarbij<br />

een aantal verzamelaars uit Tsjechië<br />

dozen vol cactuszaden meenamen over<br />

de grens. Ik heb de lijst met genoemde<br />

planten gecontroleerd naast de CITESstatus<br />

van de bewuste planten en de<br />

hele lijst was CITES II. De zaden waren<br />

daarom niet CITES-gereguleerd en<br />

ik heb de vracht vrijgegeven. Vanuit alle<br />

andere landen mogen CITES II-planten<br />

en zaden nog steeds vrij verhandeld<br />

worden.<br />

Toen ik een steekproef van het door<br />

de Tsjechen verzameld materiaal, bestaande<br />

uit een aantal zaden die ik had<br />

gehouden voor referentie, naar onze regionale<br />

botanicus stuurde voor onderzoek,<br />

informeerde hij me dat de naam<br />

bij de zaden niet klopte en dat het<br />

CITES I-planten betrof waarvoor documentatie<br />

vereist was. Enige tijd later<br />

las ik in het tijdschrift ‘Traffic’, dat over<br />

CITES-zaken gaat, dat twee mannen<br />

met dezelfde namen waren aangehouden<br />

in Mexico bij het illegaal verzamelen<br />

van cactussen in het wild. Ook zag<br />

ik rond die tijd een korte notitie waarin<br />

stond dat zaden van de recent ontdekte<br />

Mexicaanse cactus Aztekium hintonii in<br />

Europa verkocht werden voor ongeveer<br />

$7,50 per zaadje.<br />

Wanneer je zou proberen om<br />

Mexicaanse zaden of planten in te voeren,<br />

zouden de inspecteurs de CITESafspraken<br />

met Mexico handhaven. Je<br />

zou dus een CITES-exportvergunning<br />

moeten hebben en een gezondheidsverklaring,<br />

beide verstrekt door een<br />

Mexicaanse overheidsbeambte.<br />

Ik heb gehoord van een voormalige<br />

medewerker van een kleinschalige<br />

Afb. 8: Myrtillocactus geometrizans<br />

Afb. 9: Opuntia orbiculata<br />

Afb. 10: Pachycereus marginatus<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 125


cactuskwekerij, die jaren geleden CITES<br />

II-cactussen had geïmporteerd, dat het<br />

lastig is om iemand te vinden die je die<br />

papieren verstrekt. De bewuste kwekerij<br />

importeert niet langer vanuit Mexico.<br />

Voor een grote kwekerij is het wellicht<br />

makkelijker; ik heb gehoord dat het zelfs<br />

mogelijk is om aan CITES I-planten te<br />

komen als je maar de benodigde papieren<br />

kunt verkrijgen. Als de planten<br />

in Mexico blijven, zijn ze daar makkelijk<br />

aan te schaffen en zijn er geen papieren<br />

nodig.<br />

Je vertelde dat je douanebeambten traint.<br />

Wat leer je ze?<br />

Ik train de landbouwspecialisten in de<br />

beginselen van de botanie (vooral zaadherkenning)<br />

met het gebruik van eenvoudige<br />

hulpmiddelen als zeven, verlichte<br />

vergrootglazen etc., hoe ze de<br />

zaden schoon moeten maken en ze<br />

vervolgens naar mij te sturen voor determinatie.<br />

Ook laat ik ze zien welke<br />

CITES-gereguleerde planten ze kunnen<br />

aantreffen in hun werk, inclusief<br />

de knolachtige wortel van Peniocereus<br />

greggii. Ze krijgen ook een overzicht van<br />

Afb. 11: Wortels van Peniocereus greggii, de meetlat<br />

geeft de grootte in inches (ca. 2,5 cm) aan. De<br />

grootste wortel weegt waarschijnlijk meer dan<br />

4,5 kg, maar ik las ergens dat de wortel tot 27<br />

kg zwaar kan worden<br />

126<br />

de kenmerken van orchideeën, aloë’s en<br />

agaven. Ik laat ze veel symptomen en<br />

tekenen die wijzen op schimmelinfectie<br />

zien bij verschillende soorten planten,<br />

inclusief snijbloemen uit Mexico. Ook<br />

hier wordt ze geleerd om het materiaal<br />

en de meest voorkomende schimmels<br />

te herkennen en die vervolgens voor determinatie<br />

naar mij te sturen, of wanneer<br />

ik dat niet kan naar de nationale plantenpatholoog<br />

(mycoloog). Omdat nematoden<br />

traditioneel in de categorie plantenziekten<br />

werden geplaatst, geef ik de<br />

landbouwspecialisten ook een korte training<br />

over dit ongedierte. We richten ons<br />

vooral op de soorten die wortelsystemen<br />

van planten aanvallen, en de beambten<br />

sturen dan ook een handvol aarde uit<br />

de rhizosfeer van ziek uitziende planten<br />

mee voor nematoden-analyse.<br />

Een ander onderdeel van de training<br />

richt zich op digitale fotografie. Ik ben<br />

niet alleen verantwoordelijk voor de drie<br />

grensposten in El Paso, maar ook voor<br />

verder weg gelegen plaatsen als Presidio<br />

in Texas en de stad Albuquerque in New<br />

Mexico. Omdat er daar niemand ter<br />

plaatse is om te identificeren en te determineren,<br />

zijn medewerkers daar voorzien<br />

van Leica prepareermicroscopen<br />

met ingebouwde camera. Zo kunnen de<br />

beambten daar alles van enig belang fotograferen<br />

en naar mij sturen voor analyse.<br />

Voordat die apparatuur was aangeschaft,<br />

moesten monsters ‘s nachts<br />

verstuurd worden via UPS, FedEX etc.<br />

De lading moest dan wachten tot wij ze<br />

geïnspecteerd hadden.<br />

Ook wij maken gebruik van dezelfde<br />

apparatuur zodat ik zaken die ik niet<br />

kan identificeren snel naar experts kan<br />

doorsturen. Het grootste deel van de tijd<br />

kunnen identificaties gemaakt worden<br />

op basis van digitale afbeeldingen, dat<br />

scheelt veel tijd en geld.<br />

Foto’s van Harald E. Grieb, USDA-APHIS-PPQ.<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


OP DE VINDPLAATSEN VAN<br />

COPIAPOA KRAINZIANA EN<br />

COPIAPOA SCOPULINA<br />

Bart Hensel<br />

Copiapoa krainziana is met zijn witte bedoorning een van de mooiste copiapoa´s. Die witte<br />

bedoorning kan in de vorm van beharing, maar ook als echte doorns voorkomen.<br />

Voor vele Chili-gangers,<br />

ook uit ons land, is de<br />

Quebrada San Ramón ten<br />

noorden van Taltal de bekende<br />

vindplaats van<br />

Copiapoa krainziana. De<br />

Quebrada San Ramón is<br />

door zijn nauwe ingang alleen<br />

te voet te verkennen.<br />

De Quebrada loopt vanaf<br />

de zee naar het oosten het<br />

land in en de bodem stijgt<br />

maar langzaam. Vanaf de ingang<br />

is het ongeveer drie<br />

kwartier lopen tot de eerste<br />

krainziana´s verschijnen.<br />

Dat zijn echter krainziana´s,<br />

die niet zuiver witte haren<br />

hebben, maar mengvormen<br />

met de ook aanwezige<br />

C. cinerea- en C. haseltoniana-<br />

vormen. Deze locatie<br />

zou je een soort melting pot<br />

kunnen noemen, want hier<br />

groeien allerlei tussenvormen.<br />

Verder de Quebrada in<br />

lopend, kom je wel de wittere<br />

krainziana-vormen tegen,<br />

veelal tegen de rotswanden<br />

groeiend.<br />

In 2007, tijdens een bezoek<br />

aan Chili met Rudolf<br />

Schultz, Paul Klaassen uit<br />

Engeland (als organisator<br />

van de vijfde Copiapoatlon)<br />

en anderen maakten we<br />

Afb. 1: C. scopulina bloeiend op 600 meter hoogte<br />

(december 2012)<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 127


Afb. 2: Twee extreme C. scopulina-vormen<br />

Afb. 3: C. scopulina-vormen<br />

128<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 4: C. scopulina-vormen met de voorkeur van de fotograaf op de voorgrond<br />

Afb. 5: Zaailingen links C. krainziana, afkomstig uit de Quebrada San Ramón, gezaaid in 2007<br />

Zaailing rechts C. scopulina, afkomstig uit de Quebrada San Ramón, gezaaid in 2005<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 129


Afb. 6: Zaailingen, op de voorgrond C. krainziana en<br />

op de achtergrond C. scopulina<br />

Afb. 7: Na afloop van een mooie dag nemen wij een<br />

drankje terwijl de vanuit zee binnendrijvende<br />

wolken onze krainziana´s van vocht voorzien<br />

echtgenote, bijna elk jaar wel 1 of 2<br />

bezoeken aan deze locatie gebracht.<br />

Het vergt een klim van 600 meter<br />

en het nodige zweet, maar het resultaat<br />

maakt het alle moeite waard.<br />

Terug in Nederland vroeg ik mij af<br />

of de scopulina-populatie een aparte<br />

populatie is of overgaat in de daar in<br />

de buurt voorkomende krainzianapopulatie.<br />

Rob Bregman heeft mij<br />

toen geadviseerd waar naar te kijken<br />

om uit te maken of C. krainziana<br />

en C. scopulina aparte variëteiten<br />

zijn. Daartoe hebben we verscheidene<br />

keren de hellingen doorkruist van<br />

boven naar beneden en van zuid<br />

naar noord. De aanvankelijke indruk,<br />

dat de scopulina´s ergens stopten<br />

en er daarna alleen maar echte witte<br />

krainziana´s zouden groeien, bleek<br />

niet juist. Afgelopen december heb<br />

ik geconcludeerd dat de populaties<br />

in elkaar overlopen en dat op 600<br />

meter hoogte de donkere planten<br />

met grijze doorns ruimschoots de<br />

overhand hebben en lager, op 400<br />

m hoogte de wittere krainziana´s.<br />

Er zijn mij nog twee locaties bekend,<br />

waar C. krainziana voorkomt.<br />

Tegen de helling van de Cerro<br />

Perales op circa 800 meter en verder<br />

de Quebrada San Ramón in op<br />

circa 700 meter hoogte. Op deze<br />

beide locaties heb ik geen scopulina-vormen<br />

gezien. De conclusie is<br />

dan ook gerechtvaardigd dat C. scopulina<br />

slechts een vorm is van C.<br />

krainziana en geen variëteit.<br />

vanuit de Quebrada San Ramón een wandeltocht<br />

een zijdal in naar het noorden. Het<br />

doel was een bezoek aan de vindplaats<br />

van C. montana, die op circa 700 m hoogte<br />

voorkomt groeiend tussen grote groepen<br />

Euphorbia lactiflua. Tijdens deze tocht vonden<br />

we op de terugweg een grote populatie<br />

van C. scopulina. Het gaat om een gebied<br />

van zo’n 20 hectare met duizenden planten.<br />

In de jaren daarna heb ik, samen met mijn<br />

130<br />

Foto’s van de schrijver<br />

Spoorlaan 29<br />

3645 EK Vinkeveen<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Notocactus haselbergii<br />

Norbert Gerloff<br />

De onjuiste foto bij het stukje over Brasilicactus haselbergii in Succulenta <strong>2013</strong>, nr. 1 heeft<br />

mij ertoe aangezet een klein artikel te schrijven over de notocactussen van het ondergeslacht<br />

Brasilicactus.<br />

Allereerst afbeelding 1 van de echte<br />

Notocactus haselbergii (Haage ex<br />

Rümpler) Berger ex Krainz met zijn typische<br />

rode bloemen. Deze planten komen<br />

voor in het zuiden van Brazilië op<br />

de steile hellingen boven de rivieren in<br />

de Apparados da Serra en op de bergen<br />

in het Taquari-dal. De betreffende<br />

foto is gemaakt door Gilberto Coster<br />

in het Parque da Ferradura, Canela.<br />

N. haselbergii is hier in de minderheid<br />

ten opzichte van N. leninghausii. Ze<br />

groeien hier op steile rotswanden en<br />

kunnen alleen met een teleobjectief gefotografeerd<br />

worden.<br />

Helaas vinden ook de wandelaars aldaar<br />

de planten zeer interessant. De bewoners<br />

in de buurt van Tabai hebben<br />

honderden planten met lange stokken<br />

van de wand gestoten en verkocht aan<br />

tuincentra. Slechts een klein deel van<br />

deze planten heeft dit overleefd. Op de<br />

rotswand kan men thans nog slechts een<br />

enkel exemplaar vinden.<br />

Verder naar het noorden in het kustgebergte<br />

vindt men de met N. haselbergii<br />

Afb. 1: N. haselbergii bij Canela<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 131


Afb. 2: Cultuurplanten van N. haselbergii afkomstig van<br />

Tabai<br />

Afb.3: Beeld thans op de groeiplaats bij Tabai<br />

Afb. 4: En zo was het eens bij Tabai<br />

Afb. 5: N. graessneri (de gele bloemvorm) en<br />

N. haselbergii<br />

Afb. 6: N. graessneri bij Fortaleza<br />

Afb. 7: N. graessneri bij Fortaleza met de typische<br />

groene bloem<br />

132<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 8: N. graessneri fa. microdasys<br />

Foto’s van de schrijver<br />

verwante N. graessneri (K. Schumann)<br />

Berger ex Krainz. Hij komt voor op vele<br />

kleine rotsen in het kustgebergte bij<br />

steden zoals Cambara, Jaquirana en<br />

Vacaria tot in de staat Santa Catarina.<br />

De twee afgebeelde foto’s zijn gemaakt<br />

nabij de Canon Fortaleza. De schedel<br />

van de planten richt zich naar het licht.<br />

De bloemen zijn zygomorf en langer<br />

dan breed. De kleur van de bloemen is<br />

groen, maar soms ook wel geelachtig<br />

groen.<br />

In cultuur bestaan ook selecties met<br />

zuiver gele bloemen. Ook is een doornloze<br />

vorm beschreven als N. graessneri<br />

fa. microdasys P. Braun; deze vorm is<br />

ontstaan door vegetatieve vermeerdering<br />

van een bij Jaquirana gevonden plant.<br />

Helaas worden de geslachtsorganen van<br />

de bloemen niet rijp. In de natuur zijn<br />

verder geen planten met gereduceerde<br />

doorns gevonden.<br />

Beide brasilicactussen zijn gemakkelijk<br />

in de cultuur. Op de natuurlijke vindplaatsen<br />

komt vaak urenlange vorst voor<br />

en ’s morgens vroeg vochtbrengende<br />

nevels. Ze verdragen een droge hitte<br />

slecht.<br />

ngerloff@aol.com<br />

Brandenburger Strasse 49<br />

D 71640 Ludwigsburg<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 133


IN THE PICTURE<br />

Groeizame bonsai<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Verleden jaar vond ik een caudexvormende plant, die mij wel aansprak vanwege zijn potentie<br />

om onder mijn hoede een mooie bonsai te worden. Caudexen kunnen de meest wonderlijke<br />

vormen aannemen en ik was vol goede moed.<br />

Een geschikt bakje was snel gevonden<br />

en met enig snijwerk aan de wortels die<br />

lange tijd in een grote pot hadden vertoefd,<br />

paste alles naar wens.<br />

Nu is het zo dat normaliter een bonsai<br />

sterk moet worden getrimd om er<br />

een goede vorm aan te geven of die te<br />

onderhouden. Deze caudexvormende<br />

plant, een Kedrostis capensis, uit de familie<br />

der Cucurbitaceae (pompoenen),<br />

kan heel groot worden en dan bedoel<br />

ik echt heel groot. Knollen van 25-35<br />

kilo zijn in de Afrikaanse savanne geen<br />

uitzondering. Je ziet ze in de natuur<br />

niet, want de plant zit diep weggedoken<br />

onder de grond en alleen de dunne<br />

ranken komen in de vochtige periode<br />

tevoorschijn.<br />

Bij het oppotten waren er maar weinig<br />

ranken aanwezig. Na een paar maanden<br />

veranderde het uiterlijk van de plant<br />

aanzienlijk. Was eerst de knol prominent<br />

in beeld, al snel begonnen de dunne<br />

ranken uit te lopen. Lange slingerende<br />

Afb. 1: Kedostris capensis opgepot<br />

134<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


takjes met mini-hechtranken<br />

zoals die bij erwtenplanten,<br />

passiebloemen en druiven<br />

zochten overal naar houvast.<br />

Dan ontstaat het dilemma.<br />

Om de knol te laten groeien<br />

is het niet verantwoord om<br />

steeds alle ranken op een<br />

paar centimeter kort te knippen.<br />

Tevens is met die dunne<br />

sprieten niet te verwachten<br />

dat daar Jugendstil-achtige<br />

mooie vormen gaan ontstaan.<br />

Als de plant het naar<br />

zijn zin heeft overwoekert hij<br />

al het omringende meubilair<br />

en tegelijk wordt de knol<br />

onzichtbaar.<br />

Respect voor de natuur<br />

heeft bij mij de overhand gekregen.<br />

Deze plant laat zich<br />

niet eenvoudig dwingen. In<br />

plaats van een gedresseerde<br />

bonsai is het nu een sieraad<br />

in de kamer, die deze<br />

geste beantwoorde met piepkleine<br />

gele bloempjes. Ze lijken<br />

wat op kleine courgettebloemen.<br />

Als de kedrostis nu<br />

zelffertiel is (kon ik nergens<br />

vinden), kan ik er leuke kleine<br />

gelige pompoentjes aan<br />

verwachten. Voor een bonsai<br />

ga ik wel op zoek naar een<br />

Adenium obesum.<br />

Afb.2: De kedostris houdt zich niet aan de afspraak om een<br />

bonsai te vormen<br />

Koperwieklaan 19<br />

2261CL Leidschendam<br />

Afb. 3: Een miniem bloempje tussen het loof<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 135


ONVERWACHTE ONTDEKKING IN<br />

SINGAPORE<br />

Richard de Bruijn<br />

Als men aan mij vroeg: “Waar zou je nog eens naar toe willen op de wereld?”, dan was<br />

Singapore waarschijnlijk geëindigd op de 300-ste plaats. Maar ja, als je dochter daar drie<br />

jaar gaat wonen en werken, dan wordt het ineens anders.<br />

We zijn er nu al twee keer geweest en<br />

dit voorjaar voor de derde keer. En dat<br />

zal ook niet de laatste keer zijn. Mijn<br />

beeld van Singapore was totaal verkeerd.<br />

Ik dacht aan een wereldstad met<br />

hoge gebouwen, veel auto’s, vervuiling,<br />

etc. Dat is dus niet zo. Het is een prachtige<br />

stad, ja ook met hoge gebouwen,<br />

maar met heel veel groen en schoon!<br />

Je kunt het je eigenlijk niet voorstellen.<br />

Schitterende tropische begroeiing met<br />

enorme bomen waarin tropische vogels<br />

heen en weer vliegen. In de winkels mag<br />

geen kauwgom verkocht worden! Geen<br />

zwerfvuil op straat. Nergens graffiti op<br />

gebouwen. En je kunt tot ’s avonds laat<br />

veilig over straat lopen.<br />

De regelgeving is wel streng: kinderen<br />

worden opgevoed met stokslagen en op<br />

drugsbezit staat de doodstraf.<br />

De bevolking is een mengelmoes van<br />

Chinezen (70%), Maleisiërs, Indiërs en<br />

Afb.1: Gardens by the Bay<br />

136<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


de “expats”. Eén op de zes bewoners<br />

schijnt miljonair te zijn.<br />

Er wordt veel aandacht besteed aan de<br />

natuur: er is een grote botanische tuin,<br />

een Japanse tuin, een Chinese tuin en<br />

de Singapore Zoo (heel mooi). Grote<br />

flats hebben bijna allemaal een daktuin<br />

of hangende tuinen. Net buiten de stad<br />

zijn nog stukken oerwoud met apen en<br />

grote varanen. Vele wandelroutes zijn er<br />

uitgezet.<br />

Maar het allermooiste vinden mijn<br />

vrouw en ik de Gardens by the Bay.<br />

Ook een botanische tuin, maar op<br />

een manier aangelegd die fenomenaal<br />

is. Kijk eens op de website:<br />

www.gardensbythebay.org<br />

Het buitengedeelte (megagroot) is<br />

gratis. Alleen voor de twee binnen-exposities,<br />

de Cloud Forest en de Flower<br />

Dome, moet betaald worden. De Cloud<br />

Forest is een overdekt gebouw met<br />

een tropisch regenwoud met daarin<br />

metershoge watervallen, bromelia’s en<br />

orchideeën. De Flower Dome, ook overdekt,<br />

laat de vegetatie zien uit alle werelddelen.<br />

En ja, daar gebeurde het,<br />

de “ontdekking” van de succulenten.<br />

Prachtig opgesteld en geplant.<br />

Ik ben zelf een liefhebber van succulenten<br />

in de “volle” grond. De planten<br />

laten dan pas hun echte gedaante zien.<br />

Een Opuntia robusta met schijven van<br />

50 cm hoog, dat wil ik zien. Zo is mijn<br />

eigen kas ook ingericht, bijna alles zonder<br />

potjes. Jammer dat mijn kas slechts<br />

45 m 2 oppervlak heeft. Zeker na het<br />

zien van de opstellingen in Gardens by<br />

the Bay.<br />

De kas is pas sinds 2011 geopend,<br />

maar er staan nu al metershoge planten<br />

en bomen uit de hele wereld. Je kunt<br />

zien dat geld hier geen rol speelt.<br />

Kortom, als we weer in Singapore zijn,<br />

brengen we opnieuw een bezoek!<br />

Perzikstraat 12<br />

4261 KD Wijk en Aalburg<br />

Afb. 2: In de kas<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 137


Afb. 3: Flower Dome (links) Cloud Forest (rechts)<br />

Afb. 4: Adenium obesum<br />

138<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 5: Ferocactus herrerae<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 139


Sierra Chapultepec<br />

Bertus Spee<br />

Aan de westkant van de MEX 45, tussen Fresnillo en Sombrerete, in de deelstaat Zacatecas<br />

van Mexico, ligt een hoog bergmassief, de Sierra Chapultepec. Verschillende keren ben ik<br />

deze bergen al gepasseerd zonder er te stoppen. Na wat verzamelde informatie maakten<br />

we toch plannen om hier eens rond te gaan neuzen.<br />

De expeditie<br />

Het is donderdag 3 maart als we van<br />

Jerez de Garcia Salinas noordwaarts<br />

naar Fresnillo rijden. Het is onbewolkt<br />

en lekker weer. We zijn in de deelstaat<br />

Zacatecas, die grotendeels bestaat<br />

uit een glooiende hoogvlakte op zo’n<br />

2000 m met hier en daar een bergrug.<br />

Het landschap is erg grasachtig met ook<br />

veel cultuurgebied (afb. 1). We passeren<br />

Fresnillo en rijden dan in noordwestelijke<br />

richting de MEX 45 op. Deze weg loopt<br />

helemaal door naar Durango. Van verre<br />

is de hoge bergrug al te zien. Na zo’n<br />

40 km draait de weg naar het westen<br />

en komen we vrij dicht bij ons doel. We<br />

zoeken hier een geschikt plekje waar we<br />

onze auto kunnen achterlaten en lopen<br />

dan vol goede moed naar de steile hellingen<br />

in de verte.<br />

Volgens betrouwbare(?) bronnen zou<br />

hier na 1 km Echeveria cante moeten<br />

Afb. 1: Het landschap<br />

140<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


groeien, een vrij nieuwe soort. De kilometer<br />

is al vlug overbrugd maar we zijn<br />

nog lang niet bij de bergrug en stappen<br />

dus dapper verder. Het grasachtige terrein<br />

begint steeds meer omhoog te lopen<br />

en wordt gaandeweg steiler als we<br />

de uitlopers van het gebergte bereiken.<br />

Hier vinden we als eerste Mammillaria<br />

gummifera, grote planten die meestal op<br />

vrij vlak terrein groeien. In het voorjaar<br />

zijn deze planten vaak diep in de grond<br />

teruggetrokken (afb. 2).We lopen verder<br />

en als het wat rotsachtiger wordt vinden<br />

we planten van Stenocactus ochoterenanus<br />

(afb. 3), die prachtig in bloei staan.<br />

Ook Echinocereus polyacanthus laat<br />

zich nu regelmatig zien maar toont nog<br />

geen tekenen van groei of bloei.<br />

Inmiddels hebben we al 2 km gelopen<br />

en achteromkijkend zijn we al bijna<br />

300 meter hoger. Het terrein wordt<br />

steeds ruiger en is met diepe kloven<br />

doorsneden. Op een vlak stukje groeien<br />

hier opeens prachtige compacte groepen<br />

van Agave parryi (afb. 4) tussen de<br />

lage eikenbomen, maar nog steeds geen<br />

echeveria’s. Dus dan nog maar verder<br />

omhoog en nu laat ook Agave schidigera<br />

zich zien. Ik loop nog door tot onder<br />

aan een steile rotswand en wil dan maar<br />

terugkeren. Plotseling zie ik hoog boven<br />

op de rotsen een opvallend blauwe agave,<br />

zo lijkt het. Met moeite lukt het om<br />

boven op de steile richel te klimmen en<br />

hier staan warempel de prachtige grote<br />

rozetten van Echeveria cante (afb. 5).<br />

Het vergt heel wat klimwerk om mooie<br />

foto’s te maken en ook kan ik nog wat<br />

verdroogde bloemresten verzamelen; zo<br />

te zien zitten er zaden in. Deze mooie<br />

planten groeien hier op 2500 m boven<br />

de zeespiegel (afb. 6). Erg veel planten<br />

staan er niet; na een half uur zoeken tel<br />

ik nog maar 12 exemplaren.<br />

Helaas moeten we aan de terugtocht<br />

beginnen en het kost mij ruim een uur<br />

om de 2,5 km naar beneden te overbruggen.<br />

De anderen van onze groep<br />

waren al terug en zo kan de vondst<br />

van Echeveria cante gemeld worden<br />

Afb. 2: Mammillaria gummifera<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 141


en is de zoveelste geslaagde missie<br />

opgetekend.<br />

Hierna rijden we door naar<br />

Sombrerete, een oud mijnstadje, om<br />

te overnachten en natuurlijk wordt er<br />

een tequila gedronken op onze geslaagde<br />

dag.<br />

De geschiedenis<br />

Deze Echeveria werd in 1970 voorgesteld<br />

door Glass & Foster en ingedeeld<br />

bij E. subrigida. Deze soort<br />

groeit echter veel verder naar het<br />

oosten in Mexico. In 1997 werd<br />

ze als een eigen soort beschreven<br />

door Glass & Mendoza-Garcia onder<br />

de naam Echeveria cante. De<br />

naam cante refereert aan de botanische<br />

tuin Cante A.C. in San Miguel<br />

de Allende, Guanajuato, die gesticht<br />

werd door de voormalige voorzitter<br />

Charles Glass van de CSSA, de<br />

Amerikaanse cactusvereniging, die<br />

na zijn pensionering in Mexico is<br />

gaan wonen. De naam cante is oorspronkelijk<br />

afkomstig uit de Pame-<br />

Chichimeca taal en betekent: “het<br />

water dat leven geeft”.<br />

Na het overlijden van Charles Glass<br />

in 1998 is deze tuin overgenomen<br />

door de Nationale Universiteit van<br />

Mexico UNAM, en heet tegenwoordig<br />

“El Charco del Ingenio”.<br />

Op de website elcharco.org.mx is veel<br />

over de geschiedenis van deze tuin<br />

te vinden.<br />

De cultuur<br />

Het meegebrachte stoffijne zaad<br />

werd eind maart gezaaid in een<br />

bakje met scherp zand en afgedekt<br />

met een glasplaatje, in de hoop<br />

dat er wat van zou ontkiemen. Het<br />

bakje werd vervolgens boven de<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb. 3: Stenocactus ochoterenanus<br />

Afb. 4: Agave parryi<br />

Afb. 5: Echeveria cante<br />

142<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


CV-radiator geplaatst (20-25 0 C). De<br />

verrassing was groot toen een week later<br />

het hele bakje groen van de plantjes<br />

was (afb. 7). Na 2 weken werd het glasplaatje<br />

verwijderd en de talrijke plantjes<br />

groeiden als kool (afb. 8) en na 2<br />

maanden konden de grootste plantjes<br />

al verspeend worden in 5,5 cm potjes.<br />

Ze kregen een zonnig plekje in de kas,<br />

groeiden erg snel en na een jaar waren<br />

ze al ruim 10 cm in diameter en prachtig<br />

van kleur (afb. 9). Enkele plantjes werden<br />

buiten in de volle zon gezet en hier<br />

werden ze nog mooier van.<br />

Een proefje met bladstekken gaf een<br />

negatief resultaat. De vrij dunne bladeren<br />

drogen erg snel uit. Zaaien lijkt dan<br />

ook de enige manier van vermeerderen.<br />

Inmiddels zijn er al een aantal planten<br />

verspreid onder andere liefhebbers, zodat<br />

deze in cultuur nog vrij onbekende<br />

plant toch wat meer bekendheid krijgt.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

Hierboven<br />

Afb. 6: Op de vindplaats van Echeveria cante<br />

Hiernaast van boven naar beneden<br />

Afb. 7: Echeveria cante, zaailingen<br />

Afb. 8: Echeveria cante, na 2 maanden<br />

Afb. 9: Echeveria cante, 1 jaar oud<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 143


DE PACHYPODIUMS IN<br />

ZUID-MADAGASKAR<br />

Peter van Dongen<br />

Een van de grootste eilanden ter wereld, Madagaskar, is bekend vanwege zijn endemische<br />

adansonia’s of baobabs, de ringstaartmaki’s en vele andere lemuren. De kameleons, de<br />

gekko’s, de bijzondere bevolking zoals de merina met een Aziatisch uiterlijk, de orchideeën,<br />

de euphorbia’s, de kalanchoë’s, de rhipsalissen en natuurlijk de pachypodiums, de dikvoet<br />

(thick foot) zoals ze ook genoemd worden.<br />

Vorig jaar heb ik een kort artikel over<br />

de adansonia’s in dit blad mogen plaatsen.<br />

Tevens gaf ik aan dat er meer zou<br />

komen over die speciale succulenten uit<br />

Madagaskar. Dit eiland waar ik drie keer<br />

mocht vertoeven bereisde ik van midden<br />

naar zuid, noord en oost en van midden<br />

naar het westen inclusief eilanden als<br />

Afb. 1: Pachypodium ruthenbergianum<br />

Afb. 2: Pachypodium lamerei<br />

144<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Afb. 3: Pachypodium densiflorum<br />

Nosy Be en Ile Saint Marie.<br />

De vochtige oerwouden bevinden zich<br />

in het noorden en het midden. Hier komen<br />

ook de grootste lemuur, de Indri<br />

indri, en rhipsalissen, euphorbia’s en<br />

kameleons voor. In het middenwesten<br />

vinden we Monrodava en de Rue des<br />

Baobabs met de huizenhoge adansonia’s,<br />

in het noorden de Le Grande<br />

Tsingy /Ankarana Massif en de vele pachypodiums<br />

en uncarina’s en in het zeer<br />

droge zuiden de didieriaceae, alluaudia’s,<br />

adansonia’s en de ringstaart lemuren.<br />

Teveel om op te noemen wat zoal<br />

op het eiland voorkomt. Opmerkelijk is<br />

dat veel pachycaule succulenten er metershoog<br />

zijn!<br />

Kortom, beste liefhebber, het rode eiland<br />

heeft mij sinds 1994 volledig in<br />

haar macht.<br />

Inmiddels heb ik een behoorlijke boekenverzameling<br />

opgebouwd, talrijke muziek-CD’s<br />

en typische Malagasische producten<br />

in huis, succulenten in de serre,<br />

kunst in de kamers en dvd’s van diverse<br />

BBC-opnames. Ik steun het project<br />

Madalief in Antsirabe, een fototentoonstelling<br />

en af en toe geef ik nog een lezing<br />

in het land.<br />

Bij mijn eerste reis naar Madagaskar<br />

in 1995 maakte nog maar een zeer beperkt<br />

aantal toeristen een rondreis. Dat<br />

is anno <strong>2013</strong> kompleet anders. Talrijke<br />

reisorganisaties bieden diverse mogelijkheden<br />

aan. Meestal voor een behoorlijk<br />

hoog bedrag want de vlucht bijvoorbeeld<br />

vanaf Parijs naar Antanarivo, de<br />

hoofdstad, bedraagt al snel ruim € 1100.<br />

Air France en Air Madagascar zijn namelijk<br />

de enige die vluchten hebben<br />

naar dit vierde eiland van de wereld.<br />

Maar het is de moeite waard !<br />

Dus nu in dit artikel aandacht voor<br />

het geslacht Pachypodium, behorend<br />

tot de familie Apocynaceae, in Zuid-<br />

Madagaskar. Overigens heb ik ook voor<br />

de geslachten Plumeria en Adenium een<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 145


de soorten Pachypodium succulentum,<br />

P. namaquanum, P. lealli, P. bispinosum<br />

en P. saundersii voor. De resterende 19<br />

soorten dus alleen op Madagaskar.<br />

Afb. 4: Pachypodium rosulaum<br />

Afb. 5: Pachypodium rosulatum<br />

meer dan normale belangstelling..<br />

Het geslacht Pachypodium kent 24<br />

soorten, waarvan er 5 te vinden zijn op<br />

het vasteland van Afrika. Al de andere<br />

soorten kun je alleen tegenkomen op<br />

Madagaskar. Bijzondere kenmerken van<br />

deze succulenten: het zijn opmerkelijke<br />

xerofyten, ze verdragen enorme hitte<br />

en lange periodes van droogte, bezitten<br />

een gezwollen stam met reserves aan<br />

water en dragen stekels. Ze hebben vaak<br />

een huid van zilver zodat ze opgaan in<br />

de kleur van de omgeving met rotsen of<br />

granietmassa’s waar ze in gaten en spleten<br />

kunnen groeien.<br />

Op het vasteland van Afrika komen<br />

146<br />

Wanneer je naar het zuiden afreist,<br />

kom je in de streek Isalo waar vooral P.<br />

densiflorum, P. rosulatum en P. horombense<br />

te vinden zijn. Een futuristisch gebied<br />

waar mijn vrouw Lenie en ik het<br />

idee hadden in een schilderij van Dali<br />

beland te zijn. Rondom de rotsmassa’s<br />

liggen kale vlaktes met talrijke vuurresistente<br />

palmen, die overgebleven zijn na<br />

steppebranden die bewust zijn aangestoken.<br />

Op de bodem tussen het hoge<br />

verdorde gras zag ik talrijke P. rosulatum<br />

var. gracilius, P. rosulatum var. rosulatum<br />

en P. densiflorum var. densiflorum. Tegen<br />

de hellingen op vertoonden zich nog<br />

meer prachtige exemplaren, blinkend in<br />

de zon. Vaak met een doorsnee van 60<br />

tot 80 cm alsof ze balanceerden tegen<br />

de wand.<br />

Met nog twee Succulenta-vrienden,<br />

Henk en Rudolf uit Groningen, voerde<br />

ik regelmatig discussies over welke<br />

pachypodium in ons blikveld verscheen.<br />

Dit werd vooral veroorzaakt door het feit<br />

dat er vrijwel nog geen bloeiende planten<br />

waren. Alleen de typerende bloemen<br />

geven namelijk aan om welke pachypodiumsoort<br />

het gaat.<br />

Op de markt in de hoofdstad zagen<br />

wij met verbazing, net als jaren geleden,<br />

veel grote exemplaren te koop aangeboden.<br />

Het uitvoerverbod is blijkbaar nog<br />

steeds geen obstakel voor toeristen en<br />

exporteurs om hier toe te slaan.<br />

Na lange verkenningen in het Isalogebergte<br />

verlieten wij dit bijzondere gebied<br />

en reden over nog steeds slechte<br />

wegen door naar Toliara/Tulear, een<br />

stad in het zuidwesten.<br />

In het Ifaty-park en later het<br />

Tsimanampetsotsa-reservaat werd ik verrast<br />

door huizenhoge P. lamerei en P. ruthenbergianum<br />

(var. ruthenbergianum en<br />

var. meridionale ) en P. geayi. Werkelijk<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


ongelofelijke succulenten die naast de<br />

twintig meter hoge adansonia’s en didieraceae<br />

wedijverden om overal boven<br />

uit te steken.<br />

In tegenstelling tot de pachypodiums<br />

in het Isalo-park met hun gele bloemen,<br />

bloeien deze soorten met grote witte of<br />

rozewitte bloemen, een sterke gelijkenis<br />

met de bloemen van adeniums en<br />

de oleanders! Stoffige wegen, tropische<br />

temperaturen en springende sifaka lemuren<br />

brachten ons in een bijzondere<br />

sfeer waarbij de pachypodiums alle aandacht<br />

trokken. Genoeg om te bespreken<br />

met de groep op doorreis naar het midden<br />

en noorden.<br />

Mijn assortiment P. lamerei en P. geayi<br />

bereikt in de Nederlandse serre<br />

hooguit 2 meter. In ons land gebruiken<br />

overigens de liefhebbers P. lamerei<br />

hoofdzakelijk als entstam, want vaak<br />

leggen andere soorten zonder enting<br />

het loodje. Natuurlijk ook in de winterperiode<br />

nooit onder de 15 0 C houden.<br />

P. lamerei is ook meestal de enige<br />

pachypodium die overal in ons land<br />

gemakkelijk is aan te schaffen. Voor<br />

de andere soorten zul je naar speciaalzaken<br />

of kwekers moeten gaan zoals<br />

Grootscholten in Honselersdijk en<br />

Specks in Duitsland. Zaden zijn te verkrijgen<br />

bij<br />

www.pachypodium.<br />

org. Informatie over kweek en onderhoud<br />

in het Engels bij www.highlandsucculents.com<br />

Literatuur:<br />

Rowley, G. (1999). Pachypodium and<br />

Adenium, The Cactus File Handbook<br />

1999. ISBN 09528302-7-2.<br />

Rapanarivo, S., Lavranos, J.J.,<br />

Leeuwenberg, A. & Röösli, W. (1999).<br />

Pachypodium (Apocynaceae):<br />

Taxonomy, Habitats and Cultivation.<br />

Balkema, Rotterdam.<br />

Dongen, P. van. (2000). Speurtocht naar<br />

enkele pachypodiums. Succulenta 79<br />

(2): …...<br />

Rauh, W. (1995 en 1998). Succulent<br />

and Xerophytic Plants of Madagascar,<br />

Volume 1 & 2. Strawberry Press, Mill<br />

Valley, USA.<br />

Watersnip 10<br />

5165 KV Waspik<br />

pwmvandongen@ziggo.nl<br />

Afb. 6: Pachypodium densiflorum<br />

Afb. 7: Pachypodium horombense<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 147


Boekbespreking:<br />

Steven A. Hammer. Mesembs; The Titanopsis Group. Little Spheroid Press. Oakland<br />

California <strong>2013</strong> 194 p.<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Het boek waarin de Titanopsis Groep binnen<br />

de mesems beschreven wordt, is watertandend<br />

mooi uitgegeven. Als liefhebber van macrofotografie<br />

van ultrasucculente planten en van goed ingebonden<br />

exemplaren was ik direct enthousiast. De<br />

dichtbij-opnamen maken zoveel meer van de bladen<br />

bloemstructuur zichtbaar, dat ik in mijn kas ook<br />

maar eens nauwkeuriger naar de soorten moet<br />

gaan kijken. Bladvullende bladparen zoals vaak gebruikelijk<br />

in het Italiaans/Engelse succulententijdschrift<br />

Cactus &Co zijn schering en inslag. Naast<br />

de perfecte foto’s van de 34 besproken soorten,<br />

gefotografeerd in bloei, in cultuur en op locatie, zijn<br />

ook verspreidingskaarten opgenomen, alsook detailschetsen<br />

van zaaddozen en een aantal aquarellen<br />

van Gerhard Marx. Al jaren verzamel ik soorten<br />

uit de geslachten die Hammer hier behandelt. Hij<br />

had bij een andere uitgever al eerder een degelijk<br />

werk geschreven: The genus Conophytum, a conograph,<br />

waar ik al jarenlang mijn cono’s mee determineer,<br />

dus ik had al grote verwachtingen.<br />

Bij het beginnen met lezen blijkt de schrijfstijl<br />

eveneens om van te genieten. Meer dan een botanische<br />

opsomming gebruikt Hammer een enthousiastmakende<br />

woordenvloed in een Engels om van<br />

te smullen. Maar nu wat concreter.<br />

Hammer heeft met deze uitgave een reeks gestart,<br />

waarvan nog heel veel te verwachten valt<br />

op mesemgebied. Van conophytums waren er al<br />

een aantal goede naslagwerken (zie boven) en lithopsen<br />

zijn ook al grondig beschreven. De overige<br />

geslachten wachten overwegend nog op<br />

monografieën. Te verwachten valt dat de uitgever<br />

Little Spheroid Press ook de Leipoldtiagroep,<br />

de Stomatiumgroep, de Mitrophyllumgroep,<br />

de Ruschiagroep, de Bergeranthusgroep, de<br />

Delospermagroep, de Lampranthusgroep, de<br />

Lithopsgroep en de Dracophylusgroep in de serie<br />

zal uitbrengen. Dat staat tenminste al wel op hun<br />

website.Om het boek niet te omvangrijk te maken<br />

heeft Hammer gekozen voor een opdeling van de<br />

titanopsisgroep. Daartoe behoren de geslachten:<br />

Aloinopsis, Deilanthe, Didymaotus, Dintheranthus,<br />

148<br />

Ihlenfeldtia, Lapidaria, Lithops, Nananthus,<br />

Prepodesma, Schwantesia, Tanquana, Titanopsis en<br />

Vanheerdea, Om, wat Hammer noemt “ballooning”,<br />

opblazen van deze uitgave te voorkomen, zijn de<br />

geslachten Lithops, Dintheranthus, Lapidaria en<br />

Schwantesia niet opgenomen. Tegelijk bestaat er<br />

momenteel (zoals vaak) discussie of de laatste vier<br />

wel bij de titanopsisgroep dienen te worden gerekend.<br />

DNA-onderzoek aan Lithops wijst bijvoorbeeld<br />

anders uit.<br />

Blijven dus over de geslachten Aloinopsis,<br />

Deilanthe, Didymaotus, Ihlenfeldtia, Nananthus,<br />

Prepodesma, Tanquana, Titanopsis, en Vanheerdea.<br />

De variatie in plantvormen, bladvorm en oppervlaktestructuur<br />

is heel groot. Voor degenen die wat ingewerkt<br />

zijn in mesems zijn er soorten die lijken<br />

op faucaria’s, op crassula’s, op cono’s, op pleiospilossen.<br />

De verbindende factoren zijn verdikte<br />

hypocotylen, gedrongen groei met weinig bladeren,<br />

veel bladversierselen, enkelvoudige bloemen<br />

met een nectarring, veelal gele bloemen (waarop<br />

weer prachtige uitzonderingen zijn zoals bv.<br />

bij Aloinopsis en Titanopsis met middenstreping<br />

op de bloembladeren) en brede slippen aan de<br />

zaaddozen.<br />

Elke soort heeft een bespreking met de onderdelen<br />

History and distribution (and ecology) en<br />

Cultivation. Bij veel soorten is ook een paragraaf<br />

Shifting positions, dat ook wel soms Variant opinions<br />

heet. Daarin wordt beschreven hoe er in de<br />

discussie met geslachten en soorten geschoven is.<br />

In een aantal appendices wordt uitgebreid ingegaan<br />

op kweken van Mesembryanthemum, de geaccepteerde<br />

taxa, een literatuurlijst en een lijst van<br />

personen die hebben ingetekend voor de uitgave.<br />

Aangezien het zaaien van deze soorten veelal<br />

geen problemen oplevert en de zaden ook goed<br />

verkrijgbaar zijn, kan ik aanraden om aanschaf van<br />

het boek te overwegen voor degene die de andere<br />

succulenten een warm hart toedraagt.<br />

De prijs staat op internet vermeld; $59,95 inclusief<br />

verzendkosten, maar wellicht kan de onvolprezen<br />

boekenbeurs hier nog aan tornen.<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


SUCCULENTENNIEUWTJES<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Kakteen und andere Sukkulenten (63-<br />

11), het tijdschrift van de Duitse vereniging,<br />

begint met een artikel van Helge Fiedler<br />

over ‘ontmoetingen met Leuchtenbergia principis’.<br />

Deze soort is door de auteur op 2<br />

plaatsen in de natuur aangetroffen. Georg<br />

Hörger en Christian Niesel berichten over<br />

een zaaisel van Weingartia trollii, waarin,<br />

naast geel- en roodbloeiende exemplaren,<br />

een witbloeiend exemplaar aanwezig was.<br />

Via kruisingen slaagden de auteurs erin<br />

om na enkele generaties stabiel witbloeiende<br />

planten te verkrijgen. Jörg Ettelt behandelt<br />

in het kort een zevental cactussen.<br />

Karl Häussler beschrijft zijn positieve ervaringen<br />

met het in de buitenlucht cultiveren<br />

van Tunilla. Gerhard Lauchs geeft een overzicht<br />

van de suggesties die hij kreeg voor<br />

het verpotten van grote bolcactussen. In het<br />

volgende <strong>nummer</strong> van KuaS (63-12) heeft<br />

Alessandro Gentili een bezoek gebracht<br />

aan vrij recent ontdekte archeologische<br />

overblijfselen van de K’ana-cultuur in Peru.<br />

Vanzelfsprekend bericht hij ook over de aldaar<br />

voorkomende cactussen. Jörg Ettelt<br />

bespreekt wederom een zevental cactussen,<br />

waarbij het deze keer gaat om soorten<br />

met geurende bloemen. Moritz Grubenmann<br />

beeldt de tijdens zijn bezoek aan het Isalo<br />

bergmassief op Madagaskar aangetroffen<br />

Euphorbia razafinjohanii af. Deze euphorbia<br />

werd in 1954 beschreven en beeldmateriaal<br />

is volgens de auteur niet eerder verschenen.<br />

Deze soort heeft relatief grote bladeren<br />

en bloemen. Door het echtpaar Elisabeth en<br />

Norbert Sarnes wordt, tezamen met Roberto<br />

Kiesling, de nieuwe soort Austrocactus ferrarii<br />

beschreven. Deze nieuwe soort is de<br />

noordelijkste austrocactus. De groeiplaats<br />

ligt ruim noordelijk van de stad Mendoza.<br />

Stefan Neuwirth bespreekt Echeveria coccinea<br />

en een aantal van haar vormen. Lennart<br />

Artinger belicht de winterharde Escobaria<br />

sandbergii.<br />

De inhoud van het Tsjechische Kaktusy<br />

(48-4) bestaat uit artikelen over Lobivia lateritia<br />

(en de variëteiten cotagaitensis, kupperiana,<br />

citriflora en rubriflora), over Mammillaria<br />

subg. Cochemiea, over Gymnocalycium<br />

spegazzini (var. major en ssp. sarkae), over<br />

Echinocereus viridiflorus var. canus, over<br />

Aylostera azurduyensis (vertaling van de in<br />

Succulenta gepubliceerde nieuwbeschrijving,<br />

alsmede aanvullend commentaar),<br />

over de in de natuur bijna niet meer voorkomende<br />

Notocactus rechensis, en over<br />

Thelocactus lausseri. De meeste artikelen<br />

zijn vergezeld van natuuropnames.<br />

In Internoto (33-4) beschrijft Sergio Klein<br />

een bruinbedoornde Notocactus multicostatus<br />

welke hij langs de weg naar Piratini<br />

vond. Norbert Gerloff bericht over de zuidelijkste<br />

populatie van N. multicostatus. Onder<br />

de noemer ‘wenig bekannte Wigginsien’<br />

bespreekt Wolf-Rainer Abraham Wigginsia<br />

sp. WRA 962. De status van deze mooi<br />

bedoornde wigginsia is nog niet duidelijk,<br />

maar WRA 962 wordt voorlopig in de<br />

nabijheid van N. neohorstii v. prestlei geplaatst.<br />

Elisa Salengue schrijft over planten<br />

die zij op de Cerro Alegre vond (omgeving<br />

Candiota), de planten zijn vermoedelijk<br />

verwant aan N. langsdorfii. Gerloff en Klein<br />

gaan in op de situatie van de in een beschermd<br />

gebied voorkomende N. linkii var.<br />

buenekeri. De auteurs zien deze variëteit<br />

slechts als een N. linkii uit de bergen. Hubert<br />

Müller deelt zijn cultuurervaringen over het<br />

kweken van notocactussen in een platte bak<br />

aan de lezers mee.<br />

Avonia (30-4), het Duitse tijdschrift<br />

over andere succulenten, bevat korte bijdragen<br />

over een Zuid-Afrikaanse locatie<br />

met mooie Aloe dichotoma (Jürgen<br />

Schrenk), over Apteranthus burchardii (en<br />

de var. maura) op natuurlijke vindplaatsen<br />

(Ray Stephenson), en over Aloe variegata<br />

(Jörg Ettelt). Daarnaast zijn er twee langere<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 149


ijdragen. De eerste is van Florian Fraaß<br />

over Sempervivum x funckii welke op diverse<br />

locaties bij Bad Berneck (noordoostelijk<br />

van Bayreuth) voorkomt. Ook Jovibarba<br />

globifera ssp. arenaria is op een van deze<br />

locaties vertegenwoordigd. De tweede is<br />

van Gerhard Wagner, en behandelt het probleem<br />

van de taxonomische scheiding van<br />

Conophytum bilobum en Conophytum meyeri.<br />

In het gebied Port Nolloth – T’Nouroegas<br />

se berge vond de auteur taxa die intermediair<br />

zijn tussen de twee genoemde soorten.<br />

In het Franstalige Cactus & Succulentes<br />

(4-2) verhaalt Anton Hofer over zijn geslaagde<br />

zoektocht naar Echinocactus parryi.<br />

Norbert Rebmann heeft een nieuwe euphorbia<br />

ontdekt in het Isalo bergmassief<br />

op Madagaskar. Hij beschrijft deze plant als<br />

Euphorbia beuginii. Enkele in het verleden<br />

gepubliceerde foto’s van E. isaloensis zijn in<br />

feite opnames van E. beuginii. Het volgende<br />

artikel is opnieuw van de hand van Norbert<br />

Rebmann. Hij beschrijft zijn ontdekking van<br />

Kalanchoe rebmannii, noemt de specifieke<br />

kenmerken en gaat in op de taxonomische<br />

status en de kweekwijze. In een reisverslag<br />

van de hand van Jean Marie Solichon<br />

staat Eriosyce aurata centraal. Jean-Michel<br />

Moullec levert een ietwat algemeen verhaal<br />

over echeveria’s. Jean Marie Solichon bespreekt<br />

Euphorbia milii.<br />

In Aloe (49-2) bespreekt Georg Fritz de<br />

laatste trends in het kweken van kleinblijvende<br />

aloë’s. In een iets langer artikel gaat<br />

Russell Wagner in op het voorkomen van<br />

stomatiums in Zuid-Afrika. De volgende<br />

soorten worden besproken: Stomatium murinum,<br />

S. suaveolens, S. pyrodorum, S. latifolium,<br />

en S. villetii.<br />

Bradleya (30/2012), het jaarboek van de<br />

British Cactus and Succulent Society bevat<br />

16 specialistische publicaties, waarvan ik<br />

hier enkele vermeld. Ernst van Jaarsveld en<br />

Wessel Swanepoel beschrijven een nieuwe<br />

aloë uit het noorden van Namibië, namelijk<br />

Aloe huntleyana. Deze struikachtig groeiende<br />

soort is verwant aan A. vallaris. Heidrun<br />

Hartmann en Ingeborg Niesler behandelen<br />

de taxonomie van de geslachten Acrodon en<br />

Brianhuntleya. De soorten worden besproken<br />

150<br />

en gerangschikt. Gideon Smith en medewerkers<br />

geven een overzicht van de in Malawi<br />

voorkomende aloë’s. De in Peru en Ecuador<br />

voorkomende Borzicactus icosagonus is bestudeerd<br />

door Graham Charles. Deze soort<br />

komt voor in 3 gescheiden rivierstelsels, en<br />

om die reden poneert Charles de 3 ondersoorten<br />

humboldtii, icosagonus en roseiflorus.<br />

De Mexicaanse auteurs Maruri Aguilar,<br />

Sánchez Martínez en Golubov Figueroa hebben<br />

onderzoek gedaan naar de ernstig bedreigde<br />

Mammillaria herrerae. Het aantal in<br />

de natuur voorkomende exemplaren is zeer<br />

gering, maar de ontdekking van een nieuwe<br />

locatie (met 275 planten) biedt enig soelaas<br />

voor deze fraaie mammillaria. Door Gideon<br />

Smith en medewerkers wordt een nieuwe<br />

aloë beschreven, namelijk Aloe braamvanwykii<br />

(A. transvaalensis is waarschijnlijk<br />

de naaste verwant). Deze aloë komt in<br />

een klein gebied voor in de omgeving van<br />

Wolmaransstad, Zuid-Afrika. De auteurs halen<br />

tevens de volgende aloë’s uit de synonymie<br />

van A. zebrina en beschouwen ze als<br />

zelfstandige soorten: A. ammophila, A. komatiensis,<br />

A. transvaalensis en A. vandermerwei.<br />

Ernst van Jaarsveld publiceert 2<br />

nieuwe aloë’s, te weten Aloe condiae (uit de<br />

Drakensbergen; verwant aan A. nubigena)<br />

en Aloe mocamedensis (uit de Namib woestijn<br />

in het zuidwesten van Angola; verwant<br />

aan A. kaokoensis). Maike Gerbaulet brengt<br />

een kritische beschouwing over het meest<br />

recente, zeer ruime concept van het geslacht<br />

Mesembryanthemum. Zij doet de aanbeveling<br />

om nauwere grenzen te hanteren tussen<br />

geslachten en komt tot het nieuwe geslacht<br />

Volkeranthus met de soorten V. aitonus en V.<br />

longistylus.<br />

Vreebergen 2<br />

9403 ES Assen<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

In his editorial, Jan Jaap de Morree tells us a little bit about his visit to Surinam<br />

where he met Melocactus specialist Geert Eerkens.<br />

In the series on the old ‘Verkade’ books, Theo Heijnsdijk deals with Pelecyphora<br />

aselliformis. Some nice historial pictures are included. Despite the fact that the plant<br />

is placed in the CITES 1 category, it is not threatened in nature.<br />

Bertus Spee presents another 4 interesting succulents with brief descriptions<br />

and tips for succesful cultivation, viz. Saxifraga cymbalaria, Haemanthus albiflos,<br />

Euphorbia horrida and Maihuenia poepigii.<br />

Herbert Thiele went to the southwestern USA to look for micropuntias. He found<br />

M. pulchella and M. gracilicylindrica in their natural habitats. In winter these plants<br />

are covered by (up to 2 meters of) snow; they can withstand severe frosts.<br />

Ben Zonneveld reports about his crossing experiments with Jovibarba heuffelii<br />

(Crassulaceae). He succeeded in crossing the pubescent green form with the glabrous<br />

red form, resulting in plants with red pubescent leaves.<br />

Arjen de Boer interviewed Harald Grieb, an US official at the US-Mexican border.<br />

His task is to control people who are trying to import CITES 1 plants and seeds<br />

into the US.<br />

Bart Hensel visited the habitats of Copiapoa krainziana and C. scopulina in the<br />

Quebrada San Ramon, in northern Chile. He concluded that both species are in<br />

fact conspecific, because the two forms are not clearly separated, both geographically<br />

and morphologically. At lower altitudes the (white) krainziana form is dominant,<br />

at higher levels it is the (dark) scopulina form.<br />

Norbert Gerloff reports about Brasilicactus haselbergii. The natural habitats appear<br />

to have suffered severely from illegal collecting. The related B. graessneri, with<br />

green or yellow flowers, is also discussed.<br />

Jan Jaap de Morree tried to turn a Kedrostis capensis into a bonsai but the plant<br />

refused to be treated that way.<br />

An impression of the botanic garden of Singapore is given by Richard de Bruijn.<br />

Bertus Spee found Echeveria cante in the Sierra Chapultepec, Mexico. Back<br />

home, the collected seeds germinated very well.<br />

Madagascar lover Peter van Dongen deals with some endemic pachypodiums.<br />

A new book by Steven Hammer on a group of mesembs (Titanopsis group) is reviewed<br />

by Jan Jaap de Morree.<br />

Finally, Wolter ten Hoeve reviews the contents of other journals on succulent<br />

plants.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong> 151


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

Jan Jaap de Morree Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98<br />

Theo Heijnsdijk Pelecyphora aselliformis<br />

De bijltjescactus ............................. 99<br />

Bertus Spee Voor het voetlicht ............................106<br />

Herbert Thiele Op zoek naar cactussen uit het geslacht<br />

Micropuntia in Nevada . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108<br />

Ben Zonneveld Het maken van een behaarde Jovibarba heuffelii<br />

die ook nog rood is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115<br />

Arjen den Boer De Amerikaans/Mexicaanse grens in El Paso, Texas<br />

Een intervieuw met Harald E. Grieb, medewerker van<br />

het United States Department of Agriculture . . . . . . 118<br />

Bart Hensel<br />

Op de vindplaatsen van Copiapoa krainziana en<br />

Copiapoa scopulina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .127<br />

Norbert Gerloff Notocactus haselbergii. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />

Jan Jaap de Morree In the picture<br />

Groeizame bonsai ...........................134<br />

Richard de Bruijn Onverwachte ontdekking in Singapore ..........136<br />

Bertus Spee Sierra Chapultepec . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140<br />

Peter van Dongen De pachypodiums in Zuid-Madagaskar . . . . . . . . . .144<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Boekbespreking<br />

Mesembs - The Titanopsis group. . . . . . . . . . . . . . .148<br />

Bij de voorplaat:<br />

Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes .........................149<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151<br />

Botanische tuin Singapore<br />

Foto: Richard de Bruijn<br />

152<br />

©Succulenta jaargang 92 (3) <strong>2013</strong>


Redactioneel<br />

Rob Bregman<br />

Eind april was het een jaar geleden dat Ton Pullen overleed. Op zo’n moment<br />

moet ik dan niet alleen aan Ton terugdenken maar ook aan al die andere cactusvrienden<br />

die er helaas nu niet meer zijn. Zo gaat dat, de tijd staat niet stil, je wordt<br />

zelf ouder, ook bij mij gaan inmiddels de jaren tellen, en de maandelijkse kringbijeenkomsten<br />

lijken niet zelden op een bejaardensoos. De laatste tijd hebben de grijze<br />

koppetjes de overhand en bepalen het beeld. Meestal heel gezellig, daar niet<br />

van, maar je zou toch graag eens wat jong bloed zien binnenstromen.<br />

Aan wie ik ook moest terugdenken was Herman Rubingh, oud-voorzitter van<br />

Succulenta en zo’n 30 jaar geleden initiatiefnemer van een studieclub, waar ik destijds<br />

deel van uitmaakte. Ik was begin dit jaar in de gelegenheid om na lange tijd<br />

weer eens zijn (nog steeds) indrukwekkende verzameling te mogen bekijken, die<br />

na zijn overlijden in 1999 in de hortus van de VU in Amsterdam is ondergebracht.<br />

Dat was een aangename verrassing want ik had geluiden gehoord dat er niet veel<br />

meer van over zou zijn. Afgezien van wat wolluis stonden de meeste planten er gezond<br />

bij. Twee studenten zijn een aantal maanden bezig geweest om de planten<br />

in een database onder te brengen en ik werd benaderd om te helpen bij het op<br />

naam brengen van naamloze planten. Er bleken nogal wat etiketten verdwenen te<br />

zijn maar gelukkig konden we veel planten tenminste weer van een geslachtsnaam<br />

voorzien. Het toekennen van soortnamen werd (zonder bloemen) al moeilijker.<br />

Dat moet op een ander moment, als de planten bloeien, dan maar gebeuren. Het<br />

is toch een speciaal gevoel als je met de planten van een man als Rubingh bezig<br />

bent. In gedachten zie ik hem dan weer aan het werk in zijn enorme kas in Soest,<br />

balancerend op een gammele trap om de planten hoog in de kas water te geven.<br />

Een bijzondere man, die van grote invloed is geweest voor de cactushobby in ons<br />

land.<br />

Tijdens het schrijven van dit stukje bereikte mij het bericht dat de VU-hortus volgend<br />

jaar gaat sluiten. Dat onheil hing al een tijdje in de lucht maar nu schijnt het<br />

besluit toch definitief te zijn. Te duur, geen wetenschappelijke functie meer, steeds<br />

hoor je bij opheffing van gesubsidieerde tuinen dezelfde argumenten. De VU-hortus<br />

heeft bovendien de pech op het duurste stuk grond van ons land te liggen, nl. de<br />

zuid-as langs de A-10.<br />

Waarschijnlijk worden de planten van de Rubingh-collectie verdeeld over een aantal<br />

verschillende tuinen, Den Helder en Amsterdam (die andere hortus) heb ik horen<br />

noemen. Het is natuurlijk jammer dat de collectie niet als geheel bijeen kan blijven<br />

maar we zullen deze oplossing moeten accepteren. Alle planten zijn gedocumenteerd,<br />

dus we kunnen ze straks in elk geval nog terugvinden.<br />

Ondanks deze onprettige ontwikkelingen heeft uw redactie toch weer met enthousiasme<br />

een nieuwe “Succulenta” samengesteld. Ik wens u veel plezier bij het<br />

lezen.<br />

154<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


EUPHORBIA GRANDICORNIS:<br />

DE GROOTDOORNIGE WOLFSMELK<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Van indrukwekkende vormverschijning is de Grootdoornige-<br />

Wolfsmelk, E. grandicornis, die tot een flinke struik of boompje uit<br />

kan groeien. Ze munt uit door den sterk-bochtigen, driekantigen<br />

stam, die zich ietwat étagevormig vertakt. De ribben loopen in breede,<br />

dunne vleugels uit, welke diep ingesnoerd zijn en onregelmatig<br />

geleed. De groote en sterke, 2 tot 5 cm lange, lichtgele, later grijze<br />

doornen, staan in paren op den met een doorloopende, grijze<br />

hoornlijst afgezetten, dunnen rug der ribben, en de grootste doorns<br />

zitten op de verst vooruitstekende gedeelten, waardoor de diepe,<br />

zwakker gedoornde bochten worden beveiligd. De groene kleur van<br />

stam en takken is van een prachtige, milde tint. Van blaadjes is ternauwernood<br />

sprake; ze zijn zeer klein en kortstondig en hoewel ook<br />

de zittende bloeiwijzen met dwars afstaande kliertjes klein en dicht<br />

op de ribben gezeten zijn, doet de heldergele kleur ze dadelijk in het oog vallen en<br />

dragen ze in den zomer korten tijd zeer tot de schoonheid der plant bij. Eigenaardig<br />

is zeker, dat deze soort als wildgroeiende plant niet met zekerheid bekend schijnt te<br />

zijn.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Vetplanten” uit 1932.<br />

Zie de afbeelding<br />

Euphorbia grandicornis is binnen<br />

het geslacht een vertegenwoordiger<br />

van de grote groep van de stekelparen,<br />

ook wel aangeduid als de<br />

sectie Diacanthium. Planten uit deze<br />

groep hebben doorgaans 2 stekels<br />

die vanuit de rand van een hoornig<br />

schildje naar buiten gericht staan.<br />

Tot deze groep behoort bijvoorbeeld<br />

ook de eerder in deze serie besproken<br />

E. canariensis. Soms zijn er 3<br />

of 4 stekels en soms maar één (bijvoorbeeld<br />

bij E. unispina). E. grandicornis<br />

heeft nogal grote doorns,<br />

zoals de Nederlandse naam in het<br />

Verkade album al doet vermoeden,<br />

maar Van Laren had meer recht gedaan<br />

aan de botanische naam als hij<br />

de plant groothoornige in plaats van<br />

grootdoornige wolfsmelk genoemd zou<br />

hebben. Grandicornis betekent letterlijk vertaald<br />

‘met grote hoorns’.<br />

In Engelstalige landen wordt de plant ook<br />

wel ‘Cow’s horn Euphorbia’ genoemd. Mij<br />

doen de stekels meer aan de voelhorens<br />

van een slak denken (afb. 1). In deze afbeelding<br />

zien we tussen de stekels de<br />

Afb. 1: Een stekelpaar doet denken aan de<br />

voelhorens van een slak.<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 155


Afb. 2: De blaadjes die in de nieuwgroei gevormd worden,<br />

vergelen snel en vallen dan af<br />

Afb. 3: Tekening van een kopstek in ‘Pflanzenbiologische<br />

Schilderungen van Von Goebel (1889)<br />

Afb. 4: Doorsnede van een stengel in ‘Pflanzenbiologische<br />

Schilderungen van Von Goebel (1889)<br />

156<br />

littekens van de minuscule blaadjes<br />

(afb. 2), die in de nieuwgroei gevormd<br />

worden en die spoedig geel<br />

worden, verschrompelen en afvallen.<br />

Andere namen die veel gebruikt<br />

worden zijn ‘Big horned Euphorbia’,<br />

‘Rhino thorn’ en zelfs ‘Zig-Zag<br />

Cactus‘. Er is ook een cristaatvorm<br />

bekend en die oogt nog veel woester<br />

dan de normale plant.<br />

In het Afrikaans heet de plant<br />

renosterdoring. Een renoster is een<br />

neushoorn en dorings staat voor stekel,<br />

dus daarmee is de naam voldoende<br />

toegelicht.<br />

Hoewel de plant waarschijnlijk<br />

al vrij lang in cultuur is, heeft de<br />

beschrijving nogal op zich laten<br />

wachten.<br />

In de literatuur komen we de<br />

naam Euphorbia grandicornis voor<br />

het eerst tegen in 1889 in het eerste<br />

deel van het 2-delig boekwerk<br />

‘Pflanzenbiologische Schilderungen’<br />

van de Duitse hoogleraar botanie<br />

dr. Karl Immanuel Eberhard Ritter<br />

von Goebel. In een algemeen verhaal<br />

over euphorbia’s bespreekt hij<br />

een aantal aspecten van E. grandicornis<br />

alsof het een algemeen bekende<br />

plant is. Het lijkt helemaal niet<br />

op hetgeen wij tegenwoordig onder<br />

een beschrijving verstaan. Wel vinden<br />

we een fraaie pentekening van<br />

een kopstek (afb. 3). Daarnaast ook<br />

een tekening van de blaadjes in de<br />

nieuwgroei en van een dwarsdoorsnede<br />

van de stam waarin duidelijk<br />

de eigenaardige gedraaide vorm van<br />

de gevleugelde ribben geïllustreerd<br />

wordt (afb. 4). Von Goebel meldt dat<br />

hij geen gegevens over de groeiplaats<br />

heeft kunnen vinden. Wel concludeert<br />

hij uit de bouw van de plant<br />

met de brede dunne ribben en dus<br />

een groot oppervlak, vergelijkbaar<br />

met bijvoorbeeld bladcactussen, dat<br />

deze in haar natuurlijke omgeving<br />

waarschijnlijk niet aan lange droogteperiodes<br />

blootgesteld wordt.<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Na Von Goebel in 1889 is het stil<br />

tot 1893. In dat jaar verscheen in het<br />

periodiek ‘Dr. Neubert’s Deutsches<br />

Garten-Magazin’ onder de titel<br />

“Empfehlenswerte Cacteen” een artikel<br />

van ene heer J.E. Weiss, Dozent der<br />

Botanik. Hij vatte het begrip cactus nogal<br />

ruim op want de laatste in zijn rijtjes<br />

besproken ‘cactussen’ is E. grandicornis.<br />

Er staat zelfs een foto bij, de allereerste<br />

gepubliceerde dus, maar de drukkwaliteit<br />

was in die dagen nog niet erg best<br />

(afb. 5).<br />

De plant was toen dus nog steeds niet<br />

beschreven. Dat gebeurde pas in 1897<br />

door Nicholas Edward Brown in deel 26<br />

van Hooker’s Icones Plantarum. Vandaar<br />

de auteursaanduiding ‘Goebel ex N.E.<br />

Br.’ die in de wetenschappelijke literatuur<br />

steeds aan de soortnaam toegevoegd<br />

wordt. De beschrijving van Brown, verbonden<br />

aan Kew Gardens bij Londen,<br />

was aan de hand van een plant die vanaf<br />

1876 in Kew in cultuur was. De beschrijving<br />

met Latijnse diagnose ging<br />

vergezeld van 2 tekeningen van een behoorlijk<br />

uit de kluiten gewassen exemplaar.<br />

Ik vind deze tekeningen niet bijzonder<br />

fraai. Brown noemde ook een<br />

vindplaats: Zuid-Afrika, Umfolosirivier,<br />

Zululand.<br />

Toch was men kennelijk niet zo zeker<br />

van de groeiplaats want in 1904<br />

verschijnt in Engler’s ‘Botanische<br />

Jahrbücher’ een monografie over euphorbia’s<br />

uit de sectie Diacanthium<br />

waarin de auteur, F. Pax, schrijft:<br />

“Vaterland unbekantt, vielleicht Africa”.<br />

En Alwin Berger schrijft in 1907 in zijn<br />

‘Sukkulente Euphorbien’: “Heimat ?”<br />

en verderop “Die Herkunft der Pflanze<br />

ist unbekannt. Es ist aber nicht anzunehmen,<br />

daß sie erst neuerdings eingeführt<br />

worden sei, denn das oben erwähnte,<br />

grosse Exemplar in Kew spricht<br />

dafür, daß sie ein alter Bürger unserer<br />

Glashäuser ist”.<br />

Brown en anderen verzorgden later<br />

ook nog het deel over de<br />

Euphorbiaceae in de ‘Flora Capensis’<br />

Afb. 5: De eerste gepubliceerde foto in Dr. Neubert’s<br />

Deutsches Garten-Magazin (1893)<br />

van Sir William T. Thiselthon-Dyer.<br />

Dit deel verscheen in 1915 en ook<br />

hier wordt E. grandicornis behandeld.<br />

Grappig vind ik de laatste regel:<br />

“Distribution: Eastern Region:<br />

Zululand, stone! Marriott! And cultivated<br />

specimens!”.<br />

Ik vermoed dat Marriott een naam is,<br />

maar ik heb er niets over kunnen achterhalen.<br />

Maar vooral al die uitroeptekens<br />

intrigeren me. Ik heb geen idee wat de<br />

schrijver hiermee wilde benadrukken.<br />

Blijkens het bovenstaande citaat uit<br />

het Verkade-vetplantenalbum was men<br />

ook in 1932 nog niet zeker van de<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 157


Afb. 8: Cyathium met vrouwelijke bloem<br />

Afb. 6: Een plant die gaat bloeien valt op door<br />

de levendig rode kleur van de zich ontwikkelende<br />

cyathia<br />

en kunnen tot 2 m hoog worden. Het<br />

schijnt dat grote planten nogal eens onder<br />

hun eigen gewicht bezwijken. De<br />

variëteit sejuncta (in 1970 beschreven<br />

door Leach) die kleiner blijft en soms<br />

liggend groeit, heeft 2 of 3 ribben en<br />

is alleen bekend van een vindplaats in<br />

Mozambique. Daar groeit ze in het gezelschap<br />

van Aloe chabaudii, Euphorbia<br />

corniculata, en E. tirucalli op graniethellingen<br />

op hoogtes tussen 380 en 700<br />

meter.<br />

Bij een zonnige standplaats valt een<br />

plant die gaat bloeien op door de levendig<br />

rode kleur van de zich ontwikkelende<br />

cyathia (afb. 6). Deze verschijnen aan<br />

de bovenste, dus jongste, segmenten<br />

Afb. 7: Cyathia met mannelijke bloemen<br />

groeiplaats. Uit de hedendaagse literatuur<br />

blijkt dat het verspreidingsgebied<br />

toch best groot is: Zuid-Afrika (Kwazulu-<br />

Natal), Swaziland, Mozambique, Kenia.<br />

Daar groeit ze op geringe hoogte (tot<br />

400 m) in kleine groepen tussen gras<br />

of struiken. Ze hebben 3 of 4 ribben<br />

158<br />

Afb. 10: Het ontstaan van de eerste stekelparen bij<br />

een jonge zaailing<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


van de in etages<br />

groeiende stengels. In<br />

aanleg staan er steeds<br />

3 cyathia bij elkaar<br />

maar vaak komt alleen<br />

de middelste<br />

tot ontwikkeling. Die<br />

heeft alleen mannelijke<br />

bloemen (meeldraden).<br />

De beide<br />

buitenste cyathia zijn<br />

tweeslachtig. Eerst<br />

ontwikkelen zich de<br />

mannelijke bloemen<br />

(afb. 7) en als die verdrogen<br />

dan komt de<br />

vrouwelijke bloem<br />

(stamper, afb. 8). Alle<br />

cyathia zijn heldergeel<br />

van kleur. Dit bloeigedrag<br />

met een centrale<br />

mannelijke bloeiwijze<br />

geflankeerd door<br />

2 vrouwelijke cyathia vinden we wel vaker<br />

bij euphorbia’s, bijvoorbeeld bij E.<br />

canariensis.<br />

Rijpe vruchtjes zijn ongeveer 8 mm in<br />

diameter en purperrood van kleur (afb.<br />

9).<br />

Voor de cultuur wordt een luchtig<br />

mengsel met weinig organisch materiaal<br />

en veel toevoegingen als lava, puimsteen,<br />

kleibrokjes enz. aanbevolen.<br />

Liever geen turf gebruiken. Van maart<br />

tot september ruim water geven. In de<br />

winter moet de temperatuur minimaal<br />

12 0 C, maar liever nog wat hoger zijn.<br />

Vermeerdering door stekken, die vrij gemakkelijk<br />

wortelen, of door middel van<br />

zaaien. Zaad is redelijk goed verkrijgbaar<br />

en het is boeiend om te zien hoe<br />

uit de tere kiemplant met de 2 kiemblaadjes<br />

zich een woest bestekelde plant<br />

ontwikkelt (afb. 10).<br />

In vorstvrije landen wordt E. grandicornis<br />

wel aanbevolen voor heggen. Snoei<br />

wordt uitstekend verdragen. Geiten eten<br />

wel de hoekjes eraf maar de bestekelde<br />

kanten laten ze met rust. Het melksap<br />

schijnt de dieren niet te deren.<br />

Afb. 9: Vruchtvorming bij een E. grandicornis in het Jan Celliers Park<br />

(Pretoria, Zuid Afrika).<br />

Foto Dr. Johann C. Knobel<br />

Literatuur:<br />

Berger, A. (1907). Sukkulente Euphorbien,<br />

p. 52-53, Ulmer Verlag, Stuttgart, .<br />

Brown, N.E. (1897). Hooker’s Icones<br />

Plantarum 26, plates 2531, 2532.<br />

Brown, N.E., Hutchinson, J. en Prain, D.<br />

(1915). Euphorbiaceae in Thiselton-Dyer,<br />

Flora Capensis, William Clowes and<br />

Sons, London, Vol 5, sect 2, part 2, p.<br />

367-368.<br />

Goebel, K. von (1889). Pflanzenbiologische<br />

Schilderungen, N. G. Elwert’sche<br />

Verlagsbuchhandlung, Marburg.<br />

Laren, A.J. van (1932). Vetplanten, Verkade’s<br />

fabrieken N.V., Zaandam.<br />

Pax, F. (1905). Monographische Übersicht<br />

über die afrikanische Arten aus<br />

der Sektion Diacanthium der Gattung<br />

Euphorbia in Engler’s Botanische<br />

Jahrbücher 34, p. 74<br />

Weiss, J.E. (1893). Neubert’s Deutsches<br />

Garten-Magazin 46, p. 291.<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 159


VOOR HET VOETLICHT<br />

Bertus Spee<br />

Ferocactus robustus<br />

De Tehuacán-vallei is een van de<br />

mooiste cactusgebieden in Mexico,<br />

gelegen in de staten Puebla en<br />

Oaxaca. Op sommige plaatsen vinden<br />

we hier enorme groepen van<br />

deze ferocactus. De planten kunnen<br />

wel 2 tot 3 meter in diameter worden.<br />

In cultuur zijn deze planten prima<br />

uit zaad op te kweken. In het begin<br />

groeien ze vrij langzaam. Na een<br />

aantal jaren beginnen ze te spruiten<br />

aan de basis. We planten ze dan over<br />

in een flinke schaal in een mineraalrijk<br />

substraat. Zo kunnen ze mooie<br />

clusters vormen. De gele bloemen<br />

verschijnen heel sporadisch.<br />

Tijdens de groei kunnen ze best wat water gebruiken en een zonnige en luchtige<br />

plaats. In de winter houden we ze droog en zetten ze op een lichte plaats bij<br />

een minimumtemperatuur van 10 0 C. Als de planten beginnen te spruiten kunnen<br />

ze ook uit stek vermeerderd worden. Ze krijgen op vochtig grof zand of bims al snel<br />

wortels.<br />

Mammillaria pectinifera<br />

Deze miniatuurplantjes groeien in<br />

de omgeving van Tehuacán, in hetzelfde<br />

gebied als Ferocactus robustus.<br />

Ze zijn vaak moeilijk te vinden<br />

in het stenige en grasachtige terrein.<br />

Ze worden zelden groter dan 3 cm in<br />

doorsnede en in de droge tijd trekken<br />

ze zich terug in de grond. Ze bloeien<br />

al vroeg in het voorjaar (de afgebeelde<br />

foto is gemaakt op 26 januari op<br />

een groeiplaats bij Tecamachalco).<br />

Vermeerderen kan alleen door zaaien.<br />

Ze groeien echter langzaam. In<br />

een goed doorlatend, lemig substraat<br />

en met een matige watergift kunnen<br />

ze al na 5 jaar bloeien. Soms worden de zaailingen geënt op Peireskiopsis, zodat<br />

ze wat sneller groeien. Tijdens de winterrust houden we ze droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 10 0 C.<br />

160<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Hechtia lyman-smithii<br />

Ook deze mooi getekende hechtia’s<br />

vinden we in de Tehuacán-vallei.<br />

Doordat ze aan de basis spruiten,<br />

groeien ze daar uit tot grote plakkaten.<br />

Ze zijn heel variabel van tekening;<br />

maar op beschaduwde plaatsen<br />

blijven de bladeren wat meer groen.<br />

Zaden worden zelden aangeboden.<br />

Toch zijn ze prima uit zaad op te kweken<br />

en in een ruime pot vormen ze al<br />

snel mooie groepen. We planten ze<br />

in een mineraalrijk doorlatend grondmengsel<br />

en geven tijdens de groei<br />

flink water. Ze kunnen in de zomer<br />

prima buiten gekweekt worden op<br />

een flink zonnige plaats. In de winter<br />

houden we ze boven de 10 0 C en geven een heel klein beetje vocht zodat de bladeren<br />

niet indrogen. Ze zijn ook goed uit stekken te vermeerderen.<br />

Beaucarnea (Nolina) gracilis<br />

Ook deze opvallende planten<br />

groeien massaal in de Tehuacánvallei.<br />

Ze worden tegenwoordig bij<br />

de Nolinaceae ingedeeld. De planten<br />

kunnen meer dan 6 meter hoog worden.<br />

De voet van de dikke stam kan<br />

wel 8 meter in omtrek worden. Deze<br />

reuzen zijn dan wel honderden jaren<br />

oud.<br />

Ze zijn prima uit zaad op te kweken<br />

en stellen weinig eisen. Na een<br />

jaar beginnen ze al een verdikte voet<br />

te vormen. We planten ze in een ruime<br />

pot en in een mineraalrijk grondmengsel.<br />

Tijdens de groei kunnen ze<br />

best veel water verdragen. Ze kunnen<br />

dan ook prima buiten gekweekt worden op een zonnige plaats.<br />

Ze kunnen gaan bloeien als ze zo’n 2 meter hoog zijn. Na de bloei vertakt de<br />

hoofdstam zich telkens. In de winter houden we ze op een minimumtemperatuur<br />

van 15 0 C en geven dan om de 2-3 weken een klein beetje water op de schotel.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 161


Sclerocactus (Ancistrocactus)<br />

uncinatus ssp. crassihamatus<br />

Jean Bonnefond<br />

De bedoeling van dit artikel is om uw interesse te wekken voor een cactus uit het geslacht<br />

Ancistrocactus sensu stricto, die weinig in verzamelingen voorkomt en waarnaar, in tegenstelling<br />

tot de andere soorten uit dit geslacht, in de literatuur weinig verwezen wordt:<br />

Ancistrocactus crassihamatus.<br />

Vooral door haar uiterlijk wordt ze<br />

vaak aangezien voor een soort uit het<br />

geslacht Ferocactus, een geslacht waarin<br />

zij dan ook regelmatig geplaatst werd. In<br />

haar natuurlijke Mexicaanse omgeving,<br />

ten zuidwesten van de Sierra Madre<br />

Oriental, is zij blootgesteld aan een zeer<br />

droog klimaat. Dit is ook de reden dat<br />

de planten in cultuur zeer moeilijk zijn.<br />

Onder onze klimaatomstandigheden<br />

moeten enkele regels in acht genomen<br />

worden om desalniettemin te slagen.<br />

Ik heb nu (in <strong>2013</strong>) exemplaren van A.<br />

crassihamatus in mijn kas die al 20 jaar<br />

oud zijn, exemplaren die in mei 1993<br />

gezaaid zijn.<br />

Het geslacht Ancistrocactus sensu stricto en<br />

zijn historische samenhang<br />

Het geslacht Ancistrocactus in strikte<br />

betekenis (Ancistrocactus sensu stricto)<br />

vormt een groep gelijkvormige planten<br />

die onderwerp geweest zijn van talrijke<br />

discussies van taxonomische aard<br />

op grond van hun morfologie en hun<br />

ontwikkeling. In de loop der tijd werden<br />

deze planten binnen een groot aantal<br />

geslachten ondergebracht, maar tegenwoordig<br />

zijn ze<br />

allemaal gerangschikt<br />

in het geslacht<br />

Sclerocactus<br />

(David Hunt, “CITES<br />

Cactaceae Checklist”<br />

2e ed.). Het is een<br />

verbazingwekkende<br />

lijst met synoniemen.<br />

Voor het taxon crassihamatus<br />

is de lijst<br />

als volgt:<br />

Kaart van de vindplaatsen<br />

van Sclerocactus (Ancistrocactus)<br />

uncinatus<br />

ssp. crassihamatus<br />

162<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


1. Echinocactus crassihamatus F.A.C.<br />

Weber, Dictionaire d’Horticulture<br />

par Désiré Georges Bois 468<br />

(1896);<br />

2. Echinocactus mathssonii E. Berge<br />

ex Schumann, Monatsschrift für<br />

Kakteenkunde 7:76 (1897);<br />

3. Ferocactus crassihamatus (F.A.C.<br />

Weber) Britton & Rose, Cactaceae<br />

3:144 (1922);<br />

4. Glandulicactus crassihamatus<br />

(F.A.C. Weber) Backeberg, Beitr.<br />

Sukkulentenk. 6-8 (1940);<br />

5. Thelocactus crassihamatus<br />

(F.A.C. Weber) Marshall & Bock,<br />

Cactaceae p. 169 (1941);<br />

6. Hamatocactus uncinatus ssp.<br />

crassihamatus (F.A.C. Weber)<br />

Buxbaum, Kakt. and. Sukk. 2:6<br />

(1951);<br />

7. Ancistrocactus crassihamatus<br />

(F.A.C. Weber) L. Benson, Cact.<br />

Succ. J. Amer. 41:188 (1969);<br />

8. Ferocactus mathssonii (Berge ex<br />

Schumann) N.P. Taylor, Cact. Succ.<br />

J. GB. 41(4):91 (1979);<br />

9. Sclerocactus uncinatus ssp. crassihamatus<br />

(F.A.C. Weber) N.P. Taylor,<br />

Bradleya 5:94 (1987);<br />

10. Pediocactus uncinatus var. crassihamatus<br />

(Britton & Rose) J.J.<br />

Halda, Acta Mus. Richnov. Sect.<br />

Nat. 5(1) 12-27 (1998).<br />

De naam Ancistrocactus (Grieks ankistron<br />

= haak) werd in 1897 gecreëerd<br />

door de Duitse botanicus Karl Moritz<br />

Schumann, conservator van het botanisch<br />

museum te Berlijn. Dit om een<br />

ondergeslacht te maken binnen het geslacht<br />

Echinocactus. De naam verscheen<br />

voor het eerst in zijn standaardwerk<br />

“Gesamtbeschreibung der Kakteen”.<br />

Het ondergeslacht Ancistrocactus werd<br />

door Britton en Rose in 1922 tot geslacht<br />

verheven met als soorten A. megarhizus,<br />

A. scheeri en A. brevihamatus.<br />

Het was pas in 1969 dat Benson<br />

ook crassihamatus tot soort binnen<br />

Ancistrocactus ombenoemde. Hunt<br />

(New Cactus Lexicon, 2006) beschouwt<br />

de soorten van Ancistrocactus als onderdeel<br />

van het geslacht Sclerocactus,<br />

waarbij crassihamatus dan een subspecies<br />

is van S. uncinatus.<br />

Het is interessant om ons met een<br />

paar woorden te verplaatsen in het historische<br />

verband tussen de ontdekking<br />

en de beschrijving van deze ancistrocactus<br />

en de samenhang van de soort<br />

A. crassihamatus bij haar introductie in<br />

Europa.<br />

Zoals een groot aantal andere Noord-<br />

Amerikaanse en Mexicaanse cactussen<br />

zijn deze exemplaren tussen 1845<br />

en 1870 ontdekt. Dit is in het bijzonder<br />

het tijdperk van de verovering van het<br />

Westen, dat vorm kreeg door de stromen<br />

emigranten op zoek naar grondgebied<br />

vanaf 1842, en ook tijdens de<br />

ontdekking van goud vanaf 1848. Het<br />

Mexicaanse gebied is eveneens ingrijpend<br />

veranderd na afloop van de oorlog<br />

van 1846 tussen Mexico en de “jonge”<br />

Verenigde Staten. Een oorlog die voor<br />

Mexico eindigde met het verlies van o.a.<br />

New Mexico en California. Het is tevens<br />

het tijdperk van de Franse militaire expedities<br />

in Mexico van 1864 tot 1867.<br />

Grote gebieden stonden daarmee open<br />

voor meerdere ontdekkingstochten hetgeen<br />

de ontdekking en beschrijving van<br />

grote aantallen planten mogelijk maakte.<br />

Het was George Engelmann (1809<br />

- 1884) die, ongeveer veertig jaar<br />

voor het opstellen van het geslacht<br />

Ancistrocactus, de eerste beschrijvingen<br />

maakte van Echinocactus brevihamatus<br />

en Echinocactus uncinatus var. wrightii.<br />

Deze van oorsprong Duitse arts en botanicus<br />

verrichtte een enorme arbeid<br />

door het ontdekken van vele cactussoorten<br />

en het classificeren van de cactusfamilie<br />

en dan vooral met betrekking<br />

tot de cactussen van Noord-Amerika.<br />

In werkelijkheid begon dit werk al met<br />

de expedities vanaf 1840 van de Duitse<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 163


Afb. 1: Ancistrocactus crassihamatus in bloei<br />

natuuronderzoeker Frederick Adolphus<br />

Wislizenus (1810 - 1889).<br />

Het verslag van de expeditie, door<br />

Engelmann gepubliceerd in 1848,<br />

was gebaseerd op de beroemde verslagen<br />

van “Memoir of a tour of<br />

Northern Mexico, connected with colonel<br />

Doniphan’s expedition in 1846 and<br />

1847”, uitgegeven door de Amerikaanse<br />

Senaat. Tijdens de expeditie van<br />

Doniphan ontving G. Engelmann, woonachtig<br />

in Saint Louis in de Verenigde<br />

Staten, exemplaren van planten die nog<br />

niet beschreven waren. Zij werden hem<br />

toegestuurd door een van de deelnemers<br />

aan de expeditie, Josiah Gregg<br />

(1806 - 1850), tevens ontdekkingsreiziger,<br />

handelaar en natuurkenner.<br />

Het was in 1856 dat G. Engelmann<br />

een groot gedeelte van deze beschrijvingen<br />

publiceerde in het kader van de<br />

Amerikaanse Academie van Kunsten en<br />

Wetenschappen.<br />

164<br />

De eerste beschrijving van<br />

Echinocactus crassihamatus in 1896<br />

wordt toegeschreven aan de Franse militaire<br />

arts en botanicus Frédéric Albert<br />

Constantin Weber (1830 - 1903). Maar<br />

ze werd pas in 1898 gepubliceerd.<br />

Doordat Weber deelnam aan de Franse<br />

militaire expeditie van 1864 tot 1867<br />

in Mexico, kon hij pas na terugkeer<br />

zijn tijd wijden aan de beschrijving van<br />

een groot aantal cactussen. Het grootste<br />

gedeelte van zijn werk is pas na zijn<br />

dood gepubliceerd. Een andere beschrijving<br />

van dezelfde soort is van de<br />

uit Leipzig afkomstige botanicus Ernst<br />

Berge in een publicatie van Karl Moritz<br />

Schumann onder de naam Echinocactus<br />

mathssonii. Schumann was conservator<br />

aan de botanische tuin te Berlijn.<br />

Beroemd is natuurlijk zijn standaardwerk<br />

over cactussen “Gesamtbeschreibung<br />

der Kakteen” in 1898. E. Berge (1836 -<br />

1897) was handelaar in cactussen, vetplanten<br />

en orchideeën. Hij importeerde<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Afb. 2: De bloem van Ancistrocactus crassihamatus, bloemen van dichtbij<br />

veel planten vanuit Mexico.<br />

Deze functie van importeur van<br />

Mexicaanse planten is belangrijk. Want<br />

tot aan 1900 waren de nieuwbeschrijvingen<br />

niet alleen voorbehouden aan<br />

botanici die in de gelegenheid waren<br />

om het nieuwe continent te doorkruisen.<br />

Snel kwamen ook de handelaren<br />

om het oude continent te voorzien<br />

van exemplaren. Zo zag men in Europa<br />

nieuwe en bijzondere planten arriveren<br />

die hier bestudeerd en geëxposeerd<br />

konden worden. Ter illustratie: men vindt<br />

in het eerste deel van het Franse tijdschrift<br />

“L’Horticulteur Universel” het volgende<br />

verslag over de komst van enige<br />

van die planten. “In Frankrijk heeft<br />

men in 1837 een omvangrijke zending<br />

met Mexicaanse cactussen ontvangen.<br />

Daarvan is een gedeelte hier gebleven<br />

en een gedeelte is naar Engeland,<br />

België en Duitsland gestuurd. Een tweede<br />

zending, ook uit Mexico in 1838<br />

(door M. Galeotti, reiziger voor de heer<br />

Vandermaelen uit Brussel, waar hij<br />

tuinder was), bevatte evenals de eerste<br />

zending een groot aantal prachtige<br />

cactussen, orchideeën en enige zeer<br />

sterke exemplaren van de nieuwe soort<br />

Dioscorea (Tamus). De cactussen van<br />

deze twee zendingen, die met moeite<br />

in een vijftig- à zestigtal kisten pasten,<br />

bestonden voor het grootste gedeelte<br />

uit mammillaria’s en echinocactussen.<br />

Ternauwernood konden we er twee of<br />

drie cereussen en een of twee opuntia’s<br />

tussen vinden.”<br />

De Belg Henri Guillaume Galeotti<br />

(1814 - 1858) vertrok in 1835 naar<br />

Mexico om er vijf jaar te gaan wonen en<br />

zich te wijden aan de algemene botanie<br />

met de nadruk op cactussen. Hij begon<br />

er een handel in Mexicaanse succulenten<br />

met als bestemming Europa.<br />

In 1840 keerde hij terug naar België<br />

met grote hoeveelheden planten die<br />

voor de Botanische tuin in Brussel<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 165


verzameld waren of voor eigen gebruik.<br />

Het was Galeotti (1848) die als eerste<br />

Echinocactus uncinatus beschreef. De<br />

Fransman Hippolyte Boissel de Monville<br />

beschreef in 1853 dezelfde plant, maar<br />

dan onder de naam Echinocactus ancylacanthus.<br />

In de buurt van Rouen bezat<br />

H. Boissel de Monville een van de<br />

grootste verzamelingen cactussen en<br />

vetplanten van zijn tijd. Verscheidene<br />

van zijn beschrijvingen van planten<br />

zijn gepubliceerd in “L’Horticulteur<br />

Universel”.<br />

Een volgende soort die tot<br />

Ancistrocactus gerekend wordt is A.<br />

scheeri. De nieuwbeschrijving van<br />

Echinocactus scheeri kwam in 1849<br />

uit de pen van de Duitse prins Joseph<br />

Maria Franz Salm-Dyck (1773 - 1861),<br />

die een persoonlijke en overweldigende<br />

passie voor succulente planten aan de<br />

dag legde na het bijwonen van besprekingen<br />

van botanici. Hij liet in 1850 kassen<br />

in zijn kasteeltuin te Dyck bouwen<br />

en verzamelde daar weldra een van de<br />

mooiste collecties met cactussen, agaven,<br />

aloë’s etc. Dit stelde hem in staat<br />

om zich te wijden aan vele studies op<br />

het gebied van beschrijving, indeling<br />

en illustraties en het publiceren van diverse<br />

werken waarvan het meest bekende<br />

“Cacteae in Horto Dickensi cultae”<br />

(1849 - 1850) is.<br />

Dit is de heftige en boeiende samenhang,<br />

maar ook enthousiast en onstuimig,<br />

waarin deze cactussen op het oude<br />

continent hun intrede deden. Het is aan<br />

het begin van 1920 dat het geslacht<br />

Ancistrocactus wordt opgesteld door<br />

de Amerikaanse botanici N.L. Britton<br />

en J.N. Rose en als zodanig gepubliceerd<br />

in hun monumentale werk “The<br />

Cactaceae” (1922). Zij onderscheiden<br />

daarin drie soorten, hoofdzakelijk op basis<br />

van hun bedoorning en hun areolen:<br />

A. brevihamatus, A. scheeri en A.<br />

megarhizus.<br />

166<br />

Ancistrocactus uncinatus en A. crassihamatus<br />

zijn ook soorten die in “The<br />

Cactaceae” besproken worden, maar<br />

dan in een door Britton en Rose opgesteld<br />

nieuw geslacht, Ferocactus. In totaliteit<br />

onderscheiden zij in dit nieuwe<br />

geslacht 30 soorten, welke allemaal uit<br />

Noord-Amerika afkomstig zijn met een<br />

verspreidingsgebied dat zich uitstrekt<br />

over de Verenigde Staten en Mexico.<br />

Argumenten waarom deze twee soorten<br />

tot Ferocactus worden ombenoemd, worden<br />

niet gegeven. Bij Ferocactus crassihamatus<br />

vermelden Britton en Rose<br />

dat ze de plant slechts kennen door<br />

de illustratie en de publicatie van Karl<br />

Schumann. Over E. mathssonii zeggen<br />

ze dat de eerste publicatie plaatsvond in<br />

1893 (Monatsschrift für Kakteenkunde<br />

3:4) maar zonder een geldige beschrijving.<br />

En zij hebben geen idee van de<br />

grootte van de plant.<br />

Ook E. uncinatus wordt door Britton<br />

en Rose tot Ferocactus ombenoemd,<br />

hoewel zij twijfelen aan de juistheid ervan.<br />

Zij vinden deze soort niet nauw<br />

verwant met de andere soorten uit dit<br />

geslacht en denken zelfs aan een apart<br />

geslacht.<br />

Het is waarschijnlijk dat de morfologische<br />

kenmerken, de bedoorning, maar<br />

misschien ook de plaats van herkomst<br />

(het westelijke deel van Texas en centraal<br />

Mexico voor uncinatus en de staat<br />

Querétaro in het midden van Mexico<br />

voor crassihamatus) ertoe bijdroegen<br />

dat uncinatus en crassihamatus bij<br />

Ferocactus ondergebracht werden.<br />

Vanaf 1920 zijn de soorten van het geslacht<br />

Ancistrocactus onderwerp geweest<br />

van vele discussies op taxonomisch<br />

gebied en de soorten werden steeds<br />

weer in andere geslachten geplaatst,<br />

zoals Glandulicactus, Hamatocactus,<br />

Pediocactus en Sclerocactus. Als voorbeeld:<br />

aan het eind van de jaren ’70<br />

van de vorige eeuw wilde de botanicus<br />

en taxonoom N.P. Taylor het geslacht<br />

Ferocactus herzien. Op basis van<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


de originele artikelen van Britton &<br />

Rose, F.A.C. Weber en E. Berge beargumenteerde<br />

hij dat F. crassihamatus<br />

synoniem gesteld moest worden aan<br />

F. mathssoni (Cact. Succ. J. of Great<br />

Britain, 1979). In het begin van de jaren<br />

2000 zorgde de voortgang van<br />

de wetenschap en de middelen die<br />

haar ter beschikking stonden, voor<br />

nieuwe inzichten. Op basis van fylogenetisch,<br />

moleculair en DNA- onderzoek<br />

kwamen verwantschappen<br />

tussen diverse cactussoorten in een<br />

ander daglicht te staan. Het leidde<br />

ertoe dat alle soorten uit het geslacht<br />

Ancistrocactus (maar ook die uit het<br />

geslacht Echinomastus en Toumeya)<br />

opnieuw gegroepeerd werden in het<br />

geslacht Sclerocactus.<br />

Afb. 3: Vruchten van Ancistrocactus crassihamatus<br />

Ecosysteem van de Chihuahuawoestijn<br />

en de Sierra Madre Oriental<br />

Het verspreidingsgebied van<br />

Ancistrocactus ligt in een van de<br />

twee belangrijkste gebieden met<br />

de grootste diversiteit aan cactussen<br />

(het tweede gebied ligt ten<br />

zuidwesten van de Andes en bestrijkt<br />

grote delen van Peru, Chili en<br />

Argentinië). Dit gebied strekt zich<br />

uit van het uiterste zuidwesten van<br />

de Verenigde Staten – het zuidoosten<br />

van Arizona, het zuiden van New<br />

Mexico en het westen van Texas -<br />

tot aan centraal Mexico in de deelstaten<br />

Guanajuato, Querétaro, en<br />

Hidalgo. Het komt voor het overgrote<br />

deel overeen met het ecosysteem<br />

van de Chihuahuawoestijn,<br />

de meest uitgestrekte woestijn van<br />

Noord-Amerika, met een oppervlakte<br />

van ongeveer 500.000 km 2 . Het<br />

is een woestijn welke gemiddeld op<br />

een hoogte ligt van 1100 - 1500 m.<br />

Van het noorden naar het zuiden<br />

en onder de invloed van dit ecosysteem<br />

zijn successievelijk te vinden:<br />

Sclerocactus (Ancistrocactus)* brevihamatus<br />

ssp. tobuschii (zuidwesten<br />

van Texas, Edwards Plateau), S.(A.)<br />

Afb. 4: Bloemknoppen worden zichtbaar<br />

Afb. 5: Uiteindelijk wordt de plant zuilvormig<br />

19 cm hoog en 11cm Ø<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 167


uncinatus ssp. wrightii (langs de oevers<br />

van de Rio Grande in New-Mexico en<br />

Texas in de VS, en in de Mexicaanse staten<br />

Sonora, Chihuahua en Nuevo Leon),<br />

S.(A.) brevihamatus ssp. brevihamatus<br />

(uiterste zuidwesten van Texas tot in de<br />

Mexicaanse staat Nuevo Leon) en S.(A.)<br />

scheeri ssp. scheeri (zuidwesten van<br />

Texas tot in het zuiden van Tamaulipas).<br />

Twee taxa komen uitsluitend in<br />

Mexico voor. S.(A.) uncinatus ssp. uncinatus<br />

komt voor vanaf het noorden<br />

van Mexico, de staat Chihuahua tot het<br />

noordoosten van de staat Querétaro.<br />

Men bevindt zich hier nog steeds onder<br />

de invloed van het ecosysteem van<br />

de Chihuahuawoestijn. In “Guide to<br />

the identification of threatened cacti of<br />

Mexico” (1998) wijst Graham Charles<br />

er op dat A. crassihamatus tamelijk<br />

zeldzaam is en maar op enkele plaatsen<br />

rond San Luis de la Paz in de staat<br />

Guanajuato voorkomt, zonder hierbij de<br />

aanwezigheid in de staat Querétaro te<br />

noemen. Van hun kant hebben de auteurs<br />

van een artikel, dat tot doel had<br />

het niveau van zeldzaamheid te onderzoeken<br />

van 142 soorten die in het<br />

ecosysteem van de Chihuahuawoestijn<br />

voorkomen (Revista Mexicana de<br />

Biodiversidad, 2010), van A. crassihamatus<br />

(die zij indeelden bij Hamatocactus<br />

en niet bij Sclerocactus) aangegeven dat<br />

deze zeldzaam is en endemisch in de<br />

staat Guanajuato, voorkomend op minder<br />

dan tien vindplaatsen die in totaal<br />

10 km 2 beslaan (vindplaatsen bij San<br />

Luis de la Paz, Mineral de Pozos, Calera,<br />

Pringon, Pozos, Xichú, alle gelegen op<br />

hellingen in het oosten van de staat en<br />

alle met het predicaat “bedreigd”). Ter<br />

vergelijking, A. uncinatus ssp. uncinatus<br />

is wijdverbreid op ca. 200 vindplaatsen<br />

die in totaal ongeveer 103.000 km 2<br />

beslaan.<br />

Zoals te lezen bij Anton Hofer (Cactus<br />

& Co, 2(5) 2001) is S. (A.) uncinatus<br />

ssp. crassihamatus de meest zuidelijke<br />

soort (ten zuidwesten van de Sierra<br />

168<br />

Madre Oriental). Men vindt ze voornamelijk<br />

tussen het lage gras op zandplaten<br />

of op de hellingen van heuvels op<br />

hoogtes tussen de 1800 en 2300 m.<br />

Deze gebieden bestaan vaak uit vlakke<br />

stukken, omringd door bergachtige zones<br />

en ze worden gekenmerkt door een<br />

droog klimaat en een zeer droge lucht.<br />

De rotsachtige bodem is rijk aan leem,<br />

gips, kalkhoudende en vulkanische rotsen.<br />

A. uncinatus ssp. crassihamatus<br />

wordt vaak gevonden in gezelschap van<br />

ferocactussen (F. latispinus ssp. latispinus,<br />

F. macrodiscus ssp. septentrionalis,<br />

F. hystrix), mammillaria’s (M. densispina,<br />

M. perbella) en ook van Neolloydia<br />

conoidea.<br />

Beschrijving<br />

De naam crassihamatus komt van oorsprong<br />

van de Latijnse woorden crassus<br />

(dik) en hamatus (van haken voorzien)<br />

refererend aan de voor deze soort zeer<br />

karakteristieke bedoorning.<br />

Plantenlichaam: Gewoonlijk enkelvoudig,<br />

over het algemeen bolvormig, met een<br />

ietwat verzonken kop. Op latere leeftijd<br />

en in zijn natuurlijke omgeving kan het<br />

plantenlichaam lichtelijk langwerpig worden,<br />

zelden cilindervormig. Een hoogte<br />

van 20 cm en een doorsnee van 15 cm<br />

kan dan bereikt worden. In cultuur kunnen<br />

de planten bij ouderdom de neiging<br />

tot lengtegroei krijgen (planten van 20<br />

jaar en ouder). Zij bereiken een lengte<br />

van 17-20 cm en slechts een doorsnee<br />

van 10-12 cm. De epidermis heeft een<br />

lichte matgroene kleur of grijsgroen of<br />

iets blauwachtig. Wanneer de plant ouder<br />

wordt verliest zij haar blauwachtige<br />

kleur en wordt lichtgroen met een geelachtige<br />

zweem, dit zonder verschijnselen<br />

van verhouting te vertonen. Bij het<br />

ouder worden vormen zich scheuten aan<br />

de wortelhals.<br />

Wortelgestel: Van nature lichte penwortel<br />

(volwassen planten) die aan de uiteinden<br />

haarvormig uitloopt.<br />

Ribben: Bij volwassen planten een dertiental<br />

rechte ribben, niet uitstekend,<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


gevormd door een aaneenschakeling<br />

van tuberkels.<br />

De tuberkels zijn lichtelijk<br />

afgerond, de vorm<br />

aannemend van uitwassen<br />

of van goed gemarkeerde<br />

tepels, met een lengte van<br />

1,5 cm en een hoogte van<br />

2,5 à 3 cm.<br />

Areolen: Op het bovenste<br />

gedeelte van de tuberkels<br />

geplaatst, met wol, maar<br />

nooit erg veel. De wol<br />

wordt minder bij de groei<br />

van de plant. De areolen<br />

hebben een behoorlijke<br />

afmeting en zijn boven op<br />

de top van de tuberkels afgerond<br />

(op het punt waar<br />

de bedoorning ontspringt).<br />

Vervolgens zet de areool zich voort aan<br />

de bovenkant van de tuberkels in een<br />

nauwe groef van 1 à 2 mm breedte en 1<br />

à 1,5 cm lengte, om te eindigen bij het<br />

begin van het bloeipunt, in de directe<br />

nabijheid van de basis van de daarboven<br />

liggende tuberkel. Met zijn twee afgeronde<br />

uiteinden en met een verbindingsgroef<br />

geven deze areolen de vorm van<br />

een halter weer. Ditzelfde aspect is terug<br />

te vinden bij A. scheeri ssp. scheeri.<br />

Deze areolen zijn ook de plaats, over<br />

de hele lengte van hun groef, van de 5<br />

honingklieren die een kleverige stof uitscheiden,<br />

bestemd om insecten aan te<br />

trekken. Deze klieren zijn vooral zichtbaar<br />

op de oudere areolen die hun wol<br />

verloren hebben.<br />

Aantal doorns: In totaal 11 tot 14, zeer<br />

robuust.<br />

Randdoorns: Bij volwassen planten 9 tot<br />

10, die twee groepen vormen. Hiervan<br />

wijzen 3 tot 5 randdoorns altijd naar de<br />

kop van de plant, vervolgens staan er<br />

2 paarsgewijs en horizontaal. Al deze<br />

doorns, met een rechte punt, hebben<br />

een plat gedeelte van ongeveer 2 mm.<br />

Vervolgens wijzen 3 randdoorns naar de<br />

onderkant van het plantenlichaam, zij<br />

hebben een gehaakt uiteinde, rond en<br />

Afb. 6: Jonge Ancistrocactus crassihamatus (in mei 2000 gezaaid),<br />

7,5 cm hoog en 8cm Ø<br />

niet afgeplat. Al deze randdoorns hebben<br />

een oker tot okerroze kleur of oker<br />

met een paarsachtige gloed, de punt is<br />

zwart of donkerbruin. Na verloop van tijd<br />

worden ze grijs. Ze worden 1 tot 2,5 cm<br />

lang.<br />

Middendoorns: Er zijn 1 tot 4 middendoorns<br />

met een doorsnede van 1 tot 1,5<br />

mm, stevig. Hiervan hebben er 3 een<br />

rechte punt en zijn 2 tot 2,5 cm lang.<br />

Een doorn heeft de vorm van een vishaak,<br />

deze laatste staat duidelijk haaks<br />

op de as van het plantenlichaam. Hij is<br />

4,5 tot 6 cm lang. Deze middendoorns<br />

en vooral de langste met de haakdoorn<br />

hebben een meer donkere kleur dan<br />

de randdoorns, vaak donkerbruin of<br />

tabakskleurig.<br />

Bloemen: Dagbloeiers. De bloemen<br />

staan in de top van de plant, openen<br />

zich nooit helemaal, klokvormig met<br />

een grootte van 2 cm. De bloembladen<br />

hebben een middenstreep van min<br />

of meer paars tot donkerpaars en altijd<br />

met lichte randen. Stamper van rozeachtig<br />

geel tot purper. Helmdraden geelachtig<br />

purper, helmknoppen en stuifmeel<br />

crèmekleurig.<br />

Bloeitijd: Juni en juli op de natuurlijke<br />

vindplaats.<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 169


Vruchten: Groen en vlezig, sappig bij<br />

het rijp worden. Ze zijn langwerpig van<br />

vorm met een lengte van 1,5 tot 3 cm<br />

en een dikte van 0,5 tot 1 cm. Zij dragen<br />

een twintigtal schubben, alle bleek<br />

van kleur. Ze springen niet open en<br />

kleuren bij het droog worden oker voor<br />

de zaden uit hun omhulsel vallen. Over<br />

het algemeen bevatten ze een honderdtal<br />

zaden.<br />

Zaden: Zwart tot donkerbruin van kleur,<br />

glanzend, afgerond met een groot hilum.<br />

1,5 tot 2 mm in doorsnede.<br />

Cultuur<br />

De cultuur van Ancistrocactus op eigen<br />

wortel is niet erg gemakkelijk maar<br />

zij blijft desalniettemin duidelijk gemakkelijker<br />

dan - heel, heel moeilijk - de<br />

soorten uit het geslacht Sclerocactus<br />

(sensu stricto) waarmee ze momenteel<br />

verbonden is. Een vrijwel uitsluitend mineraal<br />

mengsel, grote beheersing bij<br />

het gieten, warmte en volop licht zijn de<br />

voorwaarden om rekening mee te houden<br />

om ze met succes te kunnen verzorgen.<br />

Deze cactussen moeten in een kas<br />

gehouden worden en niet op het balkon<br />

of onder glas. En dat geldt in het bijzonder<br />

voor S. (A.) uncinatus ssp. crassihamatus,<br />

ondanks dat deze soort minder<br />

veeleisend lijkt dan de andere soorten<br />

Ancistrocactus.<br />

Steenachtig substraat, over het algemeen<br />

licht kalkhoudend (1/3 tuinaarde<br />

pH 7 tot 7,5 onder in de pot, 2/3 kalkhoudend,<br />

fijngestampt gesteente (zandsteen,<br />

leem, gips) met, om het compleet<br />

te maken, twee handen vol organische<br />

stof toevoegen op een liter substraat.<br />

Ter informatie: al mijn ancistrocactussen<br />

worden uitsluitend in stenen potten<br />

gekweekt. Het zijn cactussen waarvan<br />

de wortels bij het ouder worden<br />

van de plant zeer teer zijn. De haarwortels<br />

die uit de penwortels komen, vullen<br />

de pot snel en hebben dan de neiging<br />

om te overlappen en af te sterven.<br />

En zij houden niet van constante vochtigheid.<br />

Vandaar het gebruik van stenen<br />

170<br />

potten. Het is aan te bevelen om op zijn<br />

hoogst iedere 3 of 4 jaar te verpotten.<br />

Het is niet nodig om de gehele kluit te<br />

verwijderen. Het binnenste hiervan kan<br />

bewaard blijven nadat de meest beschadigde<br />

wortels afgeknipt zijn tijdens het<br />

verpotten.<br />

Vooral tijdens de groeiperiode van half<br />

mei tot eind september is warmte een<br />

noodzaak. In samenhang met de door<br />

mij toegepaste verzorging toont S. (A.)<br />

uncinatus ssp. crassihamatus gewoonlijk<br />

de eerste bloemknoppen aan het eind<br />

van de maand <strong>februari</strong>, ongeveer tegelijk<br />

met alle andere ancistrocactussen (met<br />

regelmaat is wat dat betreft S. (A.) brevihamatus<br />

ssp. tobuschii de eerste van<br />

deze groep die al vanaf midden <strong>februari</strong><br />

bloeit). Bij de vorming van de bloemknoppen<br />

is het niet nodig om voortijdig<br />

te gieten. De eerste bloemen moeten<br />

ontluiken alvorens wat water te geven.<br />

De eerste keer water geven alleen<br />

als het weer het toelaat en niet meer<br />

dan zogenaamd “stofvrij maken”. Vooral<br />

geen grote hoeveelheden. De haarwortels<br />

vlak aan de oppervlakte zullen in<br />

hoofdzaak dit water opnemen.<br />

Het gieten, bij voorkeur met regenwater,<br />

moet bij crassihamatus heel beheerst<br />

gebeuren: iedere twee weken wanneer<br />

het warm weer is. Het substraat mag geheel<br />

uitgedroogd zijn voor er weer opnieuw<br />

gegoten wordt. Het gieten helemaal<br />

stoppen van oktober tot maart. De<br />

winterperiode helemaal droog en volop<br />

licht. Met die omstandigheden in mijn<br />

kas verdraagt mijn crassihamatus gedurende<br />

verscheidene dagen 4 tot 5 0 C,<br />

temperaturen die de bloei alleen maar<br />

bevorderen.<br />

Een zonnige standplaats is voor deze<br />

cactussen gedurende de gehele groeiperiode<br />

noodzakelijk. Direct zonlicht is<br />

onontbeerlijk - net zoals voor ferocactussen<br />

- en bevordert de vorming van<br />

een mooie bedoorning. Vanaf september<br />

is het niet vreemd dat de kleur van<br />

de epidermis niet helder groen is, maar<br />

groenblauw door de vorming van een<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


grijsblauwe laag die gevormd<br />

is als reactie op de vele zonneschijn<br />

waarvan ze hebben kunnen<br />

genieten.<br />

In tegenstelling tot de andere<br />

soorten bloeit crassihamatus<br />

pas op latere leeftijd. Vaak<br />

wanneer het plantenlichaam<br />

een diameter van 6 tot 8 cm<br />

heeft. Dit houdt in dat de bloei,<br />

onder onze klimaatomstandigheden,<br />

kan optreden na een<br />

tiental jaren van verzorging.<br />

*) Er is gekozen voor de<br />

aanduiding Sclerocactus<br />

(Ancistrocactus) omdat niet alle<br />

hier genoemde combinaties<br />

geldig beschreven zijn onder<br />

Ancistrocactus, maar wel onder<br />

Sclerocactus.<br />

Literatuur:<br />

Doweld, A. (2001). Dossier Ancistrocactus,<br />

Cactus & Co<br />

2(5): 62-102.<br />

Hofer, A. (2001). Dossier Ancistrocactus,<br />

Cactus & Co.<br />

2(5) 62-99.<br />

Glass, C.E. (1998). Guide to<br />

the identification of threatened<br />

cacti in Mexico, Vol I, Ediciones<br />

Cante.<br />

Gomez, S.A. (2006). Enciclopidia<br />

ilustrada de los cactus y<br />

otras suculentas, Vol II, Mundi-Prensa,<br />

Madrid.<br />

Guzmann, U. Salvador, A. &<br />

Davila-Aranda, P. (2003). Catalogo<br />

de Cactaceas Mexicanas,<br />

Universidad Nacional<br />

Autonoma de Mexico & Conabio,<br />

Mexico.<br />

Hamlet, S.A. Contreras-Medina.<br />

R, & Luna-Vega. I, (2009).<br />

Biogeographic analysis of<br />

endemic cacti of the Sierra<br />

Madre Oriental, Mexico. B.J.<br />

of the Linnean Society 97:<br />

373-389.<br />

Afb. 7: Het wortelgestel van jonge Ancistrocactus crassihamatus<br />

In 2005 gezaaid 3,5 cm hoog en 5 cm Ø zonder bedoorning<br />

Afb. 8: Vrucht en zaden van Ancistrocactus uncinatus ssp.<br />

crassihamatus<br />

Foto’s van de schrijver<br />

Hernandez, H.M. Gomez-Hinostrosa C, &<br />

Goetsch, B. (2004). Checklist of Chihuahuan<br />

Desert Cactaceae. Harvard Papers in Botany<br />

9(1) 51-68.<br />

Hernandez, H.M. Gomez-Hinostrosa. C, & Hoffmann.<br />

G, (2010). Is geographical rarity frequent<br />

among the cacti of the Chihuanhuan Desert?<br />

Revista Mexicana de Biodiversidad 81 163-175.<br />

Vert.: H. Viscaal<br />

7, Chemin de la Passerelle<br />

F-69160 Tassin la Demi Lune<br />

Frankrijk<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 171


IN THE PICTURE<br />

Bewegende meeldraden bij<br />

Turbinicarpus<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Over het geslacht Turbinicarpus is de laatste tijd het nodige aan nieuwe literatuur verschenen.<br />

Daarin wordt geschoven met geslachten en ondergeslachten. Er wordt wel<br />

meer geschoven de laatste decennia. Bij voorbeeld; de strijd rond de samenvoeging van<br />

Notocactus, Eriocactus en Parodia tot een enorm groot geslacht Parodia heeft veel discussie<br />

opgeleverd.<br />

Ik had gedacht dat dit ook zou<br />

gaan gebeuren als de geslachten<br />

Turbinicarpus, Gymnocactus en<br />

Pelecyphora door Hunt en Donati en<br />

Zanovello elk op hun eigen wijze tot<br />

een groot geslacht Turbinicarpus zouden<br />

worden samengevoegd. Misschien is iedere<br />

cactuskundige langzamerhand discussie-<br />

en onderzoeksmoe, misschien<br />

is het een heldere oplossing, maar ik<br />

lees nog weinig weerwoord. Om de liefhebbers<br />

nog enig houvast te geven,<br />

geef ik de indeling volgens Donati en<br />

Zanovello. In hun geslacht Turbinicarpus<br />

is een aantal series en secties te herkennen<br />

die de oude geslachts- en soortnamen<br />

nog op een lager systematisch<br />

niveau handhaven. Maar tegelijk werd<br />

door hen weer een deel van de gymnocactussen<br />

afgesplitst in een apart geslacht<br />

Rapicactus. Dat was een taxon<br />

dat ook al in 1942 door Franz Buxbaum<br />

en Hans Oehme was beschreven. Lüthy<br />

beschreef in 2003 Rapicactus ook als<br />

A<br />

B<br />

Afb. 1a,b,c,d: Turbinicarpus alonsoi met a. voor aanraking, b. na, c. herstel en d. nogmaals aangeraakt.<br />

172<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


apart geslacht, maar David Hunt erkent<br />

dat geslacht dan weer niet en de oude<br />

rapicactussen staan in het New Cactus<br />

Lexicon gewoon bij Turbinicarpus. Bij<br />

Donati en Zanovello komen de rapicactussen<br />

dus weer boven drijven in de lijn<br />

van Buxbaum en Lüthy.<br />

In de indeling volgens Donati en<br />

Zanovello heb ik de soortnamen weergegeven<br />

die onder die series vallen.<br />

Opvallend is dat de meeste soorten die<br />

hier onder de serie Lophophoroides vallen<br />

door Hunt onder T. schmiedickianus<br />

zijn geharkt. Dat is bij Hunt nu een supersoort,<br />

waaronder ook alle T. klinkerianus-varianten<br />

vallen.<br />

1 Geslacht Turbinicarpus<br />

1.1 Ondergeslacht Turbinicarpus<br />

1.1.1 Serie Gracilis<br />

T. dickisoniae, T. gracilis, T. hoferi,<br />

T. swobodae<br />

1.1.2 Serie Lophophoroides<br />

T. alonsoi, T. bonatzii, T. flaviflorus,<br />

T. knuthianus, T. jauernigii,<br />

T. laui, T. lophophoroides, T.<br />

rioverdensis.<br />

1.1.3 Serie Macrochele<br />

T. macrochele en zijn subspecies<br />

1.1.4 Serie Turbinicarpus<br />

T. klinkerianus, T. schmiedickeanus<br />

en hun subspecies.<br />

1.1.5 Serie Valdeziani<br />

T. pseudopectinatus, T.<br />

valdezianus<br />

1.1.6 Serie Gymnocactus<br />

T. nieblae, T. saueri, T. ysabelae<br />

1.1.7 Serie Viereckii<br />

T. gielsdorfianus, T. major, T.<br />

viereckii.<br />

1.2 Ondergeslacht Kadenicarpus<br />

1.2.1 Sectie Bravocactus<br />

T. horripilus<br />

1.2.2 Sectie Kadenicarpus<br />

T. krainzianus, T. pseudomacrochele<br />

2 Geslacht Rapicactus<br />

2.1 Ondergeslacht Rapicactus<br />

R. beguinii, R. booleanus, R.<br />

canescens n.n., R. donatii n.n.,<br />

R. subterraneus, R. zaragozae<br />

2.2 Ondergeslacht Lodia<br />

R. mandragora, R. pailanus<br />

Donati en Zanovello leveren in hun<br />

boek ‘Knowing, understanding, growing<br />

Turbinicarpus, Rapicactus’ een uitgebreide<br />

systematische indeling met grote<br />

C<br />

D<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 173


Afb. 2: T. dickisoniae na prikkeling<br />

tabellen met kenmerken per soort. Wat<br />

mij daar opviel, is de indeling naar planten<br />

die meeldraden hebben die gevoelig<br />

zijn voor aanraking en planten met bloemen<br />

die daarop niet reageren. Uiteraard<br />

zijn er ook andere onderscheidende<br />

kenmerken.<br />

Omdat in mei en juni bij mij alle turbinicarpussen<br />

achter elkaar aan het bloeien<br />

waren, heb ik het kenmerk prikkelbare<br />

meeldraden eens nader onderzocht.<br />

Bij de soorten uit het ondergeslacht<br />

Turbinicarpus zouden de meeldraden<br />

zich na aanraking oprollen en in de<br />

bloembuis terugtrekken. Dat is met een<br />

kleine pincet of een luciferhoutje eenvoudig<br />

te doen. Ik begon met T. alonsoi.<br />

Inderdaad bogen de meeldraden zich na<br />

een aantal seconden naar binnen. Als ik<br />

de bloem dan met rust liet, kwamen de<br />

meeldraden na enige minuten tot een<br />

kwartier terug in de gestrekte stand. Het<br />

bleek dat ze daarna bij verstoring opnieuw<br />

naar binnen bogen en ook daarna<br />

weer herstelden. Het trucje was dus<br />

174<br />

te herhalen (afb. 1a,b,c,d).<br />

In de plantenfysiologie is het bewegen<br />

van plantendelen op een prikkel<br />

beschreven als nastiebewegingen.<br />

Het kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica)<br />

bijvoorbeeld laat zijn blaadjes direct<br />

hangen bij aanraking. De prikkelbare<br />

meeldraden hebben een functie bij de<br />

bestuiving. De meeldraden buigen hun<br />

stuifmeelhoudende helmhokjes naar de<br />

binnendringende snuit van een bij of<br />

een andere bestuiver. Ook mesems hebben<br />

zulke meeldraden.<br />

Ik testte in de loop van een aantal weken de<br />

volgende soorten en die bleken allemaal beweegbare<br />

meeldraden te bezitten:<br />

1.1 Ondergeslacht Turbinicarpus<br />

1.1.1 Serie Gracilis: T. dickisoniae (afb.2),<br />

T. gracilis, T. hoferi (afb.3a en 3b),<br />

T. swobodae (afb.4),<br />

1.1.2 Serie Lophophoroides: T. alonsoi,<br />

T. bonatzii, T. flaviflorus (afb.5),<br />

T. knuthianus, T. jauernigii, T. laui,<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


A<br />

B<br />

Afb. 3a en b: T. hoferi a. meeldraden voor en b. na aanraking<br />

Afb. 4: T. swobodae na aanraking<br />

Afb. 5: T. flaviflorus na aanraking<br />

(afb. 8a en b), T. schmiedickeanus<br />

(afb.voorpagina).<br />

1.1.7 Serie Viereckii: T. gielsdorfianus, T.<br />

viereckii (afb. 9).<br />

Afb. 6: T. rioverdensis na aanraking<br />

T. lophophoroides, T. rioverdensis<br />

(afb.6),<br />

1.1.3 Serie Macrochele: T. macrochele<br />

(afb.7a en b)<br />

1.1.4 Serie Turbinicarpus: T. klinkerianus<br />

De soorten van het ondergeslacht<br />

Kadenicarpus doen aan dat bewegen niet<br />

mee.<br />

1.2 Ondergeslacht Kadenicarpus<br />

1.2.1 Sectie Bravocactus: T. horripilus<br />

(afb.10).<br />

1.2.2 Sectie Kadenicarpus: T. krainzianus<br />

(afb.11) met ssp. minimus en T.<br />

pseudomacrochele (afb.12).<br />

Ik kon duwen wat ik wilde, maar<br />

er was geen beweging in te krijgen.<br />

Tenminste niet als ik op niet beschadigende<br />

wijze de meeldraden beroerde.<br />

Met het geslacht Rapicactus (Donati<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 175


A<br />

B<br />

Afb. 7a en b: T. macrochele a. voor en b. na aanraking<br />

A<br />

B<br />

Afb. 8a en b: T. klinkerianus a. voor en b. na aanraking<br />

Afb. 9: T. viereckii, bloem links na aanraking.<br />

en Zanovello), een aantal van de oude<br />

gymnocactussen, heb ik geen testjes<br />

uitgevoerd, maar in hun boek melden ze<br />

variabele resultaten, dus daar moet ik<br />

komend jaar nog maar eens achteraan.<br />

Zij geven aan:<br />

2.1 Ondergeslacht Rapicactus: R.<br />

176<br />

Afb. 10: T. horripilus na aanraking<br />

beguinii (ja), R. booleanus (ja, maar<br />

in hun determinatietabel in het boek<br />

nee?!), R. subterraneus (ja), R. zaragozae<br />

(nee).<br />

2.2 Ondergeslacht Lodia: R. mandragora<br />

(nee), R. pailanus (nee).<br />

Toen ik dezelfde proefjes ook eens bij<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Afb. 11: T. krainzianus na aanraking geen verschil<br />

Afb. 12: T. pseudomacrochele na aanraking<br />

A<br />

B<br />

Afb. 13a en b: Lophophora williamsii a. meeldraden voor en b. na aanraking<br />

Afb. 14: L. jourdaniana na aanraking<br />

bloeiende lophophora’s uitprobeerde,<br />

was de uitslag ondubbelzinnig: beweegbare<br />

meeldraden. Zowel bij L. diffusa, bij<br />

L. williamsii (afb.13 a en b) als bij L. jourdaniana<br />

(afb.14). Een vraag die ik me<br />

altijd al gesteld heb, maar nooit beantwoord<br />

is: kunnen lophophora’s niet ook<br />

worden ondergebracht bij Turbinicarpus<br />

(of andersom want de nieuwbeschrijving<br />

van Lophophora vond al in 1894 plaats<br />

en van Turbinicarpus pas in 1937). Een<br />

geslacht kan natuurlijk nooit op één<br />

zo’n kenmerk worden beoordeeld en ingedeeld,<br />

maar even dacht ik: Yes, zou<br />

het zo zijn? Maar ik heb de DNA-testen<br />

niet en ook geen cladistiek-tabellen ter<br />

beschikking.<br />

Literatuur:<br />

Stiles, W. (1994). Principles of plant physiology.<br />

Als E-book gedeeltelijk op<br />

internet.<br />

Donati, D. en C. Zanovello (2005). Knowing,<br />

understanding, growing Turbinicarpus<br />

- Rapicactus. Cactus Trentino<br />

Südtirol.<br />

Koperwieklaan19<br />

2261CL Leidschendam<br />

Morree@ziggo.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 177


Crassula barklyi<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Dit is een compact groeiende, kleine<br />

winterbloeier. Een scheut bestaat uit een<br />

aantal als dakpannen dicht op elkaar<br />

gepakte blaadjes waardoor je de stengel<br />

absoluut niet meer kunt zien. De blaadjes<br />

zijn voorzien van roodbruine stippen.<br />

De groeiwijze heeft de plant gemeen<br />

met een aantal andere soorten zoals bijvoorbeeld<br />

C. columella, C. columnaris,<br />

C. alpestris en C. pyramidalis.<br />

De diameter van de plant op de foto’s<br />

is 13 mm. Als je naar de foto van de niet<br />

bloeiende plant kijkt dan kun je begrijpen<br />

dat de plant in het Engels ook wel<br />

‘bandaged finger’ (vinger in het verband)<br />

heet. Andere namen zijn ‘leather button<br />

plant’ en ‘rattlesnake crassula’ (ratelslang<br />

crassula). In liefhebberscollecties vind je<br />

de plant vaak onder de ongeldige naam<br />

Crassula teres.<br />

Opmerkelijk aan mijn exemplaar is dat<br />

de plant deze winter opvallend felrood<br />

gekleurde bloemknoppen vormde, gevolgd<br />

door rozerode bloemen. Op de<br />

foto van de plant met geopende bloemen<br />

is nog net te zien dat de helmknoppen<br />

lichtgeel zijn. De bloempjes<br />

verspreiden een lucht die ik niet als onprettig<br />

ervaar. Er zijn andere crassula’s<br />

waarvan ik de bloemen ronduit vies<br />

vind ruiken. In tegenstelling tot sommige<br />

andere crassula’s gaat deze plant niet<br />

dood na de bloei en dat is natuurlijk een<br />

groot voordeel. Ook is C. barklyi niet zo<br />

gevoelig voor cultuurfouten als bijvoorbeeld<br />

C. pyramidalis.<br />

Afb. 1: Bloemknoppen in Crassula barklyi<br />

Afb. 2: Crassula barklyi in bloei<br />

178<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Crassula barklyi is afkomstig uit Zuid-<br />

Afrika (West-Namaqualand, grenzend<br />

aan de Westkaap).<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

THd@roc.a12.nl<br />

Afb. 3: Crassula barklyi<br />

Boekbespreking<br />

A Journey with Friedrich Ritter along the coast of Chile and Peru<br />

Ludwig Bercht<br />

Foto’s van Albert Buining.<br />

Bijeengebracht door Paul Hoxey.<br />

A4 formaat met zacht kaft, 96 p.<br />

Het boek is verkrijgbaar bij Keiths Plant<br />

Books voor de prijs van £ 19 plus PP<br />

In de periode van december 1968<br />

tot en met begin maart 1969 logeerden<br />

Albert Buining en zijn vrouw Dina<br />

bij één van de grootste kenners van de<br />

Zuid-Amerikaanse cactusflora, Friedrich<br />

Ritter. Mevrouw Buining vertelde mij<br />

eens dat zij de enige vrouw is geweest<br />

die in het huis van Ritter heeft overnacht.<br />

Gedurende deze maanden hebben<br />

zij verschillende tochten door Chili<br />

en Peru gemaakt. De op deze reizen<br />

door Albert Buining gemaakte dia’s zijn<br />

bewaard gebleven.<br />

In nauwe samenwerking met Paul<br />

Hoxey en Paul Laney zijn de 345 originele<br />

dia’s gedigitaliseerd en waar nodig<br />

bewerkt. De foto’s zijn afgedrukt in de<br />

oorspronkelijke volgorde van opname<br />

en voorzien van het betreffende veld<strong>nummer</strong><br />

van Ritter. De kwaliteit is merendeels<br />

uitstekend.<br />

De uitgave wordt gecompleteerd met<br />

2 pagina’s opmerkingen op de identificatie<br />

van de afgebeelde cactussen,<br />

een plantenindex en een Engelse vertaling<br />

van de artikelen, die indertijd in<br />

Succulenta zijn verschenen met betrekking<br />

tot dit bezoek.<br />

Dit beeldmateriaal is een unieke aanvulling<br />

op Ritter’s boek Kakteen in<br />

Südamerika en een must voor een ieder<br />

die zich interesseert voor de cactussen<br />

van Chili en Peru.<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 179


Het geslacht Cotyledon (12)<br />

Cotyledon orbiculata<br />

Ton Pullen† & Ben Zonneveld<br />

Cotyledon orbiculata is als typesoort van het geslacht in 1753 beschreven door Carolus<br />

Linnaeus. Zij heeft een groot verspreidingsgebied, dat een groot deel van Zuid-Afrika omvat.<br />

Doreen Court (2000) noemt deze plant “… waarschijnlijk de best bekende, maar minst<br />

begrepen soort”.<br />

Planten van C. orbiculata vormen min<br />

of meer vertakte struiken, die tot wel anderhalve<br />

meter hoog kunnen worden.<br />

Daar moet direct bij vermeld worden, dat<br />

planten van dit formaat zelden gezien<br />

worden in de natuur. De meeste planten<br />

die wij gezien hebben, waren maximaal<br />

ongeveer 70 cm hoog. Ook in de cultuur<br />

worden de meeste planten lang niet<br />

zo hoog. Slechts eenmaal zagen wij bij<br />

een handelaar een zeer oud exemplaar<br />

van ongeveer een meter hoog. De bladeren<br />

staan twee aan twee tegenover elkaar,<br />

alleen bij de var. flanaganii in een<br />

krans van drie. De bladeren zijn zeer divers<br />

van vorm. Orbiculata betekent cirkelvormig.<br />

Echter, de meeste planten<br />

van deze soort hebben geen cirkelronde<br />

bladeren, de bladvorm is echter buitengewoon<br />

variabel. De planten zijn ook<br />

bekend onder hun triviale namen pig’s<br />

ears (Eng.), plakkies, platjies, varkooreblare,<br />

varkoor, kouterie (Afr.) en cirkelnavelblad<br />

(Ned.). Overigens wordt een<br />

overlangs doorgesneden blad in Zuid-<br />

Afrika op wratten aangebracht. Of het<br />

helpt?<br />

De vorm van de bladeren varieert van<br />

langgerekt, rond, ovaal tot langwerpig<br />

en van smal tot breed etc. De kleur kan<br />

grasgroen zijn, maar ook grijs tot bijna<br />

wit. De bladrand is soms rood, soms<br />

bleek grijsgroen, vaak niet anders gekleurd<br />

dan de rest van de bladschijf. De<br />

rand van het blad is meestal gaaf, soms<br />

golfvormig (undulata-vorm) en soms<br />

zelfs gegaffeld (Takbokvorm).<br />

Deze variabiliteit wordt nog versterkt<br />

doordat ook de bladeren van één plant<br />

sterk kunnen variëren.<br />

De bovenaan vertakkende bloeiwijze<br />

is 20-100 cm lang. Een plant in de<br />

C.orbiculata lengte bloem vorm bloem kleur bloem<br />

variaties<br />

v. dactylopsis 8-10 mm trechter gevlekt<br />

v. orbiculata 10-15 mm buis donkerrood<br />

v. flanaganii 10-15 mm buis rozerood<br />

v. oblonga 20-25 mm buikig oranjerood<br />

Afb. 1: Cotyledon orbiculata, bladeren van een<br />

enkele plant<br />

180<br />

v. spuria 29-25 mm buikig oranjegeel<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


voormalige verzameling van de eerste<br />

auteur produceerde in 2011 zelfs een<br />

bloeistengel van 143 cm! Dit was waarschijnlijk<br />

de var. spuria. De hangende<br />

bloemen bestaan uit een cilindrische<br />

bloembuis tot 40 mm lengte en teruggeslagen<br />

kroonslippen, die 5 – 14 mm<br />

lang zijn. De bloemkleur varieert van<br />

bleekgeel, oranje tot rood. De honingschubben<br />

zijn geelgroen.<br />

Tijdens onze eerste Afrikareis in 2002<br />

waren wij enkele dagen te gast in een<br />

Bed & Breakfast in Beaufort-West. De<br />

eigenaresse had in haar grote tuin een<br />

behoorlijk aantal succulenten uitgeplant,<br />

waaronder veel cotyledons. Ook<br />

hier was een grote variatie te zien: planten<br />

met groene bladeren, met of zonder<br />

rode rand, grijsbladige planten met verschillende<br />

bladvormen. Omdat al deze<br />

planten onder dezelfde condities in deze<br />

tuin staan, kunnen we wel concluderen<br />

dat de verschillen erfelijk vastgelegd zijn<br />

en niet het gevolg zijn van standplaatscondities.<br />

Dit kunnen we ook in onze<br />

eigen kas constateren. In Zuid-Afrika<br />

bloeien deze planten tussen juni en augustus,<br />

maar in de winterregengebieden<br />

bloeien zij ook in midzomer (december-januari).<br />

Ook in Nederland houden<br />

ze zich tot nu toe aan deze bloeitijden.<br />

In januari 2012 hebben we veel populaties<br />

gezien in de Kleine Karoo en aangrenzende<br />

gebieden. De meeste planten<br />

staan daar dan in volle bloei of zijn net<br />

uitgebloeid. Hier was ook te zien, dat<br />

bij vele bloemen de bloembuis beschadigd<br />

was. Wij konden de boosdoeners<br />

betrappen: Honingzuigers (Sunbirds,<br />

het Afrikaanse equivalent van de<br />

Amerikaanse kolibries) bijten de bloembuis<br />

kapot om zo gemakkelijker bij de<br />

nectar te kunnen komen.<br />

Tölken (1985) publiceert in zijn boek<br />

een kaartje van Zuid-Afrika, waaromheen<br />

een tiental orbiculata-vormen is<br />

afgebeeld. Met pijlen wordt aangegeven,<br />

waar populaties met deze vormen<br />

gevonden zijn. Het verspreidingsgebied<br />

omvat vrijwel geheel Zuid-Afrika,<br />

Lesotho, Swaziland, Namibië en Zuid-<br />

Angola. Meestal groeien ze op rotsachtige<br />

formaties in fynbos- en<br />

karoovegetaties.<br />

Cotyledon orbiculata is zo veelvormig,<br />

dat een aantal van deze vormen<br />

als variëteit beschreven is. Van Jaarsveld<br />

(2003) zegt hierover: “It is exceedingly<br />

variable and divided into several poorly<br />

differentiated varieties”.<br />

Van Jan Lubbers kregen we een vorm<br />

van C. orbiculata met de vindplaatsaanduiding<br />

Sani-pass. Deze bergpas (2874<br />

m) bevindt zich in de Drakensbergen, op<br />

de grens van Zuid-Afrika en het koninkrijk<br />

Lesotho. Als deze cotyledon werkelijk<br />

bij de top van deze pas groeit, zou<br />

de plant winterhard kunnen zijn in ons<br />

klimaat, maar de natte winters bij ons<br />

zullen haar wel parten kunnen spelen.<br />

Een tabel met de voornaamste verschillen<br />

van de 5 variëteiten volgt hieronder,<br />

maar wees niet teleurgesteld als<br />

uw plant er niet in wil passen!<br />

Als we variëteiten gaan benoemen<br />

bloemsteelschubben<br />

hoogte plant/ vertakt kleur bast bladstand groeiplaats voorkomen<br />

bloemsteel<br />

1 (2) paar 25 cm/25 cm +/- bruin in paren centraal ZA weinig<br />

1 (2) paar 25 cm/30 cm ++ bleek in paren oost/zuid ZA zeer algemeen<br />

1 (2) paar 75 cm/35 cm +/- bleek in drietal zuidoost ZA zeldzaam<br />

1 (2) paar 70 cm/30 cm basis bleek in paren west/zuid ZA zeer algemeen<br />

3-5 paar 100 cm/70cm ++ bleek in paren zuid ZA algemeen<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 181


Afb. 4: Cotyledon orbiculat<br />

Afb. 2: Cotyledon orbiculata van l naar r: van<br />

Kleinsee, van Tsitikamma, C. papilaris var.<br />

dactylopsis en een grote grijze vorm<br />

behoort de typesoort aangeduid te worden<br />

als:<br />

Cotyledon orbiculata L. var. orbiculata.<br />

Beschrijving zie tabel. De vrij kleine,<br />

meestal liggende planten hebben<br />

relatief donkerrode bloemen. Cultivars<br />

zijn: ‘Eric’, ‘Bashee’, ‘Boegoeberg’ (een<br />

plant, die eerder beschreven is als C. orbiculata<br />

var. oophylla door Kurt Dinter<br />

182<br />

(1868-1945), een Duits botanicus, gespecialiseerd<br />

in de flora van Namibië<br />

(het voormalige Duits Zuidwest-Afrika)),<br />

‘Shireen’, ‘Ladismith’, ‘Rolling Edge’,<br />

‘Stilbay’. ‘Shireen’ en ‘Eric’ zijn cultivars,<br />

afkomstig van het Kaaps schiereiland.<br />

Zij zijn op grote schaal aangeplant in de<br />

botanische tuin van Kirstenbosch. Deze<br />

cultivars groeien compact en hebben<br />

een bloeiwijze van circa 30 cm hoog,<br />

wat ze tot goede cultuurplanten maakt.<br />

Verspreiding: komt algemeen voor:<br />

westelijk Namibië, Zuid-Afrika, het grootste<br />

deel van de provincies Noordkaap,<br />

Westkaap en het zuidelijk deel van<br />

Oostkaap.<br />

De andere variëteiten zijn:<br />

Cotyledon orbiculata var. flanaganii<br />

(Schönl. ex Bak.) Tölken<br />

Het basionym voor deze variëteit<br />

is Cotyledon flanaganii Schönl. ex<br />

Baker. Deze plant werd vernoemd naar<br />

H.G. Flanagan (1861-1919), een Zuid-<br />

Afrikaanse plantenverzamelaar, die hem<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


a van Volmoed RSA<br />

in 1892 ontdekte. Deze plant is in 1902<br />

beschreven door Schönland en Baker en<br />

door Hellmut Tölken als variëteit herbenoemd<br />

in 1979.<br />

Verspreiding: Deze variëteit is relatief<br />

zeldzaam. Hij is tot nu toe alleen bekend<br />

van de benedenloop van de Keirivier,<br />

omgeving East London, in de provincie<br />

Oostkaap. Bloeitijd midzomer in<br />

Zuid-Afrika (dec-jan). In Nederland in<br />

mei. Echter E. van Jaarsveld schrijft (13-<br />

6-12): “Het var. flanaganii nou gesien<br />

met ons rubber cano ekspedisie in die<br />

Msikaba Rivier naby die Kwa Zulu Natal<br />

grens (ook in Mzimvubu Rivier). Dit is<br />

meer wydverspreid as vermoed en omdat<br />

dit in rivier valleie voorkom (waar<br />

geen paaie is) dat dit nie so baie versamel<br />

is nie”.<br />

Details zie tabel. Gemakkelijk te herkennen,<br />

omdat de lijnvormige bladeren<br />

in kransen van drie staan. Blad lang, min<br />

of meer rolrond, met een spitse punt,<br />

grijs tot groen. Bloeiwijze 25 – 40 cm<br />

lang.<br />

Afb. 5: Cotyledon orbiculata van l naar r: var. dactylopsis,<br />

van Kleinsee, van Tsitikamma,<br />

‘Takbok’ en een grote grijze vorm<br />

Cotyledon orbiculata var. dactylopsis<br />

Tölken<br />

Deze variëteit is in 1979 beschreven<br />

door Hellmut Tölken.<br />

Verspreiding: komt weinig voor.<br />

Het oostelijk deel van de provincie<br />

Noordkaap, het westelijk en centrale<br />

deel van de provincie Free State.<br />

Vormt struikjes tot 25 cm hoog,<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 183


Tölken.<br />

Het basionym is Cotyledon spuria L.<br />

Tölken gaf er de variëteitsstatus aan in<br />

1979.<br />

Verspreiding: Zeer algemeen. Het<br />

grootste deel van de provincie Westkaap.<br />

De geelbloeiende vorm komt voornamelijk<br />

voor tussen Worcester en Robertson.<br />

Plant tot een meter hoog. Bladeren<br />

omgekeerd lancetvormig, grijsgroen, wit<br />

bepoederd, met rode rand. Bloeiwijze<br />

80 cm lang, soms langer, bloemen<br />

bleekgeel tot oranje.<br />

Afb. 5: Cotyledon orbiculata grote en kleine vorm bij elkaar<br />

groeiend<br />

Afb. 6: Cotyledon orbiculata ‘Takbok’ met geweivormig<br />

blad (van F Noltee)<br />

bloeiwijze 25-30 cm. Bladeren glad,<br />

lijn- tot lancetvormig, in een punt uitlopend,<br />

groen, zelden grijsgroen, dichtopeenstaand.<br />

Het meest kenmerkende<br />

van deze variëteit zijn de relatief zeer<br />

korte bloemen die ten hoogste 10 mm<br />

lang zijn. Hoewel de bloemen als geel,<br />

met zwakke roodachtige lijntjes zijn beschreven,<br />

zijn ze aan onze plant die ook<br />

van Van Jaarsveld afkomstig is en in mei<br />

bloeide, vlekkerig oranjerood. Bloeitijd<br />

in de natuur oktober-december.<br />

Cotyledon orbiculata var. spuria (L)<br />

184<br />

Cotyledon orbiculata var. oblonga<br />

(Haw.) DC.<br />

Basionym: Cotyledon oblonga Haw.<br />

1812.<br />

Eerst beschreven als Cotyledon oblonga<br />

door Adrian H. Haworth in 1812.<br />

Augustin P. de Candolle (1778-1841),<br />

een beroemd plantkundige, hoogleraar<br />

in Montpellier en Genève, maakt er in<br />

1828 een variëteit van.<br />

Verspreiding: Zeer algemeen:<br />

Swaziland, de aangrenzende delen van<br />

Mozambique, Lesotho en (delen van)<br />

de provincies Oostkaap, Kwazulu-Natal,<br />

Mpumalanga, Gauteng, NorthWest en<br />

Limpopo.<br />

Planten met liggend-opstijgende takken<br />

van maximaal 100 cm. Bladeren<br />

omgekeerd eivormig, dicht opeenstaand,<br />

groen tot grijsgroen, met rode rand aan<br />

de top, behaard tot glad. Er zijn ook populaties<br />

met smalle tot bijna rolronde<br />

bladeren. Bloeiwijze 20-35 cm lang.<br />

Voor verdere details zie tabel.<br />

In Zuid-Afrika bekende cultivars:<br />

‘Asgrys’, ‘Bunny Ears’, ‘Green Ears’,<br />

‘Green Fingers’, ‘Grey Sticks’, ‘Takbok’,<br />

‘Tygerfontein’ en ‘Ubombo’.<br />

Gordon Rowley (2007) heeft al deze<br />

variëteiten omgedoopt tot cultivars.<br />

Als we zijn zienswijze volgen krijgen<br />

we dus de cultivarnamen: ‘Flanaganii’,<br />

‘Dactylopsis’, ‘Oblonga’, ‘Spuria’ en<br />

‘Orbiculata’.<br />

Daarnaast publiceert hij ook nog de<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Afb.7: Cotyledon orbiculata van Graaff Reinet, gegolfd blad<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 185


Kortom, de taxonomie van Cotyledon<br />

orbiculata is niet voor watjes (vrij naar<br />

Doreen Court). Het probleem is onder<br />

andere, dat planten met smalle, rolronde<br />

bladeren en planten met grote afgeplatte<br />

bladeren door elkaar kunnen groeien<br />

en allemaal tot dezelfde variëteit kunnen<br />

behoren, terwijl ook de vormen met een<br />

gegolfde bladrand en die met een gladde<br />

rand door elkaar heen groeien.<br />

Afb, 8: Cotyledon orbiculata van Oysterbay<br />

Hybriden<br />

Er zijn door de tweede auteur ook verschillende<br />

kruisingen uitgevoerd tussen<br />

de 12 Cotyledon species. In een aparte<br />

aflevering zal hieraan aandacht worden<br />

besteed.<br />

Het zal niemand verbazen dat een<br />

soort, die zo veelvormig is, veel synoniemen<br />

heeft opgeleverd. Velen hebben geprobeerd<br />

gevonden afwijkende vormen<br />

van een officiële naam te voorzien. Dat<br />

heeft een stortvloed van synoniemen<br />

opgeleverd. In de oorspronkelijke opzet<br />

voor dit artikel was voorzien in een<br />

checklist, maar een dergelijke lijst zou<br />

plm. 20 pagina’s van dit tijdschrift vergen<br />

en dat willen wij noch de redactie<br />

noch onze lezers aandoen.<br />

Voor een volledige (?) lijst van synoniemen<br />

kunt u terecht op de website van<br />

The International Plant Names Index:<br />

www.ipni.org.<br />

Afb. 9: Cotyledon orbiculata van Kogmanskloof RSA met<br />

smal blad<br />

cultivars ‘Ausana’, ‘Dinteri’, ‘Higginsiae’,<br />

‘Oophylla’ en ‘Viridis’.<br />

Cotyledon ‘Mr. Butterfield’ is een cultivar<br />

die onder meer in de USA gekweekt<br />

wordt. Op internet wordt deze plant aangeboden<br />

onder de naam Finger Aloe (!).<br />

In de publicatie van Rowley is een determinatiesleutel<br />

op de cultivars van<br />

Cotyledon opgenomen, waarnaar we u<br />

graag verwijzen.<br />

Literatuur:<br />

Jezek, Z. (2005).<br />

Vetplantenencyclopedie<br />

Rowley, G. (2007).. Cotyledon orbiculata<br />

and its cultivars, Cact. Succ. J.(US)<br />

79(4):148-151<br />

Foto’s van de auteurs<br />

Schubertlaan 196<br />

2324 EC Leiden<br />

186<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


EEN GELUKSTREFFER<br />

Leo Busch<br />

Een klein relaas over een plant en haar nakomelingen die een fantastische bloemenpracht<br />

tentoonspreiden.<br />

Bij een bekende cactuskweker uit<br />

Augsburg kocht ik in 1978 een plantje<br />

met de naam Mediolobivia neopygmaea.<br />

Negen jaar lang stond de plant onopvallend<br />

in mijn verzameling zonder dat er<br />

een bloemetje verscheen. Maar in 1987<br />

was het dan zover. Eindelijk ontwikkelden<br />

zich twee bloemen (afb. 1) en zonder<br />

mijn inmenging vormden zich ook<br />

twee vruchten.<br />

Zonder te denken aan de mogelijkheid<br />

van een hybride-bestuiving zaaide<br />

ik de zaden het daaropvolgende jaar uit.<br />

De acht ontkiemde zaden ontwikkelden<br />

zich voorspoedig. Al in 1991 kwamen de<br />

zaailingen tot bloei en was ik met stomheid<br />

geslagen. Het was me al opgevallen<br />

dat de groei van de acht zaailingen<br />

verschillend was, maar de verscheidenheid<br />

in bloemen maakte me totaal sprakeloos<br />

(afb. 2 - 8). En toen kwam de<br />

vraag bij me op: “Wie of wat heeft dat<br />

gedaan?” Tot op heden heb ik geen bevredigend<br />

antwoord.<br />

Bij het tonen van de planten en de<br />

foto’s van de bloemen aan vrienden<br />

en bekenden bleef al snel de aanduiding<br />

“Leo’s pygmaea’s” hangen. Bij de<br />

Afb. 1: Mediolobivia neopygmaea<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 187


loemen van de F1-hybriden (afb. 2-8)<br />

kan men nog vanwege de rode meeldraden<br />

een verwantschap met M. euanthema<br />

zien. Ook deze F1-hybriden vormden<br />

spontaan vruchten. Bij de zaailingen<br />

van deze tweede generatie uit 1998 is<br />

dit kenmerk verdwenen (afb. 9-12). Maar<br />

om nog meer vraagtekens op te werpen<br />

is afbeelding 13 een opname van een<br />

plant die voortkwam uit de zaailingen<br />

van de F1-hybriden in 1997.<br />

Verwonder u over de schoonheid van<br />

deze bloemen.<br />

Vert.: Ludwig Bercht<br />

Mainteweg 14<br />

D 31171 Nordstemmen<br />

Foto’s van de schrijver<br />

Afb. 2:<br />

188<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Afb. 3:<br />

Afb. 4:<br />

Afb. 5:<br />

Afb. 6<br />

Afb. 7:<br />

Afb. 8:<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 189


Afb. 9: Afb. 10:<br />

Afb. 11: Afb. 12:<br />

Afb. 13:<br />

190<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


TRIPSEN<br />

Louis Van de Meutter<br />

Tripsen zijn bijzonder kleine, donkere insecten met een zeer slank uiterlijk en gewoonlijk<br />

twee paar smalle vleugels met een lange franje. Men treft ze heel vaak aan in bloemen.<br />

Door de structuur van de vleugels en de smalle afgeplatte vorm bij de vleugelloze soorten<br />

onderscheiden ze zich van alle andere insecten.<br />

Als er vleugels aanwezig zijn, zijn ze<br />

zeer smal en weinig of niet geaderd.<br />

Ze vertonen aan de voor- en achterrand<br />

een franje van betrekkelijk lange<br />

haren waardoor de omvang meer dan<br />

verdubbelt. Vandaar de naam van de<br />

orde, Thysanoptera (Grieks: thysanos<br />

= franje), wat betekent ‘franjevleugels’.<br />

Vliegende tripsen worden vaak dondervliegjes<br />

genoemd vanwege het verband<br />

met onweerachtig weer. Ze komen dan<br />

dikwijls terecht in onze ogen en haren<br />

en kunnen daardoor, ondanks hun geringe<br />

afmetingen, zeer irritant zijn.<br />

Veel soorten zijn ongevleugeld ofschoon<br />

de vleugelontwikkeling zeer variabel<br />

is. Zelfs binnen dezelfde soort<br />

kunnen vleugelloze, kortvleugelige of<br />

volledig gevleugelde exemplaren voorkomen.<br />

De eerste twee vervellingsstadia<br />

zijn heel normaal en lijken op de<br />

volwassen insecten. Na de tweede vervelling<br />

verschijnen de vleugelkussentjes,<br />

de trips gaat dan over in een korte<br />

rustpauze, de prepuppa, waarin ze zich<br />

ook niet voedt. Nadien volgt nog een<br />

popstadium waaruit het volwassen insect<br />

tevoorschijn komt. Tripsen ondergaan<br />

hierbij eigenlijk geen volledige<br />

gedaanteverwisseling zoals bijv. vlinders<br />

en vliegen. De jonge beestjes lijken<br />

daarom zeer sterk op de volgroeide<br />

exemplaren; men noemt ze om die<br />

reden nimfen in plaats van larven. Vele<br />

soorten overwinteren als volwassen<br />

insecten.<br />

Ze leven onopvallend op de vegetatie,<br />

Afb. 1: Blaaspoottrips (Parthenothrips dracaenae), nimfen<br />

+1 adulte trips op papyrus-of parapluplant (Cyperus<br />

involucratus)<br />

Afb. 2: Blaaspoottrips (Parthenothrips dracaenae),<br />

adulte trips + 1 nimfe op papyrus-of parapluplant<br />

(Cyperus involucratus)<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 191


Afb. 3: Trips op paardebloem (Taraxacum spec.)<br />

Afb. 4: Trips op een bloemblad van een dahlia<br />

Afb. 5: Beschadiging door trips op een bloem van<br />

Huernia somalica<br />

192<br />

onder schors, tussen afgevallen bladeren<br />

enz. Ze voeden zich door de plantencellen<br />

te doorboren en er sappen<br />

aan te onttrekken. Sommige soorten zuigen<br />

ook sappen op van andere insecten<br />

(waaronder ook tripsen), weer andere leven<br />

van schimmels of rottend materiaal.<br />

Maar de meeste voeden zich met levend<br />

plantenweefsel. Ondanks de bijzonder<br />

nietige afmetingen komen sommige<br />

soorten in zodanig grote aantallen voor<br />

dat ze een plaag vormen voor tuinbouw<br />

en sierteelt. Ze doorboren of schrapen<br />

de buitenste plantencellen af wat aan de<br />

plant achteraf een zilverachtig uiterlijk<br />

geeft.<br />

Van de ca. 3000 bekende soorten komen<br />

er in onze streken 132 voor. Ze behoren<br />

tot 3 verschillende families. De<br />

Phleothripidae zijn forser van bouw dan<br />

de meeste andere soorten. Het zijn voornamelijk<br />

schimmeleters of predatoren.<br />

Weinige ervan zijn schadelijk. De beide<br />

andere families bevatten de meest<br />

schadelijke soorten. De breedvleugelige<br />

Aeolothripidae vertonen vaak gekleurde<br />

banden op de vleugels. De meeste van<br />

onze inheemse soorten behoren echter<br />

tot de Thripidae. In beide voornoemde<br />

families hebben de vrouwtjes een<br />

opvallende legbuis (ovipositor). Bij de<br />

Thripidae buigt de legbuis naar omlaag,<br />

bij de andere familie naar omhoog.<br />

In onze succulentenverzamelingen<br />

kunnen ze evenzeer af en toe<br />

schade aanrichten. In mijn verzameling<br />

merkte ik een beschadiging door<br />

tripsen enkele jaren geleden voor<br />

het eerst op bij Asclepias currasavica<br />

(fam. Apocynaceae, onderfam.<br />

Asclepiadoideae). De frisgroene kleur<br />

van de bladeren kreeg in korte tijd een<br />

vale geelgroenachtige tint. De beschadiging<br />

vertoonde enige gelijkenis met een<br />

aantasting door spint. Controle met een<br />

loep maakte echter snel duidelijk dat<br />

de ellende veroorzaakt werd door tripsen.<br />

Ze bewogen zich relatief snel heen<br />

en weer aan de onderkant van de bladeren.<br />

Ook bij enkele mammillaria’s, onder<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


meer M. haudeana, en echinocereussen<br />

werden sporadisch aantastingen opgemerkt<br />

en ook hier leek de beschadiging<br />

enigszins op een spintaantasting vanwege<br />

het verschijnen van talrijke bruinachtige<br />

verkleuringen op de epidermis.<br />

En bij één van mijn beide exemplaren<br />

van Toumeya papyracantha werd het<br />

groeipunt zelfs zodanig gehavend dat er<br />

drie nieuwe koppen uit de top verschenen.<br />

Vooral de jongere, weke plantendelen<br />

bleken telkens in trek te zijn. Ook<br />

de bloemen van sommige stapelia-achtigen,<br />

in het bijzonder van Huernia somalica,<br />

werden opmerkelijk vaak aangetast.<br />

De aanwezige tripsen leken buitengewoon<br />

resistent tegen alle soorten insecticiden<br />

die werden uitgetest (verschillende<br />

soorten pyrethroïden, dimethoaat,<br />

undeen, confidor enz.).<br />

Toen ik de verantwoordelijke voor de<br />

afdeling bestrijdingmiddelen in een tuincentrum<br />

hierover aansprak, beval hij me<br />

een recent in de handel verkrijgbaar insecticide<br />

aan op basis van spinosad. Het<br />

middel wordt in België onder de commerciële<br />

benaming Conserve in de handel<br />

gebracht door de firma Edialux.<br />

Spinosad wordt biologisch geproduceerd<br />

met behulp van een in de natuur<br />

voorkomende bodembacterie.<br />

Het verkregen resultaat bij toepassing<br />

van dit product was spectaculair;<br />

bij controle met een loep de dag nadien<br />

was geen levende trips meer te bekennen.<br />

Het middel blijkt niet alleen geschikt<br />

te zijn voor de bestrijding van<br />

trips, het is ook toegelaten als bestrijding<br />

van diverse rupsen, mineervliegen<br />

en koolvliegen. Spinosad is dus heel<br />

waarschijnlijk ook geschikt voor een bestrijding<br />

van Sciara-muggen, of de zgn.<br />

zwarte of rouw-muggen, die soms ware<br />

ravages in zaailingen kunnen aanrichten.<br />

Het middel zou veilig zijn voor een<br />

groot aantal nuttige insecten zoals lieveheersbeestjes,<br />

roofwantsen, oorwormen<br />

en gaasvliegen, maar wel kwalijk voor<br />

bijen, hommels en sluipwespen bij direct<br />

contact.<br />

Literatuur:<br />

Chinery, M. 1975. Elseviers insektengids.<br />

Elsevier, Amsterdam /Brussel.<br />

Foto’s: Louis Van de Meutter<br />

Nachtegalenlaan 16B<br />

2820 Bonheiden<br />

België<br />

Afb. 6: Beschadiging door trips op een bloem van<br />

H. somalica<br />

Afb. 7: Trips op een bloem van H. somalica,<br />

nabijopname<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 193


BOEKBESPREKING<br />

Ludwig Bercht<br />

Peter A. Mansfeld, Die Gattung Sansevieria – Alle Arten und ihre Pflege.<br />

Books on Demand GmbH, Noderstedt. Formaat 22 x 17 cm, semi-harde kaft, 144 p.<br />

Er was een tijd dat voor bijna elk huiskamerraam<br />

in Nederland en België tenminste<br />

twee planten stonden, een echinopsis<br />

en een sansevieria. Het geslacht<br />

Echinopsis moet nog wachten op een<br />

monografie, maar voor Sansevieria ligt<br />

deze thans voor.<br />

De inleidende hoofdstukken beginnen<br />

met de classificatie, de vegetatieve en<br />

generatieve kenmerken en de geografische<br />

verspreiding (gezien het feit dat de<br />

kenmerken van de Afrikaanse soorten<br />

194<br />

duidelijk verschillen van die<br />

van de Aziatische soorten,<br />

moet het ontstaan van het<br />

geslacht al voor de scheiding<br />

tussen Afrika en Azië<br />

hebben plaatsgevonden). De<br />

nomenclatorische geschiedenis<br />

wordt natuurlijk niet<br />

vergeten. Ook het industriële<br />

gebruik (vanwege de vezels)<br />

en medicinale toepassingen<br />

komen aan bod. Negen pagina’s<br />

zijn gevuld met de<br />

cultuur en de vermeerdering<br />

van sansevieria’s.<br />

Na de 30 inleidende pagina’s<br />

volgt een alfabetische<br />

bespreking van alle erkende<br />

soorten (80 pagina’s). Bij<br />

elke soort staat een goede<br />

plantbeschrijving en meestal<br />

een of meerdere foto’s,<br />

die een goede indruk van de<br />

soort geven. De synoniemen<br />

staan eveneens vermeld en<br />

zijn ook via het register op te<br />

sporen. Enkele pagina’s zijn<br />

gewijd aan cultivars en hybriden<br />

en tot slot is een lijst<br />

van veld<strong>nummer</strong>s en een<br />

literatuurlijst opgenomen.<br />

De auteur is erin geslaagd een duidelijk<br />

en handzaam overzicht te geven van<br />

het geslacht Sansevieria dat overigens<br />

gerekend wordt tot de familie der asperge-achtigen.<br />

Het boekje is gedrukt op<br />

zwaar papier en de foto’s zijn van uitstekende<br />

kwaliteit.<br />

Verkrijgbaar bij Books-on-demand.de<br />

voor de prijs van € 29,90 plus PP.<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


SUCCULENTENNIEUWTJES<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Het eerste artikel in het Duitstalige<br />

Kakteen und andere Sukkulenten (64-<br />

1) is van de hand van Bernd Hofmann.<br />

In zijn reisverslag komen Pelecyphora<br />

aselliformis en Pelecyphora strobiliformis<br />

aan bod. Op de bezochte locaties zijn<br />

deze soorten talrijk aanwezig. Alexander<br />

Stahr voert een pleidooi voor het gebruik<br />

van een 10/1 mengsel van bims<br />

(zeer licht zuur tot neutraal) en löss (licht<br />

basisch) als substraat voor Mexicaanse<br />

cactussen. Rudolf Schmied belicht<br />

Sedum frutescens welke tot een boompje<br />

van ca. 1 m hoog kan uitgroeien.<br />

Manfred Voigt brengt een oude bekende<br />

naar voren, namelijk Chamaecereus<br />

silvestrii, alsmede diverse ervan afgeleide<br />

hybriden met verschillend gekleurde<br />

bloemen. Elisabeth en Norbert Sarnes<br />

presenteren enkele natuuropnames van<br />

Eulychnia breviflora met bloemen en<br />

vruchten. Andreas Mordhorst bericht<br />

over de succesvolle enting van 2 verschillende<br />

Hildewintera-hybriden op 1<br />

xCleistoreocereus hybride.<br />

Het laatste <strong>nummer</strong> uit 2012 van<br />

Cactusworld (30-4) vangt aan met een<br />

uitgebreid verslag van de vierjaarlijkse<br />

‘National Show’. Diverse auteurs leveren,<br />

elk vanuit een eigen optiek, hun bijdrage<br />

aan dit verslag. M.B. Bayer doet enkele<br />

aanbevelingen voor het classificeren<br />

van Haworthia-soorten, zulks aan de<br />

hand van een populatie van H. mirabilis<br />

bij Komserante. Peter Berresford heeft<br />

een trip ondernomen naar de vindplaats<br />

van Echinocereus russanthus ssp. weedinii<br />

en brengt daarvan verslag uit. De serie<br />

‘Favourite mesembs’ van Eddy Harris<br />

is toe aan deel 7. Harris bespreekt een<br />

viertal soorten. John Hughes, de auteur<br />

van de rubriek ‘In my greenhouse’<br />

verhaalt over zijn bezoek aan de collectie<br />

van Jim Earles. Het verhaal is<br />

verluchtigd met ettelijke foto’s van de<br />

collectie. De rubriek ‘Cactus Talk’ bevat<br />

diverse korte bijdrages, waarvan ik<br />

eentje de moeite waard vind om te vermelden:<br />

Gerald Short heeft zo’n 20<br />

jaar geleden een zomerstage gelopen<br />

bij Steven Brack. Het laten kiemen van<br />

Sclerocactus-zaad was daar een groot<br />

probleem, maar na een zware onweersbui<br />

bleken er de volgende ochtend talrijke<br />

zaailingen in de potjes te staan.<br />

Julian Shaw heeft een formele nieuwbeschrijving<br />

gemaakt van de reeds langere<br />

tijd in omloop zijnde Resnova megaphylla.<br />

Chris Rodgerson beschrijft<br />

de nieuwgevonden Conophytum youngii,<br />

een soort uit de omgeving van het<br />

plaatsje Garies, met een chocoladebruin<br />

tot helderrood plantenlichaam en<br />

met grote, lichtpaarse bloemen. Cliff<br />

Thompson brengt een vooral fotografisch<br />

verslag van het beschermingsproject<br />

van Melocactus conoideus (omgeving<br />

van Vitória da Conquista). Graham<br />

Williamson beschrijft de succulenten<br />

welke voorkomen ten zuidoosten van de<br />

monding van de Oranjerivier in Zuid-<br />

Afrika. Het onderhavige gebied betreft<br />

de Kortdoringvlakte met enkele heuvels.<br />

Een bijdrage over cactussen en succulenten<br />

die in een tuin of in een koude<br />

kas gekweekt kunnen worden, is van<br />

de hand van Leo Chance (woonachtig<br />

in Colorado, USA). De succulenten die<br />

voorkomen in de omgeving van Barros<br />

Blancos, Uruguay, worden door Ricardo<br />

Garbarini voor het voetlicht gebracht. De<br />

nadruk ligt hierbij op Frailea pygmaea.<br />

Een andere wereld opent zich in<br />

Euphorbia World (8-3). Becker, Moller<br />

en Van Veldhuisen bespreken Euphorbia<br />

indecora, zoals ze in haar natuurlijke<br />

omgeving voorkomt. Rikus van<br />

Veldhuisen plaatst enkele opmerkingen<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 195


over E. schoenlandii. Detlef Schnabel<br />

laat een nieuwe variëteit, namelijk E. polygona<br />

var. hebdomadalis, het levenslicht<br />

zien. Deze variëteit is afkomstig van de<br />

Seweweekspoort en werd vroeger beschouwd<br />

als een vorm van E. horrida.<br />

De productieve Rikus van Veldhuisen<br />

komt nogmaals aan bod in dit <strong>nummer</strong>,<br />

en wel met een verhaal over E. filiflora.<br />

Verscheidene natuurlijke locaties passeren<br />

de revue. Leonard Newton gaat in<br />

op het droeve lot van de in Kenia voorkomende<br />

boomvormige E. cussonioides.<br />

Te verwachten valt dat de overlevingskansen<br />

van deze soort in het wild minimaal<br />

zijn.<br />

Aan de andere kant van de wereld verschijnt<br />

6 keer per jaar de Cactus and<br />

Succulent Journal (84-6). James en<br />

Drover hebben onderzoek gedaan naar<br />

het voorkomen van Dudleya stolonifera,<br />

een zeldzame soort die rond Laguna<br />

Beach, California te vinden is. Fred<br />

Kattermann doet verslag van het IOScongres<br />

dat in juli op Cuba gehouden<br />

is. Het verslag concentreert zich vooral<br />

op de succulenten die op Cuba te vinden<br />

zijn. Een artikel van Matt Maggio<br />

gaat in op mijten die op agaven voorkomen.<br />

Adviezen worden gegeven om<br />

een aantasting door deze, met het blote<br />

oog niet zichtbare mijten (familie<br />

Eriophyoideae, geslacht Oziella) te voorkomen<br />

en te bestrijden. De reisverslagen<br />

van John Pilbeam zijn altijd lezenswaard,<br />

en dat geldt ook voor dit verslag<br />

van een reis in de Mexicaanse staat<br />

Hidalgo. Mammillaria amajacensis en<br />

Echeveria halbingeri var. sanchez-mejoradae<br />

staan centraal in dit verslag.<br />

Het in België gepubliceerde CaVeKa<br />

(25-10) bevat plantbesprekingen van<br />

Hildewintera colademononis (Frans<br />

Cuypers), van Ariocarpus agavoides<br />

(Freddy Lampo, met een uitgebreide<br />

nomenclatuurbespreking), van<br />

Crassula var. falcata (A. Mateur), van<br />

Mammillaria mieheana (A. Mateur),<br />

en van Sedum clavatum (Paul Neut).<br />

Ook CaVeKa (25-11) wordt vooral<br />

196<br />

gekenmerkt door plantbeschrijvingen,<br />

en wel van Mammillaria halei (Freddy<br />

Lampo, met een nomenclatuurbespreking),<br />

van Anacampseros karasmontana<br />

(= A. dielsiana), Echinocereus viridiflorus<br />

en Bowiea volubilis (alle van Paul<br />

Neut). Verder wijdt Robert Huyghe enkele<br />

woorden aan Adrian Haworth.<br />

In International Cactus Adventures<br />

(no. 97, januari <strong>2013</strong>) laat Joël Lodé<br />

een aantal nieuwe naamcombinaties<br />

het levenslicht zien, en vereeuwigt<br />

hij Leuenberger door het geslacht<br />

Leuenbergeria naar hem te vernoemen.<br />

Dit geslacht, met Pereskia quisqueyana<br />

als typesoort, omvat de ‘noordelijke’<br />

pereskia’s. De bijdrage van Michel<br />

Brossier gaat over Adromischus marianiae<br />

fa. herrei, die van Jose Miguel Acuña<br />

over de groeiplaats van Melocactus radoczii<br />

op Cuba. Joël Lodé vraagt zich<br />

af of cactussen en dinosauriërs tegelijk<br />

op aarde voorkwamen. Het artikel van<br />

Guillot Ortiz en Van der Meer behandelt<br />

Agave lophantha en haar cultivars<br />

in Spanje. Een zevental infraspecifieke<br />

taxa van deze soort wordt in Spanje<br />

gekweekt.<br />

In Kakteen und andere Sukkulenten<br />

(64-2) rapporteert Konrad Herm over<br />

de groeiplaats van Discocactus horstii.<br />

In een kort artikel presenteert Peter<br />

Mansfeld drie nieuwe ondersecties<br />

(Sansevieria, Stolonifera, Hastifolia) binnen<br />

de sectie Sansevieria van het geslacht<br />

Sansevieria. Andreas Hofacker<br />

brengt een van de drie hatiora-soorten<br />

voor het voetlicht, en wel de met<br />

magentakleurige bloemen getooide<br />

Hatiora herminiae, een juweel onder<br />

de epifytische cactussen, aldus de auteur.<br />

Natuuropnames gaan vergezeld<br />

van cultuuradviezen. Jörg Ettelt brengt<br />

een aantal planten uit zijn collectie voor<br />

het voetlicht. Het thema van dit artikel is<br />

‘witte haren als schoonheidskenmerk’,<br />

en binnen dit thema vallen voor de auteur<br />

soorten als Gymnocactus beguinii<br />

en Mammillaria hahniana, maar ook<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Thelocactus bicolor var. commodus en<br />

Weingartia fidaiana ssp. cintiensis. Paul<br />

Krieg brengt verslag uit van zijn bezoek<br />

aan de Huntington Botanical Gardens in<br />

Pasadena, California, USA.<br />

Paul Neut brengt in CaVeKa (26-1)<br />

korte plantbesprekingen van Matucana<br />

aurantiaca, Mammillaria canelensis,<br />

Mammillaria marksiana, Orostachys boehmeri<br />

en Orostachys japonica. Een uitgebreide<br />

bespreking wordt door Freddy<br />

Lampo gewijd aan Kedrostis africana.<br />

Internoto (34-1) bevat een artikel van<br />

Wolf-Rainer Abraham over de sterk bedoornde<br />

Wigginsia sp. n. WRA 1052,<br />

die bij São Gabriel gevonden werd. Luis<br />

Wolman bespreekt Notocactus mammulosus<br />

fa. floricomus, alsmede zijn succesvolle<br />

zoektocht naar deze plant op<br />

de Cerro Montevideo. Norbert Gerloff<br />

voert een aantal argumenten aan om<br />

Notocactus orthacanthus als soort te<br />

handhaven, naast Notocactus mammulosus.<br />

Sergio Klein verhaalt over de<br />

door hem gevonden notocactussen tijdens<br />

een door hem ondernomen tocht.<br />

Norbert Gerloff herbenoemt de in 1995<br />

door hem beschreven Notocactus neohorstii<br />

var. prestlei tot Notocactus langsdorfii<br />

fa. prestlei.<br />

Het immer bijzonder fraai geïllustreerde<br />

Cactus & Co. (16-3) bevat twee uitgebreide<br />

artikelen over Chili. Het eerste<br />

artikel is van de hand van Jean-Marc<br />

Chalet, het tweede van Jean-Marie<br />

Solichon. Beide auteurs ondernamen<br />

gezamenlijk een reis in Chili. Chalet<br />

doet verslag van de cactussen (met nadruk<br />

op copiapoa’s en eriosyce’s),<br />

Solichon van de andere xerofyten (met<br />

afbeeldingen van planten uit diverse geslachten).<br />

Jean-Marc Chalet behandelt<br />

de streek rond Cuatro Ciénegas, een<br />

geïsoleerd gebied in de staat Coahuila<br />

met een hoge biodiversiteit (77 endemische<br />

soorten planten en dieren). De<br />

cactussen die in deze contreien voorkomen,<br />

worden voor het voetlicht gebracht.<br />

Keith Green heeft locaties bezocht<br />

van Lithops pseudotruncatella ssp.<br />

groendrayensis en ssp. dendritica. Beide<br />

ondersoorten komen in de natuur soms<br />

naast elkaar voor, met daarbij af en toe<br />

lithopsen waarvan de auteur de status<br />

niet kon bepalen. Als een soort hommage<br />

aan Helmut Rogozinski belicht<br />

Wolfgang Plein diens grote privéverzameling<br />

(vooral mammillaria’s). De verzameling<br />

moest noodgedwongen verkocht<br />

worden.<br />

In Kakteen und andere Sukkulenten<br />

(64-3) geeft Rudolf Schmied een overzicht<br />

van succulente pelargoniums. Bijna<br />

20 pelargoniumsoorten komen voorbij<br />

marcheren. Hans Felder bericht over<br />

zijn ervaringen met hybriden van lobivia’s.<br />

Roland Eichler verhaalt over<br />

zijn bezoek aan de, intussen niet meer<br />

zo nieuwe, locatie van Echinocactus<br />

grusonii bij San Rafael de las Tablas in<br />

de Mexicaanse staat Zacatecas. Holger<br />

Wittner verwittigt de lezers van het positieve<br />

effect van met azijn aangezuurd<br />

gietwater en legt zijn methode<br />

van aanzuren uit (zie ook http://Ralph.<br />

cs.cf.ac.uk/cacti/Cactus%20and%20<br />

Alkalinity.pdf).<br />

CaVeKa (26-3) bevat een verslag<br />

van de, uiteindelijk succesvolle, pogingen<br />

van René Goris om Echinocereus<br />

ssp. roemerianus op de typevindplaats<br />

waar te nemen. Freddy Lampo wijdt een<br />

flink aantal nuttige zinnen aan ‘dagelijkse<br />

kost … voor cactussen’, oftewel:<br />

welke voeding hebben cactussen nodig?<br />

De plantenportretten in dit <strong>nummer</strong><br />

(Kalanchoe beharensis en K. bogneri)<br />

zijn van de hand van A. Mateur.<br />

Cactus and Succulent Journal (85-<br />

1) vangt aan met een verslag van Julia<br />

Etter en Martin Kristen over de succulenten<br />

in de omgeving van ‘Quebrada<br />

del Piaxtla’, het dal van de Rio Piaxtla<br />

in de zgn. Triangulo Dorado (het narcoticaparadijs<br />

dat begrensd wordt door de<br />

Mexicaanse staten Chihuahua, Durango<br />

en Sinaloa). De onlangs beschreven<br />

Sedum kristenii en Echeveria juliana<br />

worden vermeld, evenals een mogelijk<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 197


nieuwe agave en sedum. De nieuwe<br />

soort Euphorbia marie-cladieae, een<br />

boomachtige, 2 m hoog wordende euphorbia<br />

van Socotra, wordt beschreven<br />

door Alain Rzepecky. Een andere nieuwe<br />

succulent, namelijk Eriospermum<br />

aridicola, wordt beschreven door<br />

Graham Williamson. Deze eriospermum<br />

komt voor in het noordwesten van<br />

Namaqualand, en is verwant aan E. namaquanum.<br />

Jeff Chemnick behandelt<br />

de dioon-soorten die in de Mexicaanse<br />

staat Oaxaca voorkomen. Diverse aspecten<br />

komen aan bod, o.a. de omgeving<br />

waarin de soorten groeien, het<br />

lokale gebruik van de bladeren, de bestuiving<br />

van de planten (een intrigerende<br />

driehoeksverhouding tussen bepaalde<br />

insecten en mannelijke en vrouwelijke<br />

bloeiwijze), alsmede praktische aanwijzingen<br />

voor de cultuur. Elton Roberts<br />

geeft een introductie tot het geslacht<br />

Micropuntia, dat vaak gezien wordt als<br />

een vorm van Opuntia pulchella. De auteur<br />

maakt duidelijk dat deze zienswijze<br />

volkomen onterecht is. Hij erkent 5<br />

soorten, namelijk Micropuntia barkleyana,<br />

brachyrhopalica, pygmaea (M. gracilicylindrica<br />

is identiek), tuberculosirhopalica<br />

en wiegandii.<br />

Het eerste <strong>nummer</strong> van <strong>2013</strong> van<br />

Avonia (31-1) bevat een artikel van de<br />

hand van Gerhard Wagner over de crassula’s<br />

in het Molyneux Nature Reserve<br />

(Kleinzee, Northern Cape, RSA). De gevonden<br />

soorten worden besproken en<br />

vergeleken met de planten uit het naburige<br />

gebied van Port Nolloth tot<br />

Steenbok / T’Nouroegas se berge. Het<br />

volgende artikel is van dezelfde auteur<br />

en bestaat uit een fotocollage van<br />

andere succulenten in het Molyneux<br />

Nature Reserve. Steffen Janke geeft<br />

een overzicht van soorten uit het geslacht<br />

Portulaca, die hij in Peru, Bolivia,<br />

Argentinië en Uruguay gevonden heeft.<br />

Diverse groeiplaatsen van P. pilosa , P.<br />

perennis, P. rotundifolia en enkele nietgeïdentificeerde<br />

portulaca’s passeren de<br />

revue. Dieter Keerl vestigt de aandacht<br />

198<br />

op succulente bonsais, afkomstig uit<br />

de geslachten Crassula, Ceraria en<br />

Portulacaria. Jürgen Schrenk bespreekt<br />

planten en dieren die hij in Zuid-Afrika<br />

langs de N14 tegenkwam. Siegfried<br />

Janssen brengt een algemeen verhaaltje<br />

over gasteria’s.<br />

Kaktusy (49-1) bevat artikelen over<br />

de cultuur van Sclerocactus polyancistrus,<br />

over Backebergia militaris (in<br />

de Mexicaanse staat Michoacán, en in<br />

de botanische tuin van Monaco), over<br />

een bezoek aan de groeiplaats van<br />

Turbinicarpus swobodae (Pico de Aquila,<br />

Rayones, Mexico), over Frailea perumbilicata<br />

in habitat (Rio Grande do Sul,<br />

Brazilië), over Sulcorebutia canigueralii<br />

(ernstig bedreigd door de uitdijende<br />

Boliviaanse hoofdstad Sucre), en over<br />

de cultuur van de zeldzame Melocactus<br />

perezassoi. De Tsjechische vereniging<br />

heeft ook een speciaal <strong>nummer</strong> gewijd<br />

aan Cubaanse melocactussen. Deze<br />

Duitstalige versie van Kaktusy special<br />

(<strong>2013</strong>-1) behandelt achtereenvolgens M.<br />

matanzanus, M. actinacanthus, M. perezassoi,<br />

M. guitartii, M. holguinensis, M.<br />

nagyi, M. harlowii, M. harlowii ssp. borhidii,<br />

M. acunae, M. acunae ssp. lagunaensis,<br />

en M. radoczii. De genoemde soorten<br />

werden tijdens een reis in het najaar<br />

van 2012 op Cuba aangetroffen.<br />

Vreebergen 2<br />

9403 ES Assen<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

In my editorial I regret the closing of the botanic garden of the Free University in<br />

Amsterdam. This is the place where the large plant collection of our former president<br />

Herman Rubingh is taking care of, so for this moment the fate of these plants<br />

is quite uncertain.<br />

In his series on the the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk presents<br />

Euphorbia grandicornis. As usual, some interesting historical data and illustrations<br />

(from 1889) of this South African plant are included.<br />

Bertus Spee puts another four interesting succulents in the spotlight, this time all<br />

from the Mexican Tehuacán valley, viz. Ferocactus robustus, Mammillaria pectinifera,<br />

Hechtia lyman-smithii and Beaucarnea gracilis.<br />

In an extensive article, Jean Bonnefond tells us everything about Sclerocactus<br />

(Ancistrocactus) uncinatus ssp. crassihamatus. The taxonomic position of this plant<br />

has long been problematic, since it has been placed in 8 different genera over the<br />

last 100 years. Also, the cultivation is rather difficult.<br />

Jan Jaap de Morree noticed that the stamens of Turbinicarpus flowers move toward<br />

the pistil when touched. All species Jan Jaap tested exhibited this behaviour,<br />

except those of the subgenus Kadenicarpus (T. horripilus for instance). Irritable stamens<br />

were also found in the genus Lophophora.<br />

A short note on Crassula barklyi is given by Theo Heijnsdijk.<br />

All slides Albert Buining made on his travels through Chile and Peru in the late<br />

1960’s have now been digitalized. They are compiled by Paul Hoxey in a new<br />

book, which is reviewed by Ludwig Bercht.<br />

In part 12 of their series on the genus Cotyledon, the late Ton Pullen and Ben<br />

Zonneveld deal with C. orbiculata. This is a very variable species, especially in leaf<br />

shape. Five varieties are known; the differences are put together in a table.<br />

Leo Busch sowed seeds of his Mediolobivia neopygmaea. He was amazed by the<br />

variability of the 8 F1 plants, showing all kinds of flower colors. In the F2 generation,<br />

even a white flowering plant popped up.<br />

Louis van de Meutter observed thrips in his stapeliads. Spraying with ‘spinosad’<br />

gave good results.<br />

Ludwig Bercht reviews a new book by Peter Mansfield on the genus Sansevieria.<br />

Finally, Wolter ten Hoeve summarizes the contents of other journals on succulent<br />

plants.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong> 199


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

Rob Bregman Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154<br />

Theo Heijnsdijk Euphorbia grandicornis<br />

De grootdoornige wolfsmelk. . . . . . . . . . . . . . . . . . .155<br />

Bertus Spee Voor het voetlicht ............................160<br />

Jean Bonnefond Sclerocactus (Ancistrocactus) uncinatus<br />

ssp. crassihamatus ...........................162<br />

Jan Jaap de Morree In the Picture<br />

Bewegende meeldraden bij Turbinicarpus . . . . . . . . 172<br />

Theo Heijnsdijk Crassula barklyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178<br />

Ludwig Bercht Boekbespreking<br />

A journey with Friedrich Ritter along the coast<br />

of Chile and Peru ............................179<br />

Ton Pullen † & Het geslacht Cotyledon (12)<br />

Ben Zonneveld Cotyledon orbiculata .........................180<br />

Leo Busch Een gelukstreffer .............................187<br />

Louis van de Meutter Tripsen .....................................191<br />

Ludwig Bercht Boekbespreking<br />

Die Gattung Sansevieria ......................194<br />

Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes .........................195<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199<br />

Bij de voorplaat:<br />

Turbinicarpus schmiedickeanus<br />

Foto: Jan Jaap de Morree<br />

200<br />

©Succulenta jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Nederlands Belgische vereniging van liefhebbers van<br />

cactussen en andere vetplanten<br />

Succulenta<br />

Augustus <strong>2013</strong><br />

In dit <strong>nummer</strong>:<br />

Adressen 42<br />

Notulen Algemene Ledenvergadering 43<br />

Klikosticker / Infomap /Vraag & Aanbod 48<br />

Jaarverslag secretaris 49<br />

Evenementen <strong>2013</strong> 50<br />

Instellingen 51<br />

Afdelingsactiviteiten <strong>2013</strong> 52<br />

In memoriam Jaap van Toledo 53<br />

Nieuwe postzegels 54<br />

Nieuwe leden 55<br />

Advertenties 55 en 56<br />

Kleurrijke impressie in de kas tijdens de<br />

Open Kas bij Ubink op 1 juni<br />

Kopij voor het verenigingsnieuws voor de<br />

1 e van de oneven maanden zenden naar:<br />

A. van Zuijlen,<br />

Hoefstraat 9,<br />

5345 AM Oss.<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

41


ADRESSEN<br />

BESTUUR<br />

Voorzitter:<br />

W. Backhuys<br />

Slikweg 6, 4321 SV Kerkwerve<br />

Tel. 0111- 672975<br />

E-mail: backhuys@backhuys.com<br />

Secretaris:<br />

Peter Melis<br />

Vincent van Goghlaan 31<br />

5246 GA Rosmalen<br />

Tel. 073 - 6499080<br />

E-mail: melispeter@hotmail.com<br />

Penningmeester:<br />

H. Ruinaard<br />

Molenweg 29, 6133 XM Sittard<br />

Tel. 046 - 4525044<br />

E-mail: henk.ruinaard@tiscali.nl<br />

PR & Promotie:<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Johan van Arnhemstraat 15<br />

6824 EN Arnhem<br />

Tel: 0654975126<br />

E-mail: promotie@succulenta.nl<br />

Vice-voorzitter:<br />

T. Heijnsdijk<br />

Maasdijk 11, 6629 KD Appeltern<br />

Tel: 0487 - 542704<br />

E-mail: thd@roc.a12.nl<br />

LEDENADMINISTRATIE<br />

Verzoeken om inlichtingen, aanmeldingen<br />

lidmaatschap, adreswijzigingen en opzeggingen<br />

(vóór 1 december) schriftelijk of per<br />

e-mail bij de ledenadministrateur:<br />

D.H. Roozegaarde,<br />

Banninkstraat 5,<br />

7255 AT Hengelo Gld.<br />

Tel. 0575 - 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

LIDMAATSCHAP<br />

Nederland/België € 27,–<br />

Ned./België jeugdleden € 13,50<br />

Europa € 35,–<br />

Buiten Europa € 40,–<br />

Inschrijfgeld nieuwe leden € 3,–<br />

Nieuwe leden ontvangen gratis de “Gids<br />

voor de verzorging van cactussen en vetplanten”<br />

door Ton Pullen ter waarde van<br />

‡ 5,–<br />

FINANCIËLE ZAKEN<br />

Betaling via de bankrekening van<br />

Succulenta te Sittard:<br />

ING : 680596<br />

IBAN: NL31INGB0000680596<br />

BIC: INGBNL2A<br />

INFOMAP<br />

Aanvullingen, wijzigingen en suggesties<br />

voor de infomap zenden naar:<br />

Theo Heijnsdijk, Maasdijk 11,<br />

6629 KD Appeltern.<br />

Tel: 0487-880096.<br />

E-mail: thd@roc.a12.nl<br />

ADVERTENTIES<br />

Advertenties naar:<br />

Andre van Zuijlen, Hoefstraat 9,<br />

5345 AM Oss. Tel 0412 - 630733<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Tarieven<br />

1/8 pag € 29,50<br />

1/4 pag € 45,50<br />

1/2 pag € 72,50<br />

1/1 pag € 125,00<br />

42<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


ALGEMENE LEDENVERGADERING<br />

Notulen Algemene Ledenvergadering op zaterdag 8 juni <strong>2013</strong><br />

De voorzitter opent de vergadering<br />

om 14.00 uur. De presentielijst is<br />

getekend door 47 leden waarvan<br />

19 afdelingsvertegenwoordigers.<br />

Op verzoek van een aantal aanwezigen<br />

wordt agendapunt 13<br />

(jubilarissen) als eerste behandeld.<br />

De voorzitter huldigt achtereenvolgens<br />

de volgende jubilarissen.<br />

40 jaar lid van Succulenta:<br />

- Dhr. Th. Heijnsdijk<br />

- Dhr. H. Kuijpers<br />

- Mevr. I. Larridon<br />

(namens de universiteit van Gent)<br />

- Dhr. J. Ribo<br />

- Dhr. P. Laneij<br />

- Mevr. C. Keijzer-Sijpestijn<br />

50 jaar lid van Succulenta:<br />

- Dhr. J. van der Perk<br />

- Dhr. H. Nijmeijer<br />

2. Agenda<br />

De agenda wordt goedgekeurd.<br />

3. Mededelingen<br />

Er zijn geen mededelingen.<br />

Ontvangstcomité voor de bezoekers.<br />

V.l.n.r. Mireille, Wilbert Hetterscheid en onze voorzitter<br />

4. Bestuursverkiezing.<br />

Mevr. Mireille Albeda-Riesenbeck, die<br />

door het bestuur kandidaat wordt gesteld,<br />

wordt met algemene stemmen gekozen.<br />

Er zijn geen tegenkandidaten.<br />

5. Ingekomen of uitgegane stukken<br />

Er zijn geen ingekomen of uitgegane<br />

stukken.<br />

6. Verslag van de Algemene Vergadering<br />

d.d. 5 mei 2012<br />

Was gepubliceerd in Succulenta augustus<br />

2012. Verslag wordt door de vergadering<br />

zonder wijzigingen goedgekeurd.<br />

7. Secretarieel jaarverslag<br />

Zie pagina 49. Het verslag wordt zonder<br />

wijzigingen goedgekeurd.<br />

8. Financieel jaarverslag<br />

a. De begroting. Officieel moet de<br />

begroting in het najaar worden goedgekeurd.<br />

Omdat er geen najaarsvergadering<br />

meer wordt gehouden<br />

dient de goedkeuring alsnog te worden<br />

verleend. De vergadering gaat akkoord<br />

met de voorgestelde begroting.<br />

b. Verslag van de Kascontrolecommissie.<br />

Dhr. R. Feuth en Dhr. F. Mommers<br />

verklaren dat zij een goed overzicht<br />

van de financiële toestand van Succulenta<br />

hebben gekregen en dat alles<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

43


Van links naar rechts en van<br />

boven naar beneden:<br />

Lid van verdienste<br />

- Bertus Spee<br />

40 jaar lidvan Succulenta:<br />

- Dhr. Th. Heijnsdijk<br />

- Dhr. H. Kuijpers<br />

- Dhr. J. Ribo<br />

- Mevr. C. Keijzer-Sijpestijn<br />

- Dhr. P. Laneij<br />

50 jaar lid van Succulenta:<br />

- Dhr. J. van der Perk<br />

- Dhr. H. Nijmeijer<br />

44<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Het voltallige bestuur; v.l.n.r. Mireille Albeda-Riesenbeck, Peter Melis, Wim Backhuys,<br />

Theo Heijnsdijk en Henk Ruinaard<br />

prima in orde is. Zij stellen voor de<br />

penningmeester decharge te verlenen<br />

en bedanken hem voor de medewerking.<br />

c. Activiteiten.<br />

De penningmeester laat de nieuwe<br />

Klikosticker zien die is bedoeld als<br />

aandachttrekker voor onze vereniging.<br />

Tevens memoreert hij de ingebruikname<br />

van nieuwe software voor zowel<br />

de leden-, als de financiële administratie.<br />

Deze software betekent een aanzienlijke<br />

vereenvoudiging van het werk<br />

van de ledenadministrateur en de penningmeester.<br />

d. De penningmeester stelt voor om het<br />

Floriadefonds op te heffen. Dit fonds<br />

bestaat al enige tijd maar er is nooit<br />

gebruik van gemaakt. Door het op<br />

te heffen vloeit het bedrag terug naar<br />

de algemene reserve van Succulenta<br />

en wordt de administratie eenvoudiger.<br />

De vergadering gaat akkoord.<br />

9. Begroting 2014<br />

De penningmeester geeft aan dat het<br />

nog te vroeg is om hierover te berichten.<br />

10. Voorstel contributie 2014<br />

Het bestuur stelt voor om de contributie<br />

voor 2014 ongewijzigd te handhaven. De<br />

vergadering gaat hiermee akkoord.<br />

11. Verslag kascontrolecommissie<br />

Zie agendapunt 8.b<br />

12. Nieuwe leden kascontrolecommissie<br />

Dhr. R Feuth is aftredend. Mevr. J. Jonge<br />

krijg biedt aan Dhr. Feuth op te volgen en<br />

zal dus volgend jaar samen met dhr. F.<br />

Mommers de kascontrolecommissie<br />

vormen.<br />

13. Jubilarissen<br />

Werd verschoven naar aanvang van de<br />

vergadering.<br />

14. Instellingen<br />

a. Boekenbeurs<br />

Dhr. W. Alsemgeest memoreert dat<br />

door de afname van het aantal beurzen<br />

de verkoop van boeken ook<br />

afneemt en dat overtollige boeken<br />

voortaan gratis worden weggegeven.<br />

Tevens vermeld hij de overname van<br />

de bibliotheek van de afdeling IJsselstreek<br />

die onlangs werd opgeheven.<br />

b. Clichéfonds<br />

Dhr. G. Rutten meldt de ingebruikname<br />

van een nieuw opslagsysteem<br />

voor 2500 zakjes. Tevens is er een<br />

plan om een zaaisetje voor de jeugd<br />

aan te bieden.<br />

c. Ledenadministratie<br />

Dhr. H. Roozegaarde memoreert dat<br />

het aantal leden van Succulenta nog<br />

steeds een dalende lijn vertoont met<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

45


gemiddeld 70 à 80 leden per jaar.<br />

Terwijl er ook nauwelijks aanmeldingen<br />

zijn van jonge leden.<br />

d. Bibliotheek<br />

Mevr. J. Keijzer-Zinsmeester vertelt<br />

dat er nauwelijks nog boeken worden<br />

uitgeleend. Wel zijn er aanvragen voor<br />

kopieën van artikelen maar in feite<br />

staan de activiteiten binnen de bibliotheek<br />

op een laag pitje.<br />

e. Succulenta website<br />

Dhr. P. Laney heeft te kennen gegeven<br />

dat hij de werkzaamheden met betrekking<br />

tot de website wil beëindigen.<br />

Hij heeft dit 15 jaar met veel plezier<br />

en inzet gedaan. Als laatste heeft hij<br />

de website nog een update gegeven<br />

waardoor een aantal zaken duidelijk<br />

zijn verbeterd en de gebruiksvriendelijkheid<br />

is toegenomen. De voorzitter<br />

roemt het vele werk dat door Dhr.<br />

Laney is verzet en memoreert dat hij<br />

kan worden beschouwd als de man<br />

die de website tot leven heeft gebracht.<br />

De voorzitter bedankt dhr.<br />

Laney en overhandigt hem namens de<br />

vereniging een boekenbon als blijk<br />

van dank.<br />

15. Pr en promotie-activiteiten<br />

Mevr. Albeda-Riesenbeck kondigt de<br />

volgende activiteiten aan.<br />

a. Nieuwe verenigingsartikelen<br />

De Klikosticker, postzegels en cactusballpoint.<br />

Deze artikelen zijn op de<br />

ALV te koop.<br />

b. Zij zal de vereniging op meer beurzen<br />

en evenementen vertegenwoordigen,<br />

ook op beurzen die niet specifiek op<br />

cactussen zijn gericht.<br />

c. Er zullen advertenties met andere<br />

verenigingen worden geruild.<br />

d. De website zal worden uitgebreid met<br />

een deel dat alleen voor leden van<br />

Succulenta toegankelijk is.<br />

e. Extra aandacht zal worden besteed<br />

aan de jeugd zoals kleurplaten en een<br />

speciale jeugdpagina in Succulenta.<br />

f. Meer inzet van sociale media als<br />

Hyves en Facebook.<br />

16. Bestuurskandidaten<br />

Het bestuur zoekt nog kandidaten voor<br />

een functie in het bestuur. Tijdens de vergadering<br />

hebben zich geen nieuwe kandidaten<br />

aangemeld.<br />

17. Datum en plaats ALV 2014<br />

Een datum voor de ALV van 2014 is nog<br />

niet vastgesteld, maar kan eventueel ook<br />

in maart worden gehouden.<br />

18. Rondvraag<br />

a. Dhr. A van Zuijlen vraagt excuses<br />

voor de nite correct gecorrigeerde<br />

kopij in de gele pagina’s van het<br />

juni<strong>nummer</strong>.<br />

b. Dhr. L. Bercht verontschuldigt zich<br />

voor een paar foutjes in het juni<strong>nummer</strong>.<br />

Tevens zegt hij toe een redelijk<br />

evenwicht te willen bewaren tussen<br />

de artikelen over cactussen en<br />

vetplanten. Er zijn soms problemen<br />

met de hoeveelheid kopij voor de<br />

gele pagina’s. Er is altijd gebrek aan<br />

kopij en hij roept de leden op<br />

artikelen aan te leveren.<br />

Het aantal gele pagina’s moet zoveel<br />

mogelijk worden gestabiliseerd. Er<br />

zijn regelmatig grote verschillen<br />

tussen de hoeveelheid kopij per <strong>nummer</strong>.<br />

De afdelingen wordt verzocht<br />

regelmatig hun agenda’s in te sturen<br />

10. Sluiting<br />

De voorzitter sluit de vergadering en bedankt<br />

alle aanwezigen voor hun aanwezigheid<br />

en bijdrage aan de vergadering.<br />

De secretaris<br />

Peter Melis<br />

46<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Een aantal beheerders van instellingen (punt 14 op de agenda):<br />

Gerard Rutten van het Clichéfonds<br />

Henk Roozegaarde van de<br />

ledenadministratie<br />

Coby Keijzer-Zinsmeester van<br />

de bibliotheek<br />

Het ochtendprogramma in de Passiflorahoeve in Harskamp<br />

De heer Wolbert Hetterscheid geeft uitleg over zijn verzameling succulenten (vooral euphorbia’s)<br />

afkomstig van Madagaskar, die speciaal vandaag kunnen worden bezichtigd.<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

47


KLIKOSTICKER<br />

In het kader van Promotie voor onze vereniging<br />

heeft het bestuur zogenaamde klikostickers<br />

laten maken. Deze zelfklevende sticker<br />

met een afbeelding van Carnegiea gigantea<br />

heeft een afmeting van 420 x 297 mm en kan<br />

op elke afvalcontainer geplakt worden, maar<br />

kan ook gebruikt worden voor het opfleuren<br />

van stands bij beurzen en tentoonstellingen.<br />

WEBSITE<br />

Zoals u wellicht weet is op de ALV van 8 juni<br />

jl. bekend gemaakt dat Paul Laney, na vele<br />

jaren trouwe dienst, graag per 1 juli wilde<br />

stoppen met zijn taak als webmaster van onze<br />

website. Ik heb hierop aangeboden het stokje<br />

over te nemen en de website laten onderbrengen<br />

bij een andere provider. Helaas ging dit<br />

gepaard met enige logistieke problemen en<br />

hierdoor was de website enige dagen niet of<br />

slecht bereikbaar, waarvoor mijn excuses.<br />

In eerste instantie zal het format van de<br />

site voor het oog ongewijzigd blijven maar<br />

uiteindelijk zal het met dit nieuwe format<br />

makkelijk(er) worden voor daartoe gemachtigde<br />

leden en instellingsbeheerders om inhoud<br />

op de site te plaatsen en te wijzigen. Hierdoor<br />

kan de website van Succulenta in de toekomst<br />

nog meer voor en door leden worden gemaakt.<br />

Tot die tijd kunt u met al uw vragen over de<br />

inhoud voor de site uiteraard gewoon bij mij<br />

terecht.<br />

De klikostickers worden verkocht voor €2,00/<br />

stuk tijdens beurzen en evenementen waarbij<br />

onze pr aanwezig is, o.a. tijdens de open dag<br />

van Ubink en de ALV.<br />

Helaas zijn de verzendkosten veel hoger dan<br />

de kosten van de sticker zelf en zullen ze<br />

daarom niet per post verstuurd worden.<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Public Relations<br />

INFOMAP<br />

Wijziging<br />

Secretariaat afdeling Zaanstreek/Waterland:<br />

Mevrouw Adrie van Leeuwen<br />

Kooglaan 155A, 1911 TE Uitgeest<br />

Tel.: 0251 - 313544<br />

E-mail: drieencor@ziggo.nl<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Public Relations<br />

Succulenta<br />

VRAAG EN AANBOD<br />

TE KOOP:<br />

Wegens het overlijden van mijn man te<br />

koop een grote partij Sulcorebutia, Aylostera/Rebutia,<br />

Mediolobivia, Lobivia en<br />

Echinopsis, merendeels voorzien van veld<strong>nummer</strong>s.<br />

Planten staan in potten van 9 en 10 cm.<br />

Ook te koop in kleinere aantallen of enkele<br />

stuks. Prijzen zeer redelijk.<br />

Indien interesse gaarne telefonisch contact<br />

opnemen met:<br />

Mevr. E. van Toledo,<br />

Naterseweg 4, Rockanje.<br />

Tel.: 0181-401638<br />

48<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


JAARVERSLAG VAN DE SECRETARIS<br />

Nadat de leden van Succulenta in 2011 Wim<br />

Backhuys tot voorzitter hadden gekozen als<br />

opvolger van Jack Schraets moesten voor<br />

2012 opnieuw drie nieuwe bestuursleden<br />

worden gezocht. Dit ter opvolging van Arend<br />

Biewenga, Fons Arens en Wolter ten Hoeve die<br />

in 2012 aftraden en niet herkiesbaar waren.<br />

Op de ALV van 2012 werden als nieuwe<br />

bestuursleden gekozen Theo Heijnsdijk (vicevoorzitter),<br />

Piet Huesman (pr) en Peter Melis<br />

(secretaris). Helaas werd al snel duidelijk dat<br />

Piet Huesman, wegens persoonlijke omstandigheden,<br />

moest aftreden als bestuurslid.<br />

Hierdoor moest opnieuw worden gezocht naar<br />

een kandidaad bestuurslid voor de pr-functie.<br />

Gelukkig werd Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

bereid gevonden om de pr voor Succulenta<br />

ad interim te verzorgen tot zij, of een andere<br />

kandidaat, op de ALV van <strong>2013</strong> als bestuurslid<br />

voor de pr kan worden verkozen.<br />

In 2012 kwam het bestuur vier keer bijeen, te<br />

weten op 14 januari, 21 april, 1 september en<br />

24 november.<br />

Niettegenstaande alle genoemde bestuurswisselingen<br />

heeft het bestuur in 2012 aan de<br />

volgende zaken aandacht besteed c.q. beslissingen<br />

genomen.<br />

Gezien de kosten en het gemak waarmee<br />

tegenwoordig geld naar andere EU-landen kan<br />

worden overgemaakt werd besloten om de<br />

Belgische rekening van Succulenta te beëindigen.<br />

Tevens werden alle overige rekeningen<br />

van Succulenta, zoals Clichéfonds en boekenbeurs,<br />

omgezet naar zakelijke rekeningen.<br />

Een begin werd gemaakt met het bijwonen van<br />

de redactievergadering door een lid van het<br />

bestuur. In principe is dat de voorzitter.<br />

Besloten werd op de vergadering van 21 april<br />

2012 om elke twee maanden in overleg met<br />

de redactie een artikel uit Succulenta op de<br />

website te plaatsen.<br />

Opnieuw werden 2000 postzegels gedrukt<br />

voorzien van een nieuwe foto van Anacampseros<br />

ter herinnering aan Dhr. Van Thiel.<br />

Wegens gebrek aan belangstelling en gebrek<br />

aan sponsors werd besloten de ledenpas niet<br />

langer te verstrekken.<br />

Een door Mireille ontworpen kerstkaart werd<br />

aan alle afdelingen en instellingen verstuurd.<br />

In 2012 werd ook besloten om slechts eenmaal<br />

per jaar een ALV te organiseren om te<br />

kijken hoe dat bevalt.<br />

Het bestuur ging op zoek naar een webredacteur<br />

dit om de Succulenta website extra<br />

inhoud te kunnen geven.<br />

Het erelidmaatschap werd verleend aan Ton<br />

Pullen voor zijn enorme bijdrage aan Succulenta.<br />

Helaas overleed Ton voortijdig en werd<br />

het erelidmaatschap postuum verleend en de<br />

oorkonde overhandigd aan Mevr. Jeanette<br />

Pullen.<br />

Besloten werd om het diner voor alle instellingbeheerders,<br />

redactieleden en bestuursleden<br />

na de ALV, dat in 2011 voor de eerste<br />

keer werd georganiseerd, te continueren.<br />

Het bestuur besloot om aandacht te besteden<br />

aan het aanstaande 100jarig jubileum in 2019<br />

en zal aanbevelingen en ideeën met betrekking<br />

tot dit jubileum verder uitwerken en t.z.t.<br />

publiceren.<br />

De verenigingsfolder was aan vernieuwing toe.<br />

Mireille zal met een voorstel komen om, zodra<br />

de oude folders op zijn, een nieuwe, beter bij<br />

deze tijd passende folder te drukken..<br />

Het komt regelmatig voor dat er niet genoeg<br />

kopij is om de gele pagina’s van Succulenta te<br />

vullen. Besloten werd om als dat het geval is<br />

de niet gebruikte pagina’s aan de redactie te<br />

geven als extra pagina’s voor artikelen over<br />

onze hobby. Mogelijk gaat Mireille een paar<br />

gele pagina’s “voor de jeugd” vullen.<br />

Een Verenigingsdag georganiseerd door de<br />

Botanische tuin van Utrecht waar Succulenta<br />

aan wilde deelnemen is niet doorgegaan wegens<br />

gebrek aan belangstelling.<br />

De secretaris<br />

Peter Melis<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

49


EVENEMENTEN <strong>2013</strong><br />

16 augustus<br />

Ter gelegenheid van de 56ste Lichtfeesten<br />

wordt een “Cactussen- en Succulentenshow“<br />

ingericht door Cactusweelde Antwerpen.<br />

De show is geopend op vrijdag<br />

16 augustus van 19.00 tot 24.00 uur, op<br />

zaterdag 17 augustus van 15.00 uur tot<br />

24.00 uur en op zondag 18 augustus van<br />

15.00 uur tot 22.00 uur in de wijk Kleine<br />

Landeigendom, “Wijkschool-Groenlaar”,<br />

Rozenlaan 50, 2840 Reet (Rumst) België<br />

Voor meer informatie:<br />

G. Geets, tel. 03-383.67.36 of<br />

D. De Raeymaeker, tel. 03-844.51.76.<br />

http://www.cactusweelde-antwerpen.be<br />

15, 16, 17 en 18 augustus<br />

Open deur CACTUSFLOWER bvba<br />

Open van 9.00 tot 17.00 uur<br />

Morenhoekstraat 18a<br />

2840 Rumst België<br />

Tel. 0032476211154 of v ia<br />

www.cactusflower.be<br />

Het is een evenement waarbij liefhebbers<br />

uit heel Europa en daarbuiten elkaar ontmoeten.<br />

De beurs, met ruim 500 meter tafelruimte,<br />

is toegankelijk voor bezoekers op vrijdag<br />

van 15.00 uur tot 20.00 uur, op zaterdag<br />

van 8.30 uur tot 19.00 uur en op zondag<br />

van 8.30 uur tot 11.00 uur.<br />

Over deze dagen verdeeld worden er vijf<br />

lezingen gegeven in verschillende talen.<br />

Kijk voor meer informatie op onze website<br />

www.elkcactus.eu. Daar vindt u ook het<br />

aanmeldingsformulier voor overnachtingen<br />

en/of deelname aan de beurs.<br />

Of neem contact op met Jan en Anny<br />

Linden, tel: 045-5220966 of per e-mail:<br />

annylinden@gmail.com.<br />

18 augustus<br />

De jaarlijkse cactus- en vetplantenbeurs<br />

van de afdeling West-Brabant in café Marktzicht,<br />

Markt 50 Etten-Leur.<br />

Verkopers kunnen vanaf 9 uur de planten<br />

aanvoeren. Een stand kost €5,00 en er kan<br />

vooraf maximaal 4 meter besteld worden.<br />

Zaal open voor bezoekers van 10.00 tot<br />

15.00 uur en de entree is gratis.<br />

Informatie en stand bespreken bij Evert<br />

Smienk, tel. 0652314805, maar liever per<br />

e-mail aan evertsmienk@casema.nl<br />

31 augustus en 1 september<br />

Van 10 tot 18 uur Opendeurdagen bij<br />

Frank & Diane Thys-Brants aan de Antwerpse<br />

Dreef 30 in Zoersel, België<br />

6, 7 en 8 september<br />

Ook in <strong>2013</strong> is er weer een Europese Landenconferentie<br />

(ELK) in de Duinse Polders,<br />

Ruzettelaan 195 te Blankenberge in België.<br />

50<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


INSTELLINGEN<br />

VERENIGINGSARTIKELEN<br />

Bewaarband voor Succulenta:<br />

Nieuw € 7,00 per stuk.<br />

Wat betekent die naam?:<br />

Een verklarend woordenboek: € 5,-<br />

Gids voor de verzorging van cactussen en<br />

vetplanten:<br />

Tweede druk (2002): € 5,-<br />

Oude jaargangen Succulenta:<br />

1955 tot 2000 € 5,- per jaargang<br />

2000 t/m 2012 € 9,- per jaargang<br />

Losse <strong>nummer</strong>s € 2,50 per stuk<br />

Buitenlandse tijdschriften:<br />

Diverse jaargangen zijn verkrijgbaar.<br />

Op de website van Succulenta is een<br />

volledig overzicht te vinden.<br />

CD-ROM’s<br />

CD-ROM Frans Noltee. Succulent plants of<br />

the Little Karoo. Prijs €13,25<br />

We verzenden ook.<br />

Kijk op de website naar de lijst met nieuwe<br />

boeken, zoek wat uit en mail naar:<br />

w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />

Alle prijzen zijn exclusief verzendkosten.<br />

W. Alsemgeest,<br />

Succulenta Boekenbeurs<br />

Leeuweringerstraat 10A<br />

3421AC Oudewater<br />

Bankrekening<strong>nummer</strong> Boekenbeurs:<br />

706220 t.n.v. W.A. Alsemgeest Succulenta<br />

boeken te Oudewater,<br />

IBAN Boekenbeurs: NL84INGB0000706220<br />

BIC: INGBNL2A<br />

Tel. (00 31) (0)348 - 471083,<br />

E-mail: w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />

Let op: het bankrekening<strong>nummer</strong> is sinds<br />

mei <strong>2013</strong> veranderd. Het oude <strong>nummer</strong> kan<br />

niet meer worden gebruikt.<br />

CLICHÉFONDS<br />

Gerard Rutten, Prins Hendrikstraat 15<br />

2641 HK Pijnacker. Tel. 015-3610078<br />

E-mail: zaden@succulenta.nl<br />

Bankrekening<strong>nummer</strong> Clichéfonds:<br />

14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />

te Pijnacker<br />

IBAN Clichéfonds: NL22INGB0000014465<br />

BIC: INGBNL2A<br />

BIBLIOTHEEK SUCCULENTA<br />

Bibliothecaris:<br />

J. Keizer-Zinsmeester, Westeind 96,<br />

9636 CE Zuidbroek. Tel. 0598-395128<br />

E-mail: keizer.zinsmeester@ziggo.nl<br />

SUCCULENTA’S WEBSITE<br />

www.succulenta.nl<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Johan van Arnhemstraat 15<br />

6824 EN Arnhem<br />

Tel: 0654975126<br />

E-mail: promotie@succulenta.nl<br />

TIJDSCHRIFT SUCCULENTA<br />

Hoofdredactie<br />

Henk Viscaal, Brinklaan 31<br />

7261 JH Ruurlo. Tel. 0573 - 452005<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Ludwig Bercht, Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel. Tel. 0344 - 693321<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

Redactiesecretariaat<br />

Mevr. R. Maessen - Claessen<br />

Weezenhof 1232, 6536 EZ Nijmegen<br />

Tel. 024-3440425<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Verenigingsnieuws<br />

Andre van Zuijlen<br />

Hoefstraat 9, 5345 AM Oss<br />

Tel. 0412-630733<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

51


AFDELINGSACTIVITEITEN <strong>2013</strong><br />

AFDELING DATUM ACTIVITEIT INFORMATIE<br />

De Achterhoek aug. Vakantie A. Heijnen<br />

12 sep. Lezing Gert Ubink 0543-564314<br />

Drenthe aug. Geen bijeenkomst H. Mecklenfeld<br />

4 sep. Kasbezoek bij K. Olde 0523-683170<br />

Eindhoven aug. Vakantie H. Damsma<br />

9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 040-2113595<br />

Gorinchem- 12 aug. Open kas bij Arjan de Boer A. van Zuijlen<br />

’s-Hertogenbosch 9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 0412-630733<br />

Gouda e.o. 15 aug. Vakantie N. Uittenbroek<br />

19 sep. Nico Uittenbroek: bezoekjes liefhebbers 0182-394068<br />

‘s-Gravenhage e.o. 13 aug. Open kas bij Cok Grootscholten T. van ’t Walderveen<br />

10 sep. Lezing door gastspreker 070-3864016<br />

Groningen en aug. Vakantie W. ten Hoeve<br />

Ommelanden 19 sep. Lezing door Anjo en Coby Keizer 0592-341660<br />

Haag & Westland 27 aug. Jan Jaap de Morree over aeoniums J. de Vreede<br />

24 sep. Peter van Dongen over Madagaskar 0174-620622<br />

Maas & Peel 27 aug. Lezing door Elisabeth en Norbert Sarnes W. Rooijakkers<br />

24 sep. Verloting en plantenkeuring 0492 528843<br />

Nijmegen 6 aug. Kasbezoek Ludwig Bercht R. Maessen<br />

3 sep. Zaaiwedstrijd/ plantenkeuring 024-3440425<br />

Tilburg aug. Vakantie J. van Veenendaal<br />

9 sep. Lezing Patagonië: Kris de Raeymaekers 013-5341079<br />

Wageningen 29 aug. Bijeenkomst bij Evert Weijman C. Geris<br />

12 sep. Doe-avond met enten en stekken 0318-417319<br />

West-Brabant 18 aug. Cactussen- en vetplantenbeurs H. Schippers<br />

14 sep. Plantenveiling 0164-257905<br />

Zeeland 30 aug. Nog niet bekend S. van Offenbeek<br />

27 sep. Nog niet bekend 0113-383290<br />

Zuid-Limburg aug. Geen bijeenkomst K. Klijn<br />

3 sep. Praatavond, verkoop planten en dia’s 045-5250139<br />

Zwolle aug. Geen bijeenkomst W. Adams<br />

10 sep. Kasbezoek bij Arend van Lohuizen 038-4227259<br />

52<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


IN MEMORIAM<br />

In memoriam Jaap van Toledo<br />

Geheel onverwachts bereikte ons het bericht,<br />

dat Jaap van Toledo op 22 april ‘s avonds op<br />

slechts 70-jarige leeftijd was overleden.<br />

Jaap was een man naar mijn hart en velen<br />

zullen Jaap gekend hebben hier in het zuidwesten<br />

van het land. Net als ikzelf liep hij op<br />

klompen, was een buitenmens, altijd in zijn<br />

tuin bezig of in de kas en sprak met een dialect.<br />

Jaap was rechtlijnig: ja is ja en nee is nee<br />

en een nee werd nooit meer een ja.<br />

Als je Jaap een kunstje geflikt had, kwam je<br />

achterin zijn boek te staan en geloof me, je<br />

schoof nooit meer een bladzijde op.<br />

Hij had een hekel aan moderne dingen, zoals<br />

bv. een mobiele telefoon. Kon dingen tot<br />

het einde toe repareren en schepte er een<br />

genoegen in om alles uit gebruikt materiaal te<br />

maken.<br />

Het is echter een stekelige kwestie geweest,<br />

dat Jaap in mijn leven gekomen is. Het waren<br />

namelijk de cactussen die ons bij elkaar brachten.<br />

Meer dan 40 jaar geleden is dat begonnen<br />

en Jaap werd toen ook lid van de Nederlandse<br />

Cactusclub “Succulenta”. Vorig jaar nog werd<br />

hij geëerd voor zijn 40-jarig lidmaatschap.<br />

Jong als we toen waren sloopten en bouwden<br />

we kassen (van gebruikt materiaal natuurlijk),<br />

gingen naar vele ruilbeurzen en bezochten<br />

de Rotterdamse afdeling. Binnen enkele jaren<br />

hadden we beiden een grote collectie.<br />

Na enkele jaren richtten we samen hier ook<br />

een eigen afdeling op, die nog steeds bestaat.<br />

Jaap was hier wel de drijvende kracht achter<br />

en vanaf het begin is hij dan ook penningmeester<br />

geweest.<br />

De laatste jaren stond eind mei de deelname<br />

aan de Bos en Burchtfair ook op het programma.<br />

Hier presenteerde zich de regionale<br />

afdeling en ook hier was Jaap de motor achter<br />

alles en was dan ook de gehele dag aanwezig.<br />

Al vroeg werd de auto volgeladen met cactussen<br />

en de stand opgebouwd. Velen hebben<br />

van de kleurenpracht van de bloeiende planten<br />

genoten en velen vonden ook de weg naar<br />

Jaap van Toledo in<br />

het midden, in gesprek<br />

met de auteur<br />

en echtgenote<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

53


zijn kas. Verder gingen we ook regelmatig<br />

naar de open dag bij Ubink in Aalsmeer, een<br />

landelijke dag voor cactusliefhebbers en naar<br />

de ELK in België, de grootste cactusbeurs in<br />

Europa. Op die manier hebben we veel tijd<br />

samen in de auto doorgebracht.<br />

Ook werd Jaap lid van een zogenaamde<br />

speciaalclub: de Vrienden van Boliviaanse<br />

cactussen. De laatste bijeenkomst was nog<br />

begin van deze maand en toevallig bij Jaap<br />

thuis. Bijna iedereen was aanwezig.<br />

Als natuurmens nam Jaap de wisseling van<br />

de jaargetijden altijd nauwkeurig waar. We<br />

onderhielden ons dan over zaken als:<br />

Heb je gezien dat de buitencyclamen al beginnen<br />

te bloeien? Er zitten zeker 10 hazen in de<br />

polder, maar weinig fazanten. Het voorjaar is<br />

te nat geweest. Dan krijgen de kuikens kluitjes<br />

aan de poten en zijn ze voor de roofvogels.<br />

De kwikstaarten zijn er weer of heb jij al<br />

zwaluwen gezien? En er liggen weer 3 reeën<br />

‘s morgens in de zon aan de slootkant verderop.<br />

Als buitenmens met groene vingers, zo sterk<br />

als een beer en met handen als kolenschoppen<br />

had Jaap natuurlijk ook een groentetuin<br />

en die zag er altijd netjes uit. Zijn aardbeien<br />

stonden er vaak beter bij dan de mijne en dat<br />

terwijl de planten bij mij vandaan kwamen.<br />

Jaap was iemand, die wist hoe de hazen<br />

liepen. Het is al een oud gezegde: weten hoe<br />

de hazen lopen. M.a.w. blijk geven er kijk op<br />

te hebben. Als geen ander wist Jaap hoe de<br />

hazen lopen, zowel letterlijk als figuurlijk.<br />

Jaap is gestorven in de tuin, waar hij altijd<br />

was. Nog even gras maaien na het eten, het<br />

was immers weer zomertijd.<br />

En zo zal Jaap ook in onze herinnering voortleven.<br />

Namens de afdeling Voorne-Putten:<br />

Johan de Vries.<br />

NIEUWE POSTZEGELS<br />

Tegelijk met het produceren<br />

van klikosticker heeft het<br />

bestuur een nieuwe serie<br />

van 2000 postzegels (= 200<br />

velletjes van 10 postzegels)<br />

laten maken met dezelfde<br />

afbeelding (Carnegiea gigantea)<br />

als die van de kliko-sticker.<br />

Deze postzegels zullen<br />

door de vereniging worden<br />

gebruikt voor het versturen<br />

van brieven, maar ze zijn ook<br />

te koop voor € 6,00/velletje<br />

van 10 zegels (waarde van<br />

de postzegel is € 0,54).<br />

De postzegels worden te koop aangeboden tijdens beurzen en evenementen waarbij onze pr<br />

aanwezig is, o.a. tijdens de open dag van Ubink en de ALV. Op aanvraag bij de penningmeester<br />

kunnen ze ook verstuurd worden tegen vergoeding van de verzendkosten (minimaal € 1,00) na<br />

vooruitbetaling via onze ING bankrekening.<br />

Henk Ruinaard<br />

54<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Nederland<br />

NIEUWE LEDEN MEI - JUNI <strong>2013</strong><br />

111452 Hofstee, Mw. J. Schuitenhuisstraat 88-I 1069 WN Amsterdam-Osdorp<br />

111454 Fleminks, Dhr. F. Kalorama 135 2132 RD Hoofddorp<br />

111455 Tiele, Dhr. J. Karnemelksloot 8 2802 LK Gouda<br />

111453 Meeteren, Dhr. M.M. van Frans Halsstraat 29 3372 XC Hardinxveld-<br />

Giessendam<br />

111456 Manders, Wim Julianastraat 43 4681 AL Nieuw-Vossemeer<br />

111450 Jonkers, Dhr. P. Marijkestraat 3 4744 AS Bosschenhoofd<br />

111449 Fernandez Blanco, S.D.I. Pieter Quastweg 11 5642 KZ Eindhoven<br />

111447 Schepers, Dhr. G. Berkenlaan 16 6721 CD Bennekom<br />

111448 Toom, Dhr. J.C. den Zuiderzeestraatweg 189A 8096 BH Oldebroek<br />

111446 Pruis, Johannes Molenstraat 33 9285 PA Buitenpost<br />

België<br />

111451 Quirynen, Pieter Achterbroeksteenweg 147 B-2920 Kalmthout<br />

Bericht van overlijden ontvangen van:<br />

A. Lambregts te Merksplas (B)<br />

J.A. van Toledo te Rockanje<br />

F. Brolsma te Millingen a/d Rijn<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong><br />

55


56<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (4) <strong>2013</strong>


Nederland regenland?<br />

Ben Zonneveld<br />

Veel mensen denken dat het in Nederland “altijd” regent. Er zijn echter argumenten om<br />

dat tegen te spreken. Er valt in Nederland slechts 0,75 m water per jaar per vierkante meter.<br />

Dit is vergeleken met andere plekken op aarde waar tot 12 meter kan vallen niet echt<br />

veel te noemen. Nederland heeft wel het voordeel dat de regen min of meer gelijkelijk over<br />

het jaar verdeeld valt. Ja inderdaad, 's winters valt er nauwelijks meer regen dan 's zomers.<br />

Eigenlijk valt er in Nederland te kort regen voor een optimale groei van de gewassen. Het<br />

is niet voor niets dat er vaak door de boeren gesproeid wordt. Als het in de lente en ’s zomers<br />

meer zou regenen, zou er van veel op het veld groeiende gewassen een grotere opbrengst<br />

verkregen kunnen worden. Het zijn niet alleen de boeren maar ook de hobbytuinders<br />

die last hebben van de droogte. Ik zie in de zomermaanden vele planten in tuinen een<br />

roemloos einde tegemoet gaan. Vooral pas geplante planten, groot of klein, hebben er onder<br />

te lijden. In een pas geopend natuurpark bij Leiden zijn in het voorjaar een flink aantal<br />

bomen geplant. Minstens de helft daarvan is nu dood, ongetwijfeld door een gebrek aan<br />

water. Dat wordt misschien zelfs erger in de toekomst als het doemscenario van hogere temperaturen<br />

door te veel koolzuur zijn beslag krijgt. Ik zie trouwens dat veel mensen die langer<br />

dan 10 minuten buiten zijn al bij voorbaat met een fles water lopen. Je weet maar nooit<br />

hoe je in de “woestijn Nederland” kunt verdwalen. Het is bekend dat aan de kust er meer<br />

zon is in de zomer, maar dat betekent ook minder regen. Ik loop bijna elke dag die planten,<br />

die net geplant zijn of die veel water gebruiken zoals vlijtig lies en hortensia, water te geven.<br />

De afgelopen twee maanden voor het schrijven van dit redactioneel, half juni je half augustus,<br />

heeft het hier maar twee keer geregend. Alle regenwolken dreven over naar het noorden<br />

en het oosten. Vroeger gaf ik eens in de week water in de kas. Echter, het bleek tijdens<br />

de vakantie geen verschil te maken dat ze slechts om de 14 dagen water kregen. Daarom<br />

geef ik nu eens in de 14 dagen de dubbele hoeveelheid water. Dat betekent dat ik van 1<br />

april tot half september in totaal zo’n 12 keer per jaar een uurtje bezig ben met water geven.<br />

Dat is een makkie vergeleken met een andere hobby, een hond die 2 maal daags, dat<br />

is 730 keer per jaar, uitgelaten moet worden. Voor het watergeven gebruik ik regenwater, als<br />

het er is. Dat kost ongeveer driekwart van de inhoud van de regenton. Elk jaar echter moet<br />

ik een- of tweemaal kraanwater gebruiken, omdat er dan in 14 dagen niets is bijgekomen.<br />

Nu is er niets mis mee om af en toe kraanwater te geven. Ik denk zelfs dat de cactussen<br />

een beetje kalk wel kunnen waarderen. Behalve dat regenwater vrij zuur is, pH 5, zijn er nog<br />

een paar verschillen met kraanwater. Regenwater is, in tegenstelling tot kraanwater, bepaald<br />

niet vrij van ziektekiemen. De lucht zit vol met sporen die met de regen naar beneden komen.<br />

Dit geeft bij planten met rozetten zoals Echeveria misschien een grotere kans op overnacht<br />

wegrotten (door de waterschimmel Pythia?). Bovendien wordt door de regen het dak<br />

ook schoongespoeld. Als de regenton echter net aangevuld is door een klein buitje en dus<br />

niet flink heeft kunnen doorspoelen, heeft het regenwater de kleur van sterke thee. Dit wordt<br />

waarschijnlijk veroorzaakt door de verbrandingsgassen van vliegtuigen. Ik heb geen idee of<br />

het kwaad kan. Ik heb vroeger wel eens een enkele keer de pH van het water met kaliloog<br />

(kaliumhydroxide) op pH 6,5-7 gesteld, dus ongeveer neutraal. Ik had niet de indruk dat het<br />

veel uitmaakte, maar ik moet toegeven dat ik voornamelijk andere vetplanten heb. Ik hoop<br />

dat u een mooie zonnige zomer hebt gehad. Dat heeft ook zo zijn voordelen en de kraan is<br />

geduldig!<br />

Schubertlaan 196<br />

2324 BC Leiden<br />

202<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


CRASSULA COLUMNARIS:<br />

HET TOORTS-DIKBLAD<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Het zijn alle wonderlijke “mimicry”-vormen, misleidende of bedriegelijke<br />

nabootsingen, waarvan we nog weer een voorbeeld<br />

vinden in het Toorts-Dikblad, C. columnaris, welke een grijs, eivormig<br />

kogeltje, en in vochtige omgeving, een rond zuiltje ontwikkelt,<br />

waarvan de dikke, vleezige, dwars-ovale en stompe<br />

blaadjes veelal een omgebogen rand hebben, en die zóó sluitend<br />

boven elkander liggen, dat het schijnt alsof de dikke bovenranden<br />

naar buiten zijn geperst. In den bloei wordt het zuiltje bekroond<br />

door een eindstandige, bolronde bloeiwijze van kleine,<br />

witte, welriekende buisvormige bloempjes, met vijf, stervormig<br />

uitstaande, puntige slipjes.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade-album “Vetplanten”<br />

uit 1931. Zie de afbeelding.<br />

C. columnaris is al in 1778 beschreven<br />

door de Zweedse arts en<br />

botanicus Carl Peter Thunberg. Hij<br />

wordt wel ‘de vader van de Zuid-<br />

Afrikaanse botanie’ en ‘de Japanse<br />

Linnaeus’ genoemd. Van 1772 tot<br />

maart 1775 was hij in Zuid-Afrika<br />

en het staat vast dat hij in september<br />

1772 planten verzameld heeft in<br />

de Kleine Karoo, de groeiplaats van<br />

deze soort. Van 1775 tot 1778 was<br />

hij arts in Desjima, de Nederlandse<br />

nederzetting in Japan. Op doorreis<br />

naar Amsterdam vertoefde hij<br />

in 1778 nog 2 weken in Zuid-Afrika.<br />

Het is aannemelijk dat Thunberg de<br />

plant zelf verzameld of in ieder geval<br />

gezien heeft in de natuurlijke habitat<br />

en daarom verbaast het mij dat<br />

hij de naam columnaris (= zuilvormig)<br />

gegeven heeft aan dit plantje.<br />

Op de natuurlijke groeiplaatsen is<br />

C. columnaris namelijk nagenoeg<br />

bolvormig, eerder plat zelfs dan<br />

langgerekt. In de literatuur is meerdere keren<br />

opgemerkt dat de soort beter C. globosa<br />

(= bolvormig) genoemd had kunnen<br />

worden. Misschien heeft Thunberg de meegenomen<br />

planten een tijdje doorgekweekt<br />

waarbij ze het natuurlijke uiterlijk verloren<br />

hebben. Dat is een euvel waar dit soort<br />

planten in de cultuur vaak aan lijdt zoals<br />

ook te zien is in het plaatje uit het Verkadealbum.<br />

De door Van Laren gekozen naam<br />

‘toortsdikblad’ is op zich wel passend bij<br />

het geëtioleerde exemplaar van het plaatje<br />

Afb. 1: C. columnaris, het koesnaatjie, wordt<br />

ook wel ‘khaki button’ (lichtbruin<br />

knoopje) genoemd.<br />

Foto: Winfried Bruenken<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 203


nartjie of nartje is een kleine citrusvrucht<br />

die het midden houdt tussen<br />

een mandarijn en een tangerine.<br />

Koes betekent gebukt, ondergedoken,<br />

teruggetrokken. Een ondergedoken<br />

mandarijntje min of meer<br />

en dat zal wel slaan op de manier<br />

waarop het plantje zich in de droge<br />

tijd gedeeltelijk terugtrekt in de<br />

grond (ik ga ervan uit dat de weliswaar<br />

eetbare plant niet als een<br />

mandarijntje smaakt). Op het internet<br />

vond ik de volgende omschrijving<br />

van het koesnaatjie:<br />

Afb. 2: De bloemknoppen barsten als het ware uit de<br />

plant<br />

Afb. 3: De bijnaam ‘shaving brush Crassula’ (scheerkwast<br />

crassula) behoeft geen nadere uitleg<br />

maar voor de soort even ongelukkig als de<br />

naam columnaris.<br />

De Engelstaligen gebruiken vaak de<br />

naam ‘khaki button’ en dat heeft naast de<br />

vorm die de plant in de droge tijd aanneemt<br />

ook betrekking op de aparte kleur<br />

die de planten daarbij krijgen (zie afb. 1).<br />

De Afrikaanse naam ‘koesnaatjie’ voor<br />

deze plant duidt ook op het afgeplat bolle<br />

voorkomen. Een naatjie (ongeveer uitgesproken<br />

als nharkie), ook wel naartje,<br />

204<br />

'n Koesnaatjie is 'n vetplantjie<br />

wat in die droë westelike streke van<br />

Kaapland aangetref word, asook<br />

in die Suidwes-Kaap. Die plant het<br />

“dik, vlesige, ovaalvormige, aan die<br />

voet vergroeide blare” wat dig oor<br />

mekaar vou soos dakpanne, sodat<br />

die plant 'n kompakte voorkoms het,<br />

en is eetbaar. 'n Koesnaatjie ontwikkel<br />

slegs een maal 'n bloeiwyse met<br />

“dig saamgedronge” blommetjies in<br />

roomkleur tot geel, waarna die plant<br />

saadskiet, verdor en doodgaan.<br />

Volgens die WAT bestaan daar ook<br />

'n uitdrukking “soos 'n koesnaatjie<br />

sit”, wat beteken dat iemand eenkant<br />

of afsydig is, of ook skaam, bedees<br />

en teruggetrokke.<br />

In de jaren '20 en '30 werd in het<br />

maandblad ‘Succulenta’ geregeld<br />

uitgebreid over deze plant geschreven<br />

en daarbij werd steeds uitvoerig<br />

op de verschillen tussen natuur en<br />

cultuur gewezen. In het <strong>nummer</strong> van<br />

november 1935 las ik bijvoorbeeld:<br />

Mej. W. v. A. te B. schrijft: “Kan ik<br />

een uitgeschoten Crassula columnaris<br />

stekken? Ze zijn zoo leelijk met<br />

dat bruine stukje stam. Hoe komt<br />

het toch, dat deze planten hier zoo<br />

uitgerekt groeien?”<br />

En het antwoord van de redactie:<br />

“Het mooi opkweeken van hoog<br />

succulente Crassulasoorten in<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 4: Het sentkannetjie (reukflesje), C. columnaris ssp. prolifera in de Knersvlakte<br />

(foto Sofia Etzold, met dank aan de ‘Photo Guide to Plants of Southern Africa’)<br />

ons klimaat is niet gemakkelijk. Vele<br />

van deze planten zijn afkomstig uit de<br />

Karroohoogvlakte. De gemiddelde regenval<br />

bedraagt daar per jaar 4.47 Eng.<br />

duim, dat is ± 114 mm. In ons land valt<br />

gemiddeld per jaar 700-800 mm. regenwater.<br />

De regen op de Karroovlakte valt<br />

voornamelijk in de vier wintermaanden,<br />

soms ook in November en December.<br />

Deze twee maanden zomerregen oefenen<br />

weinig invloed uit op den groei, alleen<br />

voor het aanvullen van de waterreservoirs<br />

der Succulenten zijn zij van<br />

belang.<br />

Weinig woestijnen hebben een troosteloozer<br />

aanzien in de droge periode dan<br />

de Karroo. Groene planten zijn er niet<br />

te vinden, de geulen zijn droog en de<br />

hardsteenen ,,Kopjes”, die hier en daar<br />

op de Centrale Karroo verspreid liggen,<br />

schijnen de hitte als een spiegel terug<br />

te kaatsen. Gedurende den nacht is een<br />

koele Z.-0. bries overheerschend. De<br />

denkbeeldige lijn, welke de districten in<br />

streken met zomer- of met winterregens<br />

verdeelt, gaat door de Centrale Karroo in<br />

de buurt van Beaufort West. In den winter<br />

daalt in sommige nachten de temperatuur<br />

onder het vriespunt, en zijn de<br />

bergtoppen soms met sneeuw bedekt,<br />

die evenwel zelden op de hoogvlakte<br />

zelf valt. Het gemiddelde dagelijksche<br />

temperatuursverschil is groot, n.l. 30 0 Fht<br />

(= 17 0 C, Th. H.). Door de intense droge<br />

lucht is de zomerhitte niet zeer drukkend.<br />

In de Noordelijke Karroo is de gemiddelde<br />

regenval per jaar nog minder, in<br />

het Westen 2 Eng. duim, dus 51 mm per<br />

jaar. De gemiddelde zomertemperatuur<br />

in de schaduw is 110 0 Fht (= 43 0 C, Th.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 205


Afb. 5: Crassula columella (= klein zuiltje) bloeit<br />

ook eindstandig maar sterft niet af. Naast<br />

de uitgebloeide kop (rechts) ontstaan één<br />

of twee nieuwe scheuten.<br />

H.). We zien hieruit onder welke omstandigheden<br />

de hoogsucculente Crassula’s<br />

in hun vaderland groeien en weten, dat<br />

het dus niet gemakkelijk voor deze planten<br />

is, hier hun mooien, korten, gedrongen<br />

bouw in stand te houden. Crassula<br />

columnaris L. komt in het wildgroeiend<br />

voor in de buurt van Whitehill de<br />

eerste stopplaats voorbij Matjesfontein.<br />

Jacobsen geeft als vindplaats op: Klein-<br />

Namaqualand. De jaarlijksche regenval<br />

aldaar is ongeveer 6 Eng. duim =<br />

± 150 mm. Crassula columnaris kunt u<br />

stekken, de beste tijd voor beworteling<br />

is Augustus. De plant begint n.l. in deze<br />

maand te groeien. Na het wortelen zeer,<br />

zeer zuinig zijn met water. De geheele<br />

bouw van de plant wijst op vochtopneming<br />

uit de lucht. Zorg in den zomer<br />

voor zooveel mogelijk zon in de buitenlucht;<br />

de plantjes mogen gerust roodbruin<br />

worden.”<br />

206<br />

Opmerkelijk is dat er van 1923 tot<br />

1942 in ‘Succulenta’ 5 keer uitgebreid<br />

over C. columnaris geschreven is en<br />

daarna, dat is nu dus al meer dan 70<br />

jaar lang, helemaal niet meer. De naam<br />

wordt alleen een enkele keer terloops<br />

genoemd.<br />

Zoals uit bovenstaande al blijkt, hoort<br />

C. columnaris binnen de crassula’s tot<br />

de groep van de wintergroeiers die in de<br />

zomer dus hun rusttijd hebben en dan<br />

minimaal water krijgen. In veel boeken<br />

wordt een wintertemperatuur van minimaal<br />

15 0 C aanbevolen maar mijn ervaring<br />

is dat dat helemaal niet goed is.<br />

Een dergelijke hoge temperatuur gecombineerd<br />

met het toedienen van water<br />

bevordert de groei en met de korte<br />

dagen en de geringe lichtintensiteit in de<br />

winter betekent dat dus juist een langgerekte<br />

onnatuurlijke vorm. Ik heb nog<br />

nooit gemerkt dat de temperatuur in<br />

mijn kas, die ik in de winter met wisselend<br />

succes op minimaal 8 0 C probeer<br />

te houden, het welzijn of de bloei van<br />

dergelijke planten zou schaden.<br />

Tot de groep van de wintergroeiers<br />

kunnen we ook C. alstonii, barbata, deceptor<br />

(en arta), marnieriana en pyramidalis<br />

rekenen. Ze kunnen het best gekweekt<br />

worden in zandige grond met<br />

een klein humusaandeel.<br />

C. columnaris is monocarp. Dat wil<br />

dus zeggen dat de plant na de bloei afsterft.<br />

Dat is voor Gordon Rowley in zijn<br />

boek ‘Crassula’ aanleiding geweest om<br />

het in de cultuur hebben van C. columnaris<br />

“een voorbijgaand genoegen” te<br />

noemen. Mooie planten zijn in onze<br />

verzamelingen zeldzaam. Zaailingen<br />

groeien langgerekt uit en importplanten<br />

schieten meteen in bloei om daarna<br />

te sterven. Om de planten nog enigszins<br />

toonbaar te houden beveelt Rowley een<br />

hongerdieet aan met daarnaast veel zon<br />

en veel frisse lucht.<br />

Hoewel de eerste tekenen van bloei<br />

dus tevens het spoedige afsterven van<br />

de plant aankondigen, is het toch boeiend<br />

om te zien hoe de bloeiwijze zich<br />

ontwikkelt. Het begint ermee dat het<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


gesloten rozet aan de bovenkant als het<br />

ware openbarst om ruimte te bieden aan<br />

een compacte formatie van bloemknoppen<br />

(Zie afb. 2). Het betreft hier een<br />

plantje dat ik als jonge zaailing onder<br />

de naam “C. columnaris Lemoenshoek”<br />

kocht op de Nijmeegse bijzondere plantenmarkt.<br />

Lemoenshoek is een boerderij<br />

op ongeveer 40 km afstand van de<br />

plaats Barrydale in de Kleine Karoo. De<br />

foto is gemaakt op 3 december 2012.<br />

De diameter van het plantje op de foto<br />

is 4 cm en de hoogte ongeveer 3 cm.<br />

In die 3 cm zijn 7 bladparen op elkaar<br />

geperst. Eenmaal in volle bloei wordt<br />

het plantenlichaam door de talrijke witte<br />

bloempjes geheel aan het zicht onttrokken<br />

(Zie de foto van afbeelding 3<br />

die op 19 januari <strong>2013</strong> gemaakt is). Het<br />

zal duidelijk zijn waarom de planten in<br />

de Engelstalige landen de benaming<br />

‘shaving brush Crassula’ (scheerkwast<br />

Crassula) heeft gekregen. In de hedendaagse<br />

nomenclatuur worden er twee<br />

subspecies van C. columnaris onderscheiden:<br />

naast C. columnaris ssp. columnaris<br />

(dat is de standaardvorm waar<br />

dit artikel voornamelijk over gaat) is er<br />

ook nog C. columnaris ssp. prolifera. De<br />

beschrijving van H.C. Friedrich dateert<br />

uit 1974. Deze subspecies vertakt zich<br />

aan de basis en de bloeiwijze zit niet<br />

pal boven het rozet zoals bij de standaardsoort.<br />

Als ssp. prolifera gaat bloeien<br />

verlengt de centrale as zich zodat de<br />

plant in hoogte ongeveer verdubbelt.<br />

Bovenaan die losjes met gereduceerde<br />

blaadjes bezette centrale as ontwikkelt<br />

zich dan de bloeiwijze die ook minder<br />

compact is dan bij de typesoort (zie afb.<br />

4, foto gemaakt in de Knersvlakte in augustus<br />

2004 door Sofia Etzold). In het<br />

Afrikaans heet deze variëteit ‘sentkannetjie’.<br />

‘Sent’ in deze uitdrukking komt<br />

van het Engelse ‘scent’ (geur) en kannetjie<br />

staat voor flesje. Een reukflesje dus.<br />

Hiermee wordt zowel aan de vorm van<br />

de plant als aan de zoetige geur van de<br />

bloempjes recht gedaan.<br />

Hybriden van C. columnaris zijn<br />

nauwelijks bekend. Er wordt door<br />

Rowley wel melding gemaakt van een<br />

natuurhybride C. alpestris x C. columnaris<br />

maar ik heb nergens een afbeelding<br />

of beschrijving van deze hybride kunnen<br />

vinden.<br />

Tenslotte: C. columnaris moet niet verward<br />

worden met C. columella, die zowel<br />

in naam als groeiwijze veel overeenkomsten<br />

met C. columnaris vertoont.<br />

Dit plantje vormt dunne, vertakkende,<br />

vierkante zuiltjes van maximaal 1,5 cm<br />

dik en 5 cm hoog (columella betekent<br />

‘klein zuiltje’), bestaande uit eveneens<br />

dakpansgewijs dicht op elkaar gepakte<br />

blaadjes (Zie afb. 5). Het bloeit ook<br />

eindstandig met kleine, onopvallend gekleurde<br />

bloempjes op een stengeltje. In<br />

tegenstelling tot C. columnaris sterft het<br />

takje na de bloei niet af maar vormt direct<br />

naast de bloemstengel een of meerdere<br />

zijscheuten, zodat er een laagblijvende<br />

bossige plant ontstaat. Voor ons,<br />

liefhebbers, heeft deze groei- en bloeiwijze<br />

het grote voordeel dat de plant na<br />

de bloei alleen maar mooier wordt en<br />

bovendien in ruime mate gemakkelijk<br />

wortelende stekken levert. Deze soort is<br />

ook nauwelijks gevoelig voor het etioleren<br />

waar C. columnaris zo gauw aan ten<br />

prooi valt.<br />

Literatuur:<br />

Laren, A.J. van (1931). Vetplanten,<br />

Verkade’s fabrieken N.V., Zaandam.<br />

Rowley, C. (2003): Crassula, Cactus &<br />

Co.<br />

Swüste, F. (1935). Vragenrubriek,<br />

Succulenta 17 (11) p. 175.<br />

Thunberg C.P. (1778). Nova acta physico-medica<br />

Academiae Caesareae<br />

Leopoldino-Carolinae Naturae<br />

Curiosorum.<br />

Photo Guide to Plants of Southern<br />

Africa, www.southernafricanplants.net.<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 207


Voor het voetlicht<br />

Bertus Spee<br />

Ferocactus cylindraceus<br />

Deze planten komen we ook nog<br />

wel tegen onder de namen F. lecontei<br />

en F. acanthodes. Tegenwoordig<br />

valt dit allemaal onder F. cylindraceus.<br />

Het vrij grote groeigebied van<br />

deze soort vinden we in het noorden<br />

van Sonora, Mexico en het zuiden<br />

van Arizona, USA.<br />

Deze soort is prima uit zaad op<br />

te kweken. Op eigen wortel stellen<br />

ze weinig eisen. Het zijn geen snelle<br />

groeiers. Ze bloeien in het voorjaar,<br />

maar pas als ze een halve meter<br />

hoog zijn. In de natuur kunnen<br />

ze ruim 2,50 m worden.<br />

Ze spruiten zelden en groeien het<br />

best in een mineraalrijk, leemachtig<br />

en goed doorlatend substraat. Tijdens de groeiperiode na elke flinke watergift de<br />

potkluit weer op laten drogen. Een flink zonnige en luchtige plaats is aan te bevelen,<br />

dit komt de zware bedoorning ten goede.<br />

F. cylindraceus is samen met F. wislizenii de noordelijkst groeiende fero. In de winter<br />

houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 7 0 C.<br />

Gymnocactus horripilus<br />

In de recente boeken vinden we<br />

deze soort nu onder het geslacht<br />

Turbinicarpus. Het groeigebied van<br />

deze planten ligt in de Reserva de la<br />

Biosfera Barranca de Metztitlan. Hier<br />

vinden we ook de kleiner blijvende<br />

vorm G. horripilus ssp. wrobelianus.<br />

In cultuur zijn ze goed op eigen<br />

wortel te kweken. Vermeerderen kan<br />

door zaaien en stekken. We planten<br />

ze in een goed doorlatend, mineraalrijk<br />

grondmengsel, een terracotta<br />

schaal voldoet ook prima. In de natuur<br />

groeien ze vaak op de kale rotsen.<br />

Na verloop van tijd kunnen ze<br />

flinke clusters vormen.<br />

Tijdens de groei matig water en een zonnige plaats. In de winter droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 7 0 C. De prachtige magentakleurige bloemen verschijnen al<br />

in het voorjaar.<br />

208<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Mammillaria schiedeana<br />

Het groeigebied van deze goudgeel<br />

bedoornde juweeltjes vinden<br />

we in de oostelijke Sierra Madre van<br />

Mexico. Ze hebben een flink verspreidingsgebied<br />

maar komen ter<br />

plekke heel sporadisch voor, meestal<br />

onder struiken en in rotsspleten. In<br />

cultuur zijn ze niet al te moeilijk, mits<br />

we spaarzaam zijn met water geven.<br />

Een mineraalrijk substraat met ook<br />

wat humus voldoet prima.<br />

Vermeerderen kan door stekken en<br />

zaaien en ze groeien goed op eigen<br />

wortel. Na enkele jaren beginnen ze<br />

te spruiten. De bleekgele bloemen<br />

verschijnen in het voorjaar.<br />

Het zijn vrij weekvlezige planten en<br />

ze kunnen dus wat spintgevoelig zijn; de aanwezigheid van spint is moeilijk op te<br />

merken door de dichte bedoorning.<br />

Tijdens de winterrust houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 7 0 C.<br />

Een even zo mooie vorm is M. schiedeana ssp. dumetorum<br />

Turbinicarpus alonsoi<br />

Een zeer gewilde liefhebbersplant,<br />

pas ontdekt en beschreven in 1995-<br />

1996. De vindplaats ligt in de diepe<br />

kloof van de Rio Xichú in Mexico;<br />

het verspreidingsgebied is hooguit<br />

een vierkante kilometer groot.<br />

In cultuur zijn het prima uit zaad op<br />

te kweken, solitair groeiende planten.<br />

Ze stellen weinig eisen en groeien<br />

het liefst in een doorlatend leemachtig<br />

substraat. Ze kunnen een flinke<br />

penwortel vormen, dus een wat diepere<br />

pot is aan te raden. Tijdens de<br />

groeiperiode om de twee weken een<br />

matige watergift, hiertussen de potkluit<br />

steeds op laten drogen.<br />

De prachtig magenta gekleurde<br />

bloemen verschijnen in het voorjaar als de planten 4 tot 5 jaar oud zijn. Ze kunnen<br />

meerdere malen per jaar bloeien.<br />

Gedurende de winterrust houden we ze licht en droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 8 0 C.<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 209


Tephrocactus alexanderi<br />

Ton Pullen †<br />

Kort voor zijn overlijden ontving de redactie een artikel van Ton over Tephrocactus alexanderi.<br />

De afspraak was dat van onze zijde een natuuropname zou worden bijgevoegd. Helaas<br />

heeft Ton niet meer de gelegenheid gehad zijn eigen bloemenopname te sturen. Derhalve<br />

ook hiervan een opname in de natuur.<br />

De hier besproken en afgebeelde plant<br />

staat al jaren nogal onopvallend in mijn<br />

kas, gelukkig in zijn 9 cm vierkante pot en<br />

met z’n wortels in de lava.<br />

Ooit heb ik het plantje aangeschaft als<br />

één enkel bolletje, mede omdat het plantje<br />

de zuivere bolvorm heel aardig benadert.<br />

In de loop der jaren heeft de plant<br />

elk jaar een of twee nieuwe bolletjes aangemaakt,<br />

zodat er na verloop van tijd een<br />

plant stond, die nog het meest lijkt op<br />

een zuiltje van opeengestapelde bolletjes.<br />

Momenteel heeft de plant ook een zijtak,<br />

die er ook weer uitziet als een aantal gestapelde<br />

bolletjes.<br />

Omdat de plant goed groeit maar nooit<br />

wilde bloeien heb ik hem 2 jaar geleden<br />

helemaal bovenin mijn kasje gezet, dicht<br />

onder het glas. Dat was de truc: in de zomer<br />

van 2010 bloeide de plant voor de<br />

eerste maal!<br />

Het etiket, dat met de plant meegeleverd<br />

is, vermeldt als naam:<br />

Tephrocactus bruchii.<br />

Tephrocactus is als geslachtsnaam<br />

ingevoerd door de Belg C.A. Lemaire<br />

(1801-1871).<br />

Tephrocactus betekent ‘asgrauwe<br />

cactus’, wel een goed gekozen<br />

naam, gezien de kleur van de<br />

epidermis van een aantal soorten.<br />

Bruchii is afgeleid van de naam van<br />

de Duitser Dr. Bruch, de man naar<br />

wie ook Gymnocalycium bruchii vernoemd<br />

is. De soort is beschreven<br />

door de Argentijn Dr. C.L. Spegazzini<br />

(1858-1626).<br />

Een aantal auteurs is en was van<br />

mening, dat Tephrocactus als geslachtsnaam<br />

overbodig was, en deze<br />

naam wordt dan alleen nog als subgenus<br />

onder Opuntia gebruikt. De<br />

naam wordt dan natuurlijk<br />

Opuntia bruchii.<br />

De laatste jaren is de naam<br />

bruchii, hetzij als soortnaam<br />

hetzij als variëteitsnaam, geheel<br />

uit de boeken verdwenen.<br />

De plant wordt eerst als<br />

variëteit onder T. alexanderi<br />

ondergebracht. Later is men<br />

klaarblijkelijk tot de conclusie<br />

gekomen, dat er geen<br />

enkele goede reden was om<br />

deze variëteitsnaam te handhaven,<br />

zodat we nu alleen<br />

de naam T. alexanderi bij de<br />

Afb. 1: Tephrocactus alexanderi<br />

210<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


plant kunnen zetten. Wil men voor de<br />

hier besproken plant toch kiezen voor<br />

Opuntia als geslachtsnaam, dan zou de<br />

naam Opuntia alexanderi moeten zijn.<br />

Hunt (2006) heeft Tephrocactus (weer)<br />

als geslachtsnaam erkend. Onze plant<br />

heet dus nu Tephrocactus alexanderi (Br.<br />

& R.) Backeb.<br />

Beschrijving<br />

De plant vormt in de natuur een klein<br />

struikje, ongeveer 50 cm hoog. De afzonderlijke<br />

leden zijn min of meer bolvormig,<br />

soms wat gerekt en hebben<br />

een diameter van max. 5 cm. De kleine<br />

areolen zijn bezet met kleine bleekgele<br />

tot grijze glochiden van maximaal 4 mm<br />

lengte. Zij dragen 4-15 doorns, die tot 4<br />

cm lang kunnen worden. De doorns zijn<br />

wit tot vuilwit, soms grijs, met een donkere<br />

punt, meestal omlaag gericht. De<br />

bloemen zijn roze, tot 6 cm in diameter.<br />

De vrucht is rood en bedoornd.<br />

De planten zijn afkomstig uit de<br />

Argentijnse provincie La Rioja, de typevindplaats<br />

ligt tussen Chilecito en<br />

Famatina. Daar werd de plant in 1921<br />

door W.B. Alexander ontdekt (en naar<br />

hem vernoemd).<br />

Cultuur<br />

Zoals boven al vermeld, is deze plant<br />

niet moeilijk in de cultuur. Zij groeit<br />

goed doch langzaam in elk<br />

geschikt substraat. Gezien<br />

de herkomst verdient een<br />

mineraal substraat duidelijk<br />

de voorkeur. De planten<br />

hebben veel licht nodig<br />

om er mooi uit te blijven<br />

zien. Bij te weinig licht zullen<br />

de leden gaan etioleren,<br />

ze worden dan langwerpig in<br />

plaats van bolvormig. In de<br />

zomer normaal water geven,<br />

met nu en dan wat voeding.<br />

In de winter droog houden.<br />

In mijn verzameling bloeide<br />

de plant in de maand juni.<br />

Bij het verpotten moeten we oppassen:<br />

We zijn bij het verpotten gewend met de<br />

pot op de tafel te tikken om ervoor te<br />

zorgen, dat het substraat zich goed rond<br />

de wortels verdeelt. Bij deze planten (en<br />

bij andere tephro’s) kan dit er toe leiden,<br />

dat de leden afbreken. Overigens<br />

is dit geen ramp. Men laat de bolletjes<br />

goed opdrogen. Daarna kunnen ze als<br />

stek behandeld worden. De leden wortelen<br />

gemakkelijk en leveren weer nieuwe<br />

planten.<br />

Literatuur:<br />

Backeberg, C. (1977). Das<br />

Kakteenlexikon, 4e druk. Stuttgart.<br />

Hunt, D.H. (2006). The New Cactus<br />

Lexicon, Milborne Port.<br />

Leighton-Boyce, G. & J. Iliff. (1973). The<br />

sub-genus Tephrocactus. Succ. Plant<br />

Trust. Morden.<br />

Rinkslag 19<br />

7711 MX Nieuwleusen<br />

Foto’s van Ludwig Bercht..<br />

Afb. 2: Tephrocactus alexanderi<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 211


Tridentea gemmiflora<br />

Louis Van de Meutter<br />

Francis Masson ontdekte T. gemmiflora nabij Plattekloof, in het westelijk deel van de<br />

Kleine Karoo, Zuid-Afrika. Het is niet bekend op welk tijdstip hij deze soort vond, maar<br />

ze maakte in ieder geval deel uit van de planten die hij meebracht bij zijn terugkeer naar<br />

Engeland in 1795. Hij noteerde ook nog dat ze in 1796 bloeide in Kew.<br />

Ofschoon ze nergens algemeen is,<br />

bestrijkt T. gemmiflora (Masson) Haw.<br />

een zeer groot verspreidingsgebied in<br />

Zuid-Afrika. Ze is waarschijnlijk het talrijkst<br />

in de Worcester-Robertson Karoo<br />

en de Kleine Karoo. Ten noorden van<br />

de Kleine Karoo komt ze slechts sporadisch<br />

voor in de Grote Karoo waar<br />

men de planten meestal aantreft onder<br />

de beschutting van struikjes (vaak kleine<br />

doornige ruschia’s) op stenige, relatief<br />

vlakke bodems. Maar meer zuidelijk,<br />

in de Kleine Karoo, gedijt ze vaak op<br />

zandige plekken aan de basis van heuvels<br />

tussen acacia-bomen of kleinere<br />

struiken.<br />

Beschrijving<br />

T. gemmiflora vertakt vanuit de basis<br />

en vormt daardoor een dicht gewas<br />

waarvan de diameter, naargelang<br />

de oriëntatie en de bodemgesteldheid,<br />

wel 3 m kan bereiken. De stammetjes<br />

kunnen hierbij bijzonder dicht in elkaar<br />

verstrengeld zijn. Ze zijn onduidelijk<br />

vierhoekig en worden 5-15 cm lang<br />

bij een doorsnee van 1-1,5 cm. Uit de<br />

2-3 mm lange tuberkels verschijnen 10<br />

mm lange, horizontaal spreidende, spits<br />

priemvormige blaadjes die bij het verouderen<br />

afvallen. Sommige planten hebben<br />

ook opvallend dikke oudere wortels.<br />

De bloemen zijn heel kenmerkend. De<br />

corolla is niet alleen redelijk groot, 5-10<br />

cm in doorsnee, ze is ook bijzonder dik<br />

en vlezig. Het fijn gerimpelde binnenoppervlak<br />

is overdekt met papillen, vooral<br />

nabij het centrum. De kleur is paarsviolet<br />

en meestal enigszins bleekgeel gevlekt.<br />

Bij planten afkomstig van de westelijke<br />

rand van de Grote Karoo staan<br />

de vlekken echter zo dicht bij elkaar<br />

dat ze de kleur domineren, zelfs zodanig<br />

dat de basiskleur geel gevlekt lijkt,<br />

met wat paars (zie afbeeldingen 2 en 3).<br />

De corollaslippen zijn mooi omzoomd<br />

met beweeglijke witte tot paarse,<br />

ca. 3 mm lange, licht knotsvormige<br />

randharen.<br />

De bloemen vallen altijd op door<br />

hun krachtige geur, ofschoon de opvattingen<br />

over het aroma erg kunnen<br />

verschillen. Zo vermeldden<br />

White & Sloane (1937) dat prof.<br />

Afb. 1: Verspreidingskaart van T. gemmiflora,<br />

eigen bewerking<br />

(Photoshop) van kaart op p. 6<br />

uit Leach, L. C. 1980, A review of<br />

Tridentea Haw. (Asclepiadaceae).<br />

212<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 2: T. gemmiflora, lichte bloem<br />

Afb. 3: T. gemmiflora, lichte bloem, macro-opname<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 213


Afb. 4: T. gemmiflora, donkere bloem (uit Willowmore)<br />

MacOwan de reuk als afschuwelijk stinkend<br />

typeerde terwijl Pillans hem beoordeelde<br />

als zeer aangenaam muskusachtig.<br />

En de naam van de in 1909<br />

beschreven, maar nu niet meer erkende,<br />

variëteit hircosa betekent stinkend als<br />

een bok, en werd toegekend naar aanleiding<br />

van een opmerking die Sir Henry<br />

Barkly had gemaakt betreffende de bijzonder<br />

muskusachtige geur.<br />

T. gemmiflora maakt ook deel uit van<br />

de stapelia-achtigen die lokaal bekend<br />

staan onder de Zuid-Afrikaanse naam<br />

‘Aasblom’. Deze benaming is trouwens<br />

ook nog van toepassing op verscheidene<br />

andere onwelriekende stapelia’s, zoals<br />

bijv. Stapelia asterias (zie afb. 5).<br />

Cultuur<br />

In cultuur behoort T. gemmiflora zonder<br />

enige twijfel tot de moeilijkste stapelia-achtigen.<br />

Ze is bijzonder gevoelig<br />

214<br />

voor wortelrot. Enten is daarom noodzakelijk.<br />

Indien de ent goed aanslaat kan<br />

men binnen een jaar tijd een zeer weelderig<br />

vertakte struik verkrijgen. Maar<br />

zelfs bij geënte planten moet men uiterst<br />

waakzaam blijven, vooral indien afhangende<br />

stammetjes bij contact met de<br />

bodem wortels gevormd hebben. In het<br />

najaar, wanneer het kouder en vochtiger<br />

wordt zijn deze stammetjes buitengewoon<br />

gevoelig voor wegrotten, zelfs<br />

indien men het substraat zo goed als<br />

droog houdt. Daarom moet men op dat<br />

tijdstip de plant regelmatig nakijken en<br />

ogenblikkelijk de aangetaste delen verwijderen.<br />

Zo niet, dan breidt de verrotting<br />

zich in heel korte tijd uit over de<br />

hele plant. Voor alle zekerheid is het bijgevolg<br />

ook raadzaam om tijdig enkele<br />

stammetjes af te enten. Overwinteren<br />

gebeurt het beste bij een temperatuur<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 5: Stapelia asterias, macro-opname<br />

van minimaal 10 0 C.<br />

T. gemmiflora is een vrij bloeiwillige<br />

soort. In mijn verzameling verschenen<br />

de bloemen tot nu toe op twee verschillende<br />

tijdstippen van het jaar, gewoonlijk<br />

een eerste keer omstreeks half juni<br />

en een tweede keer begin augustus.<br />

Wanneer meerdere bloemknoppen aanwezig<br />

waren ontloken de bloemen gewoonlijk<br />

meestal gelijktijdig of binnen<br />

een zeer korte tijdspanne.<br />

Literatuur:<br />

Bruyns, P.V. (2005). Stapeliads of<br />

Southern Africa and Madagascar, Vol.<br />

II. Tien Wah Press, Singapore.<br />

Leach, L.C. (1980). A review of Tridentea<br />

Haw. (Asclepiadaceae). Excelsa Taxon.<br />

Ser. 2: 1-68.<br />

White, A. & Sloane, B.L. (1937). The<br />

Stapelieae, ed. 2, Vol. II. Abbey San<br />

Encino Press, Pasadena.<br />

Nachtegalenlaan 16<br />

B 2820 Bonheiden<br />

Afb. 6: T. gemmiflora donker<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 215


DE PLANTENTUIN UNIVERSITEIT<br />

GENT<br />

Isabel Larridon en Chantal Dugardin<br />

Aan de rand van de stad Gent, op wandelafstand van het Sint-Pietersstation, bevindt zich<br />

een groene oase: de Plantentuin Universiteit Gent. De tuin werd meer dan 200 jaar geleden<br />

opgericht onder Frans bewind. In 1902 verhuisde de Plantentuin naar de huidige locatie<br />

aan de rand van het Citadelpark. Het smeedijzeren hekwerk en de grote vijver herinneren<br />

aan deze periode. Inmiddels wordt de Plantentuin van het park gescheiden door een drukke<br />

verkeersader.<br />

Op 2,75 ha zijn ruim 10.000 plantensoorten<br />

ondergebracht, waaronder talrijke<br />

zeldzame en bedreigde soorten.<br />

Naast de levende collectie is er ook een<br />

herbarium en een seminotheek (een zadenverzameling).<br />

Tijdens een bezoek<br />

aan de Plantentuin kun je kennismaken<br />

met bijzondere planten, meer leren over<br />

de planten en hun relatie met de mens,<br />

of gewoon rustig wandelen in een mooi<br />

kader. De Plantentuin is ingedeeld in<br />

verschillende verzamelingen.<br />

De parasolden aan de rand van de<br />

vijver is de grootste in België. De geroosterde<br />

zaden van deze soort worden<br />

gegeten als pijnboompitten. Aan<br />

de overkant van de weg bevindt zich<br />

de rotstuin met planten uit de bergen.<br />

Typisch is de kussenvormige groeivorm<br />

en de witte beharing, waarmee dergelijke<br />

planten zich tegen te felle zonnestraling<br />

beschermen.<br />

Wie geïnteresseerd is in geneeskrachtige<br />

kruiden vindt zeker iets van zijn gading<br />

in de medicinale tuin. Binnen een<br />

raster van buxushaagjes staan diverse<br />

planten waarvan onderdelen terug<br />

te vinden zijn in een doorsnee medicijnkast.<br />

Het spreekt voor zich dat deze<br />

planten best niet worden aangeraakt of<br />

geproefd. Eén bes van de wolfskers bijvoorbeeld<br />

kan ernstige vergiftigingsverschijnselen<br />

veroorzaken. Bij de planten<br />

staat een bordje met de vermelding of<br />

de medicinale werking al dan niet wetenschappelijk<br />

bewezen is.<br />

Verder vinden we een grote, recent opnieuw<br />

aangelegde systematische tuin.<br />

De planten in deze afdeling staan gegroepeerd<br />

volgens hun verwantschappen.<br />

Planten van dezelfde familie bevinden<br />

zich in één perk. Studenten maken<br />

gretig gebruik van deze tuin om de<br />

stamboom van de planten praktisch te<br />

leren kennen, maar ook bezoekers genieten<br />

van de talrijke bloeiende struiken<br />

en vaste planten.<br />

Bij zeer warm weer is een wandeling<br />

door het arboretum meer aangewezen.<br />

In de schaduw van de bomen en struiken<br />

uit Azië, Europa en Amerika blijft<br />

het altijd aangenaam koel. Blikvangers<br />

hier zijn onder andere de Kaukasische<br />

zelkova (Zelkova carpinifolia) en<br />

Afb. 1: Cactussen in de succulentenkas - fotograaf Isabel Larridon<br />

216<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 217


de zwepenboom (Celtis<br />

occidentalis).<br />

Leuke donkerpaarse peulen,<br />

sappige rode en gele tomaten,<br />

wuivende korenaren en nog<br />

veel meer vind je in de groenten-<br />

en fruittuin. In dit stukje<br />

van de tuin leer je de naam<br />

kennen van talrijke bekende en<br />

minder bekende eetbare planten.<br />

Wist je dat de kornoelje<br />

lekkere rode vruchten draagt?<br />

Ingesloten tussen de serres<br />

vind je de mediterrane tuin.<br />

Hier groeien planten die in<br />

ons klimaat niet helemaal winterhard<br />

zijn. Dankzij het gunstige<br />

microklimaat kunnen ze<br />

op deze plek overleven. Op de<br />

hoek staat een olijfboom met<br />

aan zijn takken jaarlijks tientallen<br />

olijven.<br />

In de 4.000 m 2 overdekte en<br />

verwarmde serres staan planten<br />

van over heel de wereld.<br />

De drie grote publiekskassen<br />

zijn de Victoria-kas, de tropische<br />

kas en de subtropische<br />

kas. In deze kassen vindt men<br />

planten uit de (vochtige) tropen<br />

en subtropen, waaronder<br />

de reuzenwaterlelie, aronskelken,<br />

bananenplanten, palmen,<br />

varens, citrusvruchten,<br />

de kurkeik, Wollemia, etc. Ook<br />

groeien hier tal van epifytische<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb. 2: Cylindropuntia fulgida<br />

‘Cristata’ in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

Afb. 3: De grote vijver - fotograaf<br />

Hilde Christiaens<br />

Afb. 4: Het Ledeganck complex<br />

vanuit de tuin - fotograaf<br />

Hilde Christiaens<br />

218<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 5: Crassulaceae in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

Afb. 6: Euphorbia in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

Afb. 7: Opuntia in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

Afb. 8: Peperomia in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 219


planten waaronder een mooie collectie<br />

Rhipsalis. In de Victoria-kas staan ook<br />

twee ‘epifytenbomen’. Op de ene epifytenboom<br />

zijn epifyten uit Zuid-Amerika<br />

aangeplant, waaronder Peperomia,<br />

Bromelia en Tillandsia. Aan de andere<br />

zijde is de epifytenboom beplant met<br />

orchideeën, waaronder Vanilla planifolia,<br />

de vanille. Zo kan men tal van strategieën<br />

bewonderen, die epifytische planten<br />

gebruiken om water op te nemen en<br />

vast te houden.<br />

Naast de drie grote publiekskassen<br />

kan ook de succulentenkas regelmatig<br />

bezocht worden. Deze kas is deels geografisch,<br />

deels per familie of genus ingedeeld.<br />

In het centrale deel van de kas<br />

staan de grote planten en aan de rand<br />

vindt men kleinere planten op tafelhoogte.<br />

Aan de zijde van de kas met planten<br />

uit de Oude Wereld kan men onder<br />

andere Aloe, Aizoaceae, Crassulaceae,<br />

Dioscorea, Pachypodium, Peperomia en<br />

Stapelia bewonderen. Achter in de kas<br />

groeien ook vertegenwoordigers van<br />

het genus Euphorbia. De zijde van de<br />

kas met planten uit de Nieuwe Wereld<br />

wordt zo goed als volledig ingenomen<br />

door soorten uit de cactusfamilie, met<br />

uitzondering van enkele agave planten.<br />

Centraal zijn onder andere Pereskia,<br />

Opuntia en Echinocactus aangeplant. In<br />

de bakken aan de rand staan Copiapoa,<br />

Eriosyce, Mammillaria, etc.<br />

De Plantentuin van de Universiteit<br />

Gent is er niet enkel om het brede publiek<br />

te laten kennismaken met planten<br />

van de hele wereld, ze heeft ook<br />

een educatieve functie. Studenten uit<br />

het hoger onderwijs maken frequent gebruik<br />

van de Plantentuin, bijvoorbeeld<br />

studenten biologie, geologie en groenmanagement.<br />

Ook leerlingen uit de lagere<br />

of de middelbare school kunnen<br />

er terecht voor een rondleiding of<br />

een stage. Daarnaast dienen collecties<br />

uit de Plantentuin als bron voor<br />

het wetenschappelijk onderzoek dat<br />

220<br />

uitgevoerd wordt door medewerkers van<br />

de Universiteit Gent. Verschillende projecten<br />

maken gebruik van de levende<br />

plantencollecties. In de Plantentuin<br />

vind je referentiecollecties van onder<br />

andere Peperomia, Cyperaceae en<br />

Hydrangeaceae.<br />

Openingsuren<br />

De tuin en de publiekskassen<br />

(Victoria-kas, tropische kas en subtropische<br />

kas) zijn dagelijks gratis toegankelijk.<br />

Tijdens werkdagen kan men er<br />

terecht van 9.00 uur tot 16.30 uur; op<br />

zaterdag, zon- en feestdagen van 9.00<br />

uur tot 12.00 uur.<br />

De succulentenkas is open op zondagvoormiddag<br />

van 11 tot 12 uur of na<br />

afspraak.<br />

Naast vrije ongeleide bezoeken is het<br />

ook mogelijk om de Plantentuin te bezoeken<br />

onder leiding van een gids.<br />

Geleide (thema)wandelingen worden georganiseerd<br />

door de ‘Vrienden van de<br />

Plantentuin Gent’. Meer informatie vindt<br />

men op de website van de Plantentuin.<br />

Contactgegevens Plantentuin Universiteit<br />

Gent<br />

Plantentuin Universiteit Gent<br />

Adres: K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent,<br />

België<br />

Telefoon: +32 (0)9 264 50 73 (hortulana) / +32<br />

(0)9 264 50 55 (directeur)<br />

Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />

E-mail: Chantal.Dugardin@UGent.be (hortulana)<br />

Website: http://www.ugent.be/we/nl/diensten/<br />

plantentuin/<br />

Contactgegevens Isabel Larridon<br />

(Onderzoeker project “A future for cacti?”)<br />

Universiteit Gent – Vakgroep Biologie –<br />

Onderzoeksgroep Zaadplanten<br />

Adres: K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent,<br />

België<br />

Telefoon: +32 (0)9 264 50 58<br />

Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />

E-mail: Isabel.Larridon@UGent.be<br />

Website: http://www.spermatophytes.ugent.be/<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 9: Rotstuin<br />

- foto Plantentuin Universiteit Gent<br />

Afb. 10: Succulenten uit de Oude Wereld in de succulentenkas<br />

- fotograaf Isabel Larridon<br />

Afb. 11: Zomerperk succulenten in de mediterra- Afb. 12: Zomerperk succulenten in de mediterrane<br />

ne tuin 1<br />

tuin 2<br />

- foto Plantentuin Universiteit Gent<br />

- foto Plantentuin Universiteit Gent.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 221


EEN BEZOEK AAN CHIRICAHUA<br />

NATIONAL MONUMENT, ARIZONA<br />

Henk Ruinaard<br />

Als ervaren bezoeker van de zuidelijke Staten van de VS denk je dat je niet snel meer<br />

voor verrassingen komt te staan. Nadat je bijvoorbeeld de Grand Canyon, Bryce Canyon,<br />

Canyon de Chelly, Monument Valley, Death Valley National Monument, Yosemite National<br />

Park, Sequoia National Park, Yoshua Tree National Park en vele andere National Parks en<br />

National Monuments hebt gezien, kom je in de verleiding om te denken dat je nu alle wonderbaarlijke<br />

rotslandschappen die de VS te bieden hebben wel gezien hebt. Totdat je oog in<br />

oog staat met de “Hoodoos” van Chiricahua National Monument.<br />

Chiricahua National Monument ligt<br />

in de zuidoosthoek van Arizona, ten<br />

zuiden van de oost-westverbinding<br />

Interstate 10 en vlak bij de State Border<br />

Line met New Mexico. Bij de ingang ziet<br />

het landschap er nog niet zo spectaculair<br />

uit (afb. 1). Dat komt wat later als<br />

je de Faraway Ranch in het vlakke deel<br />

(op een hoogte van 1590 meter) van<br />

het park al gepasseerd bent. Dan doemen<br />

er ineens reusachtige rotsformaties<br />

op die de schilderachtige namen dragen<br />

als Organ Pipe Formation, Sea Captain<br />

en China Boy (afb. 2). Dat is al behoorlijk<br />

indrukwekkend, maar het wordt pas<br />

echt spectaculair als je de lange bergweg<br />

naar het 500 meter hoger gelegen<br />

Massai Point opgereden bent. Hier<br />

ligt op een hoogte van 2094 meter<br />

een goed geasfalteerde parkeerplaats.<br />

Van daar af heb je een geweldig uitzicht<br />

over het dal van de ‘opstaande<br />

rotsen’ (afb. 3). De<br />

Chiricahua Apache indianen<br />

noemden deze<br />

op elkaar gestapelde<br />

rotsblokken “Standing<br />

up Rocks”, ook wel<br />

bekend onder de benaming<br />

“Hoodoos”.<br />

Vanaf die parkeerplaats<br />

kun je verschillende<br />

wandelingen maken<br />

over bijvoorbeeld het<br />

“Mushroom Rock Trail”,<br />

Afb.1: Ingang van het<br />

Chiricahua National<br />

Monument<br />

222<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 2: Organ Pipe Formation<br />

Afb. 3: Uitzicht over het dal van de “Hoodoos”<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 223


het “Inspiration Rock Trail” of<br />

het “Big Balanced Rock Trail”.<br />

Bij al die wandelingen loop<br />

je tussen de Hoodoos door<br />

zoals dat ook mogelijk is<br />

bij de Hoodoos van Bryce<br />

Canyon. Een zeker zo interessante<br />

wandeling begint iets lager<br />

dan Massai Point bij Echo<br />

Canyon. De Echo Canyon Trail<br />

voert omlaag naar het dal van<br />

de “Hoodoos”. Onderweg kun<br />

je genieten van de prachtige<br />

uitzichten, maar ook van de<br />

mooie Echinocereus santaritensis-groepen<br />

die daar groeien<br />

(afb. 4).<br />

De Hoodoos langs het “trail”<br />

zien er regelmatig uit alsof ze<br />

elk moment kunnen omvallen<br />

(afb. 5). Soms hebben ze een<br />

beetje steun aan elkaar nodig<br />

om overeind te blijven (afb. 6).<br />

Ze vallen blijkbaar toch niet<br />

vaak om, want er staan geen<br />

waarschuwingsborden aan het<br />

begin van het pad, die wijzen<br />

op het gevaar van instorting.<br />

De Amerikanen zijn daar anders<br />

zeer goed in.<br />

E. santaritensis is de enige<br />

soort uit de Coccineus-groep<br />

die eenhuizig (dat wil zeggen<br />

alleen maar bloemen met<br />

volgroeide meeldraden en<br />

stamper) is en die bovendien<br />

ook nog eens als zelfstandige<br />

soort wordt erkend door<br />

David Hunt & Nigel Taylor<br />

in The New Cactus Lexicon<br />

(TNCL). De nieuwbeschrijving<br />

van deze soort stamt uit 1998.<br />

Voorheen werd deze soort tot<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb. 4: Mooie E. santaritensis groep<br />

langs Echo Canyon Trail<br />

Afb. 5: Balancerende “Hoodoo”<br />

Afb. 6: Een beetje steun aan elkaar<br />

224<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


E. coccineus of E. arizonicus<br />

gerekend. Wolfgang Blum en<br />

Jürgen Rutow zagen echter voldoende<br />

verschillen om de status<br />

van zelfstandige soort toe te<br />

kennen. In de diagnose in hun<br />

Echinocereus-monografie stellen<br />

zij:<br />

‘E. santaritensis onderscheidt<br />

zich van E. arizonicus door<br />

zijn grotere aantal ribben (10-<br />

13 in plaats van 8-11), door<br />

zijn grootte (kleinere stammetjes)<br />

en door het feit dat ze eerder<br />

spruiten (groepsvorming).<br />

Verder is E. santaritensis morfologisch<br />

verschillend van E. arizonicus<br />

ssp. nigrihorridispinus<br />

door de bloembouw met langere,<br />

meest zygomorfe (asymmetrische)<br />

bloemvorm en door<br />

zijn zaadstructuur (REM)’.<br />

De naam ‘nigrihorridispinus’<br />

verwijst naar de donkerbruine<br />

tot zwarte kleur van de middendoorns,<br />

welke vooral sterk naar<br />

voren komt bij de nieuwgroei.<br />

Bij oudere areolen vervaagt<br />

deze kleur naar donkergrijs.<br />

In Chiricahua N.M. komen<br />

beide soorten voor: E. arizonicus<br />

ssp. nigrihorridispinus<br />

bij Massai Point (afb. 7)<br />

en E. santaritensis langs Echo<br />

Canyon Trail en in het lage deel<br />

langs Bonita Canyon Drive.<br />

Hier groeien de E. santaritensis-groepen<br />

gedeeltelijk in de<br />

schaduw van bomen. Dit maakt<br />

dat deze groepen, waarschijnlijk<br />

door gebrek aan licht, iets<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb. 7: E. arizonicus ssp. nigrihorridispinus<br />

bij Massai Point<br />

Afb. 8: E. santaritensis langs Bonita<br />

Canyon Drive in de schaduw<br />

Afb. 9: E. santaritensis langs Bonita<br />

Canyon Drive in de volle zon<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 225


Afb. 10: E. santaritensis in Coronado N.M. bij Sierra Vista<br />

langere en dunnere stammetjes hebben<br />

(afb. 8) dan hun meer gedrongen<br />

soortgenoten langs Echo Canyon Trail.<br />

Op een andere groeiplaats langs Bonita<br />

Canyon Drive staan de groepen in de<br />

volle zon (afb. 9) en zien ze er meer gedrongen<br />

en dichter bedoornd uit.<br />

E. santaritensis en E. arizonicus ssp.<br />

nigrihorridispinus komen in het zuidoosten<br />

van Arizona ook op een andere<br />

groeiplaats voor, namelijk in het<br />

Coronado National Monument ten zuiden<br />

van Sierra Vista. Ook hier staan de<br />

populaties weliswaar gescheiden van elkaar,<br />

maar niet ver van elkaar verwijderd<br />

(afb. 10).<br />

Behalve deze twee soorten komt er<br />

nog een derde echinocereussoort in<br />

Chiricahua N.M. voor, namelijk E. rigidissimus.<br />

Wellicht groeit hier als vierde<br />

226<br />

soort ook nog E. fendleri ssp. rectispinus,<br />

daar deze soort in zuidoost Arizona<br />

op verschillende plaatsen voorkomt o.a.<br />

bij Dos Cabezas en bij Douglas. Zeker is<br />

dat E. rigidissimus bij Dos Cabezas samen<br />

groeit met E. fendleri ssp. rectispinus<br />

en Escobaria vivipara (afb. 11).<br />

Tenslotte komt er nog een vijfde echinocereussoort<br />

in zuidoost Arizona voor,<br />

namelijk E. scopulorum ssp. pseudopectinatus<br />

in de buurt van Bisbee.<br />

Er groeien natuurlijk ook nog andere<br />

cactussen en andere succulenten in<br />

zuidoost Arizona. Voorbeelden van andere<br />

cactussen zijn: Opuntia phaeacantha,<br />

Cylindropuntia spinosior, Opuntia<br />

imbricata, Mammillaria grahamii en de<br />

reeds genoemde Escobaria vivipara.<br />

Als begeleidende begroeiing kun je op<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 11: Escobaria vivipara bij Dos Cabezas<br />

diverse plaatsen Fouquieria splendens,<br />

Agave parryi, Agave parryi var. huachucensis,<br />

Agave palmeri, Dasylirion en<br />

Yucca elata tegenkomen.<br />

Zuidoost Arizona is naar mijn mening<br />

een interessant gebied voor succulentenliefhebbers.<br />

Chiricahua National<br />

Monument heeft bovendien voor de<br />

liefhebbers van natuur en grillige landschappen<br />

veel extra schoonheid te<br />

bieden.<br />

Literatuur:<br />

Blum, W., Lange, M., Rischer, W. &<br />

Rutow, J. (1998). Echinocereus. Eigen<br />

uitgave, gedrukt bij fa. Proost NV,<br />

Turnhout<br />

Hunt, D.R. (2006). The New Cactus<br />

Lexicon. DH Books, Milborne Port<br />

Ruinaard, H. (2006). Op zoek naar<br />

groeiplaatsen van Echinocereus santaritensis.<br />

Succulenta 85 (5): 198-204.<br />

Molenweg 29<br />

6133 XW Sittard<br />

henk.ruinaard@tiscali.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 227


Het maken van een rode minivorm<br />

van Jovibarba heuffelii<br />

Ben Zonneveld<br />

Eerder heb ik geschreven over het maken<br />

van behaarde rode Jovibarba heuffelii’s,<br />

behaarde grijze J. heuffelii’s en<br />

over gele J. heuffelii’s die later in het<br />

seizoen rood kleuren. Er bestaat ook<br />

een kleine vorm van J. heuffelii genaamd<br />

‘Minimum’. Deze is echter groen.<br />

U begrijpt het al, die moet ook gekleurd<br />

worden. Dat kleuren is niet zo moeilijk,<br />

vooral omdat dit al aan de jonge zaailingen<br />

te zien is. Grootte is echter niet<br />

alleen een rekbaar begrip, maar hangt<br />

ook sterk af van de kweekomstandigheden.<br />

Dat kunnen we goed zien aan<br />

de vaak opgeblazen sempervivums in<br />

tuincentra die na een jaar in de tuin gehalveerd<br />

zijn in grootte. Het speelt echter<br />

ook thuis. Een plant die de ruimte<br />

heeft zal groter worden dan planten die<br />

met zijn alle in een pot staan. Er is nog<br />

een ander probleem. J. heuffelii vermenigvuldigt<br />

zich doordat er jonge planten<br />

naast het hart ontstaan. Ze vormen dus<br />

geen uitlopers. U begrijpt dat hoe sneller<br />

dit proces plaatsvindt des te kleiner<br />

blijven de rozetten. Toch heb ik nu een<br />

aantal gekleurde en kleine J. heuffelii<br />

met een diameter van 3 cm verkregen.<br />

In afb. 1 staan er een tiental van een<br />

kloon J. heuffelii ‘Ho Chi Minh’ in een<br />

9 cm pot. Een echt grote J. heuffelii zou<br />

bijna in zijn eentje deze pot vullen (afb.<br />

2). Deze kleine planten zijn echter tot nu<br />

toe allemaal wat dof rood gekleurd. Er<br />

zijn ook glanzend rode J. heuffelii. Dus...<br />

Schubertlaan 196<br />

2324 EC Leiden<br />

228<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Boven:<br />

Afb.1. Jovibarba heuffelii ‘Ho Chi Minh’ met kleine rozetten (in 9 cm pot).<br />

Links:<br />

Afb.2. Jovibarba heuffelli ‘Ho Chi Minh’ met kleine rozet vergeleken met een groene J. heuffelii<br />

‘Fandango’ (niet volgroeid) en een rode zaailing met grote rozet.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 229


Zaadfotografie en enkele<br />

consequenties<br />

Johan Pot<br />

Samenvatting<br />

Zaden van een soort veranderen niet gemakkelijk van vorm. Dat maakt ze geschikt om<br />

meer inzicht te krijgen in verwantschappen. Toch brengen ze in het geslacht Weingartia<br />

op soortniveau niet de gehoopte aanwijzingen, want zaden van ongelijke moederplanten<br />

van dezelfde populatie kunnen aanmerkelijk verschillen. Ook zijn zaden van de klassieke<br />

weingartia’s en sulcorebutia’s niet echt uit elkaar te houden. Op geslachtsniveau is wel een<br />

combinatie van kenmerken gevonden, waardoor Rebutia en Weingartia eenduidig te scheiden<br />

zijn.<br />

De usb-camera<br />

Wie wel eens met een lichtmicroscoop<br />

werkt kent het probleem van het scherpstellen.<br />

Zodra je een ander deel van het<br />

beeld scherp hebt, is het vorige al weer<br />

storend onscherp. Ook als je met behulp<br />

van de microscoop foto’s maakt,<br />

loop je hier tegenaan.<br />

Eind 2008 bezocht ik met Clazien<br />

Bouwman en Ludwig Bercht een winkel<br />

met niet alledaagse optica. Ludwig<br />

was op zoek naar een usb-camera, die<br />

op een lichtmicroscoop gemonteerd kan<br />

worden (Afb. 1). Ik zelf aarzelde nog er<br />

ook een aan te schaffen, maar een paar<br />

jaar later was ik toch om.<br />

De camera kan op verschillende microscopen<br />

worden geplaatst. Hij wordt<br />

door een usb-kabel verbonden met de<br />

computer. Bij de camera wordt software<br />

geleverd. De installatie met OS Windows<br />

XP gaf geen probleem. Volgens de verkoper<br />

zou de software ook geschikt<br />

zijn voor Windows 7. In 2011 kostte de<br />

Afb. 1: USB-camera op een Yashima microscoop<br />

230<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


camera € 375,-. Naast<br />

een TWAIN-driver wordt<br />

een eenvoudig fotobewerkingsprogramma<br />

verstrekt. Dit gebruik ik<br />

zelf niet. In plaats daarvan<br />

importeer ik afbeeldingen<br />

van de camera<br />

via Adobe Photoshop.<br />

Een opname is 5<br />

MegaPixels groot.<br />

Ik was van plan<br />

de camera op mijn<br />

Russische stereomicroscoop<br />

МБС-10 te<br />

monteren, maar de resultaten<br />

hiermee bleken<br />

teleurstellend.<br />

Toevallig had ik eens<br />

een Yashima microscoop<br />

gekregen, die<br />

wel voldoet. Ik heb totaal<br />

geen verstand van<br />

microscopen, maar zag<br />

meteen een groot verschil<br />

in kwaliteit op het<br />

beeldscherm van de<br />

computer. Met andere<br />

woorden, de usb-camera<br />

alleen is geen garantie<br />

voor een acceptabele<br />

foto. Een behoorlijke<br />

microscoop is de basis.<br />

Als ik het 4×objectief<br />

van de Yashima<br />

gebruik, blijken haast alle zaden van<br />

weingartia in het op te nemen kader te<br />

passen. De originele afbeeldingen zijn<br />

2592 pixels lang, wat overeenkomt met<br />

1,86 mm van het te fotograferen object.<br />

Een diaraampje wordt voorzien van<br />

een stukje plakband, waarop het te fotograferen<br />

zaadje wordt gezet. Daardoor<br />

rolt het niet weg en kan het in verschillende<br />

standen worden gefixeerd.<br />

Na redelijk wat experimenteren krijg ik<br />

de beste opnames met natuurlijk licht,<br />

maar niet in de volle zon.<br />

Het hilum en de testa worden gefotografeerd.<br />

Van beide worden tussen de 6<br />

Afb. 2: Boven: zaad van een roodbloeiende S. losenickyana JK204;<br />

onder: zaad van een magentabloeiende S. losenickyana JK204.<br />

en 15 opnames gemaakt met steeds een<br />

klein verschil in scherpstelling. Daarna<br />

kies ik een bepaalde opname als basis<br />

en vervang onscherpe delen ervan door<br />

scherpe delen van andere opnames van<br />

hetzelfde object (knippen en plakken<br />

in een fotobewerkingsprogramma). Een<br />

klassiek voorbeeld van monnikenwerk:<br />

een complete opname kostte tussen de<br />

30 en 60 minuten. Maar toch spannend<br />

genoeg om te doen.<br />

Een paar maanden geleden wees<br />

Claude Bourleau me op een programma,<br />

Zerene Stacker, dat in staat zou zijn<br />

dit monnikenwerk voor mij te verrichten.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 231


Afb. 3. Zaad van S. arenacea WR460<br />

Afb. 4. Zaad van W. neumanniana WR042<br />

Inderdaad zijn de resultaten met dit gebruikersvriendelijke<br />

programma verbazingwekkend. Let<br />

wel, ik heb alleen maar deze functie van het programma<br />

gebruikt. In 2012 kostte het programma<br />

€ 89.<br />

Hoe leuk de afbeeldingen ook zijn, ze zijn natuurlijk<br />

niet te vergelijken met een REM-opname.<br />

Toch geven ze wel aanleiding om te speculeren.<br />

Gelijkenis<br />

Kinderen lijken op hun ouders. Ze hebben<br />

232<br />

bijvoorbeeld allebei blauwe<br />

ogen of lopen op dezelfde manier.<br />

Verwantschap wordt vermoed<br />

door overeenkomst in<br />

constante kenmerken.<br />

Jaren geleden al werd me uitgelegd<br />

dat zaden heel conservatief<br />

zijn. Hun morfologische<br />

kenmerken zouden weinig beïnvloed<br />

worden door de omgeving.<br />

Dat suggereert, dat planten<br />

verwant kunnen zijn als hun<br />

zaden op elkaar lijken. Maar op<br />

welke manier stellen wij gelijkenis<br />

vast? Een computer kan<br />

niet geprogrammeerd worden<br />

met vage indrukken. Ik heb geprobeerd<br />

een aantal kenmerken<br />

aan te wijzen, waarmee de<br />

computer snel berekent welke<br />

zaden – naar mijn smaak – op<br />

elkaar lijken. (Zie appendix)<br />

Komt iedere zaadkorrel in<br />

aanmerking voor dit project?<br />

Mij werd verteld dat de<br />

vorm van het zaad uitsluitend<br />

bepaald wordt door de<br />

moederplant. De vaderplant<br />

heeft wat dat betreft geen invloed.<br />

Het zaad zou dus best<br />

tot stand mogen komen door<br />

vreemdbestuiving. 1<br />

Voor de leesbaarheid zal ik in<br />

dit artikel de namen Weingartia<br />

en Sulcorebutia op de klassieke<br />

manier gebruiken, ook al<br />

zijn de geslachten niet echt te<br />

scheiden.<br />

De verwachting was dat planten<br />

van dezelfde soort sterk op<br />

elkaar lijkende zaden zouden<br />

hebben. Maar die vlieger ging<br />

niet op. Vaak lijken zelfs zaden<br />

1<br />

Afgelopen seizoen heb ik<br />

meerdere vreemdbestuivingen getracht<br />

tot stand te brengen. Heel wat keren<br />

zonder resultaat. Soms ook bevonden<br />

zich in de vrucht meerdere onvolgroeide<br />

zaden. Deze lijken me in dit kader<br />

niet bruikbaar.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


van dezelfde populatie niet sprekend<br />

op elkaar. Afbeelding 2<br />

laat een extreem voorbeeld zien<br />

van S. losenickyana JK204. Alle<br />

door mij gefotografeerde zaden<br />

van zogenaamde losenickyana’s<br />

ten westen van Ravelo met rode<br />

bloemen lijken wel min of meer<br />

op het bovenste zaadje. Het<br />

tweede zaadje op de afbeelding<br />

stamt van een magentabloeiende<br />

plant, de enige die ik ken uit<br />

dat hele gebied. Naar mijn opvatting<br />

lijken de beide zaden op<br />

afb. 2 niet erg op elkaar. Je zou<br />

geloven dat de magentabloeiende<br />

plant uit de lucht is komen<br />

vallen. Het afwijkende zaadje is<br />

weer een aanwijzing dat er immigratie<br />

plaats vindt in populaties<br />

met sulcorebutia’s. Het<br />

zaadje van de magentabloeiende<br />

plant lijkt volgens mijn<br />

computerprogramma het meest<br />

op dat van S. roberto-vasquezii<br />

VZ725, waarvan de standplaats<br />

170 km verwijderd is. Wie zou<br />

dat nou verwacht hebben?<br />

Laten we het nog wat spannender<br />

maken. Het zaadje in<br />

het project dat sprekend lijkt op<br />

dat van S. arenacea WR460,<br />

Ayopayagebied, Bolivia, komt<br />

van W. neumanniana WR 42,<br />

Humahuaca, Argentinië. Deze<br />

populaties liggen geografisch<br />

zeer ver van elkaar, bijna 700<br />

km (Afb. 3 en Afb. 4). Ook het<br />

zaadje van S. steinbachii JK095<br />

heeft grote gelijkenis met deze<br />

zaden (Afb. 5). Maar dat geldt<br />

niet echt voor het zaadje van S.<br />

steinbachii WK300 (Afb. 6).<br />

Als de vorm van de zaden<br />

echt wat zegt over verwantschap,<br />

kan ons begrip van soorten<br />

in het geslacht Weingartia/<br />

Sulcorebutia op de helling, aangenomen<br />

dat mijn interpretatie<br />

van gelijkenis enigszins juist is.<br />

Afb. 5. Zaad van S. steinbachii JK095<br />

Afb. 6. Zaad van S. steinbachii WK300<br />

Maar misschien zijn de verschillen pas op geslachtsniveau<br />

interessant. In dat geval lijkt de informatie<br />

over het zaad in een nieuwbeschrijving<br />

van een weingartia/sulcorebutia weinig betekenis<br />

te hebben.<br />

Rebutia<br />

In mijn beperkte project werden 9 zaden van<br />

rebutia’s gefotografeerd (Afb. 7). Alle hadden ze<br />

in zekere mate een wit weefsel dat het hilum afdekte.<br />

Iemand noemde het woord “strophiola”.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 233


Afb. 7. Zaad van Rebutia xanthocarpa RW055<br />

Ik kan niet beoordelen of dit juist is. Ik<br />

heb dit weefsel op geen enkel zaadje<br />

van Weingartia gevonden. Dit geldt<br />

ook voor de verlengde knobbels. Rolf<br />

Weber (1994) schreef: “Opvallend zijn<br />

de doornachtige uitstulpingen aan het<br />

apicale eind.” Dit kenmerk is zo mogelijk<br />

nog belangwekkender.<br />

Als de door mij geconstateerde kenmerken<br />

van rebutia-zaden gelden voor<br />

alle rebutia’s, zijn de geslachten Rebutia<br />

en Weingartia hierop eenduidig te scheiden.<br />

Ik ben niet thuis in zaden van andere<br />

cactusgeslachten. Maar het lijkt<br />

me het onderzoeken waard, of Rebutia<br />

als geslacht met deze zaadkenmerken<br />

van alle andere cactusgeslachten onderscheiden<br />

wordt.<br />

Appendix<br />

Gebruikte kenmerken om op elkaar lijkende<br />

zaden te vinden:<br />

- Hilum regelmatig ovaal of onregelmatig<br />

- Hilum licht of donker<br />

- Uitstupingen op de kam (Rebutia)<br />

234<br />

- Resten licht weefsel op de testa<br />

- Knobbels op testa zichtbaar<br />

- Testa gedeukt<br />

- Plooien in de testa<br />

- Micropyle prominent<br />

- Hoek zoom hilum met de rug<br />

- Volume bij benadering<br />

- Verhouding breedte/hoogte<br />

- Verhouding doorsnede zaad/oppervlakte<br />

hilum<br />

Literatuur:<br />

Weber R., (1994). Zum Beitrag: Über<br />

Rebutia minuscula, Informationsbrief<br />

Echinopseen 19:7-27.<br />

Gagarinstraat 17<br />

1562 TA Krommenie<br />

Opmerking redactie<br />

Een strophiola is een verdikking van<br />

de navelstreng die het hilum bedekt. Het<br />

is meestal een aanpassing van verspreiding<br />

door mieren omdat er suikers en<br />

vetten in zitten.<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


OP BEZOEK BIJ…DE HORTUS VAN DE VU<br />

Jan Jaap de Morree<br />

In de voorgaande afleveringen van “Op bezoek bij…”, werd steeds een bekende of minder<br />

bekende succulentenliefhebber voorgesteld. Daar wil ik een keer van afwijken en daarvoor<br />

heb ik een duidelijke reden. De aanleiding voor dit artikel kwam voort uit het lezen van het<br />

redactioneel in het juni<strong>nummer</strong> van Succulenta. Rob Bregman schreef, onder andere, zijn<br />

herinneringen op aan de bekende cactusverzamelaar Herman Rubingh.<br />

De verzameling van Rubingh is na<br />

zijn overlijden opgenomen in de succulentencollectie<br />

van de hortus van<br />

de Vrije Universiteit in Buitenveldert<br />

(Amsterdam). Van Mammillaria tot Ariocarpus,<br />

van Matucana tot Thelocactus,<br />

van Parodia tot Copiapoa, Herman had<br />

er mooie exemplaren van in zijn collectie<br />

en ze staan nu in de hortus.<br />

Een aantal jaren geleden ben ik nog<br />

eens nostalgisch in de hortus gaan kijken.<br />

Dat nostalgische is eenvoudig te<br />

duiden. Tijdens mijn biologiestudie en<br />

de aansluitende onderzoeksperiode<br />

Afb.1: In de kas bij Herman Rubingh (2 e van links) in Soest<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 235


Afb.2: Dennis Lodder in de VU hortus tussen de<br />

cactussen<br />

ging ik vaak in de kassen van de hortus<br />

mijn boterhammen nuttigen en wandelen<br />

in de prachtige tuin. In de kleine tropische<br />

kas waande ik me, mede door de<br />

brilbeslaande dampen, in een tropisch<br />

oerwoud. Ook de succulentenverzameling,<br />

de tillandsia’s en de orchideeën<br />

hadden mijn warme belangstelling.<br />

Intussen stond in de jaren zestigvan<br />

de vorige eeuw de later geschonken<br />

Rubingh-collectie nog gewoon bij<br />

Herman Rubingh thuis in Soest, waar<br />

we met de mammillariawerkgroep konden<br />

zien hoe planten echt groot werden.<br />

Toen al kreeg ik, naast mammillaria’s,<br />

interesse in de thelocactusgroep<br />

en zag ik de eerste melocactussen met<br />

cephalium. Voor ons was het houten<br />

trapje waarmee Herman naar de hoog<br />

geplaatste cactussen klom een bijzonderheid.<br />

Altijd stonden de bloeiende<br />

planten hoog in goten in de kas, net onder<br />

het glas. Hij wilde ze dan wel even<br />

naar beneden halen. Wel vreesde ik dat<br />

236


Afb.3: Centrale tablet met oa. astrophytums en<br />

ferocactussen<br />

hij op hoge leeftijd nog een keer van dat<br />

trapje af zou vallen. Is het immers niet<br />

zo dat de meeste ongevallen in huis gebeuren<br />

met instabiele trapjes? “Ik heb<br />

nog ergens een foto van Herman op zijn<br />

trapje tussen de tabletten en goten met<br />

een massa prachtige planten”, dacht ik<br />

tijdens dit schrijven, maar toen ik op zolder<br />

na het doorzoeken van een aantal<br />

mappen uiteindelijk de betreffende foto<br />

vond, bleek Herman Koningsveld op het<br />

trapje te staan (afb.1). Herman Rubingh<br />

staat tweede van links heel klein naast<br />

de rijzige Gerard van Huffel.<br />

Toen ik las dat de VU-hortus waarschijnlijk<br />

zeer spoedig wordt opgeofferd<br />

aan de onstuitbare bestuurlijke<br />

drang van de Vrije Universiteit om alsmaar<br />

meer uit te breiden en de eens zo<br />

prachtig aangelegde tuin en kassencomplexen<br />

plat te walsen, greep ik nog snel<br />

mijn kans.<br />

Afb.4: Een grote collectie copiapoa’s op de<br />

voorgrond<br />

237


Afb.5: Mooi volgroeide melocactussen met<br />

cephalium<br />

Ik had al een afspraak met een medewerker<br />

van bewegingswetenschappen<br />

op de medische faculteit en dat is maar<br />

ongeveer 200 meter van de hortus verwijderd.<br />

Na dat gesprek was er ruim tijd<br />

om in de succulentenkas en de hortustuin<br />

een “sentimental journey” te ondernemen.<br />

Na enig navragen bleek de<br />

vrijwilliger Dennis Lodder in de cactuskas<br />

bezig te zijn en met hem dwaalde<br />

ik tussen de tabletten met een werkelijk<br />

perfect onderhouden collectie (afb.2).<br />

Grote oude planten te kust en te keur<br />

(afb. 3 en 4). Het werd ook een beetje<br />

een wedstrijd om samen met Dennis alle<br />

namen te noemen. Ik maakte een fors<br />

aantal foto’s van cactussen, waaronder<br />

melo’s en matucana’s (afb. 5 en 6). Na<br />

een eerste ronde planten kijken, keek ik<br />

vervolgens wat nadrukkelijker naar de<br />

steeketiketten die verspreid in de collectie<br />

bij de planten staan. Daar staat ook<br />

de naam van de oorspronkelijke eigenaar<br />

op vermeld, of het instituut waar de<br />

238


Afb.6: Bloeiende matucana’s en links<br />

stenocactussen<br />

planten van zijn betrokken. Al snel zag<br />

ik etiketten bij bijvoorbeeld coryphantha’s<br />

van Herman Rubingh (afb. 7), maar<br />

ook een gymnocalycium van Buining<br />

(afb. 8) en een aantal etiketten van de<br />

Flevohof (afb.9). Maar ook van Link<br />

en ook van de AID, die blijkbaar op<br />

Schiphol een clandestien cactustransport<br />

hadden onderschept.<br />

Op dit moment is het helemaal onduidelijk<br />

wat er met de collecties gaat gebeuren.<br />

Het is te hopen dat het kassencomplex<br />

van de hortus onverhoeds toch<br />

kan blijven. Het versnipperen van collecties<br />

over vele belangstellenden, of in<br />

het ergste geval het verdwijnen tijdens<br />

het ontruimen en de sloop lijkt me een<br />

doemscenario voor planten die soms<br />

wel 50-60 jaar oud zijn.<br />

Koperwieklaan 19<br />

2261 CL Leidschendam<br />

morree@ziggo.nl<br />

Afb.7: Steeketiketten met de naam van Rubingh<br />

erop (coryphantha’s)<br />

239


Afb. 8: Een zeer forse<br />

Gymnocalycium horstii<br />

van Buining<br />

Afb. 9: Een overgroeide gymnocalycium<br />

uit de Flevohof<br />

Foto’s van de schrijver<br />

240<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


UNCARINA<br />

Peter Melis<br />

Jaren geleden was ik op vakantie in Bangkok. Natuurlijk bezoek je dan, als liefhebber van<br />

planten, de Chatuchak markt. Op deze markt, die een van de grootste weekendmarkten<br />

ter wereld is, wordt zo’n beetje alles wat je kunt bedenken te koop aangeboden. De markt<br />

is ongeveer 14 ha groot, dus je moet er wel een dagje voor uittrekken maar, dan zie je ook<br />

wat.<br />

Rondlopend in de hoek waar vooral<br />

planten werden verkocht, kwam ik bij<br />

een verkoper die succulenten verkocht,<br />

die mij onbekend voorkwamen. Ze lagen<br />

gewoon op een krant zonder pot<br />

of aarde. Op mijn vraag wat het voor<br />

plantjes waren zei de man: “Agarina ??”.<br />

Althans dat verstond ik, mijn kennis van<br />

het Thai was toen ook al beperkt. Ik<br />

heb twee plantjes van hem gekocht en<br />

Afb. 1: Uncarina roeoesliana<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 241


zorgvuldig tussen mijn kleren in de koffer<br />

verborgen. Je weet tenslotte nooit<br />

wat de douane ervan vindt. Voor hetzelfde<br />

geld blijkt het een of ander superbedreigd<br />

plantje te zijn. Moeilijk waren ze<br />

in elk geval niet, want ze gingen voorspoedig<br />

aan de wortel en groeiden als<br />

kool. In het tweede jaar gingen ze zowaar<br />

bloeien met mooie trompetvormige<br />

gele bloemen. Intussen wist ik nog<br />

steeds de naam niet. Dat Agarina niet<br />

klopte was mij intussen wel duidelijk geworden.<br />

Uiteindelijk heb ik een foto naar<br />

Ton Pullen gestuurd en die vond vrij snel<br />

uit dat het hier zeer waarschijnlijk om<br />

een uncarina ging. Met behulp van het<br />

internet werd duidelijk dat het inderdaad<br />

een uncarina was en met de bloem erbij<br />

en een beschrijving van de plant werd<br />

het Uncarina roeoesliana. Dat probleem<br />

was dus opgelost. Maar vrij snel diende<br />

het tweede probleem zich aan. Een van<br />

de twee planten had een zaaddoos gekregen<br />

met ongeveer 20 zaden erin. Die<br />

heb ik gezaaid en warempel, er kwamen<br />

er drie van uit. Zoiets smaakt naar<br />

meer, dus was ik driftig in de weer om<br />

met een kwastje voor de voortplanting<br />

te zorgen, met nul resultaat. Wat ik ook<br />

probeerde, er ontstonden verder geen<br />

vruchten meer. Tot ik een paar jaar later<br />

surfend over het net uitkwam bij een<br />

site die uitgebreid beschreef hoe de bevruchting<br />

van uncarina in zijn werk gaat.<br />

Op de groeiplaatsen in Madagaskar,<br />

want daar komen ze vandaan, wordt de<br />

bestuiving verzorgd door een kevertje.<br />

wat heeft zo’n kevertje dat ik niet heb?<br />

Het blijkt dat het kevertje in de bloem<br />

kruipt en met zijn rugschild de meeldraden<br />

omhoog drukt en erin bijt, hij<br />

vindt ze blijkbaar lekker. Hierdoor wordt<br />

Afb. 2: Uncarina roeoesliana: bloem en vruchten.<br />

242<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


het stuifmeel, dat niet op, maar als een<br />

soort pasta in de meeldraden zit, eruit<br />

gedrukt en op het rugschild van het kevertje<br />

gesmeerd. Bij de volgende plant<br />

herhaalt zich dit, maar tevens wordt wat<br />

stuifmeelpasta van de vorige plant aan<br />

de stempel van de bloem gesmeerd.<br />

Aangezien ik geen rugschild heb en te<br />

groot ben om in de bloem te kruipen,<br />

heb ik een andere methode ontwikkeld.<br />

Omdat de bloem vrij groot is en de<br />

meeldraden te diep zitten om er goed<br />

bij te kunnen, verwijder ik zoveel van de<br />

bloem dat de meeldraden en de stempel<br />

vrijkomen. Vervolgens knip ik de meeldraden<br />

eruit. Door de kop van de meeldraad<br />

tussen duim en wijsvinger voorzichtig<br />

plat te drukken komt er meestal<br />

wat stuifmeelpasta naar buiten, dat dan<br />

aan mijn vinger kleeft. Vervolgens smeer<br />

ik de pasta aan de stempel van de<br />

andere plant na die ook eerst te hebben<br />

vrijgemaakt. Dat dit nog niet zo simpel<br />

is als het lijkt, blijkt wel uit het feit dat<br />

ik tot onlangs slechts in 1 van mijn 3<br />

uncarina’s zaaddozen kreeg. Dit jaar is<br />

het mij voor het eerst gelukt om in plant<br />

<strong>nummer</strong> 2 ook zaaddozen te krijgen.<br />

Oefening baart kunst denk ik.<br />

Ik vind Uncarina een interessant geslacht<br />

en ik heb door zaaien kans gezien<br />

om mijn verzameling tot 4 soorten<br />

uit te breiden. Uncarina roeoesliana, U.<br />

sakalava, U. dekaryi en U. grandidieri.<br />

Alle 11 beschreven soorten, op U. stellifera<br />

na, bloeien geel waarvan sommige<br />

zoals U. grandidieri met een donkere<br />

keel. U. stellifera bloeit roze.<br />

In het voorjaar heb ik ongeveer 60 zaden<br />

van U. roeoesliana gezaaid, waarvan<br />

er 16 zijn uitgekomen. Dat is niet<br />

veel, maar mijn ervaring is dat er nog<br />

Afb. 3: De vrucht van Uncarina roeoesliana<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 243


zaden kunnen ontkiemen tot een jaar<br />

na het zaaien. De zaden die in eerste instantie<br />

ontkiemen doen dat vaak binnen<br />

een week, daarna wordt het stil. De zaailingen<br />

groeien voorspoedig, maar het is<br />

beter ruim te zaaien en met verspenen<br />

te wachten tot het najaar als de planten<br />

toch in rust gaan. In verband met de<br />

mogelijk vertraagde opkomst van de zaden<br />

raad ik aan om de zaaigrond na het<br />

verspenen niet weg te gooien maar als<br />

toplaag toe te voegen aan de verspeende<br />

plantjes.<br />

Het zaaien doe ik als volgt. Ik vul een<br />

afsluitbaar en transparant plastic bakje<br />

dat ook nog magnetronbestendig moet<br />

zijn, met goede zaaigrond. Voldoende<br />

ruimte (2cm) tot de deksel aanhouden.<br />

Zelf gebruik ik cocopeat omdat ik daar<br />

goede resultaten mee heb. Ik maak de<br />

grond goed nat en verhit het geheel in<br />

de magnetron tot ongeveer 100 0 C en<br />

laat het afgesloten afkoelen. Het grondmengsel<br />

is nu steriel. Ik steriliseer de<br />

zaden in water met een paar druppels<br />

chloor, spoel ze af en laat ze minstens<br />

12 uur weken in wat water. Daarna de<br />

zaden voorzichtig 0,5 cm in de zaaigrond<br />

drukken en gladstrijken. Ik zet de<br />

zaden op een bodemverwarming van 25<br />

– 30 0 C. Zoals gezegd komen de eerste<br />

zaden binnen 1 à 2 weken uit. Zodra ze<br />

zijn gekiemd het bakje zo licht mogelijk<br />

zetten en luchten. Opletten voor bladluis,<br />

spint heb ik er nooit op gezien.<br />

Eenmaal ontkiemd zijn het weinig<br />

aandacht vragende plantjes die<br />

graag voldoende water en voeding krijgen.<br />

Met een goede verzorging bloeien<br />

ze in de derde zomer. In de winter<br />

gaan ze in rust en verliezen hun blad.<br />

Minimumtemperatuur tijdens de rustperiode<br />

is 10 0 C.<br />

Als laatste nog wat algemene informatie<br />

over Uncarina. Het geslacht<br />

Uncarina hoort in de familie<br />

van de Pedaliaceae, samen met onder<br />

meer Sesamothamnus, Pterodiscus<br />

en Harpagophytum. Een aantal soorten<br />

uit deze familie worden ook wel<br />

“Duivelsklauwen” genoemd omdat ze<br />

nogal grijpgrage zaaddozen hebben en<br />

dat is eigenlijk nog zwak uitgedrukt. Als<br />

je een droge zaaddoos van stevig vastpakt<br />

krijg je hem niet meer van je vingers.<br />

Je zult hem dan haakje voor haakje<br />

los moeten knippen. Interessant is<br />

nog dat Sesamum indicum, de plant die<br />

voor de sesamzaadjes op grote schaal<br />

wordt gekweekt, ook in deze groep<br />

thuishoort.<br />

Vincent van Goghlaan 31<br />

5246 GA Rosmalen<br />

Afb. 4: Uncarina roeoesliana meeldraad<br />

Afb. 5: Uncarina roeoesliana stempel<br />

Foto’s van de schrijver<br />

244<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Afb. 6: Vruchten van Uncarina roeoesliana<br />

SUCCULENTENNIEUWTJES<br />

Wolter ten Hoeve<br />

In Kakteen und andere Sukkulenten<br />

(64-4) neemt Felix Merklinger de lezers<br />

mee naar westelijk Afrika. In Guinee komen<br />

zgn. eilandbergen voor, geïsoleerde<br />

rotsformaties van graniet. Op deze rotsformaties<br />

is Euphorbia grandifolia te vinden.<br />

Peter Mansfeld belicht de ‘Jardin<br />

de Cactus’ op het eiland Lanzarote.<br />

Rudolf Schmied bespreekt een aantal<br />

Ferocactus-soorten en geeft daarnaast<br />

enkele aanwijzingen voor het kweken<br />

van deze cactussen. Uwe Lindner is op<br />

onderzoek geweest in de Amerikaanse<br />

staat Utah. In het zuiden van die staat<br />

kwam hij een grootbloemige cactus<br />

tegen, waarschijnlijk een escobaria. Het<br />

onderhavige <strong>nummer</strong> van KuaS is het<br />

april<strong>nummer</strong>, dus …..<br />

Het Engelse Cactusworld (31-1) bevat<br />

het eerste deel van een reisverslag<br />

van Chris Davies waarbij de focus ligt<br />

op de turbinicarpussen in het noordoostelijke<br />

deel van Mexico. In de rubriek ‘In<br />

my greenhouse’ laat René Geissler de<br />

lezers een kijkje nemen in zijn verzameling.<br />

Juliette Hatt heeft een bezoek gebracht<br />

aan Madagaskar en brengt daarvan<br />

verslag uit. Ralph Peckover heeft<br />

zich beziggehouden met de grootschalige<br />

kweek van Hoodia gordonii, in het<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 245


kader van het commercialiseren van<br />

deze plant als afslankmiddel. Het project<br />

werd in 2008 helaas stopgezet. Damien<br />

Richard beschrijft zijn ietwat avontuurlijke,<br />

maar succesvolle zoektocht naar de<br />

kortgeleden beschreven Strombocactus<br />

corregidorae. Per bus werd een plaats<br />

bereikt waar overnacht kon worden, en<br />

de volgende dag bracht een taxi de auteur<br />

naar de omgeving waar deze nieuwe<br />

strombocactus vermoed werd. Na<br />

een stevige wandeling en het nodige<br />

klauterwerk kwam Damien oog in oog<br />

te staan met de gezochte planten. Jean-<br />

Bernard Castillon blijft aloë’s ontdekken<br />

op Madagaskar. Deze keer komt hij tot<br />

de conclusie dat Aloe conifera Reynolds<br />

7692 de status van ondersoort verdient:<br />

Aloe conifera ssp. pervagata (na bezoek<br />

aan de vindplaats). Voorts vond de auteur<br />

in de omgeving van Ambalavao een<br />

aan Aloe fievetii verwante soort: Aloe<br />

fievetii ssp. johannis-baptistei. Daarnaast<br />

plaatst Castillon een aantal opmerkingen<br />

over de beide variëteiten van Aloe<br />

trachyticola (var. trachyticola en var.<br />

multifolia). Alan Franck bespreekt de<br />

in Florida voorkomende Harrisia fragrans.<br />

Davide Donati heeft veldonderzoek<br />

gedaan aan Corynopuntia marenae<br />

en C. reflexispina en komt tot de<br />

conclusie dat de laatstgenoemde soort<br />

slechts een synoniem is van C. marenae.<br />

Brian McDonough heeft de bloemen<br />

van Echinopsis hertrichiana en E.<br />

aurea onderling bestoven. Het resultaat<br />

is Echinopsis ‘Strawberries and cream’,<br />

een plant met enigszins tweekleurige<br />

bloemen.<br />

International Cactus Adventures<br />

(no. 98, april <strong>2013</strong>) bevat de nieuwbeschrijving<br />

van Tillandsia carrilloi (door<br />

Véliz Pérez en Feldhoff). Deze, aan T.<br />

bourgaei verwante soort, komt voor in<br />

Guatemala. Joël Lodé geeft een algemene<br />

beschouwing over het geslacht<br />

Corynopuntia. Norbert Duthion<br />

(Kaapverdië) verhaalt over de vraatzucht<br />

van de duizendpoot Spinotarsus<br />

caboverdus. Deze op Kaapverdië veel<br />

246<br />

voorkomende duizendpoot slaagde erin<br />

om de 5 exemplaren van Dendrosicyos<br />

socotrana razendsnel om zeep te helpen.<br />

De auteur kon slechts 1 zijtak redden.<br />

De nieuwe oranjebloeiende cultivar<br />

Aptenia cordifolia ‘Mili Orange’<br />

wordt belicht door Joël Lodé. De botanische<br />

tuin van Foncaude, in het zuidoosten<br />

van Frankrijk, krijgt de aandacht van<br />

Dominique Jalabert.<br />

Aloe (50-1,2), het blad van de Zuid-<br />

Afrikaanse vetplantenvereniging, bevat<br />

het verslag van de Inhlaba Indaba<br />

conferentie, welke in juli 2012 gehouden<br />

is. Braam van Wyk geeft een historisch<br />

overzicht over aloë’s, alsmede een<br />

overzicht van de taxonomie van aloë’s.<br />

Olwen Grace en Nina Rønsted schrijven<br />

in het kort iets over DNA-onderzoek<br />

aan aloë’s. Ernst van Jaarsveld behandelt<br />

de aloë’s van Angola en Namibië,<br />

terwijl Tom McCoy hetzelfde doet voor<br />

de aloë’s van Saoedi-Arabië. Ernst van<br />

Jaarsveld brengt vervolgens de klifaloë’s<br />

voor het voetlicht, d.w.z. die aloë’s die<br />

op (bijna) verticale rotswanden voorkomen.<br />

Ronell Klopper en Gideon Smith<br />

presenteren een chronologisch overzicht<br />

van de ontdekkingen van aloësoorten.<br />

Ben-Erik van Wyk gaat in op het gebruik<br />

van aloë’s in traditionele en moderne<br />

geneeskunde. Len Newton verhaalt<br />

het een en ander over aloë’s ‘met<br />

een verhaal’. Giuseppe Orlando bespreekt<br />

de aloë’s van Madagaskar en<br />

Tom McCoy doet hetzelfde met de aloë’s<br />

van Somalië. Giuseppe Orlando<br />

behandelt de aloë’s en diverse andere<br />

planten welke op Socotra voorkomen.<br />

Dit speciale <strong>nummer</strong> van Aloe sluit af<br />

met drie korte artikelen over de toepassing<br />

van cultivars van aloë’s in tuinen<br />

(Andy de Wet), aspecten van het ‘Aloe<br />

Cultivar’ programma (Leo Thamm), en<br />

ziekten en plagen bij aloë’s (Quinton<br />

Bean).<br />

Vreebergen 2<br />

9403 ES Assen<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

Ben Zonneveld opens this issue with stating that the climate of our country isn’t<br />

as rainy as many people think.<br />

In his series on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk deals<br />

with Crassula columnaris. In its natural South African habitat the plant is not columnar<br />

but globose. Apparently, the species was described after a specimen grown under<br />

shady (European) conditions.<br />

Bertus Spee puts 4 Mexican cacti in the spotlight, viz. Ferocactus cylindraceus,<br />

Gymnocactus horripilus, Mammillaria schiedeana and Turbinicarpus alonsoi.<br />

Tephrocactus alexanderi is the subject of a contribution by the late Ton Pullen.<br />

This plant was formerly also known as Tephrocactus bruchii.<br />

Louis Van de Meutter presents Tridentea gemmiflora, a stapeliad from the Little<br />

Karoo, South Africa. The roots of this species are very sensitive to rotting, so grafting<br />

is recommended.<br />

Isabel Larridon and Chantal Dugardin take us to the botanic garden of the Gent<br />

University, Belgium. Over 10.000 different plant species can be seen there.<br />

Henk Ruinaard reports about Chiricahua National Monument, Arizona, USA, a.o.<br />

known for its ‘hoodoos’ (columnar rock formations). Several Echinocereus species<br />

can be found, such as E. santaritensis and E. arizonicus ssp. nigrihorridispinus.<br />

By crossing and selecting, Ben Zonneveld created a red mini form of Jovibarba<br />

heuffelii.<br />

Johan Pot studied the seeds of Sulcorebutia, Weingartia and Rebutia by means of<br />

a camera placed on a microscope. Those of Sulcorebutia and Weingartia are similar,<br />

Rebutia seeds are different by having papillate apical testa cells and a strophiole<br />

at the base.<br />

Jan Jaap de Morree visited the botanic garden of the Free University of<br />

Amsterdam, where the plant collection of our former president Herman Rubingh is<br />

stored.<br />

While on vacation in Thailand, Peter Melis bought some Uncarina plants on a<br />

market. It turned out to be U. roeoesliana, a stem succulent with attractive yellow<br />

flowers and fruits provided with long hooks. Some experience is needed to pollinate<br />

the flowers by hand.<br />

The final pages are dedicated to Wolter ten Hoeve’s review of the contents of<br />

other journals on succulent plants.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 247


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Ben Zonneveld Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202<br />

Theo Heijnsdijk Crassula columnaris<br />

Het toorts-dikblad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203<br />

Bertus Spee Voor het Voetlicht ...........................208<br />

Ton Pullen † Tephrocactus alexanderi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210<br />

Louis Van de Meutter Tridentea gemmiflora .........................212<br />

Isabel Larridon & De plantentuin Universiteit Gent . . . . . . . . . . . . . . . . 216<br />

Chantal Dugardin<br />

Henk Ruinaard Een bezoek aan Chiricahua National Monument<br />

Arizona ...................................222<br />

Ben Zonneveld Het maken van een rode minivorm van<br />

Jovibarba heuffelii ..........................228<br />

Johan Pot Zaadfotografie en enkele consequenties ........230<br />

Jan Jaap de Morree Op bezoek bij....De Hortus van de VU. . . . . . . . . . 235<br />

Peter Melis Uncarina ...................................241<br />

Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ........................245<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Bij de voorplaat:<br />

Stapelia asterias<br />

Foto: Louis Van de Meutter<br />

248<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Nederlands Belgische vereniging van liefhebbers van<br />

cactussen en andere vetplanten<br />

Succulenta<br />

Oktober <strong>2013</strong><br />

In dit <strong>nummer</strong>:<br />

Adressen 58<br />

Begroting 2014 59<br />

Verkorte notulen bestuursvergadering 60<br />

Jubilea <strong>2013</strong> 62<br />

Verslag Open dag bij Ubink 63<br />

Instellingen 67<br />

In memoriam Foppe Brolsma 68<br />

Afdelingsactiviteiten <strong>2013</strong> 70<br />

Nieuwe leden / Infomap / Vraag & Aanbod 71<br />

Advertenties 72<br />

Nog een hand over voor een cactus<br />

Kopij voor het verenigingsnieuws voor de<br />

1 e van de oneven maanden zenden naar:<br />

A. van Zuijlen,<br />

Hoefstraat 9,<br />

5345 AM Oss.<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

57<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 225


ADRESSEN<br />

BESTUUR<br />

Voorzitter:<br />

W. Backhuys<br />

Slikweg 6, 4321 SV Kerkwerve<br />

Tel. 0111- 672975<br />

E-mail: backhuys@backhuys.com<br />

Secretaris:<br />

Peter Melis<br />

Vincent van Goghlaan 31<br />

5246 GA Rosmalen<br />

Tel. 073 - 6499080<br />

E-mail: melispeter@hotmail.com<br />

Penningmeester:<br />

H. Ruinaard<br />

Molenweg 29, 6133 XM Sittard<br />

Tel. 046 - 4525044<br />

E-mail: henk.ruinaard@tiscali.nl<br />

PR & Promotie:<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Johan van Arnhemstraat 15<br />

6824 EN Arnhem<br />

Tel: 0654975126<br />

E-mail: promotie@succulenta.nl<br />

Vice-voorzitter:<br />

T. Heijnsdijk<br />

Maasdijk 11, 6629 KD Appeltern<br />

Tel: 0487 - 542704<br />

E-mail: thd@roc.a12.nl<br />

LEDENADMINISTRATIE<br />

Verzoeken om inlichtingen, aanmeldingen<br />

lidmaatschap, adreswijzigingen en opzeggingen<br />

(vóór 1 december) schriftelijk of per<br />

e-mail bij de ledenadministrateur:<br />

D.H. Roozegaarde,<br />

Banninkstraat 5,<br />

7255 AT Hengelo Gld.<br />

Tel. 0575 - 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

LIDMAATSCHAP<br />

Nederland/België € 27,–<br />

Ned./België jeugdleden € 13,50<br />

Europa € 35,–<br />

Buiten Europa € 40,–<br />

Inschrijfgeld nieuwe leden € 3,–<br />

Nieuwe leden ontvangen gratis de “Gids<br />

voor de verzorging van cactussen en vetplanten”<br />

door Ton Pullen ter waarde van<br />

‡ 5,–<br />

FINANCIËLE ZAKEN<br />

Betaling via de bankrekening van<br />

Succulenta te Sittard:<br />

ING : 680596<br />

IBAN: NL31INGB0000680596<br />

BIC: INGBNL2A<br />

INFOMAP<br />

Aanvullingen, wijzigingen en suggesties<br />

voor de infomap zenden naar:<br />

Theo Heijnsdijk, Maasdijk 11,<br />

6629 KD Appeltern.<br />

Tel: 0487-542704.<br />

E-mail: thd@roc.a12.nl<br />

ADVERTENTIES<br />

Advertenties naar:<br />

Andre van Zuijlen, Hoefstraat 9,<br />

5345 AM Oss. Tel 0412 - 630733<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Tarieven<br />

1/8 pag € 29,50<br />

1/4 pag € 45,50<br />

1/2 pag € 72,50<br />

1/1 pag € 125,00<br />

226<br />

58<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


BEGROTING 2014<br />

Begroting 2014 Begroting <strong>2013</strong> Realisatie 2012<br />

Inkomsten<br />

Alle bedragen in Euro’s<br />

Contributies 35.000 35.600 37.618<br />

Clichéfonds 600 800 70<br />

Boekenfonds 600 600 223<br />

Advertenties 1.000 900 1.121<br />

Rente 1.500 1.500 1.812<br />

Diversen 0 0 552<br />

Totaal 38.700 39.400 41.396<br />

Uitgaven<br />

Tijdschrift 24.500 24.500 25.713<br />

Ledenadministratie 700 700 680<br />

Bibliotheek 300 300 434<br />

Website 500 800 1.072<br />

Algemene vergaderingen 3.000 2.800 2.728<br />

Promotie 1.500 1.000 1.106<br />

Bestuurskosten 3.500 4.500 3.478<br />

Bankkosten 400 400 302<br />

Totaal 34.400 35.000 35.513<br />

Saldo 4.300 4.400 5.883<br />

Toelichting:<br />

T.o.v de begroting <strong>2013</strong> en de verwachte realisatie <strong>2013</strong> worden voor de begroting 2014 de<br />

volgende veranderingen verwacht:<br />

-<br />

- de inkomsten uit contributies blijven afnemen t.g.v. het teruglopende ledental<br />

- de inkomsten van het Clichéfonds en de Boekenbeurs nemen toe t.o.v. de realisatie in<br />

2012 door een lagere afschrijving op de voorraden<br />

- de uitgaven voor de website nemen af t.g.v. het overstappen naar een nieuwe provider<br />

- de uitgaven voor promotie nemen toe t.g.v. nieuwe pr-activiteiten<br />

Henk Ruinaard<br />

Penningmeester Succulenta<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

59<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 227


NOTULEN BESTUURSVERGADERING<br />

Verkorte notulen van de bestuursvergadering<br />

van zaterdag 31 augustus <strong>2013</strong> ten<br />

huize van Mireille Albeda-Riesenbeck.<br />

Aanwezig: Mireille Albeda-Riesenbeck,<br />

Theo Heijnsdijk, Henk Ruinaard, Frans<br />

Mommers en Peter Melis.<br />

Afwezig: Wim Backhuis is helaas verhinderd.<br />

1. Opening vergadering<br />

Theo Heijnsdijk, vicevoorzitter, opent<br />

de vergadering. Hij heet alle aanwezigen,<br />

en speciaal Frans Mommers<br />

die als aspirant bestuurslid de vergadering<br />

bijwoont, van harte welkom.<br />

De agenda wordt goedgekeurd.<br />

Mogelijk zal Frans Mireille bijstaan als<br />

algemeen bestuurslid. Dat betekent dat<br />

in de toekomst het bestuur uit 6 personen<br />

zal bestaan.<br />

Volgend jaar treedt Henk Ruinaard af,<br />

zodat er ook nog een nieuwe penningmeester<br />

nodig is..<br />

2. Actiepunten<br />

a. De nieuwe website<br />

Deze is bijna klaar. Er ontstaat een<br />

discussie of de toegang tot het<br />

“Alleen voor Leden” gedeelte via een<br />

jaarlijks nieuw te verstrekken wachtwoord<br />

of via het lid<strong>nummer</strong> moet<br />

worden gegeven.<br />

Er is een voorkeur voor het lid<strong>nummer</strong>.<br />

Mireille komt met een voorstel.<br />

Ook zullen gegevens zoals adres van<br />

bestuursleden, redactieleden en<br />

beheerders van de instellingen, zoveel<br />

mogelijk uit het openbare gedeelte<br />

worden verwijderd.<br />

Mireille verzoekt om alle gegevens<br />

voor de website aan te leveren in “Verdana”<br />

of “Arial” grootte 10. Dit ten<br />

behoeve van lezers die last hebben<br />

van dyslexie.<br />

Het contract met KPN zal door Mireille<br />

worden opgezegd.<br />

Mireille zal een overzicht maken van<br />

alle verbeteringen, wijzigingen en<br />

plannen met betrekking tot de website.<br />

Peter vraagt of het mogelijk is om<br />

een kopie van Succulenta op de<br />

website te plaatsen. Uiteraard alleen<br />

voor leden toegankelijk. Het bestuur<br />

zal zich hierover beraden.<br />

b. Index van Succulenta<br />

Deze is klaar en staat op de website.<br />

c. Nabespreking ALV <strong>2013</strong><br />

Om een of andere reden staat niet in<br />

de notulen dat Bertus Spee is benoemd<br />

tot Lid van Verdienste.<br />

Wel staat zijn foto met vermelding bij<br />

het verslag van de ALV. Peter zal dit<br />

rectificeren.<br />

In de notulen staat de naam Ribot<br />

verkeerd gespeld (Ribo).<br />

Besloten wordt dat het organiseren<br />

van de ALV een taak is voor het<br />

bestuur. Belangrijkste reden is dat de<br />

belangstelling van de afdelingen om de<br />

ALV te organiseren terugloopt.<br />

Onder het agendapunt, verslag van de<br />

instellingen, kwam de redactie<br />

niet voor. Dit moet wel zo zijn zodat<br />

ook de redactie tijdens de ALV verslag<br />

van haar activiteiten kan doen.<br />

Het was tijdens de ALV niet 100% duidelijk<br />

wie de afdelingsvertegenwoordigers<br />

waren en hoeveel leden zij<br />

vertegenwoordigden. Ook waren<br />

ten tijde van de ALV niet alle afdelingsverslagen<br />

bij de secretaris aangeboden.<br />

Zowel de communicatie met betrekking<br />

tot de afdelingsvertegenwoordigers<br />

en hun verantwoordelijkheden<br />

evenals het tijdstip en de vorm van<br />

de afdelingsverslagen zal in 2014 beter<br />

worden gecommuniceerd.<br />

Actie: Peter.<br />

228<br />

60<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


d. Datum ALV<br />

Als voorlopige datum voor de ALV<br />

van 2014 wordt 17 mei vastgesteld<br />

met als reserve 10 mei. Mogelijke<br />

locatie de Hortus in Leiden.<br />

Actie: Mireille.<br />

e. 100-jarig jubileum van Succulenta.<br />

Het idee is om een jubileumboek op<br />

A4-formaat uit te brengen met de<br />

volgende onderwerpen:<br />

Geschiedenis van Succulenta, oudbestuursleden<br />

(alleen de bekende),<br />

instellingen, botanische tuinen, etc.<br />

Wim is bezig om een team samen<br />

te stellen dat een en ander gaat<br />

verwezenlijken.<br />

3. Verslag van de penningmeester<br />

Verkoop van postzegels gaat goed.<br />

Verkoop van klikostickers kan beter, er<br />

zijn er genoeg.<br />

De afdeling IJsselstreek, die zich<br />

onlangs heeft opgeheven, heeft €1500<br />

overgemaakt op de rekening van<br />

Succulenta.<br />

Over de DKG-kalender is niets bekend<br />

omdat Wim niet aanwezig is.<br />

Geen verslag van de redactievergadering<br />

omdat deze pas op 23 november<br />

wordt gehouden.<br />

Misschien kan de volgende bestuursvergadering<br />

verschoven worden tot<br />

na de redactievergadering op 23<br />

november a.s.<br />

Actie: Wim<br />

4. Verslag van de PR activiteiten<br />

Een pagina voor de jeugd in Succulenta<br />

is gepland voor 2014.<br />

Mireille heeft zich aangemeld voor de<br />

Najaarsmarkt in de Hortus van Amsterdam.<br />

Mireille onderzoekt de mogelijkheden<br />

voor promotie in de woestijn van<br />

Burgers dierenpark.<br />

5. Rondvraag<br />

Is uitbreiding van het bestuur tot 6<br />

personen (nu 5) mogelijk?<br />

Voor zover bekend zijn er geen bezwaren<br />

tegen een extra bestuurslid.<br />

Wat is er over van de succulentenverzameling<br />

van Succulenta die ooit<br />

was ondergebracht in de Flevohof?<br />

Voor zover bekend is daar niets van<br />

over.<br />

6. Volgende vergadering<br />

De volgende vergadering is op 16<br />

november bij Wim, tenzij gewijzigd.<br />

Zie onder punt 5 redactieverslag.<br />

7. Sluiting vergadering<br />

Theo sluit de vergadering en bedankt<br />

Mireille voor de geboden gastvrijheid.<br />

Peter Melis<br />

Secretaris Succulenta<br />

RECTIFICATIE<br />

Helaas zijn er een paar fouten geslopen in<br />

de notulen van de ALV in het augustus<strong>nummer</strong><br />

van Succulenta.<br />

Op voordracht van de afdeling Zeeland en<br />

het bestuur van Succulenta benoemt de<br />

voorzitter Bertus Spee wegens zijn grote<br />

verdienste voor de vereniging tot Lid Van<br />

Verdiensten van Succulenta. De voorzitter<br />

memoreert het vele werk van Bertus en<br />

promotie-activiteiten in de vlindertuin van<br />

Kwadendamme, de lezingen die hij verzorgt<br />

en de vele reizen die hij mede organiseert.<br />

De aanwezigen ondersteunen de benoeming<br />

met een hartelijk applaus.<br />

De naam van de heer J. Ribot is verkeerd<br />

gespeld. Dhr. J. Ribot werd gehuldigd voor<br />

zijn 40-jarig lidmaatschap van Succulenta.<br />

Peter Melis<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

61<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 229


JUBILEA <strong>2013</strong><br />

50-jarig Nijmeijer, H. Stadskanaal<br />

Hoeven, Leo v.d.<br />

De Lier<br />

Perk, J.P.<br />

Leerdam<br />

Prestle, K.H.<br />

Veghel<br />

Minjon, J.W.<br />

De Bilt<br />

40-jarig Heijnsdijk, T.F. Appeltern<br />

Kuijpers, H.J.<br />

Venlo<br />

Brussel, Mw. W. van<br />

Someren<br />

Man-Rogge, Mw. C. de<br />

Zoetermeer<br />

Dijk, G.J. van<br />

Meppel<br />

Goosen, F.<br />

Nontron (F)<br />

Vries, H. de<br />

Esterwegen (D)<br />

Plantentuin Universiteit Gent Gent (B)<br />

Pols, R. van der<br />

Bunnik<br />

Swaak-Lammers, Mw. N. Eindhoven<br />

Drie, R.G.H. van<br />

Hilversum<br />

Romijn, J.<br />

Nuenen<br />

Ribot, J.<br />

Hoevelaken<br />

Kramer, Y.<br />

Langezwaag<br />

Vliet, N. van<br />

Utrecht<br />

Szarzynski, T.N.J.<br />

Leeuwarden<br />

Laney, Paul<br />

Huizen<br />

Keijzer-Sijpestijn, Mw. C.C.J. Ter Aar<br />

25-jarig Bos, S.A.H. Zaandam<br />

Geris, C.<br />

Bennekom<br />

Grijzenhout, R.J.<br />

Lelystad<br />

Halteren, P.J.C. van<br />

Tilburg<br />

Jacobs, J.<br />

O.L.V.Waver (B)<br />

Jansen, E.<br />

Someren<br />

Knapen, H.H.<br />

Asten<br />

Lambeck, W.G.<br />

Slochteren<br />

Monsees, H.P.<br />

Bussum<br />

Pieterman, M. v.d.<br />

Dordrecht<br />

Prange, Dr. U.<br />

Niederkassel (D)<br />

Rijnders, J.M.A.<br />

Nieuwegein<br />

Rijsmus, A.G.<br />

Barendrecht<br />

Schepers, F.M.A.<br />

Linne<br />

Soede, E.<br />

Warmond<br />

Steenken, F.<br />

Purmerend<br />

Ubink Jr, G.<br />

Kudelstaart<br />

Veen, Wim van der<br />

Rotterdam<br />

Vernet, M.J.A.<br />

Harderwijk<br />

Vlaeminck, Johan<br />

Schoonaarde (B)<br />

Weezepoel, H.<br />

’s-Heer Arendskerke<br />

Wortelboer, J.F.A.<br />

Amsterdam<br />

230<br />

62<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


VERSLAG OPEN DAG UBINK <strong>2013</strong><br />

Allereerst wil ik de firma Ubink bedanken<br />

voor de gastvrijheid die we weer genoten<br />

op de Open Dag in juni.<br />

Ook dit jaar heeft Gerard Koerhuis de taak<br />

op zich genomen, ondanks het verlies van<br />

zijn vrouw eind vorig jaar, de inschrijvingen<br />

op zich te nemen. Gelukkig hebben<br />

de meeste handelaren middels de oproep<br />

in Succulenta begrepen dat het via Gerard<br />

moest lopen om alles heel duidelijk te houden.<br />

Bedankt mensen!<br />

Het was deze zaterdag prima weer om de<br />

kwekerij en het handelscentrum te bezoeken,<br />

inclusief de 120 meter aan tafels met<br />

liefhebbersplanten.<br />

Ubink zelf verkocht naast succulenten ook<br />

hardware, grond en meststoffen.<br />

Uiteraard waren de koffie en thee weer<br />

gratis. Overigens veel lof voor de catering,<br />

waarbij figuurlijk gezien de broodjes over<br />

de toonbank vlogen.<br />

Veel bezoekers met even zoveel blije<br />

gezichten hebben het weer een geslaagde<br />

dag gevonden. Hetzelfde gold ook voor de<br />

handelaren met hun verkoop.<br />

Er was dit jaar geen verloting daar de<br />

animo om loten te kopen de laatste jaren<br />

afnam. Jan de Vreede die zich hier altijd<br />

voor inspande, kon zijn energie nu steken<br />

in de stand bij Aad Vijverberg voor de afdeling<br />

“Haag- en Westland”.<br />

Bij de koffiecorner naast de showplanten<br />

was er een beamerpresentatie met een<br />

diashow, film en succulentenbeelden.<br />

Ruud Tropper verzorgde twee tafelpresentaties.<br />

Eén ervan was een show van<br />

winterharde succulenten op een tafel die<br />

ingedeeld waren in -20, -15, -10, -5 en 0<br />

graden Celsius. Fons Arens had wat matucana’s<br />

meegebracht voor de 0 graden en<br />

Han Bertram bracht enkele soorten mee<br />

voor de -5 en -10 graden Celsius. Ruud<br />

vulde de rest van de tafel aan met soorten<br />

die -15 en -20 graden Celsius gemakkelijk<br />

kunnen weerstaan. Duidelijk was in deze<br />

presentatie te zien dat zonder verwarming<br />

veel soorten in ons klimaat het naar hun zin<br />

hebben en dat het geen saaie bedoening<br />

hoeft te zijn.<br />

Overzicht van het deel in de kas waar de afdelingen van Succulenta hun planten te koop<br />

aanboden en tevens propaganda maakten voor de club. Al vroeg een gezellige drukte.<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

63<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 231


In de ruimte waar ook Gerrit Melis duidelijk<br />

aanwezig was met een grote collectie succulenten<br />

hield Ruud zijn workshop enten<br />

of zoals hij het noemde, de “ Next Generation”.<br />

Deze door Ruud ontwikkelde techniek<br />

werd getoond aan de hand van een film.<br />

Ook konden mensen het vertoonde in de<br />

praktijk brengen door een poging te wagen<br />

om het zelf te doen. Men hoefde in ieder<br />

geval geen angst te hebben voor de doorns<br />

van de onderstam, want de Opuntia fragilis<br />

was doornloos. Kinderen vonden vooral<br />

de roodgekleurde gymnocalyciums erg<br />

aantrekkelijk. Het geheel werd gefixeerd<br />

met folie en een wasknijper. Het resultaat<br />

met de aanwijzingen kon hierna mee naar<br />

huis worden genomen. Het hoogtepunt aan<br />

het einde van de middag was een groep<br />

van zeven kinderen. Gelukkig voor Ruud<br />

was Han Bertram dicht in de buurt om te<br />

helpen.<br />

De plantenshow leverde 30 ingeleverde<br />

planten op die door de bezoekers weer<br />

gewaardeerd konden worden via het inmiddels<br />

bekende briefje. Hiervan werden er 71<br />

ingeleverd en 40 personen gaven een korte<br />

uitleg waarom ze de door hun als eerste<br />

gekozen plant de mooiste vonden.<br />

Er waren vier prijzen te verdelen.<br />

De derde prijs was voor een Adromischus<br />

cooperii in een landscape stijl ingebracht<br />

door Hans Harreveld.<br />

De tweede prijs was voor een groot arrangement<br />

in een mand met echeverias die<br />

Ellie Viscaal meebracht.<br />

De eerste prijs ging naar Martien van de<br />

Broek voor een grote Echeveria cante.<br />

Zijn Echeveria was 1 van de 50 zaden<br />

die opgekomen waren uit een partij van<br />

10.000. Dé slechte opkomst in 2011 was te<br />

wijten aan de zeer hoge temperatuur direct<br />

na het uitzaaien. Degene die de zaden uitgezaaid<br />

heeft was een Belgische specialist<br />

en waarschijnlijk is het tijdstip net ongunstig<br />

geweest.<br />

E. cante was lang bekend onder de namen<br />

E. subrigida en E. rosei en is in 1997 ver-<br />

Een aantal prijswinnaars op de foto. V.l.n.r. Evert Smienk, Fons Arens (publieksprijs), Ellie<br />

Viscaal (2e prijs) en Martien van den Broek (1e prijs). Foto’s van Joop Blijleven.<br />

232<br />

64<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


De eerste prijs: Echeveria cante<br />

Nico overhandigt de bokaal aan Fons Arens<br />

anderd in E. cante,<br />

wat zoiets betekent<br />

als “waterbron”. Ze<br />

verdragen overigens<br />

lichte vorst.<br />

De Klaas Edelmanbokaal<br />

werd dit jaar<br />

gewonnen door<br />

Fons Arens met zijn<br />

pluizige Lophophora<br />

williamsii.<br />

Als extraatje werd<br />

er dit jaar een<br />

aanmoedigingsprijs<br />

toegekend aan Evert<br />

Smienk voor een<br />

bloeiende Tephrocactus<br />

platyacanthus.<br />

De gelukkigen<br />

kregen buiten een<br />

beker, een geldprijs<br />

en een grote<br />

succulent, gesponsord<br />

door Ubink en<br />

Edelman.<br />

De winnaar van de<br />

bokaal vertelde me<br />

dat deze plant nooit<br />

eerder deze beker<br />

heeft gewonnen.<br />

In 2006 heeft een<br />

zelfde soort ook van<br />

Fons al eens een<br />

eerste prijs gewonnen<br />

die toen het<br />

hoogst aantal punten<br />

van de drie keurmeesters<br />

kreeg.<br />

Overigens viel er<br />

vorig jaar eveneens<br />

een pluizige plant in<br />

de prijzen, toen van<br />

een Belgische inzender.<br />

De lophophora’s<br />

blijken dus een<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

65<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 233


KLIKOSTICKER<br />

enorme aantrekkingskracht te hebben.<br />

Fons Arens heeft in zijn etagekas boven in<br />

de nok enkele grote en wat kleine pluizenbollen<br />

staan die rijkelijk gevuld zijn met<br />

heel veel wol. Ze krijgen in de groeitijd een<br />

keer per week water op een schotel maar<br />

nooit over de kop. Bij donker weer wordt<br />

het om de 14 dagen. Om de 5 jaar wordt<br />

er verpot in een Zaans grondmengsel dat<br />

bestaat uit een deel fijn Argex, een deel<br />

perliet, een deel grof zand en drie delen<br />

wormengrond. Het geheel gaat in de betonmixer<br />

zodat het goed wordt gemengd.<br />

Oude grondresten worden verwijderd en<br />

hierna worden de wortels schoongeblazen<br />

met een compressor, zodat als ze al aanwezig<br />

zouden zijn, de wortelluizen geen schijn<br />

van kans hebben om te blijven zitten.<br />

Elk jaar worden, om het uiterlijk niet te verstoren,<br />

de zaadbessen eruit gehaald.<br />

Fons, die al zo’n 45 jaar planten verzamelt,<br />

kocht naar alle waarschijnlijkheid ongeveer<br />

30 jaar geleden een klein plantje bij Gebr.<br />

de Herdt toen hij met de eerste busreis van<br />

de afdeling naar België ging.<br />

Ik wil iedereen bedanken en met name ook<br />

onze sponsors Gert Ubink en Klaas Edelman<br />

uit Reeuwijk die hebben bijgedragen<br />

aan het welslagen van deze dag.<br />

Volgend jaar hoop ik u terug te zien op 7<br />

juni.<br />

Nico Uittenbroek<br />

In het kader van Promotie voor onze vereniging<br />

heeft het bestuur zogenaamde klikostickers<br />

laten maken. Deze zelfklevende<br />

sticker met een afbeelding van Carnegiea<br />

gigantea heeft een afmeting van 420 x 297<br />

mm en kan op elke afvalcontainer geplakt<br />

worden, maar kan ook gebruikt worden voor<br />

het opfleuren van stands bij beurzen en tentoonstellingen.<br />

De klikostickers worden verkocht voor €2,00<br />

per stuk tijdens beurzen en evenementen<br />

waarbij onze pr aanwezig is, o.a. tijdens de<br />

open dag van Ubink en de ALV.<br />

Helaas zijn de verzendkosten veel hoger dan<br />

de kosten van de sticker zelf en zullen ze<br />

daarom niet per post verstuurd worden.<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Public Relations<br />

234<br />

66<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


INSTELLINGEN<br />

VERENIGINGSARTIKELEN<br />

Bewaarband voor Succulenta:<br />

Nieuw € 7,00 per stuk.<br />

Wat betekent die naam?:<br />

Een verklarend woordenboek: € 5,-<br />

Gids voor de verzorging van cactussen en<br />

vetplanten:<br />

Tweede druk (2002): € 5,-<br />

Oude jaargangen Succulenta:<br />

1955 tot 2000 € 5,- per jaargang<br />

2000 t/m 2012 € 9,- per jaargang<br />

Losse <strong>nummer</strong>s € 2,50 per stuk<br />

Buitenlandse tijdschriften:<br />

Diverse jaargangen zijn verkrijgbaar.<br />

Op de website van Succulenta is een<br />

volledig overzicht te vinden.<br />

CD-ROM’s<br />

CD-ROM Frans Noltee. Succulent plants of<br />

the Little Karoo. Prijs €13,25<br />

We verzenden ook.<br />

Kijk op de website naar de lijst met nieuwe<br />

boeken, zoek wat uit en mail naar:<br />

w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />

Alle prijzen zijn exclusief verzendkosten.<br />

W. Alsemgeest,<br />

Succulenta Boekenbeurs<br />

Leeuweringerstraat 10A<br />

3421AC Oudewater<br />

Bankrekening<strong>nummer</strong> Boekenbeurs:<br />

706220 t.n.v. W.A. Alsemgeest Succulenta<br />

boeken te Oudewater,<br />

IBAN Boekenbeurs: NL84INGB0000706220<br />

BIC: INGBNL2A<br />

Tel. (00 31) (0)348 - 471083,<br />

E-mail: w.a.alsemgeest@hetnet.nl<br />

Let op: het bankrekening<strong>nummer</strong> is sinds<br />

mei <strong>2013</strong> veranderd. Het oude <strong>nummer</strong> kan<br />

niet meer worden gebruikt.<br />

CLICHÉFONDS<br />

Gerard Rutten, Prins Hendrikstraat 15<br />

2641 HK Pijnacker. Tel. 015-3610078<br />

E-mail: zaden@succulenta.nl<br />

Bankrekening<strong>nummer</strong> Clichéfonds:<br />

14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />

te Pijnacker<br />

IBAN Clichéfonds: NL22INGB0000014465<br />

BIC: INGBNL2A<br />

BIBLIOTHEEK SUCCULENTA<br />

Bibliothecaris:<br />

J. Keizer-Zinsmeester, Westeind 96,<br />

9636 CE Zuidbroek. Tel. 0598-395128<br />

E-mail: keizer.zinsmeester@ziggo.nl<br />

SUCCULENTA’S WEBSITE<br />

www.succulenta.nl<br />

Mireille Albeda-Riesenbeck<br />

Johan van Arnhemstraat 15<br />

6824 EN Arnhem<br />

Tel: 0654975126<br />

E-mail: promotie@succulenta.nl<br />

TIJDSCHRIFT SUCCULENTA<br />

Hoofdredactie<br />

Henk Viscaal, Brinklaan 31<br />

7261 JH Ruurlo. Tel. 0573 - 452005<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Ludwig Bercht, Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel. Tel. 0344 - 693321<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

Redactiesecretariaat<br />

Mevr. R. Maessen - Claessen<br />

Weezenhof 1232, 6536 EZ Nijmegen<br />

Tel. 024-3440425<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Verenigingsnieuws<br />

Andre van Zuijlen<br />

Hoefstraat 9, 5345 AM Oss<br />

Tel. 0412-630733<br />

E-mail: succulenta@home.nl<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

67<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 235


IN MEMORIAM FOPPE BROLSMA<br />

Ons bereikte het verbijsterende bericht dat<br />

onze voorzitter Foppe Brolsma op 15 mei<br />

<strong>2013</strong> op het Griekse eiland Lesbos volkomen<br />

onverwacht aan een hartaanval is<br />

overleden. Hij was daar met zijn vrouw Kyra<br />

op vakantie. Foppe was pas 60 jaar.<br />

Foppe was al vanaf 1975 lid van de landelijke<br />

vereniging ‘Succulenta’. In 1978<br />

bezocht hij voor het eerst een bijeenkomst<br />

van de afdeling Nijmegen. Ik leerde Foppe<br />

in 1983 kennen toen ik voor het eerst een<br />

bijeenkomst van de afdeling Nijmegen van<br />

Succulenta bezocht. Foppe en Adri Rutten<br />

ontfermden zich onmiddellijk over mij.<br />

Waarschijnlijk waren ze bang dat ik na de<br />

eerste confrontatie met de voornamelijk<br />

oudere heren en hun formele manier van<br />

spreken nooit meer terug zou komen. Met<br />

hun ironische commentaar slaagden deze<br />

twee jongere leden erin om mij op mijn<br />

gemak te stellen.<br />

In 1986 werd Foppe in het bestuur van de<br />

afdeling gekozen. Foppe was het die mij<br />

in hetzelfde jaar overhaalde om ook in het<br />

bestuur te komen. Hij was inmiddels met<br />

vrouw en jonge kinderen in de Nijmeegse<br />

nieuwbouwwijk Hegdambroek komen<br />

wonen. Op een gegeven moment vond hij<br />

het te veel worden om naast zijn gezin en<br />

zijn werk als vertaler ook nog in het bestuur<br />

van de afdeling te participeren en hij trad in<br />

1989 af.<br />

In de jaren daarna raakte hij uit beeld. In<br />

1994 zegde hij ook zijn afdelingslidmaatschap<br />

op. Wel bezocht hij nog geregeld de<br />

cactusmarkt in het Kolpinghuis. Het was<br />

op de cactusmarkt van 2005 dat Riet hem<br />

vroeg of het niet eens tijd was dat hij weer<br />

bij de afdeling kwam en zowaar, hij werd<br />

per januari 2006 weer lid. Het gezin was<br />

net verhuisd naar Millingen aan de Rijn.<br />

Foppe was ook bereid mee te denken over<br />

het nieuw leven inblazen van de cactusmarkt<br />

en van hem kwam het idee om de<br />

markt te verbreden tot een ‘bijzondere<br />

plantenmarkt’. Vanaf dat moment verzorgde<br />

hij ook de persberichten.<br />

Toen er in 2011 een nieuwe voorzitter<br />

moest komen, stelde hij zich na enig aandringen<br />

verkiesbaar. De voorzittersrol is<br />

hem niet bepaald op het lijf geschreven en<br />

we waarderen het daarom des te meer dat<br />

hij desondanks toch deze functie op zich<br />

heeft willen nemen. Een van de wapenfeiten<br />

die voorzitter Foppe op zijn naam heeft<br />

gebracht is de organisatie van de viering<br />

van ons 75-jarig jubileum (dat bij nader<br />

inzien reeds het 76-jarig jubileum bleek<br />

te zijn). In de voortreffelijke toespraak die<br />

hij bij die gelegenheid hield gaf hij een<br />

gedegen analyse van de terugloop van de<br />

vereniging Succulenta. Als remedie zag<br />

hij “persoonlijk contact”. Terloops wees hij<br />

er op dat we opgescheept zitten met een<br />

voorzitter die slechts zes cactussen in zijn<br />

bezit had.<br />

Wij betitelen ons gemakshalve als een<br />

cactusclub maar Foppe vond cactussen<br />

maar saai. Allemaal bollen met stekels. Zijn<br />

ware belangstelling ging uit naar alle bizarre<br />

groeisels. Dat hoefden ook helemaal<br />

geen planten te zijn die bij succulentaleden<br />

geliefd zijn. Zijn botanisch interessegebied<br />

was zeer breed. Niet onlogisch voor een<br />

afgestudeerd bioloog. Dat wil niet zeggen<br />

dat hij niets van cactussen wist. Op de<br />

afdelingsavonden bleek keer op keer dat hij<br />

erg veel van allerlei planten wist. Hij was<br />

ook van plan om ooit nog eens een boek te<br />

publiceren over de flora van de Canarische<br />

eilanden. Ik meen dat hij daar zelfs al wel<br />

het een en ander voor op papier gezet had.<br />

De laatste jaren richtte hij zich sterk op de<br />

caudiciforme planten. De bollen en knollen<br />

zeg maar. Hoewel, de laatste jaren? Uit de<br />

afdelingsverslagen blijkt dat hij al in maart<br />

1978, een van de eerste keren dat hij er<br />

was, gevraagd heeft of er ook belangstelling<br />

onder de leden was voor caudiciforme<br />

planten.<br />

236<br />

68<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


Denkend aan Foppe springen er voor mij<br />

drie eigenschappen uit: zijn gevoel voor<br />

humor, zijn enthousiasme en een zekere<br />

mate van onhandigheid. Zijn humor, of<br />

ironie, deed voor mij heel erg Engels aan.<br />

Misschien niet zo verwonderlijk omdat hij<br />

in het begin van de tachtiger jaren 1,5 jaar<br />

in Engeland gewoond en gewerkt heeft. Ik<br />

herinner me dat Foppe en ik eens samen<br />

de kascontrolecommissie vormden. Na een<br />

oppervlakkige controle van de boeken gaf<br />

hij aan dat hij “niets aangetroffen had dat<br />

hem noopte om met schrille stem vragen te<br />

stellen”. Zijn ironie was misschien ook wel<br />

een middel om vorm te geven aan een min<br />

of meer afstandelijke warmte.<br />

Zijn enthousiasme bleek nog eens overduidelijk<br />

bij de presentatie die hij op de afdelingsbijeenkomst<br />

van maart 2012 hield over<br />

wintergroeiers. Haast struikelend<br />

over zijn woorden en met veel op<br />

internet ontdekte plaatjes was hij<br />

bijna niet tot stoppen te bewegen<br />

en de klok was de eindtijd al ruim<br />

gepasseerd toen conciërge Petra<br />

ons uiteindelijk de wacht kwam<br />

aanzeggen.<br />

Wat zijn ‘onhandigheid’, of noem<br />

het een gebrek aan praktische<br />

daadkracht, betreft: kort nadat<br />

Foppe naar de Hegdambroek<br />

verhuisd was hadden we een bestuursvergadering<br />

bij hem thuis.<br />

Je moest aanbellen door twee<br />

draadjes die uit het deurkozijn<br />

staken tegen elkaar te houden.<br />

Begrijpelijk als je net verhuisd<br />

bent. Alleen bij de volgende vergadering<br />

bij hem thuis die toch<br />

geruime tijd later plaats gevonden<br />

moet hebben, waren er nog<br />

steeds die twee losse draadjes.<br />

Op hetzelfde adres had Foppe<br />

ook het materiaal staan van een<br />

kas die hij overgenomen had van een lid<br />

dat er mee gestopt was. Lang heeft hij nagedacht<br />

waar de kas precies moest komen<br />

en hoe groot en hoe hij een vergunning<br />

moest krijgen. De kas kon bij de volgende<br />

verhuizing onuitgepakt weer mee, hij is<br />

nooit geplaatst. In de huidige woning in<br />

Millingen had Foppe een mooie serre voor<br />

zijn planten, maar hij wilde in de tuin een<br />

hardhouten kas gaan bouwen. Ook hier is<br />

het bij plannen gebleven. Hem is de tijd niet<br />

gegund om er uitvoering aan te geven.<br />

Wij wensen zijn vrouw Kyra en de kinderen<br />

alle sterkte toe om dit plotselinge verlies te<br />

dragen.<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Bijgaande foto is van Foppe in 2008 in<br />

Mexico, genomen door Riet Maessen.<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

69<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 237


AFDELINGSACTIVITEITEN <strong>2013</strong><br />

AFDELING DATUM ACTIVITEIT INFORMATIE<br />

De Achterhoek 10 okt. Ruilavond A. Heijnen<br />

14 nov. Gastspreker 0543-564314<br />

Drenthe 2 okt. Dia-avond door H. Mecklenfeld H. Mecklenfeld<br />

13 nov. Lezing Mevr. C. Keizer-Zinsmeester 0523-683170<br />

Eindhoven 14 okt. Pallanca in woord en beeld: afdelingslid H. Damsma<br />

11 nov. Fotowedstrijd en presentatie Joh. Roijers 040-2113595<br />

Fryslan 12 okt. Zomerse ervaring en fotopresentatie H. Sleifer<br />

nov. Geen bijeenkomst 0512-372750<br />

Gorinchem- 14 okt. Lezing Jan Lubbers over Namibië A. van Zuijlen<br />

’s-Hertogenbosch 11 nov. Lezing (spreker nog niet bekend) 0412-630733<br />

Gouda e.o. 17 okt. Herman Geers: heesters en coniferen N. Uittenbroek<br />

21 nov. Ruil- en praatavond 0182-394068<br />

‘s-Gravenhage e.o. 8 okt. Lezing door gastspreker T. van ’t Walderveen<br />

12 nov. Lezing door gastspreker 070-3864016<br />

Groningen en 17 okt. Lezing door Wiebe Bosma: Bolivia, dl 1 W. ten Hoeve<br />

Ommelanden 21 nov. Lezing door Wolter ten Hoeve 0592-341660<br />

Haag & Westland 22 okt. Lezing Otto Zeitler over caudexplanten J. de Vreede<br />

26 nov. Johan de Vries over sulcorebutia’s 0174-620622<br />

Maas & Peel 22 okt. Henk Ruinaard, USA-reis <strong>2013</strong> deel 1 W. Rooijakkers<br />

26 nov. Plantherkenning d.m.v. “detail”-foto’s 0492 528843<br />

Nijmegen 1 okt. Tijs Kierkels over Zuid-Portugal R. Maessen<br />

5 nov. Ludwig Bercht: Nationale parken USA 024-3440425<br />

Tilburg 14 okt. Lezing door Nol Vervest J. van Veenendaal<br />

11 nov. Lezing door Kees van Berkel 013-5341079<br />

Voorne-Putte en okt. Geen bijeenkomst L. Stolk<br />

Rozenburg 7 nov. Lezing door gastspreker 0187-601059<br />

Wageningen 10 okt. Grote najaarsverloting C. Geris<br />

14 nov. Lezing door Henk Ruinaard 0318-417319<br />

West-Brabant 12 okt. Jo de Ridder: cactusfilm H. Schippers<br />

9 nov. Jaarvergadering met verloting 0164-257905<br />

Zaanstreek-Waterland 4 okt. Plantenkeuring P. Steyn<br />

1 nov. Lezing met een band uit Tsechië 0251-313009<br />

Zeeland 26 okt. Fotowedstrijd digitaal S. van Offenbeek<br />

29 nov. Evert Smienk over de eigen verzameling 0113-383290<br />

Zuid-Limburg 1 okt. Henk Ruinaard: USA reis <strong>2013</strong> K. Klijn<br />

nov. 045-5250139<br />

Zwolle 8 okt. Jan Lubbers: Rocky Mountains en Utah W. Adams<br />

12 nov. Lezing door Ludwig Bercht 038-4227259<br />

238<br />

70<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


NIEUWE LEDEN JULI - AUGUSTUS <strong>2013</strong><br />

Nederland<br />

111459 Laout, Mw. A.C. Sprengenbergstraat 11 1333 ZT Almere<br />

111457 Siffels-Engelen, Peter J.C.Beetslaan 31 2131 AG Hoofddorp<br />

111458 Tanis, Ruben Viskaarweg 135 3192 DM Hoogvliet Rotterdam<br />

Bericht van overlijden ontvangen van:<br />

J.A. v.d. Rijt te Beek en Donk<br />

A.M. Hagesteijn te Pardaillan (F)<br />

R.D. Lastdrager te Eindhoven<br />

VRAAG EN AANBOD<br />

Te koop aangeboden:<br />

Oude jaargangen Succulenta, van 1953<br />

t/m 2010 ingebonden; de jaargangen 2011,<br />

2012 en <strong>2013</strong> zijn losse <strong>nummer</strong>s.<br />

Dodonaeus 1964 t/m 1968.<br />

Alles liefst in één koop voor €2,- per jaargang.<br />

Er zijn ook nog een aantal cactusboeken<br />

te koop.<br />

W. van der Heijden<br />

Tel. 0412-611581<br />

Verzameling te koop:<br />

Wegens gezondheidsredenen van Paul,<br />

zijn Paul en Mary Hoogvliet gedwongen te<br />

stoppen met de verkoop van succulenten<br />

en Pelargoniums.<br />

Daarom worden de planten nu voor de helft<br />

van de prijs te koop aangeboden.<br />

U bent welkom op 28 september vanaf<br />

10.00 tot 15.00 uur in de kas aan de<br />

Valweg 1c te Oostvoorne. Als deze dag<br />

niet schikt, dan kunt u Paul nu nog iedere<br />

maandag-, dinsdag- en donderdagochtend<br />

in de kas aantreffen.<br />

Afdeling Nijmegen:<br />

Voorzitter: vacant.<br />

INFOMAP<br />

Afdeling West-Brabant:<br />

Nieuwe penningmeester: Joke Hillemans,<br />

Slotlaan 52, 4873 AG Etten-Leur.<br />

Tel: 076-5017091,<br />

E-mail: jhilman@zonnet.nl<br />

Afdeling Zaanstreek/Waterland:<br />

In het Verenigingsnieuws van augustus is<br />

het e-mailadres van de nieuwe secretaris<br />

niet correct. Daarom hieronder de juiste<br />

gegevens:<br />

Mevr. Adrie van Leeuwen, Kooglaan 155a,<br />

1911 TE Uitgeest, tel. 0251-313544.<br />

E-mail: adrieencor@ziggo.nl<br />

(in het vorige <strong>nummer</strong> was de eerste letter<br />

weggevallen).<br />

Op www.succulenta.nl staat de meest<br />

recente update van de infomap.<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

71<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong> 239


72<br />

Verenigingsnieuws Succulenta Jaargang 92 (5) <strong>2013</strong><br />

240<br />

©Succulenta jaargang 92 (5) <strong>2013</strong>


REDACTIONEEL<br />

Ludwig Bercht<br />

Als u dit leest is het december en zitten we misschien midden in herfststormen,<br />

maar als ik dit opschrijf is het nog begin september en volop zomer met temperaturen<br />

die de 30 0 C benaderen.<br />

Wat hebben we een memorabel jaar gehad. Het wilde maar niet op gang komen.<br />

Ik was de eerste drie weken van mei met vakantie en dacht bij terugkomst een<br />

deels uitgebloeide kas te zien. Niets was minder waar. Het was zo koud gebleven<br />

dat de meeste cactussen hun bloei hadden uitgesteld. En zo kon ik er toch nog van<br />

genieten. Een fantastische zomer, enorm veel zon en hoge temperaturen. Er zat wel<br />

een nadeel aan. In elk geval bij mij thuis is het gortdroog geweest. Als er eens een<br />

bui was aangekondigd door de weerkundigen, viel de regen altijd elders.<br />

De bloei in de kas was dit jaar uitzonderlijk goed. Ook de vruchtzetting, natuurlijk<br />

na de kunstmatige bestuiving, was zeer bevredigend. Er komen dus weer voldoende<br />

zaden om in 2014 uit te zaaien. Dit jaar ben ik mede door mijn vakantie<br />

pas in de tweede helft van mei met zaaien begonnen. Ook vorig jaar was ik al later<br />

dan normaal gestart met zaaien en dat bevalt me uitstekend. Geen gedoe met onderwarmte<br />

en bijbelichting. Ik gebruik uitstekende Westlandse zaaigrond (met dank<br />

aan mijn relatie daar), druk de grond stevig aan en leg de zaden erop (ook even<br />

aandrukken). Dan laat ik het geheel water opzuigen, besproei het met een fungicide<br />

en zet het vervolgens in een bak met nog wat extra water. Het geheel dek ik<br />

af met doorzichtig plastic en zet het gewoon in het volle zonlicht in de kas. Vrijwel<br />

geen uitval door schimmel, maar toch af en toe even kijken en bespuiten als er toch<br />

wat schimmel (meegekomen met de zaden die ik niet van tevoren behandel) de kop<br />

opsteekt. Als de eerste doorntjes tevoorschijn komen, wordt het plastic verwijderd.<br />

Ik laat ze gewoon in de volle zon staan en laat nu het substraat ook wat uitdrogen.<br />

Pas als de plantjes elkaar in het potje verdringen, worden ze overgezet. En zo gaat<br />

het ook verder. Ik verspeen niet, maar deel de plantjes steeds op in kleinere groepjes,<br />

als het oude groepje te groot wordt voor het potje waar ze in staan.<br />

Ik blijf een lans breken voor het zaaien. Het zien opkomen en het ontstaan van de<br />

eerste doorntjes is een klein wondertje en onvergelijkbaar met de latere doornvorming.<br />

Het volgende hoogtepunt is dan pas als de eerste bloem op je eigen zaailing<br />

ontstaat. Soms een kleine deceptie als je moet vaststellen dat er waarschijnlijk in je<br />

zaaisel toch een verkeerd zaadje aanwezig was en die heeft juist al jouw plantfrustrerende<br />

handelingen overleefd.<br />

De winterperiode is niet alleen de tijd om plannen te maken voor het komende<br />

groeiseizoen, maar ook om uw indrukken van het voorbije jaar en uw verkregen<br />

kennis in een artikel voor Succulenta op te schrijven. Het is zonde als u al uw kennis<br />

alleen voor uzelf houdt. Deel het met anderen en schroom ook niet om eens<br />

een reactie te geven op de pennenvruchten van uw medehobbyisten.<br />

Op naar een nieuw jaar dat nog blank is, maar zeker weer vele verrassingen voor<br />

u in petto heeft. Als redactie rekenen wij op u, want zoals zo vaak gezegd, het tijdschrift<br />

Succulenta is er voor u, MAAR OOK DOOR U.<br />

Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel<br />

250<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


EUPHORBIA OBESA:<br />

DE DIKKE WOLFSMELK<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Als een kostbare zeldzaamheid geldt met alle recht de Dikke-<br />

Wolfsmelk, E. obesa, welke een voorzichtige verzorging eischt.<br />

Stel u voor een min of meer omgekeerd-eivormigen kogel van<br />

bleekgroene kleur, die in de cultuur ongeveer 4 tot 8 cm hoog<br />

wordt en ietwat smaller. Volkomen volwassen exemplaren kunnen<br />

tot 12 cm hoog en 8 cm dik worden; jonge exemplaren zijn<br />

echter bijkans kogelrond tot platrond en hebben naar den vorm<br />

dan wel iets weg van een zeeappel. Deze plant is inderdaad<br />

van een vreemde verschijning, wier gladde rondheid slechts gebroken<br />

wordt door 8 breede, lage ribben, die alleen op den rug<br />

met talrijke, zeer dicht bijeenstaande, bruine stippen is bezet. De<br />

groenachtige bloeiwijzen worden nabij het centrum op de kruin ontwikkeld op korte<br />

of langere, met schutblaadjes bezette steeltjes die na den bloei spoedig afvallen.<br />

Men moet deze soort des winters goed in het licht zetten en bij vorstig weder beschermen<br />

tegen de neer-vallende koude der glasruiten. In den zomer kan men den<br />

groei duidelijk volgen aan de frischgroene, puntig toelopende banen over de zwellende<br />

kruin der plant. Deze soort stoelt niet uit noch vertakt ze zich. Ze behoort tot<br />

de tweehuizige soorten.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Vetplanten” uit 1932.<br />

Zie de afbeelding.<br />

In 1897 zond professor Peter Mac<br />

Owan, een in Zuid-Afrika werkzame<br />

Britse botanicus, een exemplaar van de<br />

al sinds 1774 bekende Euphorbia meloformis<br />

naar de Royal Gardens in Kew bij<br />

Londen. Dat dacht hij tenminste. Toen<br />

de plant in 1899 in de succulentenkas<br />

in bloei kwam bleek het toch duidelijk<br />

een andere soort te zijn. Volgens de geschiedschrijving<br />

verdween deze unieke<br />

plant daarna uit de Kew-collectie (waarschijnlijk<br />

een verhullende manier om te<br />

zeggen dat de plant dood ging). Gelukkig<br />

hadden ze tekeningen in kleur gemaakt<br />

van de bloeiende plant (afb.1).<br />

Dat gaf genoeg houvast aan Sir Joseph<br />

Dalton Hooker, de huisbotanicus<br />

van Kew, die in deze rubriek al meerdere<br />

malen genoemd is, om in 1903<br />

tot een beschrijving over te gaan. E.<br />

obesa is een tweehuizige soort, waarbij<br />

een plant alleen vrouwelijke óf alleen<br />

mannelijke bloeiwijzen ontwikkelt. De<br />

tekening toont duidelijk een vrouwelijke<br />

plant, maar in een detailtekening worden<br />

‘meeldraden’ getoond (nr. 4 op de plaat)<br />

en in de beschrijving staat: “Filaments<br />

anantherous, hirsute” en dat betekent<br />

dat de meeldraden borstelig behaard zijn<br />

(hirsute) en geen helmknoppen dragen<br />

(anantherous). Het betreft vast meeldraden<br />

in aanleg die zich niet ontwikkelen<br />

in een vrouwelijk cyathium. Of zou Hooker<br />

de ingesneden slippen van het bekervormig<br />

omhulsel (involucrum) voor<br />

meeldraden aangezien hebben?<br />

E. obesa bleef enige tijd zeer zeldzaam.<br />

In 1907 meldt Alwin Berger in<br />

zijn ‘Sukkulente Euphorbien’ dat de<br />

plant uit Kew tot dusver het enige bekende<br />

exemplaar is. En in het deel over<br />

de Euphorbiaceae in de ‘Flora Capensis’<br />

meldt N.E. Brown in 1915 nog dat er alleen<br />

vrouwelijke planten bekend zijn. In<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 251


252<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


ons land was de soort in 1924 voor het<br />

eerst te bewonderen op de eerste vetplantententoonstelling<br />

in Den Haag. De<br />

eigenaresse had de plant gekocht op<br />

de wereldtentoonstelling die in hetzelfde<br />

jaar in Wembley gehouden was. In 1926<br />

vinden we de eerste foto in “Succulenta”.<br />

Dat was het exemplaar van Mej. I.<br />

Mees uit Hilversum. Vanwege haar zeldzaamheid<br />

was E. obesa in die tijd een<br />

felbegeerde plant en men was bereid er<br />

grote bedragen voor neer te tellen. Dat<br />

had tot gevolg dat de groeiplaatsen toen<br />

die eenmaal bekend waren letterlijk geplunderd<br />

werden. De Zuid-Afrikaanse regering<br />

zag in dat uitroeiing dreigde en<br />

om dat te voorkomen werd er in 1931<br />

een uitvoerverbod voor levende planten<br />

ingesteld.<br />

De soortnaam obesa betekent ‘dik’,<br />

‘vet’, ‘gezwollen’. Denk maar aan de<br />

nieuwe volksziekte obesitas waar hetzelfde<br />

woord in verwerkt is. In dit kader<br />

is het waard om te vermelden dat<br />

de plant in Zuid-Afrika ‘vetmensie’ (dik<br />

mensje) heet. Een andere Zuid-Afrikaanse<br />

naam is ‘klipnoors’. Klip betekent keitje<br />

en noors is de benaming die men<br />

in de omgeving van de Zuid-Afrikaanse<br />

stad Jansenville gegeven heeft aan de<br />

daar veel voorkomende geelbloemige<br />

en nogal sterk bedoornde euphorbia’s.<br />

Die deden de Britten denken aan<br />

de gaspeldoorn, in het Engels ‘gorse’.<br />

Waarschijnlijk is dat door de Nederlanders<br />

verbasterd tot ‘noors’. De regio<br />

rond Jansenville heet nu Noorsveld.<br />

‘Noors’ is een aanduiding voor euphorbia’s<br />

in het algemeen geworden. Een<br />

klipnoors is dus een euphorbia die eruit<br />

ziet als een keitje.<br />

In het Nederlands kwam ik de benaming<br />

‘de schotse ruit ‘ tegen. Dat<br />

heeft ongetwijfeld betrekking op het<br />

Afb. 1: De tekening in Curtis’s Botanical van de<br />

eerste E. obesa in de westerse wereld kort<br />

voordat deze ‘uit de Kew collectie verdween’<br />

(lees: dood ging)<br />

purpergroene patroon dat vooral bij zonnige<br />

stand op het oppervlak ontstaat. In<br />

hetzelfde kader past de naam ‘gingham’<br />

die ik ook tegenkwam. Gingham is de<br />

benaming voor een effen geweven stof<br />

met streep- of ruitpatroon en die naam<br />

komt van het Maleise ‘gengang’ (gestreept).<br />

Andere namen: Living baseball,<br />

Eisenhower’s golf ball, Baseball plant,<br />

Sea urchin (zee-egel). De laatste natuurlijk<br />

vanwege de gelijkenis met een zeeegelschaal<br />

(zie afb. 2 en 3).<br />

De groeiplaatsen liggen in de buurt<br />

van het plaatsje Kendrew in het Graaff-<br />

Reinet district (aan de westkant van de<br />

Oostkaap). Daar groeit de plant op de<br />

top en op de zuidhellingen van lage<br />

heuvels, zo tussen de 300 en 900 meter<br />

boven zeeniveau. Ze groeien ook wel<br />

op de vlakke delen tussen de heuvels.<br />

Op deze vlakke stukken staan ze in zandige<br />

grond onder struikgewas maar op<br />

de hellingen is de bodem veel steniger.<br />

De kleuren van het plantenlichaam komen<br />

zo goed overeen met de omgeving<br />

dat het moeilijk is een exemplaar te vinden.<br />

In de zomer is de maximumtemperatuur<br />

gemiddeld 26 0 C en de minimumtemperatuur<br />

11 0 C, maar het vriest<br />

ook wel eens licht. De jaarlijkse regenval<br />

is 200 tot 300 mm, verdeeld over<br />

twee periodes. In het late voorjaar (oktober<br />

- november) valt er een beetje en op<br />

het eind van de zomer (maart – april)<br />

komen er grotere hoeveelheden naar<br />

beneden. De meeste regen valt tijdens<br />

onweersbuien. Naar het schijnt worden<br />

de planten gegeten door de talrijke bavianen<br />

en door het vee van de boeren.<br />

Het melksap deert deze dieren kennelijk<br />

niet.<br />

Gelukkig zijn er ondanks de verzamelwoede<br />

van de liefhebbers toch nog wat<br />

populaties overgebleven (indertijd wellicht<br />

over het hoofd gezien). Ze worden<br />

nu beschermd. Soms zelfs door er een<br />

hekwerk omheen te plaatsen.<br />

Het is in de huidige tijd ook volkomen<br />

onnodig om deze planten uit de natuur<br />

te halen. Ze worden in grote aantallen<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 253


Afb. 2: Euphorbia obesa ssp. obesa, op zijn Zuid-<br />

Afrikaans een vetmensie<br />

gekweekt en de kweek is beslist niet<br />

moeilijk. Eigenlijk onbegrijpelijk dat men<br />

in 1935 nog dacht dat de soort nauwelijks<br />

in leven te houden viel getuige het<br />

volgende stukje uit de vragenrubriek in<br />

het oktober<strong>nummer</strong> van ‘Succulenta’:<br />

“Voor Euphorbia obesa is in ons land<br />

de ,,juiste” cultuur nog niet uitgevonden.<br />

Hoogstens kan men deze merkwaardigste<br />

aller Euphorbia’s, die slechts in één<br />

gedeelte van de Kaapkolonie en wel te<br />

Kendrew in het district Graaff Reinet ten<br />

N.W. van Port Elisabeth voorkomt, enkele<br />

jaren in het leven houden. Ze lijden<br />

in ons land een kwijnend bestaan: van<br />

groeien is meestal geen sprake.”<br />

Lange tijd was men er van overtuigd<br />

dat de soort inderdaad alleen in de directe<br />

nabijheid van Kendrew, ten zuiden<br />

van de plaats Graaff-Reinet voorkomt.<br />

Tegenwoordig zijn er steeds meer waarnemingen<br />

van populaties ten noorden<br />

en ten noordoosten van Graaff-Reinet.<br />

Sensationeel was de ontdekking door<br />

Robert Allen Dyer in 1939 van een populatie<br />

van een soortgelijke plant op het<br />

254<br />

Afb. 3: Een zee-egelschaal<br />

terrein van de boerderij Kruidfontein van<br />

boer Stegman, 19 mijl ten westen van<br />

Willowmore, aan de weg naar Rietbron.<br />

Dit is op een afstand van meer dan 100<br />

km ten zuidwesten van Kendrew en in<br />

het tussenliggende gebied is nog nooit<br />

een plant gevonden die op een E. obesa<br />

lijkt. Deze plant is in 1941 door White,<br />

Dyer en Sloane als een aparte soort,<br />

E. symmetrica, beschreven (afb. 4). Het<br />

belangrijkste verschil met E. obesa is,<br />

naast de geografische scheiding natuurlijk,<br />

dat de fertiele vegetatiepunten<br />

(de plaatsen waarvandaan de bloeiwijzen<br />

uit de plant ontspringen, ook wel<br />

bloeiogen genoemd), anders van vorm<br />

zijn. Bij E. obesa zijn het ronde puntjes<br />

waar één bloeistengeltje (pedunkel)<br />

uit ontspringt, maar bij E. symmetrica is<br />

het langwerpig, een dwarsstreepje, en<br />

dat biedt plaats aan meerdere (maximaal<br />

5) bloemstengeltjes naast elkaar<br />

(afb. 5). Overigens kunnen er bij de gewone<br />

obesa ook meerdere bloeiwijzen<br />

bij elkaar staan maar dan ontspringen zij<br />

aan één vertakt bloemsteeltje. Daarnaast<br />

houdt E. symmetrica veel langer de bolvorm<br />

vast dan E. obesa. Op de lange<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb. 4: E. obesa ssp. symmetrica<br />

duur wordt ook zij echter meer hoog<br />

dan breed. Bij E. symmetrica zou de<br />

penwortel zich veel krachtiger ontwikkelen.<br />

Later werd ook genoemd dat jonge<br />

zaailingen bij E. symmetrica bolvormig<br />

zijn en bij E. obesa cilindervormig. Gordon<br />

Rowley vond in 1998 de verschillen<br />

te klein om 2 aparte soorten te onderscheiden<br />

en hij maakte E. symmetrica<br />

tot een subspecies, E. obesa ssp. symmetrica.<br />

De originele E. obesa gaat nu<br />

door het leven als E. obesa ssp. obesa.<br />

In een recent artikel van Gerhard Marx<br />

in het blad Cactus & Co worden nog<br />

wat meer verschillen genoemd: de kop<br />

is bij ssp. symmetrica meer ingezonken<br />

dan bij ssp. obesa; het gekleurde streeppatroon<br />

op het plantenlichaam bestaat<br />

bij ssp. symmetrica (vooral bij zaailingen<br />

goed te zien) uit minder, maar bredere<br />

en meer geprononceerde banden dan<br />

bij ssp. obesa en onder gelijke omstandigheden,<br />

met name met betrekking<br />

tot de hoeveelheid licht, is de kleur van<br />

ssp. obesa meer purper blauw-grijs en<br />

bij ssp. symmetrica groen tot geelbruin.<br />

Jonge zaailingen zijn bij ssp. symmetrica<br />

duidelijk groener.<br />

Afb. 5: E. obesa ssp. symmetrica onderscheidt zich van<br />

ssp. obesa door de streepvormige “bloeiogen”<br />

Zaaien van E. obesa gaat uitstekend<br />

en de zaailingen ontwikkelen zich snel<br />

tot mooie kogeltjes. Op 29 april 2008<br />

zaaide ik 25 zaden van ssp. symmetrica<br />

(van mijn eigen planten gewonnen) in 5<br />

keurige rijtjes van 5 in een potje van 8<br />

x 8 cm (aan de bovenkant). Ik zaai altijd<br />

bij een temperatuur van 25 0 C tot 30 0 C.<br />

Binnen één week waren er al 13 plantjes<br />

opgekomen. Op afb. 6 zien we het potje<br />

met zaailingen op 18 mei, krap 3 weken<br />

na het zaaien dus. Toen was net de<br />

22 e zaailing boven de grond gekomen.<br />

Op afb. 7 zien we hetzelfde potje op 13<br />

juli 2008, bijna 11 weken na het zaaien.<br />

Nu zijn er 23 zaailingen te zien. Een opkomstpercentage<br />

van 92% dus. Als de<br />

zaailingen niet verspeend zijn dan wil er<br />

in het volgende jaar ook nog wel eens<br />

een zaadje ontkiemen. Een late roeping<br />

zullen we maar zeggen.<br />

Wat de grond betreft; de plant is niet<br />

erg kritisch, maar een minerale grondsamenstelling<br />

is aan te bevelen. In de<br />

groeiperiode regelmatig water geven en<br />

in de winter droog houden. Volgens de<br />

literatuur worden temperaturen tot -10 0 C<br />

verdragen als de grond volkomen droog<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 255


Afb. 6: E. obesa ssp. symmetrica zaailingen 3 weken<br />

na de zaaidatum<br />

Afb. 7 E. obesa ssp. symmetrica zaailingen 11 weken<br />

na de zaaidatum<br />

Afb. 8: Een 14 jaar oude cristaat van E. obesa ssp. obesa<br />

op eigen wortel<br />

256<br />

is. Ssp. symmetrica is misschien<br />

iets kougevoeliger. Op de groeiplaats<br />

wordt het niet zo koud als op<br />

de groeiplaatsen van ssp. obesa.<br />

In de loop der jaren is bij ssp.<br />

obesa een hele reeks afwijkingen<br />

gerapporteerd. Uiteraard zijn er al<br />

lang cristaten bekend. Meestal worden<br />

ze geënt aangeboden maar<br />

dit is niet echt nodig. Een van mijn<br />

zaailingen uit 1998 ging vanaf het<br />

begin al over in de cristaatvorm.<br />

Afb. 8 toont een deel van deze inmiddels<br />

14-jarige plant, die nog<br />

steeds op eigen wortel staat.<br />

E. obesa vormt normaal geen<br />

zijscheuten maar bij sommige<br />

exemplaren worden vanuit de basis<br />

scheuten gevormd. Daar is de<br />

aanduiding ‘forma caespitosa’ voor<br />

bedacht. Bizar van uiterlijk is de<br />

‘forma prolifera’, waarbij vanuit ieder<br />

groeipunt een nieuwe spruit<br />

ontstaat. Het heeft veel weg van de<br />

heksenbezemziekte die bij sommige<br />

cactussen voorkomt.<br />

Dan afwijkingen in de bloei. Onder<br />

de niet zo correcte titel “Impotentie<br />

bij Euphorbia obesa” meldt<br />

J. Mieras in 1978 in Succulenta een<br />

mannelijke plant waarvan de meeldraden<br />

zich niet ontwikkelen en in<br />

1979 wordt een vrouwelijk exemplaar<br />

gemeld waarbij de stamper<br />

niet tot wasdom komt.<br />

Ook mannetjes die vrouwtje worden<br />

en vrouwtjes die mannetje worden<br />

komen voor. Daarnaast werd in<br />

1983 in ‘Succulenta’ door P.H. den<br />

Hartog melding gedaan van een<br />

plant waarvan alle cyathia tweeslachtig<br />

zijn. Dus zowel stamper<br />

en meeldraden in één cyathium. In<br />

mijn eigen verzameling heb ik zowel<br />

bij ssp. obesa als bij ssp. symmetrica<br />

geconstateerd dat er mannelijke<br />

exemplaren zijn die geregeld<br />

tweeslachtige cyathia produceren<br />

en daar ook vruchten aan ontwikkelen<br />

(afb. 9).<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Verder is er de obesa met wanstaltig<br />

gezwollen meeldraden waar Riet<br />

Maessen in het december<strong>nummer</strong><br />

van Succulenta 2012 melding van<br />

maakte (afb. 10).<br />

Dan zijn er de planten die tot<br />

meervoudige dichotome deling overgaan<br />

zonder dat het tot een bandvorming<br />

(cristaat) leidt. Deze vormen<br />

worden wel als ‘forma polytomica’<br />

aangeduid. Mengvormen van polytomie<br />

en cristaatgroei komen ook<br />

voor. Gordon Rowley geeft dit soort<br />

vormen de naam “Rocky Mountain”.<br />

Helaas is de soort er niet op gebouwd<br />

om een dergelijke drastische<br />

vormverandering te ondergaan en<br />

dat betekent dat er scheuren gaan<br />

optreden. Dat geeft lelijke bruine<br />

plekken.<br />

Ik heb een paar van dergelijke vormen<br />

in mijn bezit, allemaal vrouwelijke<br />

exemplaren en daar valt veel<br />

aan te beleven. Om te beginnen<br />

zijn de stampers niet alleen 3-voudig<br />

maar ook wel 4-, 5- of 6-voudig<br />

en dat levert dan na bestuiving<br />

(met een normale obesa) ook 3- tot<br />

6-hokkige vruchtjes op (afb. 11 en<br />

afb. 12). Op een van die planten<br />

begon zich twee jaar geleden een<br />

soort monstrueuze bloei te ontwikkelen<br />

waarbij een zich nog steeds<br />

uitbreidende kluit cyathia ontstaan is<br />

(afb. 13).<br />

Onder de zaailingen van deze<br />

monstrueuze vormen kom je ook<br />

allerlei afwijkingen tegen. Om te<br />

beginnen zijn er wel eens 3 kiemblaadjes<br />

in plaats van 2 (afb. 14).<br />

Een verschijnsel overigens dat bij<br />

cactussen ook vrij frequent optreedt.<br />

Andere zaailingen gaan vanaf het<br />

begin alsmaar nieuwe ribben maken<br />

zodat er na 1 jaar al wel een stuk of<br />

13 zijn in plaats van de gebruikelijke<br />

8. In het tweede of derde jaar gaat<br />

zo’n zaailing dan over tot dichotome<br />

deling. In afb. 15 zien we een dergelijke<br />

plant nadat de deling voltooid<br />

Afb. 9: E. obesa ssp. obesa met enkele tweeslachtige<br />

cyathia<br />

Afb. 10: E. obesa ssp. obesa met wanstaltige mannelijke<br />

bloeiwijzen foto Riet Maessen<br />

Afb. 11: Een monstrueuze vorm ( “Rocky Mountain”) van E.<br />

obesa ssp. obesa met 3-, 4- en 5-hokkige vruchtjes<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 257


Afb. 12: Close-up van de vruchtjes van de plant van<br />

afb. 11<br />

Afb. 13: Monstrueuze bloeiwijze bij E. obesa ssp. obesa<br />

“Rocky Mountain”<br />

Afb. 14: Rechts een zaailing van E. obesa ssp. obesa<br />

met 3 kiemblaadjes<br />

258<br />

is. Afb. 16 toont een dergelijke plant<br />

in een meer gevorderd stadium. Dit<br />

gaat dus allemaal om nakomelingen<br />

van een monstrueuze vrouwelijke<br />

plant die met stuifmeel van een<br />

normale mannelijke plant bestoven<br />

is. Het verschijnsel lijkt in ieder geval<br />

een erfelijke component te hebben.<br />

Ik ben benieuwd hoe groot<br />

het percentage afwijkende nakomelingen<br />

is als de leverancier van<br />

het stuifmeel ook een monstrueuze<br />

vorm is.<br />

Rest me nog om te vertellen dat<br />

E. obesa nogal makkelijk kruist met<br />

andere soorten en dat de planten in<br />

onze collecties niet allemaal soortecht<br />

zullen zijn. In 1938 stond al<br />

een foto van E. obesa x submammillaris<br />

in ‘Succulenta’. Daarnaast<br />

is een cultivar in de handel onder<br />

de naam “William Denton” en daarvan<br />

wordt wel beweerd dat het een<br />

hybride met E. mammillaris is. Veel<br />

voorkomend zijn hybriden met E.<br />

meloformis. Deze onderscheiden<br />

zich onder andere van de soortechte<br />

obesa doordat de bloeistengeltjes<br />

net als bij E. meloformis, meestal<br />

niet afvallen na de bloei. Er zijn ook<br />

hybriden met E. horrida, E. globosa<br />

en E. ferox bekend.<br />

Literatuur:<br />

White, A., Dyer, R., & Sloane, B.<br />

(1941). The Succulent Euphorbiae<br />

2: 559, App A: 964.<br />

Berger, A. (1907). Sukkulente Euphorbien,<br />

Ulmer Verlag, Stuttgart<br />

p. 102.<br />

Brown, N.E., Hutchinson,J., Prain, D.<br />

(1915). Euphorbiaceae in Thiselton-Dyer,<br />

Flora Capensis, William<br />

Clowes and Sons, London, Vol 5,<br />

sect 2, part 2, p. 359.<br />

Hartog, P.H., (1983) De sexuele<br />

spelingen van Euphorbia obesa,<br />

Succulenta 62 (11): 258.<br />

Hooker, J. (1903). Curtis’s Botanical<br />

Magazine 129, tab 7888.<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb. 15: Na een stuk of 20 ribben gevormd te hebben, besloot deze<br />

zaailing van E. obesa ssp. obesa dat het nodig was om<br />

zich dichotoom te delen<br />

Houten, van den, J. M.<br />

(1926). Merkwaardige<br />

Euphorbia’s, Succulenta<br />

8 (7/8): 100.<br />

Killick, D. J. B. (1978).<br />

The flowering plants of<br />

Africa.<br />

Laren, van, A,J. (1932).<br />

Vetplanten, Verkade’s<br />

fabrieken N.V.,<br />

Zaandam.<br />

Marx, G. (2012). The<br />

South African spherical<br />

spurges, Cactus & Co<br />

16 (2): 70 – 81.<br />

Mieras, J. (1978). Impotentie<br />

bij Euphorbia<br />

obesa, Succulenta 57<br />

(7): 150.<br />

Mieras, J. (1979). Nogmaals<br />

Euphorbia obesa,<br />

Succulenta 58 (8):<br />

203.<br />

Rowley, G. (2006). Teratopia,<br />

Cactus & Co.<br />

Sluys, van der, C. (1938).<br />

Euphorbia obesa x Euphorbia<br />

submammillaris,<br />

Succulenta 20 (1):<br />

11.<br />

Thoorn, J.J.E. van de,<br />

(1935). Vragenrubriek,<br />

Succulenta 17 (10):<br />

159.<br />

Maasdijk 11<br />

6629 KD Appeltern<br />

Thd@roc.a12.nl<br />

Afb. 16: Een dichotoom gedeelde E. obesa ssp. obesa<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 259


VOOR HET VOETLICHT<br />

Bertus Spee<br />

Aloe erinacea<br />

Deze prachtige aloë is afkomstig<br />

uit het Sperrgebiet (diamantwinning)<br />

in het zuiden van Namibië. Het<br />

grootste gedeelte van het Sperrgebiet<br />

is verboden terrein en weinig<br />

mensen zullen deze aloë’s dus op<br />

hun natuurlijke groeiplaats hebben<br />

gezien.<br />

In cultuur zijn deze aloë’s niet al<br />

te moeilijk, als we maar zuinig zijn<br />

met water geven. Het zijn vrij langzame<br />

groeiers en ook de bloei laat<br />

erg lang op zich wachten. We planten<br />

ze in een zanderig, goed doorlatend<br />

grondmengsel en geven ze een<br />

flink zonnige plaats en eenmaal in de week een klein scheutje water van onderaf<br />

(op een schotel).<br />

In de winter houden we ze vrij warm, bv. binnen op een zonnige vensterbank. We<br />

kunnen ze dan ook wat aan de groei houden. Vermeerderen kan door zaaien. Na<br />

vele jaren kunnen oude planten beginnen te spruiten; stekken is dan ook mogelijk<br />

maar niet gemakkelijk.<br />

Cephalocereus senilis<br />

De overbekende grijsaardcactus heeft zijn<br />

wortels in de Barranca de Metztitlán, in de<br />

deelstaat Hidalgo in Mexico. Dit bijzondere<br />

gebied moet je bezoeken als je in Mexico<br />

bent.<br />

De decoratieve zuilcactussen worden vooral<br />

om hun sierwaarde gewaardeerd. Uit zaad<br />

opgekweekt zijn het de eerste jaren erg langzame<br />

groeiers. We kunnen er dus jarenlang<br />

mee uit de voeten. Uiteindelijk kunnen ze<br />

meer dan 6 meter hoog worden. In cultuur<br />

zullen ze dan ook zelden tot nooit bloeien.<br />

Ze groeien het best in een kalkrijk, goed<br />

doorlatend grondmengsel. Tijdens de groeiperiode<br />

kunnen ze redelijk wat water hebben<br />

en een zonnige plaats. In de winter houden<br />

we ze droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 10 0 C.<br />

260<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Mammillaria crucigera<br />

Dit is een plant die wel van warmte<br />

houdt. Ze komen voor in de Tehuacán<br />

vallei, op de grens van de<br />

Mexicaanse staten Puebla en Oaxaca.<br />

Ze groeien eerst bolvormig en<br />

worden later wat langgerekt waarbij<br />

ze ook gaan spruiten. De plant<br />

dankt zijn naam aan de kruislings<br />

geplaatste middendoorns. De erg<br />

kleine bloemen verschijnen in het<br />

voorjaar.<br />

Vermeerderen kan door zaaien<br />

en stekken. Het zijn vrij langzame<br />

groeiers. We planten ze in een mineraalrijk<br />

leemachtig substraat, bij<br />

voorkeur in een terracotta schaal en<br />

geven tijdens de groeiperiode matig water.<br />

’s Winters houden we ze droog bij een minimumtemperatuur van 8 0 C. Een even<br />

zo mooie plant is M. crucigera ssp. tlalocii die in dezelfde omgeving voorkomt.<br />

Quaqua ramosa<br />

De opvallende naam van dit geslacht is<br />

afkomstig uit de taal van de Hottentotten<br />

en dus uit Zuid-Afrika. De duimdikke, vlezige<br />

stengels groeien vrij snel en kunnen<br />

hetzelfde jaar al bloeien. Het is dus zaak<br />

om elk jaar te stekken als je bloemen wilt<br />

zien; deze verschijnen dan zo rond augustus-september.<br />

Ze zijn ook redelijk goed uit<br />

zaad op te kweken.<br />

We planten ze in een humusrijk substraat.<br />

Tegenwoordig worden er ook goede resultaten<br />

gemeld met puur bims als substraat,<br />

met als voordeel minder kans op het rotten<br />

van de planten aan de wortelhals.<br />

Tijdens de winterrust houden we de planten<br />

zo goed als droog bij een minimumtemperatuur<br />

van 15 0 C. De planten zijn net<br />

als alle stapelia-achtigen erg gevoelig voor<br />

wol- en wortelluis, dus regelmatig controleren<br />

en in het voorjaar al preventief met een<br />

systeemgif behandelen. Neem hierbij wel<br />

de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant<br />

in acht!<br />

Diepeneestraat 4<br />

4454 BJ Borssele<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 261


IN THE PICTURE<br />

Meeldraden bij Lobivia<br />

Jan Jaap de Morree<br />

In het Kakteenlexikon van Backeberg las ik ooit dat lobivia’s een aparte bloembouw hebben.<br />

Ook weer vele decennia geleden las ik in Succulenta bij nieuwbeschrijvingen van lobivia’s<br />

door Buining, dat de bloemen een onderste en een bovenste krans meeldraden bezitten.<br />

De meeldraden zouden in twee etages in de bloembuis zijn ingeplant. Een bovenste<br />

ring van meeldraden op de grens waar de bloembladeren bij volle zon spreiden en een bundel<br />

meeldraden diep in de bloembuis.<br />

Bij de Lobivia jajoiana die ik toen bezat,<br />

was dat goed te zien. Uit de bijna<br />

zwarte diepte van de bloembuis kwam<br />

een bundel meeldraden naar boven,<br />

terwijl er op de donkere kelkrand nog<br />

een ring meeldraden zichtbaar was.<br />

Afb.1: Lobivia saltensis met de typische verdeling van 2 groepen meeldraden. Een rij op de zoom van de<br />

bloembuis en een dieper gelegen bundel.<br />

262<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Sindsdien hadden lobivia’s voor mij<br />

dat typische kenmerk. Nu Hunt in<br />

zijn “The New Cactus Lexicon” het<br />

geslacht Echinopsis met Trichocereus,<br />

Soehrensia, Helianthocereus,<br />

Chamaecereus, Seti-echinopsis en<br />

Acanthocalycium heeft samengevoegd<br />

tot een supergeslacht Echinopsis,<br />

vroeg ik me af hoe dat<br />

met dat kenmerk staat in dat grote<br />

geslacht.<br />

Nu is het doel van de reeks “In the<br />

picture” niet om systematiek te bedrijven,<br />

maar te kijken naar aparte<br />

verschijningsvormen. Afgelopen zomer<br />

kreeg ik van Ad Roosen twee<br />

lobivia saltensis-planten met knoppen.<br />

Ik nam een foto van Lobivia<br />

saltensis ssp. saltensis en zag de<br />

ring (het hymen) met de buitenste<br />

meeldraden op de overgang van<br />

de bloembuis naar de afzonderlijke<br />

bloembladen (petalen) mooi afgetekend<br />

(afb.1). Na een tijdje bloeide<br />

Lobivia wrightiana met mooie roze<br />

slanke bloemen. Ook hier de twee<br />

aparte rijen meeldraden. Ik besloot<br />

om bij de volgende bloei een bloem<br />

door te snijden om een beter zicht<br />

te krijgen op de inplanting van de<br />

diverse meeldraden. Bij L. saltensis<br />

inderdaad een bovenste krans<br />

bij de overgang van de bloembuis<br />

naar de losse bloembladeren en<br />

een diepe bundel (afb. 2). De dikwandige<br />

bloembuis gaat over in de<br />

dunne bloembladeren en op die<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb.2: Een in de lengte opengesneden<br />

bloem van L. saltensis laat duidelijk<br />

de bovenste ring meeldraden op het<br />

hymen en de diep gelegen meeldraden<br />

zien<br />

Afb.3: Bij een sulcorebutia zijn de meeldraden<br />

verspreid geplaatst aan de binnenzijde<br />

van de bloembuis<br />

Afb.4: Bij een klassieke Echinopsis zoals<br />

E. eyriesii (E. oxygona) is ook de<br />

tweedeling in meeldaden te zien<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 263


grens staan de hymenmeeldraden.<br />

De meeldraden op de hymenring komen<br />

in feite wel uit de diepere lagen<br />

van de bloembuis. Op de afbeelding<br />

is zichtbaar dat ze met de binnenzijde<br />

van de bloembuis zijn vergroeid<br />

tot ze op de ring komen los<br />

te staan. Een willekeurige Sulcorebutia<br />

mentosa of Sulcorebutia tarabucoensis<br />

(afb. 3) die in de buurt van<br />

saltensis op het tablet staan, tonen<br />

bij lengtedoorsnede dat hier geen<br />

onderscheid is te vinden. Ook bij<br />

Mammillaria, Copiapoa, Coryphantha,<br />

Astrophytum, Turbinicarpus, etc.<br />

etc… geen apart onderscheid maar<br />

één bundel meeldraden.<br />

Op de website http://www.cactus-art.biz/notebook/Dictionary/<br />

Dictionary_H/dictionary_hymen.htm<br />

staat: The “hymen” or “annulus” is a<br />

narrow colored ring that circles the<br />

inner wall of the distal throat found in<br />

the flowers of many Echinopsis, s.l.<br />

(including subg. Lobivia, Pseudolobia<br />

and Trychocereus), and serve as a<br />

nectar guide. (JJ: spelfouten in Pseudolobivia<br />

en Trichocereus heb ik in<br />

het citaat laten staan).<br />

Het ligt voor de hand om vervolgens<br />

eens te gaan neuzen in mijn<br />

omvangrijke digitale fotoverzameling<br />

of de klassieke echinopsissen (van<br />

Backeberg e.a.) ook zo’n dubbel niveau<br />

hebben. Twee foto’s geven dat<br />

duidelijk weer. Bij een echinopsis<br />

die ik altijd aanzag voor Echinopsis<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb.5. Bij de grote bloem van Echinopsis mamillosa<br />

var. kermesina is overduidelijk<br />

de krans meeldraden op het hy-men<br />

zichtbaar<br />

Afb.6. Dichtbij-opname van de bloembuis met<br />

de daarin opgenomen meeldraden van<br />

de hymenring bij E. mamillosa var.<br />

kermesina<br />

Afb.7. Bij Soehrensia bruchii (nu Echinopsis<br />

formosa ssp. bruchii) is de meeldraden<br />

verdeling te vermoeden<br />

264<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


eyriesii, (maar waarvan Geert Eerkens<br />

zei dat die soort wit dient te<br />

bloeien) is het verschil tussen diepe<br />

en oppervlakkig ingeplante meeldraden<br />

prachtig zichtbaar (afb.4). Tegenwoordig<br />

is E. eyriesii door Hunt sowieso<br />

ondergebracht bij E. oxygona.<br />

Zou het bij Echinopsis mamillosa var.<br />

kermesina met de zeer lange trompetvormige<br />

paarsroze bloemen net<br />

zo zijn? Op het moment dat ik dit<br />

schrijf, komt rond 12 uur ’s nachts<br />

de bloemknop (25 cm lang) langzaam<br />

maar zeker open. Bij zo’n grote<br />

bloem met een diameter van bijna<br />

15 cm moet het toch gemakkelijk<br />

zichtbaar zijn (afb. 5 en 6). Dat is<br />

duidelijk het geval. In afbeelding 6 is<br />

beter te zien dat, net zoals bij L. saltensis,<br />

ook bij E. mamillosa var. kermesina<br />

de meeldraden zijn vergroeid<br />

met de binnenwand van de bloembuis.<br />

Zo’n prachtige bloei duurt dan<br />

maar 1 dag en zo kon ik zonder veel<br />

pijn in het hart in de volgende namiddag<br />

het mes in de bloem zetten.<br />

In de lengte gekliefd is te zien dat in<br />

de bloembuis de meeldraden helemaal<br />

naar onderen doorlopen in de<br />

binnenwand. Op afbeelding 7 van<br />

Echinopsis formosa ssp. bruchii (die<br />

vroeger Soehrensia bruchii heette) is<br />

in de korte bloem het onderscheid<br />

zo niet te zien. Het vermoeden is er<br />

wel, omdat er bij de middelste bloem<br />

een buitenrij van meeldraden is te<br />

onderscheiden van een dichtere bos<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb.8. Dichtbij-opname van de bloem van<br />

Soehrensia bruchii (Foto Aad<br />

Vijverberg)<br />

Afb.9. Epiphyllum “Augusta” heeft ook de<br />

gescheiden meeldraadgroepen<br />

Afb.10. Hetzelfde bij Epiphyllum cv “King<br />

Midas”<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 265


meeldraden in het midden. Bij navraag<br />

bij Aad Vijverberg waar die plant regelmatig<br />

bloeit, blijkt dat de tweedeling inderdaad<br />

ook aanwezig is. Hij maakte<br />

voor mij een foto als toelichting (afb.8).<br />

Zou Backeberg de twee niveaus meeldraden<br />

bij Lobivia apart genoemd hebben,<br />

maar het er bij Echinopsis verder<br />

bij hebben laten zitten? Is het wel een<br />

onderscheidend kenmerk dat zich dan<br />

tot het grote nieuwe geslacht Echinopsis<br />

(sensu Hunt) beperkt?<br />

Dat blijkt niet zo te zijn, want de opnames<br />

die ik maakte van een paar van<br />

mijn epiphyllums vertonen op overtuigende<br />

wijze dat ook hier een buitenste<br />

krans meeldraden én een uit de diepte<br />

opkomende vloed van meeldraden aanwezig<br />

is. Zowel een onbenoemde gekruiste<br />

epiphyllum (die mijn buurman<br />

bioloog voor zijn vrouw had gekweekt<br />

en Augusta had genoemd) evenals Epiphyllum<br />

cv “King Midas” dienen hier als<br />

voorbeeld (afb. 9 en 10).<br />

Niet alleen Echinopsis sensu lato van<br />

Hunt heeft dus een hymen met een ring<br />

meeldraden, maar het komt ook voor bij<br />

meerdere andere cactussen. Tegelijk zijn<br />

er een aantal soorten zoals E. famatinensis<br />

en E. bonniae die dan weer geen<br />

hymenring hebben (worden nu alweer<br />

tot Reicheocactus gerekend). Inmiddels<br />

is er ook weer nieuw DNA-onderzoek<br />

bij Echinopsis gedaan. Tevens zijn er<br />

heel verschillende bestuivers, van bijen,<br />

motten, vleermuizen tot vogels. Natuurlijk<br />

ligt het weer ingewikkelder. Dan rest<br />

de vraag waartoe die meeldraadetages<br />

door de planten zijn ontwikkeld. Zouden<br />

er soms verschillende bestuivende diersoorten<br />

zijn die diverse niveaus in de<br />

bloemkelk benutten?<br />

Koperwieklaan 19<br />

2261CL Leidschendam<br />

morree@ziggo.nl<br />

Aanvulling op “In the picture”<br />

meeldraden<br />

Ludwig Bercht<br />

David Hunt brengt in The New Cactus<br />

Lexicon alle soorten die tot dan waren<br />

ingedeeld in geslachten als Echinopsis,<br />

Lobivia en Acanthocalycium onder<br />

in het supergeslacht Echinopsis. Uit de<br />

beschrijving van het geslacht valt op te<br />

maken dat het samenvoegen vooral is<br />

geschied op basis van het aanwezig zijn<br />

van een zogenaamde hymenring. In “In<br />

the picture” wordt duidelijk getoond hoe<br />

die meeldraden zijn ingeplant. Met uitzondering<br />

van de soorten uit het oude<br />

geslacht Acanthocalycium en de soorten<br />

uit de verwantschap van Echinopsis leucantha<br />

is er een duidelijke afscheiding<br />

tussen de inplanting van de onderste<br />

meeldraden en de hymenring.<br />

266<br />

Overigens, bij de meeste bloemen van<br />

andere cactusgeslachten kan men een<br />

onderscheid zien tussen de primaire<br />

meeldraden, die min of meer de nectarkamer<br />

afsluiten en vaak tegen de stamper<br />

aanstaan, en de secundaire meeldraden,<br />

meer naar boven in de bloembuis<br />

ingeplant. Ter illustratie een bloemsnede<br />

van Gymnocalycium morroense waar dit<br />

duidelijk is te zien.<br />

Helaas wordt het supergeslacht Echinopsis<br />

sensu Hunt met zijn overzichtelijke<br />

onderverdeling door recent DNA-onderzoek<br />

van Schlumpberger en Renner<br />

volledig overhoop gegooid. Het gaat<br />

hier te ver het artikel in al zijn details<br />

te bespreken. Het onderzoek geeft als<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


esultaat een groot aantal duidelijke verwantschapsgroepen,<br />

waarbij de verdeling<br />

over de (onder)geslachten Echinopsis,<br />

Trichocereus en Lobivia overhoop<br />

wordt gehaald en er zelfs geslachten als<br />

Cleistocactus, Denmoza en Matucana<br />

tussen de hiervoor genoemde geslachten<br />

in de cactusstamboom worden geschoven.<br />

De morfologische bouw van<br />

plant en bloem schijnt van ondergeschikt<br />

belang geworden te zijn. In elk<br />

geval is het bezit van een hymenring<br />

niet meer voorbehouden aan een goed<br />

omlijnde gesloten groep van planten.<br />

Het is spijtig en weinig wetenschappelijk<br />

dat dit DNA-onderzoek dat de tot dan<br />

toe bestaande indeling van soorten in<br />

bepaalde geslachten zo ingrijpend verandert,<br />

niet met een andere methode is<br />

geverifieerd.<br />

Het is bijna vermakelijk te zien hoe<br />

verschillende personen zich direct<br />

opwerpen om de soorten om te benoemen<br />

overeenkomstig de resultaten van<br />

Schlumpberger en Renner om daarmee<br />

hun naam achter de soortnaam te kunnen<br />

plaatsen. Twee voorbeelden zijn<br />

Soehrensia spachiana (Lem.) Schlumpb.<br />

(de bekende Trichocereus spachianus)<br />

en Echinopsis baumannii (Lem.) Anceschi<br />

& Magli (Cleistocactus baumannii).<br />

Literatuur<br />

Schlumpberger , B.O. en S.S. Renner<br />

(2012). Molecular phylogenetics of<br />

Echinopsis (Cactaceae): Polyphyly at<br />

all levels and convergent evolution of<br />

pollination modes and growth forms,<br />

Amer. J. Bot. 99(8), 1335-1349.<br />

Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel.<br />

Afb. 1: Bloemsnede van Gymnocalycium morroense (LB 326)<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 267


DE BOTANISCHE TUIN IN VALENCIA<br />

Riet Maessen - Claessen<br />

Reeds twee keer was ik gedurende een korte tijd in Valencia. De eerste keer was dat in mei<br />

2010 en vervolgens in april 2012. Over mijn eerste bezoek gaat dit verhaal.<br />

Het was het jaar dat ik op 5 mei zou stoppen met mijn werk op het UMC St. Radboud. Mijn<br />

collega’s van toen spraken over de “bevrijdingsdag” van Riet.<br />

Daar een van mijn oud-collega’s in Valencia<br />

een appartement bezit omdat een<br />

getrouwde zoon daar permanent woont,<br />

was bij mij al eens het idee ontstaan om<br />

met haar en twee andere oud-collega’s<br />

een tripje naar de Valenciaanse zon te<br />

maken. De collega van het appartement<br />

had reeds eerder toegezegd dat dit tot<br />

de mogelijkheden zou behoren. Daar<br />

niemand het initiatief nam, en zoals velen<br />

uit mijn omgeving weten, ik graag<br />

een reisje onderneem, heb ik snel in de<br />

nadagen van mijn arbeidzame leven op<br />

een woensdagmiddag op mijn werk de<br />

vlucht en data geregeld. De drie andere<br />

collega’s waren ook op hun werkplek en<br />

met wat over en weer e-mail berichtjes<br />

was het snel in kannen en kruiken.<br />

268<br />

Althans dat dachten we. Maar daags<br />

voor ons vertrek gooide een IJslandse<br />

vulkaan met een grote aswolk die richting<br />

West-Europa trok roet in het eten.<br />

Alle vluchten vanuit Weeze werden afgelast.<br />

Wat te doen? Uiteindelijk zijn we<br />

toch naar Weeze gegaan om daar een<br />

nieuwe vlucht te boeken precies een<br />

weekje later (omboeken op de computer<br />

lukte niet: er was geen doorkomen aan).<br />

En zo landden we dan op 1 mei - een<br />

feestdag in Spanje - in Valencia.<br />

Ook bij dit reisje had ik thuis op internet<br />

gekeken of er een botanische<br />

tuin was en al een en ander bestudeerd.<br />

Maar ook deze keer was ik niet echt met<br />

plantengekken op stap en zoveel tijd<br />

hadden we ook weer niet. Er valt zoveel<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb. 1: Panorama Calatrava<br />

moois te zien in Valencia. Heel beroemd<br />

is de drooggelegde rivierbedding<br />

van de Turia die door de wereldberoemde<br />

Valenciaanse architect<br />

Calatrava voor een gedeelte is ingevuld<br />

met zeer moderne architectuur<br />

(Afb. 1).<br />

De eerste dag door Valencia lopend<br />

vielen me, naast de kleine<br />

boompjes met de beroemde sinaasappeltjes,<br />

de bomen op met zeer<br />

mooie en sterk geurende bloemen<br />

(Afb. 2). Zelfs midden in het centrum<br />

stonden deze hoog oprijzende bomen,<br />

niet erg breed en dicht langs<br />

de gevels. Opvallend dus zowel de<br />

bloemen als de vruchten die er talrijk<br />

aan zaten. Nieuwsgierig als ik<br />

ben wilde ik natuurlijk de naam weten.<br />

Thuis op het appartement gelijk<br />

achter de computer dit proberen te<br />

achterhalen. Dat lukte niet. Inmiddels<br />

was de Spaanse schoondochter<br />

(een echte Valenciaanse) ingeschakeld,<br />

die het toch zou moeten weten<br />

dacht ik, maar niets van dit alles.<br />

Mensen op straat aangesproken,<br />

maar helaas…<br />

De laatste dag was er ’s ochtends<br />

heel even tijd om naar de botanische<br />

tuin te gaan. Deze lag op loopafstand<br />

van ons appartement en één<br />

collega kreeg ik zo gek om mee te<br />

Afb. 2: Melia azedarach<br />

Afb. 3: De zeer mooie schaduwkas<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 269


Afb. 4: In de zeer mooie schaduwkas<br />

Afb. 5: Euphorbia alcicornis<br />

Afb. 6: Grote euphorbia’s<br />

270<br />

gaan. Het werd een bliksembezoek.<br />

De historische gegevens over de tuin<br />

heb ik van internet.<br />

De botanische tuin El Botànic werd<br />

gesticht in 1567. Maar al in 1499<br />

wordt er gesproken over medicinale<br />

plantentuinen. Deze lagen verdeeld<br />

over diverse locaties in de stad en<br />

ze werden aangelegd in nauwe samenwerking<br />

met het medisch onderwijs<br />

dat al sinds 1462 werd beoefend.<br />

Pas in 1802 werden de tuinen<br />

verplaatst naar de huidige plek, net<br />

buiten de stadsmuren. Gedurende<br />

de twintigste eeuw raakte de tuin in<br />

verval en pas in 1987 begon de Universidad<br />

de Valencia met de restauratie<br />

die in 2000 klaar was. Vandaag<br />

de dag wordt er onderzoek gedaan<br />

naar de diversiteit en het behoud<br />

van endemische en bedreigde soorten<br />

van de mediterrane flora.<br />

Met een afgeplukt bloemetje van<br />

de nog steeds onbekende boom<br />

meldde ik me bij de entree en vroeg<br />

wie mij aan de naam van de bijbehorende<br />

boom zou kunnen helpen.<br />

Even later stond er op mijn papiertje:<br />

Melia azedarach. Wikipedia - later<br />

thuis – zou mij de Nederlandse<br />

naam geven: Indische Sering. Melia<br />

azedarach komt van nature voor in<br />

Azië.<br />

De tuin zelf is in trapeziumvorm<br />

aangelegd met een oppervlakte van<br />

ongeveer 4 hectare en bevat zo’n<br />

4500 verschillende soorten verdeeld<br />

over 20 collecties zoals o.a.<br />

een palmencollectie, Valenciaanse<br />

flora, mediterrane rotsplanten, moeras-<br />

en waterplanten maar ook een<br />

succulentencollectie. Verder staat er<br />

een aantal kassen: 4 kleinere met<br />

bromelia’s, varens, vleesetende planten<br />

en orchideeën. Een zeer mooie<br />

schaduwkas daterend van 1900 is in<br />

steen en ijzer uitgevoerd. Daar vlakbij<br />

staat nog een tropische kas. De<br />

tuin beschikt ook over een bibliotheek,<br />

herbarium en een genenbank<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


van planten.<br />

De succulenten groeien<br />

merendeels buiten<br />

op een zonnig gedeelte<br />

van de tuin op een oppervlakte<br />

van 1200 m 2 ,<br />

ooit gestart in de jaren<br />

60 van de vorige eeuw.<br />

In het zuidelijkste gedeelte<br />

vinden we aloë’s,<br />

aizoaceae, crassulaceae<br />

en de succulente flora<br />

van de Canarische Eilanden,<br />

zoals verschillende<br />

soorten aeoniums. In het<br />

noordelijkste gedeelte<br />

staan de cactussen. In<br />

het Caseta del Romero<br />

staan de soorten die<br />

meer temperatuurgevoelig<br />

zijn, verdeeld in twee<br />

gedeeltes waarvan in één<br />

gedeelte voornamelijk<br />

mammillaria’s groeien.<br />

Jammer genoeg was<br />

er veel te weinig tijd om<br />

alles goed te bekijken<br />

maar toch heb ik snel<br />

wat foto’s gemaakt. Het<br />

tweede tripje naar Valencia<br />

leverde helaas niet<br />

een hernieuwde kennismaking<br />

op aan deze<br />

mooie tuin “El Botànic”.<br />

Afb. 7: Mammillaria’s in het Caseta del Romero<br />

Weezenhof 1232<br />

6536 EZ Nijmegen<br />

Afb. 8: Wat de kunstenaar met deze bordjes bedoeld heeft?<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 271


A future for cacti? – Een<br />

toekomst voor cactussen?<br />

Beoordelen van de waarde van ex situ collecties<br />

Isabel Larridon<br />

Wereldwijd is ongeveer twee derde van de plantensoorten met uitsterven bedreigd tegen<br />

het eind van de 21 ste eeuw (Guerrant et al. 2004). De Global Strategy for Plant Conservation<br />

(GSPC) is een programma in het kader van het Internationale Verdrag inzake Biologische<br />

Diversiteit en vraagt regeringen en instanties wereldwijd te werken aan 16 doelen om het<br />

uitsterven van plantensoorten te stoppen. Doel 8 van de GSPC is dat ten minste 75% van de<br />

bedreigde plantensoorten in ex situ plantenverzamelingen (bijvoorbeeld in plantentuinen<br />

en arboreta) zal worden opgenomen en dat ten minste 20% beschikbaar zal zijn voor gebruik<br />

in natuurherstelprogramma’s tegen het jaar 2020. Op dit moment worden ongeveer<br />

80.000 taxa gekweekt in plantentuinen. Dit aantal vertegenwoordigt circa een vierde van<br />

de gekende vaatplanten (Wyse Jackson 2001).<br />

Opdat een ex situ plantenverzameling<br />

geschikt zal zijn voor de conservatie<br />

van een bedreigde plantensoort, moeten<br />

de planten in deze verzameling van bekende<br />

herkomst zijn en dienen de aanwezige<br />

planten genetisch representatief<br />

te zijn voor de soort. De mate waarin<br />

bestaande ex situ plantenverzamelingen<br />

genetisch representatief zijn is momenteel<br />

niet bekend. Daarnaast bleek uit recente<br />

studies in samenwerking met de<br />

organisatie Botanic Gardens Conservation<br />

International (BGCI) dat (1) veel van<br />

de collecties bestaan uit relatief weinig<br />

individuen, (2) de planten vaak een onbekende<br />

oorsprong hebben en (3) ze<br />

meestal ontoereikend gedocumenteerd<br />

zijn (Kozlowski et al. 2012).<br />

Om de genetische diversiteit van de ex<br />

situ plantenverzamelingen te beoordelen<br />

272<br />

en te vergelijken met de diversiteit aanwezig<br />

in de natuurlijke populaties, werd<br />

een nieuw project opgestart door de<br />

Onderzoeksgroep Zaadplanten en de<br />

Plantentuin van de Universiteit Gent in<br />

samenwerking met BGCI. Dit project,<br />

dat de naam PLAN(E)T draagt, richt zich<br />

op geselecteerde soorten van drie groepen<br />

bloemplanten, namelijk de genera<br />

Magnolia en Hydrangea (de welbekende<br />

hortensia’s) en de familie Cactaceae.<br />

Deze plantengroepen zijn niet alleen prioritair<br />

voor BGCI en IUCN (International<br />

Union for Conservation of Nature), maar<br />

zijn ook belangrijk voor de tuinbouw.<br />

De doelstellingen van het project zijn:<br />

• Toepassen van moleculaire technieken<br />

om een snelle karakterisering<br />

van genetische variatie<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


mogelijk te maken, zowel in natuurlijke<br />

populaties als in ex situ<br />

plantenverzamelingen van de geselecteerde<br />

soorten;<br />

• Vergelijken van de genetische diversiteit<br />

tussen natuurlijke populaties<br />

en ex situ plantenverzamelingen<br />

van de geselecteerde soorten;<br />

• Uitwerken van concrete actieplannen<br />

voor de instandhouding van<br />

de soorten in kwestie;<br />

• Ontwikkelen van algemene richtlijnen<br />

en een protocol voor het<br />

verwerven van nieuwe aanwinsten<br />

voor ex situ plantenverzamelingen,<br />

die gebruikt kunnen worden door<br />

verzamelaars en plantentuinen over<br />

de hele wereld in het kader van<br />

Doel 8 van de GSPC.<br />

Op dit moment werken een viertal onderzoekers<br />

en twee laboranten verbonden<br />

aan de Onderzoeksgroep Zaadplanten<br />

en de Plantentuin van de Universiteit<br />

Gent mee aan de uitvoering van dit<br />

project.<br />

Monstername en laboratoriumwerk<br />

Uit de drie plantenfamilies werden enkele<br />

taxa gekozen voor deze studie.<br />

Hiervoor werden vaste criteria gebruikt,<br />

namelijk (1) aanwezigheid in een representatief<br />

aantal ex situ verzamelingen,<br />

(2) goed gedocumenteerde oorsprong<br />

van het verkregen materiaal, (3)<br />

beschikbaarheid van door specialisten<br />

geïdentificeerd materiaal, en (4) vermelding<br />

als ‘Vulnerable’ (kwetsbaar), ‘Endangered’<br />

(bedreigd) of ‘Critically endangered’<br />

(zeer sterk bedreigd) op de<br />

rode lijsten van de IUCN.<br />

Om het nodige plantenmateriaal te<br />

verkrijgen voor het genetische laboratoriumonderzoek<br />

werden enerzijds plantentuinen<br />

en arboreta aangeschreven<br />

met de vraag of ze monsters met de nodige<br />

herkomstgegevens wilden leveren<br />

voor het onderzoek. Voor Hydrangea en<br />

Magnolia bestaan de monsters uit enkele<br />

jonge blaadjes. Bij cactussen is er<br />

natuurlijk het probleem dat er geen bladeren<br />

zijn. Gelukkig publiceerden enkele<br />

Afb. 1: Paposo - gebied met een hoge graad van endemisme<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 273


onderzoekers werkzaam in de Desert<br />

Botanical Gardens in Arizona recent een<br />

onderzoeksartikel waaruit blijkt dat DNA<br />

geïsoleerd kan worden uit cactusdoorns<br />

(Fehlberg et al. <strong>2013</strong>). Hierdoor is het<br />

mogelijk om in plantentuinen jonge cactusdoorns<br />

in te zamelen in plaats van<br />

weefselmonsters te nemen die een lelijk<br />

litteken nalaten op de planten. Anderzijds<br />

werden veldreizen georganiseerd<br />

door medewerkers van de Onderzoeksgroep<br />

Zaadplanten en externe collega’s<br />

om de nodige monsters te bekomen van<br />

natuurlijke populaties. Zo werden voor<br />

Hydrangea en Magnolia planten ingezameld<br />

in Azië (China, Japan en Taiwan)<br />

en in Latijns-Amerika (Chili, Costa Rica,<br />

Ecuador, Mexico, Panama en Peru). Voor<br />

de Cactaceae werd in april <strong>2013</strong> een<br />

veldreis georganiseerd naar Chili.<br />

Moleculaire laboratoriumtechnieken<br />

laten ons toe om heel wat waardevolle<br />

gegevens te verkrijgen over de genetische<br />

variatie die aanwezig is in een bepaalde<br />

(natuurlijke) populatie van planten.<br />

Naast het sequenceren* van DNA<br />

regio’s om soorten te kunnen identificeren<br />

wordt in deze studie ook gebruik<br />

gemaakt van enkele andere technieken<br />

om populaties en/of individuen te kunnen<br />

onderscheiden. Dit zijn bijvoorbeeld<br />

AFLP (Amplified Fragment Length Polymorphism),<br />

RFLP (Restriction Fragment<br />

Length Polymorphism), microsatellieten,<br />

ISSR (Inter Simple Sequence Repeat) en<br />

next-generation sequencing technieken.<br />

De technieken worden momenteel getest<br />

en/of ontwikkeld om kosten versus hoeveelheid<br />

en kwaliteit opgeleverde data,<br />

gebruiksgemak, en toepasbaarheid voor<br />

conservatieonderzoek te vergelijken<br />

(Samain & Cires 2012).<br />

A future for cacti? – Een toekomst voor<br />

cactussen?<br />

Een van de lopende projecten in<br />

het kader van het overkoepelende<br />

PLAN(E)T project is het project ‘A future<br />

for cacti? – Een toekomst voor cactussen?’<br />

Dit postdoc-project ging van start<br />

274<br />

in oktober 2012 en focust op enkele<br />

(grotendeels) Chileense cactusgenera,<br />

namelijk Copiapoa, Eriosyce en Eulychnia,<br />

en heeft als doel de genetische diversiteit<br />

van geselecteerde soorten uit<br />

deze genera te bestuderen, zowel in de<br />

natuurlijke populaties in Chili als in de<br />

bestaande verzamelingen in plantentuinen<br />

over de hele wereld.<br />

Als eerste stap in het project werd<br />

gedetailleerde informatie over de bestaande<br />

plantenverzamelingen van deze<br />

genera opgevraagd bij tal van plantentuinen.<br />

Dit om de gegevens die terug<br />

te vinden zijn via de online PlantSearch<br />

databank van BGCI (www.bgci.org/<br />

plant_search.php) aan te vullen. Met behulp<br />

van deze informatie wordt momenteel<br />

een rapport opgesteld van de conservatiestatus<br />

van deze genera (Larridon<br />

et al. in voorbereiding).<br />

Op basis van de gegevens verstrekt<br />

door BGCI en de individuele plantentuinen<br />

werden ook monsters van geselecteerde<br />

soorten opgevraagd om te<br />

gebruiken in het DNA-onderzoek met<br />

als doel de genetische diversiteit aanwezig<br />

in ex situ verzamelingen te beoordelen.<br />

De genetische diversiteit aanwezig<br />

in plantentuincollecties zal daarna<br />

vergeleken worden met de totale genetische<br />

diversiteit aanwezig in de natuurlijke<br />

populaties van deze soorten in<br />

Chili. Een representatief aantal monsters<br />

van natuurlijke populaties werd onlangs<br />

verzameld in Chili, in samenwerking<br />

met medewerkers van de Jardín Botánico<br />

Nacional in Viña del Mar (zie de<br />

afbeeldingen).<br />

Meer informatie over het lopend onderzoek<br />

en een fotoreportage over de<br />

wetenschappelijke expeditie naar Chili<br />

kunt u terugvinden op de website van<br />

de Onderzoeksgroep Zaadplanten:<br />

http://www.spermatophytes.ugent.be/.<br />

Wat kunt u doen om te helpen?<br />

Zoals reeds kort vermeld in de inleiding<br />

zijn enkele zaken van belang opdat<br />

planten uit ex situ verzamelingen aangewend<br />

zouden kunnen worden voor<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


conservatiedoeleinden. Hierbij is van<br />

belang dat een collectie voldoende<br />

individuen bevat van gekende oorsprong<br />

en dat de collectie zeer goed<br />

gedocumenteerd is. In publieke plantentuinen<br />

en arboreta zijn op dit moment<br />

voor de meeste cactussoorten<br />

onvoldoende collecties aanwezig die<br />

aan deze voorwaarden voldoen om<br />

de soorten effectief voor uitsterven<br />

te behoeden (Larridon et al. in voorbereiding).<br />

Echter, er bestaan heel<br />

wat private cactuscollecties waarover<br />

wetenschappelijke onderzoekers niet<br />

over de nodige informatie beschikken<br />

om die te kunnen aanwenden<br />

ten behoeve van natuurherstelprojecten.<br />

Dit terwijl het vaak de meest uitgebreide<br />

en best verzorgde verzamelingen<br />

zijn.<br />

Als verzamelaar/vereniging van<br />

cactusliefhebbers kunt u door middel<br />

van het vermeerderen en doorgeven<br />

van plantenmateriaal van zeldzame<br />

soorten de noodzaak voor de invoer<br />

van (illegaal) in het wild verzamelde<br />

zaden/planten beperken. Dit is erg<br />

belangrijk aangezien zowat alle cactussoorten<br />

opgenomen zijn in Appendix<br />

I of II van het CITES verdrag<br />

inzake de handel in bedreigde dieren<br />

en planten. Private verzamelingen<br />

met veel (zeldzame) plantensoorten<br />

van wilde herkomst moeten zo goed<br />

mogelijk bewaard worden voor de<br />

toekomst, ofwel als private ofwel als<br />

publieke collecties, aangezien het<br />

net die planten zijn die aangewend<br />

kunnen worden in natuurherstelprojecten.<br />

Dit betekent ook dat de collectiegegevens<br />

van deze planten<br />

nauwgezet moeten worden bijgehouden<br />

en doorgegeven op het moment<br />

dat een collectie/plant eventueel van<br />

eigenaar verandert. Kennis over het<br />

houden en vermeerderen van cactussen<br />

opgedaan door verzamelaars<br />

kan, indien beschikbaar gemaakt<br />

voor wetenschappers en natuurherstelwerkers,<br />

gebruikt worden bij<br />

Afb. 2: Copiapoa cinerea subsp. haseltoniana<br />

Afb. 3: Copiapoa krainziana<br />

Afb. 4: Copiapoa taltalensis subsp. taltalensis<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 275


cactusverzamelingen door middel van een enquête<br />

die gericht zal worden aan de leden van<br />

cactusverenigingen.<br />

*sequenceren, ook wel ‘sequencen’ genoemd,<br />

is het bepalen van de volgorde van<br />

de baseparen (de bouwstenen) in het DNA.<br />

Afb. 5: Eriosyce aurata<br />

Afb. 6: Llanos de Challe National Park<br />

- Guanaco’s<br />

natuurrestauratieprojecten (bijvoorbeeld<br />

bij het herintroduceren van<br />

soorten die uitgestorven zijn in de<br />

natuur). Private collecties kunnen,<br />

net als publieke collecties, ook<br />

een educatieve rol spelen als ze<br />

op enkele momenten opengesteld<br />

worden voor het publiek met aandacht<br />

voor de bedreigingen waaraan<br />

cactussen zijn blootgesteld in<br />

hun natuurlijk verspreidingsgebied.<br />

In een later stadium van het onderzoek<br />

is het de bedoeling om<br />

een beter zicht te krijgen op de<br />

opbouw en het beheer van private<br />

276<br />

Literatuur:<br />

Fehlberg, S.D., Allen, J.M. & Church, K.<br />

(<strong>2013</strong>). A novel method of genomic<br />

DNA extraction for Cactaceae. Applications<br />

in Plant Sciences 1: doi:10.3732/<br />

apps.1200013.<br />

Guerrant, E.O. Jr, Havens, K. & Maunder, M.<br />

(eds.) (2004). Ex situ plant conservation:<br />

supporting species survival in the wild. Island<br />

Press, Washington, DC. 504 pp.<br />

Kozlowski, G., Gibbs, D., Huan, F., Frey, D. &<br />

Gratzfeld, J. (2012). Conservation of threatened<br />

relict trees through living ex situ collections:<br />

lessons from the global survey of<br />

the genus Zelkova (Ulmaceae), Biodiversity<br />

and Conservation 21: 671-685.<br />

Larridon, I., Shaw, K., Cisternas, M.A., Guillén,<br />

A.P., Sharrock, S., Oldfield, S., Goetghebeur<br />

P. & Samain, M.S. (in prep.) Is there a future<br />

for the Cactaceae genera Copiapoa, Eriosyce<br />

and Eulychnia? A status report of a prickly<br />

situation, Biodiversity and Conservation.<br />

Samain, M.S. & Cires, E. (2012). Plants for the<br />

future – A future for our planet. Towards a<br />

protocol for genetic management of ex situ<br />

living plant collections, BG Journal 9: 3-6.<br />

Wyse Jackson, P.S. (2001). An international<br />

review of the ex situ plant collections of the<br />

botanic gardens of the world. Botanic Gardens<br />

Conservation 3: 22–33.<br />

Contactgegevens Isabel Larridon (Onderzoeker project A<br />

future for cacti?)<br />

Universiteit Gent – Vakgroep Biologie – Onderzoeksgroep<br />

Zaadplanten<br />

Adres: K.L. Ledeganckstraat 35,<br />

9000 Gent, België<br />

Telefoon: +32 (0)9 264 50 58<br />

Fax: +32 (0)9 264 53 34<br />

E-mail: Isabel.Larridon@UGent.be<br />

Website: http://www.spermatophytes.ugent.be/<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


ECHINOCACTUS HORIZONTHALONIUS<br />

Henk Ruinaard<br />

Tijdens mijn zwerftochten door de Sonora- en de Chihuahuawoestijn kom ik regelmatig<br />

cactussen tegen waar ik niet naar op zoek ben. In de visserij noemen ze dat “bijvangst”.<br />

Je vist op tong, maar je vangt ook wel eens een scholletje. Als “Echinocereenfreund” zoek<br />

ik in de eerste plaats naar echinocereussen, maar ik vind ook regelmatig coryphantha’s,<br />

mammillaria’s, opuntia’s, ferocactussen, escobaria’s, epithelantha’s, ariocarpussen en echinocactussen.<br />

Mijn favoriete bijvangst is Echinocactus horizonthalonius Lem.<br />

Elke keer dat ik in de afgelopen<br />

15 jaar in de zuidelijke<br />

staten van de USA rondtrok,<br />

kwam ik ze met grote regelmaat<br />

tegen. Meestal zonder<br />

bloemen en bijna altijd zonder<br />

zaden, maar wel altijd prachtig<br />

bedoornd en mooi blauwachtig<br />

van kleur.<br />

Begin april 2002 had ik<br />

echter het geluk om wat overjarige<br />

zaden te vinden die ik<br />

meteen na thuiskomst heb uitgezaaid.<br />

Van de 32 zaden ontkiemden<br />

er slechts 5.<br />

Het bleken geen gemakkelijke<br />

zaailingen te zijn. Een<br />

legde al snel het loodje, een<br />

tweede volgde in het jaar<br />

daarop en twee andere overleefden<br />

tot nu toe met vallen<br />

en opstaan. De beste van de<br />

vijf groeide voorspoedig op en<br />

bloeide dit jaar voor het eerst<br />

(afb.1). Deze plant is nu 11<br />

jaar oud en ca. 10 cm in doorsnede,<br />

terwijl de andere twee<br />

overlevende nog maar ca. 5<br />

cm in doorsnede meten. Als<br />

de groei goed verloopt kunnen ze ook al eerder<br />

dan 11 jaar bloeien, maar een doorsnede van ca.<br />

8 cm en een leeftijd van ca. 8 jaar is toch wel nodig<br />

om de eerste bloemen te zien.<br />

Echinocactus is een relatief klein geslacht van<br />

stevig bedoornde bolvormige cactussen die voorkomen<br />

in noord- tot midden-Mexico en zuid-USA<br />

(Nevada, Arizona, New Mexico en Texas). Hunt et<br />

al. accepteren in The New Cactus Lexicon (NCL)<br />

slechts 6 soorten en 1 ondersoort, namelijk: E.<br />

grusonii, E. horizonthalonius, E. parryi, E. platyacanthus,<br />

E. polycephalus ssp. polycephalus, E.<br />

polycephalus ssp. xeranthemoides en E. texensis.<br />

Andere bronnen (L. Benson, 1969) vermelden<br />

ook nog een variëteit van E. horizonthalonius<br />

Afb. 1: Eerste bloei van Echinocactus .<br />

horizonthalonius<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 277


Afb. 2: Een zuilvormig uitgegroeid oud exemplaar van Echinocactus horizonthalonius<br />

namelijk E. horizonthalonius var. nicholii<br />

die in de Silver Bell Mountains, Arizona,<br />

voorkomt. (Zeer toevallig groeit ook hier<br />

Echinocereus nicholii).<br />

Zéér bekend, zéér geliefd en heel erg<br />

mooi is E. grusonii (beroemd onder zijn<br />

bijnaam de ‘schoonmoederstoel’), maar<br />

ook heel erg mooi en veel minder groot<br />

zijn E. polycephalus, E. texensis en natuurlijk<br />

mijn favoriet E. horizonthalonius.<br />

E. horizonthalonius is, evenals zijn<br />

soortgenoten, een erg langzame groeier.<br />

De meeste liefhebbers kennen hem<br />

daarom alleen als een zwaar bedoornde<br />

bolvormige cactus. Echter, net als E.<br />

grusonii, groeien ze op hoge leeftijd uit<br />

tot korte zuilen, die een doorsnede van<br />

15 - 20 cm en een hoogte tot wel 50<br />

cm kunnen bereiken (afb. 2). De leeftijd<br />

van zulke zuilen wordt geschat op ca.<br />

100 jaar.<br />

De kans dat je E. horizonthalonius in<br />

Arizona, New Mexico, Texas of Mexico<br />

278<br />

tegenkomt is vrij groot. Het verspreidingsgebied<br />

is namelijk zéér groot. De<br />

zuidgrens ligt ongeveer op breedtegraad<br />

N21 0 , de noordgrens ongeveer<br />

op breedtegraad N33 0 . Dit komt neer<br />

op een afstand van ca. 1400 km. In het<br />

zuiden ligt de oostgrens op lengtegraad<br />

W99 0 38’ ten oosten van Tula (Tamaulipas)<br />

en de westgrens ongeveer op<br />

lengtegraad W104 0 33’, bij Santa Gertrudis<br />

(Durango). Dit komt neer op een<br />

afstand van 500 km. In het noorden<br />

ligt de oostgrens ongeveer op lengtegraad<br />

W100 0 en de westgrens ongeveer<br />

op lengtegraad W107 0 hetgeen neerkomt<br />

op een afstand van ca. 650 km.<br />

De populatie van var. nicholii groeit ca.<br />

300 km meer naar het westen namelijk<br />

N32 0 , W 111 0 ).<br />

Het aantal populaties en vaak ook het<br />

aantal planten per populatie is zeer talrijk.<br />

Hele mooie exemplaren zag ik in de<br />

Jarilla Mountains in New Mexico (afb.<br />

3), maar ook in Texas en Arizona komen<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb. 3: Echinocactus horizonthalonius in de Jarilla mountains<br />

ze in alle bergachtige gebieden op een<br />

rotsachtige ondergrond voor.<br />

In tegenstelling tot kleinere cactussen<br />

als epithelantha’s of mammillaria’s<br />

zie je E. horizonthalonius niet snel over<br />

het hoofd. Als je maar vaak genoeg in<br />

de goede tijd van het jaar (april/mei)<br />

door de Sonora-of Chihuahua-woestijn<br />

zwerft, kom je ook wel eens een bloeiende<br />

plant tegen, bv. in het Oliver Lee<br />

Memorial State Park in New Mexico, ten<br />

oosten van El Paso in Texas (afb. 4) of in<br />

Big Bend National Park in Texas.<br />

In de USA staat E. horizonthalonius<br />

bekend onder de naam “Turk’s Head”<br />

cactus of ook wel onder de onheilspellende<br />

naam “Devils Head”. In Nederland<br />

en België zijn dat soort schilderachtige<br />

namen voor cactussen niet zo gebruikelijk,<br />

maar ze staan wel in het Verkade-album.<br />

Na een beschrijving van E.<br />

horizonthalonius op blz. 65 van het Verkade-Album<br />

over Cactussen, krijgt deze<br />

soort de Nederlandse naam “zeegroene<br />

egelcactus” en laat J. Voerman jr. op blz.<br />

83 een mooie tekening van deze plant<br />

zien.<br />

Zoals Bertus Spee in 2006 reeds in<br />

Succulenta schreef, is deze soort nogal<br />

variabel. Ik ga daarom maar uit van de<br />

variabele beschrijving van Hunt et al. in<br />

NCL, aangevuld met mijn eigen waarnemingen<br />

en die van andere liefhebbers.<br />

Dan blijkt dat Echinocactus horizonthalonius<br />

8 ribben (7 - 13), een blauwachtige<br />

epidermis, 6 (5 - 7) randdoorns<br />

en 1 (1 - 5) middendoorn heeft. Na een<br />

jaar of 5 vormt zich, net als bij Lophophora<br />

williamsii, wol in de kop. Andere<br />

echinocactussoorten doen dit ook, bv.<br />

E. polycephalus en E. texensis. De bloemen<br />

zijn roze tot paarsroze van kleur<br />

met een donkere keel en hebben een diameter<br />

van 50 - 70 mm. Er bestaat echter<br />

ook een vrijwel witbloeiende populatie.<br />

Uit zaden van Mesa Garden (SB 175,<br />

Juarez Co., NM) opgekweekte planten<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 279


loeiden bij Coby Keizer-Zinsmeester<br />

in 2009 voor het eerst met ook<br />

vrijwel witte bloembladeren en een<br />

roze keel (afb. 6).<br />

Behalve de middendoorns zijn ook<br />

de randdoorns erg imposant. In de<br />

nieuwgroei zijn ze donker tot bijna<br />

zwart van kleur en sterk gekromd.<br />

Ze buigen zich als het ware om het<br />

plantenlichaam heen alsof ze het tegen<br />

bedreigingen willen beschermen<br />

(afb. 5). Op sommige groeiplaatsen<br />

zijn de doorns sterk afgeplat (zoals<br />

bij E. texensis) (afb. 7). Soms groeien<br />

de planten erg plat, zijn de doorns<br />

relatief kort en trekken de planten<br />

zich in de bodem terug als ze in<br />

zanderige/leemachtige grond staan<br />

(afb. 8), precies zoals E. texensis dat<br />

ook doet.<br />

Als je deze planten graag in je kas<br />

zou willen zien groeien en bloeien,<br />

hoe kom je dan aan zaden of planten?<br />

Op internet is veel informatie<br />

te vinden over mijn favoriete “bijvangst”.<br />

Veel foto’s en veel informatie<br />

over de groeiplaatsen en de cultuur.<br />

Ook worden er wel planten en<br />

zaden aangeboden. Als je planten<br />

wilt kopen moet je echter flink in de<br />

buidel tasten.<br />

Op de ELK van september <strong>2013</strong><br />

heb ik prijzen gezien van € 10 tot<br />

€ 50 voor planten op eigen wortel<br />

van 6 tot 10 cm. Bij kleinere plantjes<br />

op eigen wortel varieerden de prijzen<br />

van € 2 tot € 4 voor zaailingen<br />

van 1 tot 2 cm en van € 4 tot € 9<br />

voor zaailingen van 2 - 5 cm. Voor<br />

geënte planten van 2 - 4 cm lagen<br />

de prijzen op € 5 tot € 6 en voor<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb. 4: Een bloeiend exemplaar uit Texas<br />

Afb. 5: De bedoorning geeft een goede<br />

bescherming<br />

Afb. 6: Het wit bloeiende exemplaar van Coby<br />

Keizer- Zinsmeester<br />

280<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb. 7: Plant met platte bedoorning<br />

geënte planten van 5 - 6 cm was dat €<br />

8 tot € 10.<br />

Als je geduld hebt is zaaien toch de<br />

meest aantrekkelijke mogelijkheid. In<br />

de zaadlijst van het Clichéfonds van<br />

2011/2012 en 2012/<strong>2013</strong> werden zaden<br />

van E. horizonthalonius aangeboden.<br />

Ook in de zaadlijsten van Ludwig<br />

Bercht, Kakteen Piltz en Steven Brack<br />

stonden ze in 2012/<strong>2013</strong> vermeld. Mijn<br />

planten zijn nog niet zover dat ik zelf zaden<br />

kan aanbieden, maar ik hoop wel<br />

over een paar jaar zover te komen.<br />

Volgens een paar deskundige bronnen<br />

zijn voor het kiemen van de zaden<br />

een zéér hoge temperatuur (40 - 45 0 C)<br />

en een zéér hoge luchtvochtigheid nodig.<br />

Die condities kan je bv. bereiken in<br />

een afgesloten zaaibak met onderverwarming<br />

en kunstlicht (tl-buizen) of in<br />

een gesloten bak direct onder het glas<br />

in de nok van de kas. ‘s Nachts moet de<br />

temperatuur laag zijn, dus verwarming<br />

uitschakelen.<br />

Als je dan toch een paar planten te<br />

pakken hebt gekregen, hoe kweek je ze<br />

dan op? In welke<br />

grond? Met welke<br />

bemesting? Op<br />

wat voor plaats?<br />

Bertus Spee heeft<br />

over het zaaien en<br />

verzorgen in Succulenta<br />

(2006) al<br />

veel nuttige aanwijzingen<br />

geschreven.<br />

De ervaring<br />

met mijn zaailingen<br />

heeft me geleerd<br />

dat ze een<br />

hekel hebben aan<br />

een vochtige wortelhals<br />

en daarom<br />

een voorkeur<br />

hebben voor een<br />

goed waterdoorlatend<br />

substraat. Ik<br />

gebruik daarvoor<br />

pure bims met een<br />

korrelgrootte van 2 - 6 mm (dus zonder<br />

stof en met weinig fijne deeltjes).<br />

Op zo’n mineraal substraat is bemesten<br />

noodzakelijk. Zelf doe ik dat met Peters<br />

Professional 10-30-20 (0,5 gram/liter<br />

afwisselend om de watergift).<br />

In de natuur staan ze, net als de echinocereussen,<br />

die ze vrijwel altijd vergezellen,<br />

op een rotsachtige bodem bestaande<br />

uit basalt, graniet of lava die<br />

vaak bedekt is met steenslag en een<br />

beetje zand en/of humus en/of leem.<br />

Van andere liefhebbers weet ik dat ze<br />

zeer speciale potgrondmengsels gebruiken<br />

voor “bijzondere soorten”. Deze<br />

mengsels bevatten naast potgrond altijd<br />

een flink aandeel aan poreuze substraten<br />

zoals bims en gebakken kleikorrels<br />

om het mengsel goed doorlatend te maken<br />

en voedingsstoffen en sporenelementen<br />

te leveren.<br />

Ik behandel mijn E. horizonthaloniuszaailingen<br />

hetzelfde als mijn echinocereusverzameling,<br />

d.w.z. ’s zomers volop<br />

zon (bij voorkeur direct onder het glas<br />

boven in de kas) en ’s winters minimale<br />

verwarming. Dat betekent dat de<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 281


Conophythum en Fenestraria<br />

en Portulacaceae zoals<br />

Avonia en Anacampseros<br />

doen het erg goed op deze<br />

combinatie van substraat<br />

en mest.<br />

Afb. 8: Gevonden in Nuevo Leon<br />

(elektrische) verwarming pas inschakelt<br />

onder 0 0 C. In de praktijk daalt de<br />

temperatuur in de kas dan ook wel tot<br />

-5 0 C en in extreme gevallen tot -10 0 C.<br />

Op een enkele uitzondering na (meestal<br />

geënte planten) overleven mijn echinocereussen<br />

deze barre omstandigheden<br />

prima en ook mijn horizonthaloniuszaailingen<br />

ondervinden hiervan geen<br />

schade.<br />

Ik heb mijn kwakkelende zaailingen<br />

pas weer goed aan de wortel (en dus<br />

goed aan de groei) gekregen nadat ik<br />

ze verpot had in pure uitgezeefde bims<br />

met weinig stof en fijne deeltjes (ca. 1%<br />

kleiner dan 1,5 mm). Deze bims droogt<br />

iets sneller op dan de versie met veel<br />

meer stof en fijne deeltjes (ca. 12% kleiner<br />

dan 1,5 mm). Dat vereist meer oplettendheid<br />

bij de watergift, maar heeft<br />

als voordeel dat de wortelhals snel weer<br />

droog staat.<br />

Opm.: Dit blijkt niet alleen goed te<br />

zijn voor Echinocactus horizonthalonius,<br />

maar ook voor soorten van andere<br />

cactusgeslachten zoals bijvoorbeeld<br />

Astrophythum, Ariocarpus, Weingartia,<br />

Echinocereus en waarschijnlijk nog<br />

vele andere cactusgeslachten. Zelfs<br />

Mesembryanthemaceae zoals Lithops,<br />

282<br />

Literatuur:<br />

Benson, L. (1969). The Cacti of Arizona,<br />

23, 175, f. 6.2-6.3 3rd edition.<br />

Hunt et al. (2006). The New Cactus Lexicon:<br />

79.<br />

Keizer-Zinsmeester, J. (<strong>2013</strong>). Persoonlijke<br />

mededelingen en foto’s van witbloeiende<br />

planten.<br />

Laren, A.J. van (1931). Cactussen, Verkade’s<br />

Fabrieken N.V., Zaandam: 65 -<br />

66 en 85.<br />

Spee, B. (2006). Voor het voetlicht special,<br />

Succulenta 85 (6): 244 – 246.<br />

Links:<br />

meststoffen: www.petersmeststoffen.nl<br />

zaden: www.adeniumstore.com/index.php?main_<br />

pag<br />

www.mesagarden.com, Steven Brack: 2012/<strong>2013</strong><br />

www.bercht-cactus.nl, Ludwig Bercht: 2012/<strong>2013</strong><br />

www.succulenta.nl, Clichéfonds: 2012/<strong>2013</strong><br />

www.kakteen-piltz.de, Kakteen Piltz: 2012/<strong>2013</strong><br />

Henk Ruinaard<br />

henk.ruinaard@tiscali.nl<br />

Tot slot wil ik nog wat<br />

meer “bijvangst” vermelden<br />

die mijns inziens ook<br />

zéér de moeite van het vinden<br />

waard is. Op plaats 2<br />

van mijn favorietenlijst staat<br />

Glandulicactus uncinatus,<br />

op plaats 3 Echinocactus<br />

texensis, op plaats 4 Echinocactus<br />

polycephalus en<br />

op plaats 5 Coryphantha<br />

robustispina.<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


VREEMDE DOORNS IN DE<br />

HOBBYKAS<br />

Jan de Vreede<br />

In de verzameling<br />

van Aad Vijverberg in<br />

Honselersdijk staan<br />

drie planten van Homalocephala<br />

texensis,<br />

de mooiste drie uit<br />

een zaaisel van 1974.<br />

Prachtige planten met<br />

een zware bedoorning,<br />

die in Texas en omstreken<br />

niet voor niets<br />

Duivelskop en Paard<br />

Kreupelmaker worden<br />

genoemd, omdat ze<br />

verborgen tussen het<br />

gras, met een diameter<br />

van 30 cm met hun<br />

zware doorns door de<br />

hoeven van het vee<br />

kunnen dringen.<br />

Een van deze planten<br />

heeft iets prettig<br />

eigenaardigs. De stevige<br />

centrale doorn<br />

bezit aan weerszijden<br />

weer kleine doorntjes,<br />

die meegroeien met de<br />

centrale doorn (Afb. 1).<br />

Zijn er meer liefhebbers<br />

die dit verschijnsel ook<br />

hebben bij planten van<br />

deze soort of misschien<br />

bij planten uit een ander<br />

geslacht?<br />

In de kas van Aad<br />

staan enige planten<br />

van Leo van der Hoeven,<br />

waaronder een Copiapoa<br />

tenebrosa. Zoals<br />

u op de bijgevoegde<br />

foto kunt zien heeft<br />

Afb. 1: Homalocephala texensis met meegroeiende doorns<br />

Afb. 2: Copiapoa tenebrosa met opvallende areolen<br />

deze plant opmerkelijke areolen die zich aaneengeregen<br />

hebben tot een soort cristaat-vorm (Afb. 2).<br />

Hetzelfde fenomeen treffen we aan bij een gymnocalycium<br />

in de verzameling van Aad Vijverberg zelf (Afb. 3). Bij<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 283


Afb. 3: Een gymnocalycium met een cristaat vormende bloem<br />

Ik durfde deze plant al<br />

jaren niet te verpotten,<br />

omdat ik bang was haar<br />

te verspelen. Maar aan<br />

alles komt een eind, ook<br />

aan een cactusleven en<br />

bijtijds kon ik nog jonge<br />

leden van deze plant<br />

stekken en enten. De inmiddels<br />

kale onderstam<br />

wilde ik weggooien,<br />

maar nieuwsgierig geworden<br />

om welke onderstam<br />

het ging, pootte ik<br />

deze in verse aarde.<br />

Groot was mijn verbazing<br />

toen ik enige weken<br />

later nieuwe Opuntia clavarioides<br />

uitlopers zag<br />

groeien uit deze al afgeschreven<br />

wortel en nog<br />

wat later ontstond een<br />

schijf van waarschijnlijk<br />

Opuntia robusta, al is dit<br />

lid ten tijde van dit verslag<br />

nog niet geheel volgroeid<br />

(Afb. 4).<br />

Kortom: de natuur blijft<br />

ons verbazen en mijn<br />

advies: gooi niet te snel<br />

iets weg!<br />

Afb. 4: Waarschijnlijk Opuntia robusta<br />

deze plant vormde de bloem ook een cristaat / monstrueuze<br />

vorm.<br />

Als laatste een nog door Andries Bongaards geënte<br />

Austrocylindropuntia clavarioides; enige jaren geleden<br />

won ik op de Open Dag van Ubink een eerste prijs met<br />

deze plant.<br />

jvreede@kabelfoon.nl<br />

meer foto’s op www.vijverberg.<br />

info<br />

284<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


ARCHES – OM NOOIT MEER TE VERGETEN<br />

Ludwig Bercht<br />

Op de dag dat we, vanaf 2014, onze Koningsdag zullen vieren, vlogen mijn vrouw en ik tezamen<br />

met een bevriend paar (tevens verre familie) in <strong>2013</strong> naar San Francisco. Voor een<br />

tijdsbestek van drie weken hadden we een route langs en door verschillende nationale parken<br />

van de Verenigde Staten gepland. Een van de hoogtepunten was Arches.<br />

We hadden al een reeks parken afgewerkt<br />

toen we via Highway 191 vanuit<br />

het zuiden in Moab, Utah, aankwamen<br />

en daar een camping vonden. Tot dan<br />

toe, en ook de rest van de reis, is alles<br />

in goede harmonie verlopen. Van<br />

tevoren was overeengekomen dat we<br />

de meeste aandacht zouden geven aan<br />

wat de natuur aan landschappen en<br />

rotsformaties te bieden heeft, af en toe<br />

afgewisseld met een bezichtiging van<br />

een pittoresk stadje. En natuurlijk niet<br />

te vergeten de steaks! Maar er was ook<br />

wel tijd ingeruimd om cactussen te bekijken<br />

en te fotograferen, echter niet om<br />

ze expliciet te gaan zoeken. Dat vond<br />

ik ook geen probleem, mijn specifieke<br />

interesse ligt toch bij de cactussen van<br />

het Zuid-Amerikaanse continent. Tot aan<br />

Moab was mijn fototoestel regelmatig in<br />

Afb. 1: Double Arch<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 285


Afb. 2: Indrukwekke<br />

stelling gebracht om prachtige landschapsbeelden<br />

maar ook cactussen vast te leggen.<br />

Vroeger zou je zeggen op de gevoelige<br />

plaat, nu volsta je met een paar MB’s op<br />

een geheugenkaart.<br />

De volgende morgen, na het nuttigen van<br />

een heerlijk ontbijt bestaande uit scrambled<br />

eggs en bacon, reden we naar de ingang<br />

van Arches National Park. Er<br />

stond geen file voor de ingang, maar<br />

het was dan ook vrijdag (dat was<br />

anders toen we de volgende dag er<br />

langs reden en zagen dat er een ellenlange<br />

file stond). Afgezien van<br />

de trails, die je te voet lopen kunt, is<br />

het wegennet in het park zeer overzichtelijk.<br />

Het bestaat in feite uit één<br />

lange weg van zuid naar noord en<br />

halverwege twee zijwegen. Rondrijden<br />

kan niet, je moet alle wegen en<br />

zijwegen ook weer terugrijden. Dat is<br />

geenszins erg, want je ziet alles weer<br />

vanuit een ander perspectief en hup,<br />

weer meer foto’s. Zoals overal geven<br />

mensen namen aan grillige, imposante<br />

of anderszins opvallende natuurformaties.<br />

Dat doet mij nooit zo<br />

veel. Daarnaast staat dit park garant<br />

Afb. 3: Sclerocactus parviflorus<br />

286<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


nde rotsformaties<br />

voor zijn natuurlijke bogen, de arches.<br />

Ik ga hier niet uitweiden over<br />

hoe ze zijn ontstaan, het internet<br />

staat er vol mee.<br />

Juist omdat we op deze dag hadden<br />

besloten om naast het rijden<br />

ook veel te lopen, kreeg ik de kans<br />

het fototoestel ook te richten op<br />

planten langs de paden. Het aantal<br />

cactussen was niet overweldigend.<br />

Het waren meestal vrij onopvallende<br />

opuntia’s. Echter, bij het zien<br />

van sclerocactussen in knop en met<br />

de magentakleurige bloemen, gaan<br />

je ogen glimmen. Zelfs de anderen<br />

vonden het prachtige planten. Het op<br />

naam brengen was, eenmaal thuisgekomen,<br />

niet al te moeilijk. Volgens<br />

mij betreft het Sclerocactus parviflorus,<br />

een vrij algemeen voorkomende<br />

soort (afb. 3 en 4). Hiermee was de<br />

‘cactuskoek’ voor deze dag op.<br />

De volgende dag zouden we verder rijden<br />

naar het Capitol Reef National Park. Ongeveer<br />

1 mijl voor de oostelijke ingang van<br />

het park stopten we bij een riviertje langs<br />

de weg. Ik wilde wat foto’s van het stromende<br />

water maken en iedereen wilde de<br />

Afb. 4: Sclerocactus parviflorus<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 287


enen even strekken. Tussen<br />

de weg en het riviertje lag<br />

een vlak terrein met grind en<br />

steenslag. Vanuit de camper<br />

waren ze me niet opgevallen,<br />

maar hier lopend, zag ik ze<br />

wel. Prachtige sclerocactussen<br />

in volle bloei, de een nog<br />

fotogenieker dan de ander.<br />

Dus vele werden op de geheugenkaart<br />

vastgelegd. Ook<br />

hier wist ik ter plekke niet<br />

welke sclero het betrof. Thuis<br />

zeiden de boeken me dat het<br />

S. whipplei zou kunnen zijn<br />

(afb.5). In dit geval vind ik de<br />

namen niet zo belangrijk. Wel<br />

was het zien en kunnen fotograferen<br />

van deze planten<br />

een klein hoogtepunt voor<br />

mij op deze reis.<br />

Veerweg 18<br />

4024 BP Eck en Wiel<br />

Afb. 5: Sclerocactus whipplei<br />

Afb. 6: Balanced Rock<br />

288<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


OP BEZOEK BIJ… GEERT EERKENS<br />

Jan Jaap de Morree<br />

Elk jaar komt uit Suriname een zending melocactuszaden voor de zaadlijst van Succulenta.<br />

In Commewijne, oostelijk van Paramaribo, waar veel oude plantages overwoekerd zijn door<br />

oprukkende jungle woont Geert Eerkens. In zijn achtertuin staat zijn collectie met veel melocactussen<br />

in de buitenlucht op tegelplateautjes.<br />

Toen ik afgelopen april een paar weken<br />

college ging geven in Paramaribo,<br />

was er in het weekend voldoende tijd<br />

om samen met een vriend (met een<br />

goede auto) een bezoek te brengen aan<br />

Geert. Hij woont nog zelfstandig in zijn<br />

originele houten Bruynzeelwoning (gebouwd<br />

van een bouwpakket in 1983).<br />

Het is niet eens zo ver van Paramaribo,<br />

ongeveer 20 kilometer, maar om dat op<br />

de fiets te doen is wel behoorlijk afmattend<br />

in de hitte en zeker niet zonder risico<br />

in het verkeer met veel grote SUV’s.<br />

Die hebben hoe dan ook voorrang. Tegelijk<br />

is de Wijdenboschbrug (Bosjesbrug)<br />

over de Surinamerivier een bijna<br />

onneembaar obstakel; smal, steil en vol<br />

met auto’s die echt niet erg bezorgd<br />

omgaan met fietsers.<br />

Een tweetal maanden van tevoren had<br />

ik Geert al een brief gestuurd met de<br />

vraag of het hem schikte. Daar had ik<br />

niets op vernomen, dus gingen we op<br />

zaterdag op de bonnefooi naar Tamanredjo<br />

KM 17,5 in de hoop hem thuis te<br />

treffen. Onderweg zagen we een luiaard<br />

(dier) aan een stroompaal hangen. Dit<br />

zeer trage dier is hopeloos ontheemd<br />

als een groot stuk oerwoud wordt ontgonnen.<br />

Bij gebrek aan klimbomen<br />

komt hij te verdwalen in zo’n paal. Alle<br />

tijd om hem te fotograferen. Om te voorkomen<br />

dat ze worden geëlektrocuteerd<br />

en de hele regio zonder stroom komt te<br />

zitten (reëel risico), worden de luiaarden<br />

tegengehouden door een metalen horizontale<br />

plaat halverwege de palen.<br />

De kilometeraanduiding 17,5 is redelijk<br />

onnauwkeurig. Dus we gingen na een<br />

voorspoedige rit, eerst in een knalgeel<br />

eethuisje vragen of de dame wellicht<br />

Geert Eerkens kende. “Ja uiteraard, dat<br />

is die oude meneer die nog steeds op<br />

de fiets boodschappen gaat doen. Hij<br />

woont hier schuin tegenover”.<br />

Eerst even een lekker sterke koffie en<br />

Afb. 1: Een luiaard in een paal van het bovengrondse<br />

elektriciteitsnet<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 289


een portie bakka bana en toen naar<br />

de overzijde. Op een zandpad naast<br />

het huis parkeerden we de auto en<br />

zagen tussen het gebladerte een<br />

oude heer met een strohoed voorovergebogen<br />

in de achtertuin werken.<br />

We hadden geluk, Geert was op<br />

zaterdag geen boodschappen gaan<br />

doen. Hij ontving ons hartelijk. Hij<br />

was niet zichtbaar verrast ondanks<br />

ons, bij nader inzien, onaangekondigd<br />

bezoek. De verklaring, waarom<br />

ik geen antwoord op mijn brief had<br />

gekregen, was eenvoudig. De post<br />

doet er gemiddeld 3 maanden over<br />

en ik had hem pas 2 maanden geleden<br />

verzonden. Inmiddels is ook<br />

de naam Tamanredjo veranderd in<br />

Tamansarie.<br />

Binnen de kortste keren kregen we<br />

een rondleiding tussen de planten,<br />

die alle goed zijn gedocumenteerd<br />

met aluminium steeketiketten. We<br />

waren in ons enthousiasme hoofddeksels<br />

vergeten, zodat we onder de<br />

blakerende zon al snel een pijnlijk<br />

hete hoofdhuid ontwikkelden. Ook<br />

mijn vriend Se-Sergio, die toch dit<br />

klimaat gewend is, had het zwaar<br />

zonder schaduw. Maar desondanks<br />

liepen we gedrieën geanimeerd<br />

door de collectie en namen her en<br />

der foto’s. Geert zelf had een brede<br />

strohoed op en kaplaarzen aan, terwijl<br />

het regenseizoen toch nog niet<br />

begonnen was. (In het artikel van<br />

J.C.A. Magnin in Succulenta 2002<br />

over Geert heeft hij eveneens kaplaarzen<br />

aan). Op zijn leeftijd, hij is<br />

op het moment dat ik dit schrijf 89<br />

jaar en komende januari wordt hij<br />

90, lijkt me enige terughoudendheid<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb.2: Het Bruynzeelhuis met een deel van<br />

de cactuscollectie<br />

Afb.3. Melocactus schulzianus AB 1005 van<br />

Voltzberg<br />

Afb.4. Een zwaar bedoornde Melocactus giganteus<br />

(?)<br />

290<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Afb.5: Geert Eerkens wijst naar de structuur van het cephalium van een melocactus<br />

met de hitte raadzaam, maar zijn energie<br />

is onstuitbaar.<br />

Halverwege een lange rij mooie melo’s<br />

staan een paar Melocactus schulzianus<br />

uit zuidelijk Suriname (Voltzberg) met<br />

een groot cephalium. Deze soort is door<br />

Buining beschreven in Succulenta in<br />

1974. Intussen valt deze soort onder Melocactus<br />

neryi. (Die staan iets verderop<br />

en hebben hetzelfde aantal randdoorns<br />

en een middendoorn). Terwijl hij de melocactussen<br />

van Zuid-Amerika langsloopt,<br />

vertelt hij ook wat hij in zijn leven<br />

voor projecten heeft gehad.<br />

Nota bene: Na mijn bezoek vroeg ik<br />

hem per brief naar zijn zeer gevarieerde<br />

leven. Het was te veel om ter plekke te<br />

onthouden. De heer Magnin had het in<br />

zijn artikel in 2002 meer over allerlei<br />

andere zaken rond Suriname dan over<br />

Geert als persoon. In dit artikel wilde<br />

ik Geerts leven meer accent geven. Hij<br />

stuurde een lange brief terug. Met die<br />

gegevens is de “Op bezoek bij…” een<br />

lange versie geworden met wetenswaardigheden<br />

over zijn landbouw-aanpak in<br />

de toenmalige koloniale tijd.<br />

Eerst heeft hij na zijn opleiding op de<br />

landbouwschool gewerkt in Nederlands-<br />

Indië. Hij werkte daar 12 jaar, waarvan<br />

de laatste 3 jaar als manager van een<br />

1000 ha grote rubberplantage op midden<br />

Java in de buurt van Semarang bij<br />

de Gunung Ungaran (vulkaan). Maar<br />

toen daar de onafhankelijkheid gestalte<br />

kreeg was het voor Nederlanders vaak<br />

niet meer zonder risico. Veel Nederlanders<br />

zijn toen gedwongen of vrijwillig<br />

vertrokken en hij vertrok ook in 1958.<br />

Geert kreeg de mogelijkheid om met<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 291


Afb.6: Soms kan een melo door het cephalium heen nieuwgroei vertonen<br />

een 6-jarig contract in Nickerie in Suriname<br />

te gaan werken. In 1959 arriveerde<br />

hij met zijn echtgenote met de<br />

KNSM-boot “Mentor”. Hij werd kredietverstrekker<br />

van de volkskredietbank<br />

voor landbouwers, maar na 6 maanden<br />

werd hij al projectleider van de<br />

Groot Henarpolder van 2500 ha. Dat<br />

werd opgedeeld in 500 landbouwpercelen<br />

voor rijstcultuur en bananen op<br />

de strekdammen ertussen met een totaalkrediet<br />

van 1.000.000 gulden (tegen<br />

5%). Dat moest volgens een door Nederland<br />

ontworpen 10-jarenplan worden<br />

terugbetaald.<br />

Na 3 jaar werd hij overgeplaatst naar<br />

de suikerplantage Alliance in Commewijne<br />

waar de suikerfabriek in deplorabele<br />

toestand verkeerde. Suriname verwierf<br />

deze verwaarloosde plantage van<br />

Schotse eigenaren. Er zou op dezelfde<br />

292<br />

basis van stukken van 5 ha cacao en<br />

koffie worden geteeld. Er stonden al veel<br />

citrusbomen en toen dit een zeer succesvolle<br />

cultuur bleek, kweekte Geert<br />

citrusplanten op, die hij met wortelkluit<br />

uitgaf aan de houders van de percelen.<br />

Dit leidde tot de zeer succesvolle export<br />

van sinaasappels en grapefruits naar<br />

Nederland. Binnen de kortste keren was<br />

er een klein dorpje voor 40 gezinnen en<br />

een Chinese toko en werd er een nieuwe<br />

waterbron geslagen. Voorheen kwam<br />

er water in grote vaten per korjaal uit Paramaribo.<br />

Voor 40 gulden in de maand<br />

kwam wekelijks een huisarts met een<br />

bootje langs. De enige landbouwschool<br />

lag ook op het terrein waar koeien werden<br />

gehouden en studenten les kregen<br />

in melken en compost maken.<br />

Na 6 jaar liep het contract af en alle<br />

arbeiders die tot dan toe prima werkten<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


naar geleverde prestatie, werden<br />

door de regering ineens benoemd<br />

tot ambtenaar en kregen dagloon.<br />

Die verandering betekende vast achteruitgang<br />

in productie en dat zinde<br />

Geert niet. Hij vertrok om op uitnodiging<br />

een nieuwe plantage Sorgvliet<br />

van 1000 ha op te zetten. Van<br />

een verwaarloosde koffieplantage en<br />

dito fabriek schakelde hij de productie<br />

weer over op citrus. De 25 jaar<br />

oude bomen werden vervangen door<br />

jong goed. Met goede bemesting<br />

(N.P.K.Mg en fosfaat) werd de plantage<br />

spoedig bekend om het lekkere<br />

fruit.<br />

Op de koffie-droogvloer van de<br />

plantage begon weer een cactuscollectie<br />

te ontstaan. Melocactussen van<br />

de Voltzberg waren de eerste planten.<br />

Geert’s lidmaatschap van Succulenta<br />

vanaf 1941 (!) hield hij steeds<br />

aan en daar kwamen ook zaden vandaan<br />

voor uitbreiding van de collectie.<br />

Een reis naar Curaçao leverde cereussoorten<br />

zoals C. lanuginosus op.<br />

Daar leerde hij dat de bloeiende zuilen<br />

zelfsteriel zijn, want er groeiden<br />

steeds maar vruchten zonder kiemkrachtige<br />

zaden. Ze moeten dus onderling<br />

bestoven worden.<br />

Samen met de naastgelegen suikerfabriek<br />

Mariënburg kreeg de plantage<br />

steeds minder arbeiders en uiteindelijk<br />

werden werkers uit Haïti aangetrokken.<br />

Dat bleken, onder andere,<br />

onderwijzers, die in Suriname zijn<br />

gebleven. Toen de plantage ineens<br />

werd verkocht, bleef Geert nog even<br />

om voor de arbeiders houten huisjes<br />

Van boven naar beneden:<br />

Afb.7: Cephalium met bessen en<br />

bloemknoppen<br />

Afb. 8. De kast met melocactuszaden op<br />

naam in sigarendoosjes.<br />

Afb.9. Se-Sergio in een pose vol wanhoop<br />

voor de geblokkeerde uitweg.<br />

Foto’s van de schrijver<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 293


te bouwen, maar kreeg in 1980 een<br />

aanbod om in Nickerie weer een groot<br />

rijstproject te gaan leiden. Zijn cactussen<br />

werden zolang ondergebracht bij<br />

een kennis in Tamanredjo met een open<br />

stukje grond.<br />

Een verziltend swampbos met zout water<br />

uit de Nickerierivier (eb- en vloedwerking)<br />

moest worden omgevormd in<br />

exact horizontale rijstsawa’s. Die moesten<br />

dan bevloeid worden door zoet water<br />

uit de omringende moerassen. Grote<br />

scrapers verplaatsten grond van te hoog<br />

gelegen delen naar laagten en hij deelde<br />

vervolgens met walletjes velden in ter<br />

grootte van 12 ha. De controle op horizontale<br />

ligging gebeurde door steeds<br />

een beetje water in te laten i.p.v. met<br />

landmeetkundige apparatuur. Met anders<br />

aangelegde sluisjes kon dan zoet<br />

water voor de rijstcultuur worden ingelaten.<br />

Nieuwe rijstrassen waren veelbelovend.<br />

Al zeer modern werden de velden<br />

uit de lucht met sproeivliegtuigjes<br />

voorzien van zaaisel, bemesting en werd<br />

de bestrijding van ziekten en plagen<br />

uitgevoerd.<br />

In 1983 vertrokken ze uit Nickerie om<br />

voorgoed in Tamanredjo te gaan wonen.<br />

Geert en zijn vrouw bouwden het<br />

Bruynzeel bouwpakkethuis dat hun vaste<br />

woonplaats werd. De cactuscollectie<br />

werd nu steeds uitgebreider met planten<br />

uit de Caraïben, maar die zijn heel gevoelig<br />

voor het vele vocht in Suriname<br />

en uiteindelijk bleken de melo’s (ook uit<br />

Brazilië) het best te gedijen. Met een Libanese<br />

familie kwam Geert overeen om<br />

voor hen een nieuwe plantage te maken<br />

op Katwijk, waar dan naast koffie en citrus<br />

vooral groenten zouden worden verbouwd<br />

voor een winkel in Paramaribo.<br />

Bloemkool, andijvie en paprika en andere<br />

voor Suriname bijzondere groenten<br />

lukten prima.<br />

In 1992 ging Geert voor 3 maanden<br />

naar Nederland voor de Floriade en om<br />

veel kwekers (Edelman, Hovens) en cactus-<br />

en boekenbeurzen te bezoeken.<br />

Aansluitend was het tijd om zelfstandig<br />

294<br />

en onafhankelijk van anderen te leven<br />

en de aandacht te richten op de tuin. Tot<br />

nu toe is Geert nog dagelijks bezig met<br />

het verzorgen van de planten. De melo’s<br />

groeien, bloeien en geven goede zaden.<br />

Die worden na droging tijdelijk opgeborgen<br />

in sigarendoosjes, voorzien van<br />

soortnaam en veld<strong>nummer</strong> (afb. 8).<br />

Zijn vrouw woont nu in Nederland<br />

in een verzorgingstehuis, maar Geert<br />

wil nog graag in Suriname blijven. De<br />

dame in de warung tegenover zijn huis<br />

blijkt familie te zijn en die let op Geerts<br />

welbevinden,<br />

Toen Se-Sergio en ik van Geert afscheid<br />

hadden genomen en naar de<br />

auto terugkeerden, bleek dat een grote<br />

shovel de enige doorgaande weg 50<br />

cm had uitgediept om een nieuwe asfaltweg<br />

aan te leggen. Vanuit het onverharde<br />

zijstraatje konden we onmogelijk de<br />

hoogte overbruggen, Dus leek het of we<br />

ingesloten waren. Een goedlachse Chinese<br />

opperman (want die zijn de hele<br />

infrastructuur aan het vernieuwen) wees<br />

ons een paadje tussen de struiken door<br />

en een omweggetje naar een aansluiting<br />

die al klaar was. Anders hadden we<br />

wellicht 18 uur moeten wachten. Ze werken<br />

weliswaar in het weekend hard door,<br />

maar zo snel ligt er geen nieuw wegdek.<br />

Literatuur:<br />

Magnin, J.C.A.(2002). Bezoek aan ons<br />

enige Succulentalid in Suriname. Succulenta<br />

81(3): 127-129.<br />

Koperwieklaan 19<br />

2261CL Leidschendam<br />

morree@zigo.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Boekbespreking<br />

Henk Viscaal<br />

A Gallery of Agaves (including variegates)<br />

Door: John Pilbeam<br />

Uitgegeven door: The British Cactus & Succulent Society, <strong>2013</strong><br />

ISBN 978 0 902099 96 8<br />

Taal: Engels 317 pp. Formaat 21,5 X 28,5 cm Prijs € 45.<br />

De schrijver heeft weer een exemplaar<br />

aan zijn gestaag groeiende rij van boeken<br />

toegevoegd. Ditmaal neemt hij het<br />

geslacht Agave onder de loep.<br />

In zijn inleiding memoreert hij HET<br />

standaardwerk over agaves van Gentry<br />

met daarbij een klein resumé over<br />

het gebruik van de plant door de jaren<br />

heen.<br />

In zijn verantwoording van het boek<br />

noemt hij de zachte dwang van zijn<br />

vriend Derek Bowdery als een van de<br />

voornaamste redenen om het boek te<br />

schrijven of moeten we liever zeggen samen<br />

te stellen.<br />

Hierbij noemt hij een groot aantal<br />

mensen die hem, door veel beeldmateriaal<br />

te sturen, het mogelijk gemaakt<br />

hebben om een werk als dit te maken.<br />

Hij besluit dit onderdeel met een kleine<br />

literatuurverwijzing naar het geslacht<br />

Agave.<br />

Beginnend met de verklaring waarom<br />

hij het geslacht Manfreda niet opgenomen<br />

heeft komt hij met een determinatiesleutel<br />

van het geslacht in ondergeslachten<br />

met de daarbij behorende<br />

soorten. Misschien is de sleutel iets anders<br />

dan normaal, maar zeker niet minder<br />

overzichtelijk.<br />

Het hierop volgende hoofdstuk gaat<br />

over de verzorging van de planten, waarbij<br />

de gebruikelijke items als temperatuur,<br />

gieten, bemesting, grondmengsel,<br />

verpotten, vermeerdering en ziektes aan<br />

de orde komen.<br />

Een kaart van de USA en Mexico luidt<br />

het volgende hoofdstuk in, waarop een<br />

opsomming volgt van de diverse staten<br />

die op de kaart voorkomen en de agavesoorten<br />

die daar te vinden zijn.<br />

Vervolgens een lijst van planten met<br />

hun vindplaats. Hierbij zijn de planten<br />

die in het boek afgebeeld zijn in rood<br />

gedrukt.<br />

De tekst bij al deze inleidingen is, de<br />

schrijver eigen, op een humoristische<br />

en lichte manier geschreven. (Je hoeft<br />

je dus niet door deze tekst heen te<br />

worstelen).<br />

We komen dan aan het gedeelte waarvoor<br />

we eigenlijk dit boek aangeschaft<br />

hebben: het illustratieve gedeelte.<br />

In alfabetische volgorde worden de afzonderlijke<br />

soorten afgebeeld. Bij deze<br />

afbeeldingen wordt naast de naam van<br />

de plant de literatuur gegeven van de<br />

eerste beschrijving van de planten, de<br />

vindplaats, de afmetingen, een summiere<br />

verklaring over de plant en tenslotte<br />

waar de plant gefotografeerd is.<br />

Bij sommige foto’s is ook nog een gedeelte<br />

van de biotoop te zien zodat op<br />

die manier de informatie over de planten<br />

meer dan compleet is.<br />

De humor van de schrijver mag geïllustreerd<br />

worden met de laatste foto in<br />

het boek. Hier ondersteunt hij de fotograaf<br />

met een wandelstok.<br />

Voor de liefhebbers van dit geslacht<br />

is het een boek dat zeker de aanschaf<br />

waard is door de duidelijke afbeeldingen<br />

van de planten. Overige liefhebbers hebben<br />

er dan een geweldig mooi kijkboek<br />

bij.<br />

Brinklaan 31<br />

7261 JH Ruurlo<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 295


SUCCULENTENNIEUWTJES<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Kakteen und andere Sukkulenten (64-7) bevat<br />

een artikel over Melocactus evae, een soort<br />

die moeilijk toegankelijk is omdat de groeiplaats<br />

vlakbij Guantanamo Bay ligt. Na een IOS-congres<br />

op Cuba was de organisatie erin geslaagd<br />

om de benodigde vergunningen te verkrijgen,<br />

zodat auteur Holger Wittner deze soort in haar<br />

natuurlijke schoonheid kon bewonderen. Op de<br />

groeiplaats waren deze melocactussen overigens<br />

zeer talrijk. Claus Wunderlich bespreekt bestrijdingsmethoden<br />

voor treurvliegjes (sciara-vliegjes),<br />

waarbij hij de nadruk legt op biologische<br />

bestrijding d.m.v. de bacterie Bacillus thuringiensis<br />

israelensis en de nematode Steinernema feltiae.<br />

Voor- en nadelen van beide middelen worden<br />

genoemd. Jörg Ettelt bespreekt een zevental<br />

cactussen uit zijn verzameling, waarbij het thema<br />

deze keer ‘de noodzaak van bemesten’ is. In een<br />

vrij algemeen artikel gaat Michael Freund in op<br />

winterharde middagbloemen (Aizoaceae). Sommige<br />

soorten, bv. Delosperma congestum, kunnen<br />

in ons klimaat overleven.<br />

In het augustus<strong>nummer</strong> van KuaS (64-8)<br />

neemt Andreas Hofacker de lezer mee naar<br />

een Braziliaans regenwoud waar hij bloeiende<br />

Schlumbergera opuntioides aangetroffen heeft.<br />

Thomas Brand voert de lezer naar La Gomera<br />

alwaar hij Euphorbia aphylla aantrof op de vochtige<br />

hellingen aan de noordkant van het eiland.<br />

Een uitgebreid plantenportret van Aloe marlothii<br />

wordt gepresenteerd door Peter Mansfeld. Een<br />

nieuwe frailea, F. angelicana, wordt beschreven<br />

door Lothar Diers en Volker Schädlich. Deze frailea<br />

werd gevonden in de Braziliaanse staat Mato<br />

Grosso do Sul, in een streek waar ook F. melitae<br />

en Gymnocalycium anisitsii voorkomen. Jörg Lindemann<br />

verhaalt over een privé-project op het<br />

eiland La Désirade (Caribische Zee) teneinde de<br />

daar ooit in groten getale aanwezige Melocactus<br />

intortus te behouden.<br />

Euphorbia World (9-2) bevat slechts 2 artikelen.<br />

Het eerste is een doorwrocht epistel over<br />

Euphorbia polygona. De auteur, Detlef Schnabel,<br />

brengt een taxonomische revisie van deze<br />

soort en euphorbia’s die eraan verwant zijn. Hij<br />

296<br />

erkent de volgende variëteiten en vormen van E.<br />

polygona (nieuwe combinaties zijn voorzien van<br />

een asterisk): var. polygona, var. anoplia*, var.<br />

exilis, var. hebdomadalis, var. minor*, var. nivea,<br />

var. horrida*, var. horrida f. alba*, var. major*, var.<br />

noorsveldensis* en var. striata*. Een determineersleutel<br />

en een tabellarisch overzicht zorgen voor<br />

een verduidelijking van de door Schnabel gepostuleerde<br />

revisie. Het tweede artikel is geschreven<br />

door Julián Molero en Ana María Rovira. Zij bespreken<br />

Euphorbia x fernandez-lopezii en Euphorbia<br />

x jubaeaphylla, twee euphorbia-hybriden<br />

die op La Gomera voorkomen.<br />

In International Cactus Adventures (no. 99,<br />

juli <strong>2013</strong>) brengt José Miguel Acuña een verslag<br />

van zijn bezoek aan de halfwoestijn in de omgeving<br />

van Macambo (Cuba). Michel Brossier heeft<br />

de in Zuid-Afrika en Namibië voorkomende Pachypodium<br />

namaquanum met een bezoek vereerd<br />

en geeft de nodige info over deze soort.<br />

Joël Lodé en Mildred Canales publiceren de<br />

nieuwbeschrijvingen van Cissus salehi, Portulaca<br />

monanthoides en Euphorbia mtolohensis, succulenten<br />

die op Socotra voorkomen. De auteurs<br />

geven voorts enig commentaar op de handelwijze<br />

van hun reisgenoot Alain Rzepecky met betrekking<br />

tot de nieuwbeschrijving van Euphorbia<br />

marie-cladieae.<br />

De inhoud van CaVeKa (26-6) bestaat voornamelijk<br />

uit plantenportretten, en wel van Mammillaria<br />

brandegeei ssp. gabbii (door Freddy Lampo),<br />

Copiapoa mollicula, Mammillaria kunthii, Caralluma<br />

burchardii ssp. burchardii en Notocactus ritterianus<br />

(alle door Paul Neut). Een iets uitgebreider<br />

artikel is van de hand van Helmut Regnat en gaat<br />

over de sedums van Noord-Amerika.<br />

Patrick Bouraine beschrijft in Cactus & Succulentes<br />

(5-1) zijn ervaringen met het buitenshuis<br />

kweken van Cereus aethiops. Norbert Rebmann<br />

bericht over een nieuwe euphorbia die hij<br />

op Madagaskar ontdekt heeft: Euphorbia nicaisei.<br />

In een tabel worden de eigenschappen van de<br />

nieuwe soort en de eraan verwante E. erythrocucullata<br />

naast elkaar geplaatst. De wederwaardigheden<br />

van Hildewintera colademononis, d.w.z.<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


de ontdekking, nieuwbeschrijving, nomenclatorische<br />

omzwervingen en kweekervaringen van<br />

deze fraaie soort worden door Jean-Marc Chalet<br />

belicht. Marc Beugin laat aan de hand van een<br />

aantal voorbeelden de zongerichtheid van cactussen<br />

zien. Jean-Marie Solichon bespreekt een<br />

aantal planten welke hij tijdens zijn reis door Chili<br />

tegenkwam en die de cactussen vergezelden. Dezelfde<br />

auteur brengt een plantenportret van Aloe<br />

rauhii.<br />

Vreebergen 2<br />

9403 ES Assen<br />

* * *<br />

Summary<br />

Rob Bregman<br />

Ludwig Bercht leads things off with looking back at <strong>2013</strong>. We’ve had a cold spring<br />

but a warm and sunny summer.<br />

In his series on the old ‘Verkade’ books from the 1930’s, Theo Heijnsdijk deals<br />

with Euphorbia obesa. The differences with ssp. symmetrica, known since 1941, are<br />

explained. Some abnormal forms are also depicted.<br />

Bertus Spee presents another 4 interesting succulents, viz. Aloe erinacea, Cephalocereus<br />

senilis, Mammillaria crucigera and Quaqua ramosa.<br />

Jan Jaap de Morree studied the arrangement of the filaments in Echinopsis s.l. In<br />

most species there are 2 groups: primary filaments down inside the floral tube and<br />

secondary filaments placed higher in a ring. In a reaction, Ludwig Bercht refers to a<br />

recent molecular study in which the filament arrangement is postulated to be of lesser<br />

taxonomic importance.<br />

Riet Maessen takes us to the botanic garden of Valencia, Spain.<br />

Isabel Larridon reports about a scientific study on the genetic diversity of plants in<br />

cultivation which are threatened in nature.<br />

Henk Ruinaard focuses on Echinocactus horizonthalonius, a common species<br />

from the southern USA. He outlines the variability in spination and flower color.<br />

Jan de Vreede observed some strange features on plants in cultivation.<br />

Ludwig Bercht travelled through the Arches National Park in Utah, USA.<br />

Jan Jaap de Morree visited Melocactus specialist Geert Eerkens in Surinam.<br />

A new book on agaves by John Pilbeam is reviewed by Henk Viscaal.<br />

Wolter ten Hoeve summarizes the contents of other succulent plant journals.<br />

Finally, indexes are given of all authors, article titles and plant names published in<br />

<strong>2013</strong> in this journal.<br />

Hector Petersenstraat 7<br />

1112 LJ Diemen<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 297


Index Auteurs<br />

<strong>2013</strong><br />

Alsemgeest, Wim ...................................................58<br />

Bercht, Ludwig ................................18, 179, 194, 250, 266, 285<br />

Boer, Arjen den. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118<br />

Bonnefond, Jean ..................................................162<br />

Bregman, Rob ..............................47, 95, 151, 154, 199, 247, 2297<br />

Bruijn, Richard de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136<br />

Busch, Leo .......................................................187<br />

Dongen, Peter van .................................................144<br />

Dugardin, Chantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />

Gerloff, Norbert . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />

Heijnsdijk, Theo ...............................3, 51, 99, 155, 178, 203, 251<br />

Hensel, Bart. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127<br />

Hoeve, Wolter ten .............................. 50, 93, 149, 195, 245, 296<br />

Larridon, Isabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216, 272<br />

Maessen - Claessen, Riet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268<br />

Melis, Peter .......................................................241<br />

Meutter, Louis Van de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86, 191, 212<br />

Morree, Jan Jaap de ................... 14, 98, 134, 148, 172, 235, 262, 289<br />

Nierinck, Kamiel ....................................................45<br />

Noltee, Frans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />

Pot, Johan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 230<br />

Pullen, Ton† ..........................................28,71, 73, 180, 210<br />

Richter, Ivana. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75<br />

Ruinaard, Henk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82, 222, 277<br />

Spee, Bertus ...............................12, 56, 106, 140, 160, 208, 260<br />

Steijn, Peter van. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73<br />

Talens, Aiko. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88<br />

Thiele, Herbert .................................................30, 108<br />

Viscaal, Henk ...................................................2, 295<br />

Vreede, Jan de ....................................................283<br />

Vries, Johan de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Zonneveld, Ben . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28, 42,71, 115, 180, 202, 228<br />

298<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Register Jaargang 92 (<strong>2013</strong>)<br />

Artikelen<br />

BOEKBESPREKING<br />

A Gallery of Agaves (includining variegates) .............................295<br />

A journey with Friedrich Ritter along the coast of Chile and Peru ............ 179<br />

Die Gattung Sansevieria .............................................194<br />

Mesembs- The Titanopsis group . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148<br />

INFORMATIEF<br />

A future fot Cacti? .................................................272<br />

De Amerikaans/Mexicaanse grens bij El Paso, Texas. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118<br />

De botanische tuin in Valencia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268<br />

De pachypodiums in Zuid-Madagaskar .................................144<br />

De plantentuin Universiteit Gent .......................................216<br />

Een gelukstreffer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187<br />

Een paar overdenkingen bij het geslacht Neowerdermannia .................30<br />

Het geslacht Cotyledon<br />

(10) Cotyledon barbeyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28<br />

(11) Coryledon woodii ........................................... 71<br />

(12) Cotyledon orbiculata. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />

Het geslacht Gymnocalycium - een overzicht (XXII) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18<br />

Het maken van een harige Jovibarba heuffelii die ook nog rood is ...........115<br />

Het maken van een rode minivorm van Jovibarba heuffelii .................228<br />

In the picture<br />

Groeizame bonsai .............................................134<br />

Bewegende meeldraden bij Turbinicarpus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .172<br />

Jovibarba heuffelii ‘Magic Circle’ verkleurt van geel naar rood ...............42<br />

Leem als substraat ..................................................88<br />

Matucana weberbaueri zorgt voor verrassing .............................73<br />

Meeldraden bij Lobivia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262<br />

Morfologische kenmerken zijn (steeds vaker) van minder belang .............38<br />

Onverwachte ontdekking in Singapore .................................136<br />

Op bezoek bij:<br />

Ludwig Bercht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />

De Hortus van de VU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235<br />

Geert Eerkens .................................................289<br />

Op de vindplaatsen van Copiapoa krainziana en Copiapoa scopulina . . . . . . . . 127<br />

Op zoek naar cactussen uit het geslacht Micropuntia in Nevada .............108<br />

Sierra Chapultepec .................................................140<br />

Succulentennieuwtjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93, 149, 195, 245, 296<br />

Tripsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191<br />

Vetplanten van de Karoo<br />

Knolvormende crassula’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35<br />

Voor het voetlicht ...............................12, 56, 106, 160, 208, 260<br />

Vreemde doorns in de kas ...........................................283<br />

Zaadfotografie en enkele consequenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 299


PLANTEN<br />

Agave albopilosa ...................................................58<br />

Crassula barklyi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178<br />

Crassula columnaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203<br />

Crassula perfoliata var. falcata ..........................................3<br />

Echinocactus horizonthalonius .......................................277<br />

Euphorbia grandicornis .............................................155<br />

Euphorbia obesa ..................................................251<br />

Notocactus haselbergii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131<br />

Parodia haselbergii .................................................. 51<br />

Pelecyphora aselliformis ..............................................99<br />

Pierrebraunia brauniorum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45<br />

Sclerocactus (Ancistrocactus) uncinatus ssp. crassihamatus ................162<br />

Stapelia barklyi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86<br />

Sulcorebutia glomeriseta .............................................64<br />

Tephrocactus alexanderi ............................................. 210<br />

Tridentea gemmiflora ............................................... 212<br />

Uncarina .........................................................241<br />

REDACTIONEEL<br />

Aanvulling op “In the Picture” meeldraden ..............................266<br />

Hardnekkig .........................................................2<br />

Memorabel jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250<br />

Nederland regenland? ..............................................202<br />

Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98, 154<br />

Summary ....................................... 47, 95, 151, 199, 247, 297<br />

Wat een weelde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50<br />

REISVERHALEN<br />

Arches - om nooit meer te vergeten ...................................285<br />

Een bezoek aan het City of Rocks State Park, New Mexico ..................82<br />

Een bezoek aan Chiricahua National Monument Arizona ..................222<br />

300<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Index van afbeeldingen van planten<br />

<strong>2013</strong><br />

A<br />

Adenium<br />

obesum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .143<br />

Agave<br />

albopilosa. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 67<br />

americana var. expansa ...........83<br />

bracteosa .......................67<br />

latifolia ..........................82<br />

lurida. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />

mitriformis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />

parryi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147<br />

ragusae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82<br />

salmiana var. mitraeformis ..........83<br />

titanota .........................61<br />

whitackeri . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .84<br />

willdingii ........................81<br />

yuccaefolia ......................83<br />

Aloe<br />

erinacea ...................... 265<br />

krapholiana .....................18<br />

Ancistrocactus<br />

crassihamatus. . . 169, 170, 172, 174, 176<br />

Ariocarpus<br />

fissuratus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126<br />

Astragalus<br />

crotalariae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119<br />

Aylostera<br />

canacruzensis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44<br />

knizei. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43<br />

B<br />

Beaucarnea<br />

gracilis .........................166<br />

C<br />

Cactus<br />

gibbosus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24<br />

reductus ........................28<br />

Cephalocereus<br />

senilis ........................ 265<br />

Copiapoa<br />

cinerea subsp. haseltoniana . . . . . . 288<br />

humilis .........................62<br />

krainziana . . . . . . . . . . . . .134, 135, 288<br />

scopulina .........132, 133, 134, 135<br />

taltalensis ..................... 288<br />

tenebrosa ..................... 283<br />

Coryphantha<br />

cornifera .......................126<br />

Cotyledon<br />

barbeyi .....................33, 34<br />

barbeyi var. soutpanbergensis ......34<br />

orbiculata. 185, 187, 188, 189, 190, 191<br />

orbiculata ‘Takbok’ ..............189<br />

woodii .......................76, 77<br />

Crassula<br />

´Buddha´s Temple´. . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />

´Jade Necklace´ ..................16<br />

´Moonglow´ .....................16<br />

´Morgan´s Beauty´ . . . . . . . . . . . . . . . . 15<br />

barklyi .................... 183, 184<br />

columnaris ................208, 209<br />

columnaris subsp. prolifera. . . . . . . . 210<br />

columnella .....................211<br />

mesembryanthemopsis. . . . . . . . . . . . 14<br />

nemorosa . . . . . . . . . . . . . . . . . 6, 40, 41<br />

perfoliata var. falcata ...8, 11, 12, 13, 14<br />

saxifraga . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41<br />

umbella. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42<br />

Cylindropuntia<br />

fulgida .........................218<br />

E<br />

Echeveria<br />

cante . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147, 148<br />

simulans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67<br />

strictiflora .......................67<br />

Echinocactus<br />

haselbergii ......................58<br />

horizonthalonius. 277, 278, 279, 280,<br />

281, 282<br />

leeanus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30<br />

Echinocereus<br />

arizonicus subsp. nigrihorridispinus.230<br />

coccineus subsp. rosei ........88, 89<br />

fendleri ........................126<br />

santaritensis .......... 229, 230, 231<br />

Echinopsis<br />

eyriesii ........................ 268<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 301


formosa subsp. bruchii .......... 269<br />

mamillosa var. kermesina ........ 269<br />

oxygona ...................... 268<br />

Epiphyllum<br />

cv “King Midas” .................270<br />

Eriosyce<br />

aurata .........................281<br />

Escobaria<br />

tuberculosa .....................126<br />

vivipara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115, 232<br />

Euphorbia<br />

alcicornis ......................275<br />

grandicornis. 160, 161, 162, 163, 164<br />

horrida ........................112<br />

obesa ....................256, 257<br />

obesa subsp. obesa.259, 261, 262, 263,<br />

........................... 264<br />

obesa subsp. obesa “Rocky Mountain”.<br />

........................... 263<br />

obesa subsp. symmetrica ....260, 261<br />

F<br />

Ferocactus<br />

cylindraceus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />

herrerae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144<br />

hystrix .........................126<br />

robustus .......................165<br />

Ficus<br />

magnolioides . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />

G<br />

Gymnocactus<br />

horripilus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />

Gymnocalycium<br />

berchtii .........................22<br />

gibbosum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25<br />

gibbosum subsp. ferox ............26<br />

gibbosum subsp. gastonii ..........26<br />

gibbosum var. brachypetalum ......26<br />

gibbosum var. chubutense .........26<br />

horstii ........................ 245<br />

morroense .....................272<br />

reductum .......................29<br />

reductum subsp. leeanum var. schatzlianum<br />

..........................31<br />

reductum subsp. sibalii . . . . . . . . . . . . 31<br />

reductum var. leucodictyon. . . . . . . . .29<br />

302<br />

H<br />

Haemanthus<br />

albiflos .........................111<br />

Hechtia<br />

lyman-smithii ...................166<br />

Homalocephala<br />

texensis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283<br />

J<br />

Jovibarba<br />

heuffelii. 49, 120, 121, 122, 233, 234<br />

heuffelii ´Magic Circle´. . . . . . . . . . . . .48<br />

K<br />

Kedostris<br />

capensis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139, 140<br />

L<br />

Larochea<br />

falcata ...........................9<br />

Lobivia<br />

saltensis ..................267, 268<br />

Lophophora<br />

jourdaniana ....................182<br />

williamsii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182<br />

M<br />

Maihuenia<br />

poeppigii. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112<br />

Mammillaria<br />

crucigera. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266<br />

gummifera ................ 126, 146<br />

pectinifera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165<br />

plumosa ........................67<br />

schiedeana .....................214<br />

Matucana<br />

weberbaueri . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79<br />

Mediolobivia<br />

neopygmaea. . . . . . . 192, 193, 194, 195<br />

Melia<br />

azedarach . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274<br />

Melocactus<br />

giganteus ..................... 295<br />

schulzianus .................... 295<br />

Micropuntia<br />

gracilicylindrica ..........116, 117, 118<br />

pulchella . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114<br />

Myrtillocactus<br />

geometrizans . . . . . . . . . . . . . . . . . . .130<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


N<br />

Neowerdermannia<br />

chilensis ........................38<br />

chilensis var. peruviana . . . . . . . . . . . .39<br />

vorwerkii . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 37, 38<br />

Nolina<br />

gracilis .........................166<br />

Notocactus<br />

graessneri . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137<br />

graessneri fa. microdasys .........138<br />

haselbergii ................ 136, 137<br />

O<br />

Oenothera<br />

deltoides . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119<br />

Opuntia<br />

orbiculata ......................130<br />

Orbea<br />

namaquensis ....................92<br />

P<br />

Pachycereus<br />

marginatus ..................61, 130<br />

Pachypodium<br />

densiflorum ............... 150, 152<br />

horombense. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152<br />

lamerei ........................149<br />

rosulatum ......................151<br />

ruthenbergianum . . . . . . . . . . . . . . . .149<br />

Parodia<br />

chrysacanthion. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18<br />

haselbergii ...............56, 57, 60<br />

Pelecyphora<br />

aselliformis.104, 105, 106, 107, 108, 109,<br />

............................110<br />

Peniocereus<br />

greggii .........................131<br />

Pierrebraunia<br />

brauniorum ...................50, 51<br />

Puna<br />

bonnieae. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17<br />

Q<br />

Quaqua<br />

ramosa ....................... 266<br />

S<br />

Saxifraga<br />

cymbalaria .....................111<br />

Sclerocactus<br />

parviflorus. . . . . . . . . . . . . . . . . 291, 292<br />

whipplei ..................254, 293<br />

Sempervivum<br />

montanum ´Cmirals Yellow´. . . . . . . . . 47<br />

Soehrensia<br />

bruchii ....................269, 270<br />

Stapelia<br />

asterias ...................206, 220<br />

barklyi .......................91, 92<br />

pulvinata . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />

Stenocactus<br />

ochoteraneus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147<br />

Sulcorebutia<br />

glomeriseta ...... 54, 70, 71, 72, 73, 74<br />

T<br />

Tephrocactus<br />

alexanderi . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215, 216<br />

Thelocactus<br />

bicolor subsp. bolaensis . . . . . . . . . . . 17<br />

Tridentea<br />

gemmiflora .............218, 219, 220<br />

Turbinicarpus<br />

alonsoi .................177, 178, 214<br />

dickisoniae .....................179<br />

flaviflorus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />

hoferi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />

horripilus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181<br />

klinkerianus ....................181<br />

krainzianus .....................182<br />

macrochele .....................181<br />

pseudomacrochele ..............182<br />

rioverdensis .....................180<br />

schmiedickeanus . . . . . . . . . . . . . . . .158<br />

swobodae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180<br />

viereckii .......................181<br />

U<br />

Uncarina<br />

roeoesliana ................246, 247<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 303


Inlichtingen over het lidmaatschap, de ontvangst van <strong>nummer</strong>s en<br />

adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership, receipt of issues and address changes to:<br />

D.H. Roozegaarde<br />

Banninkstraat 5<br />

7255 AT Hengelo (Gld)<br />

Tel.: +31(0)575 465270<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

Ludwig Bercht Redactioneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250<br />

Theo Heijnsdijk Euphorbia obesa ............................251<br />

Bertus Spee Voor het voetlicht ...........................260<br />

Jan Jaap de Morree In the picture<br />

Meeldraden bij Lobivia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262<br />

Ludwig Bercht Aanvulling op “In the Picture” Meeldraden ......266<br />

Riet Maessen - Claessen De Botanische Tuin in Valencia ................268<br />

Isabel Larridon A future for Cacti? - Een toekomst voor cactussen. 272<br />

Henk Ruinaard Echinocactus horizonthalonius ................ 277<br />

Jan de Vreede Vreemde doorns in de kas ....................283<br />

Ludwig Bercht Arches - Om nooit meer te vergeten ...........285<br />

Jan Jaap de Morree Op bezoek bij.....Geert Eerkens ................289<br />

Henk Viscaal<br />

Boekbespreking<br />

A Gallery of Agaves (including variegates) ......295<br />

Wolter ten Hoeve Succulentennieuwtjes ........................296<br />

Rob Bregman Summary. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297<br />

COLOFON<br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht:<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van de<br />

auteur/illustrator en met een duidelijke<br />

bronvermelding<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Mevr. R. Maessen<br />

Weezenhof 1232<br />

6535 EZ Nijmegen.<br />

E-mail: redactie@succulenta.nl<br />

Hoofdredactie:<br />

C.A.L. Bercht<br />

E-mail: ludwigbercht@hetnet.nl<br />

H.W. Viscaal<br />

E-mail: hwviscaal@gmail.com<br />

Redactie:<br />

R. Bregman<br />

E-mail: R.Bregman@contact.uva.nl<br />

W. ten Hoeve<br />

E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />

J.J. de Morree<br />

E-mail: Morree@ziggo.nl<br />

B.J.M. Zonneveld<br />

E-mail: Ben.Zonneveld@naturalis.nl<br />

Vormgeving: H. W. Viscaal<br />

Druk: Senefelder Misset<br />

Doetinchem<br />

Bij de voorplaat:<br />

Sclerocactus whipplei<br />

Zie artikel pagina 285<br />

Foto: Ludwig Bercht<br />

304<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 277


278<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 279


280<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 281


282<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 283


284<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong>


Clichéfonds<br />

Zaadlijst<br />

<strong>2013</strong> - 2014<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

1


ZAADAANBIEDING<br />

Bijgaand treft u de zaadlijst aan met zowel bekende als onbekende soorten, mogelijk ook voor u verrassingen vanwege soorten<br />

waarvan vrijwel nooit zaden worden aangeboden. Van sommige soorten was de vraag afgelopen jaar dusdanig dat niet aan alle<br />

wensen kon worden voldoen, of dat dit jaar ook het geval is zal de tijd uitwijzen.<br />

Opvallend was afgelopen jaar wel de belangstelling uit China voor vetplanten zaden, mogelijk dat er daar sprake is van<br />

vooralsnog vetplanten koorts, vergelijkbaar met de cactuskoorts die bij ons in de jaren 70 heerste, op iedere vensterbank een,<br />

maar vaak ook veel meer cactussen. Of deze ontwikkeling, die ook gevolgen heeft voor de beschikbaarheid van zaden zicht<br />

doorzet blijft afwachten.<br />

Parallel aan deze ontwikkeling is er ook nog een experiment om zaden voor langer tijd houdbaar te houden. Indien dit succesvol<br />

wordt afgerond ontstaan er veel voordelen, over de resultaten wordt u geïnformeerd.<br />

Indien u voor het eerst gaat zaaien, raad ik u aan om de zaaitips te lezen, die u ook kunt vinden op de website van Succulenta:<br />

http://www.succulenta.nl<br />

In deze zaadlijst is nog steeds gekozen voor de Kakteenlexikon van Backeberg als basis voor de naamgeving van cactussen<br />

en deels de voorgestelde benaming van David Hunt en de geaccepteerde namen die u aantreft in de Succulenta van december<br />

2009.<br />

Voor de andere succulenten wordt het Sukkulentenlexikon van Jacobsen als basis gebruikt. Aparte vermelding verdient het<br />

geslacht Lithops. De soorten met als leverancier HN zijn zaden grotendeels afkomstig van planten uit de vroegere verzameling<br />

van Dr. de Boer. Hierbij is de benaming van Dr. de Boer aangehouden. Hierbij is afgezien van het vermelden van bijzonderheden<br />

van de soort.<br />

Bij een aantal soorten zijn veld<strong>nummer</strong>s vermeld. Op verschillende websites zijn complete overzichten te vinden met<br />

veld<strong>nummer</strong>s, opname hiervan op de website van Succulenta: http://www.succulenta.nl wordt overwogen. Ook is het mogelijk een<br />

veld<strong>nummer</strong> op te vragen via het mailadres zaden@succulenta.nl<br />

De volgende symbolen zijn in de tweede kolom van de lijst gebruikt:<br />

E = G. Eerkens, Commewijne, Suriname; H = Gebr. De Herdt, Rijkevorsel, België; HN = H. Nijmeijer, Stadskanaal; KO= Koehres;<br />

MG= Mesa Garden; P = Piltz; L = Soorten afkomstig van liefhebbers of incidentele leveranciers, eventueel kunt u hun namen<br />

opvragen.<br />

De lijst is verdeeld in de groepen Cactussen en andere Succulenten. Binnen de groepen zijn de geslachten evenals de soorten<br />

alfabetisch gerangschikt. Aan de geslachten is een éénduidige lettercombinatie gegeven, die in de lijst vóór de naam van het<br />

geslacht is vermeld.<br />

Meer dan 45% van de soorten is door liefhebbers geschonken en in het algemeen zelf schoongemaakt. Als u beseft hoeveel tijd<br />

dit hun alleen al heeft gekost is een woord van dank wederom op zijn plaats!<br />

De zaden werden ingezonden door: G. Delanoy; G. Eerkens; P. Ende; L van Erkel; D. Houvenaeghel; M. Huygaerts; F. Katterman;<br />

C.Keizer – Zinsmeester; J. Lauwers; M. Machiels; R. Mayer; P. Melis; H. Nijmeijer; P. van den Oever; G. Peeters; H. Ruinaard; T.<br />

Schoeman; J. Segers; B. Spee; H. van Veen; F. Veenman; K.Zondervan<br />

Het tellen van de zaden wordt onder ander gedaan door F. Veenman, een aantal leden en niet leden die nog niet bekend waren bij<br />

het inleveren van deze kopij. Indien u ook mee wilt tellen, een rustgevende bezigheid, kunt u mij bellen of een e-mail sturen.<br />

De zaden worden zo snel mogelijk verzonden, uiterlijk in januari 2014, heeft u half <strong>februari</strong> nog niets ontvangen dan kunt u contact<br />

met mij opnemen bij voorkeur via het mailadres: zaden@succulenta.nl<br />

Bestellen kan zoals gebruikelijk per post. Ook kunt u een bestelling plaatsen door het zenden van een e-mail met een toegevoegd<br />

Excel bestand, op de website van Succulenta: http://www.succulenta.nl vindt u verdere instructies voor deze wijze van bestellen.<br />

We wensen u veel genoegen met het selecteren van uw bestelling uit de lijst en daarna veel succes met het zaaien.<br />

Berichten over de zaairesultaten zijn welkom, indien u niet tevreden bent dan is verstandig om dit tijdig te laten weten via het<br />

mailadres: zaden@succulenta.nl.<br />

Nieuw: Dit jaar is er weer de mogelijkheid om gemengde zaden te bestellen, het aanbod staat aan het eind van de zaadlijst. Altijd<br />

een uitdaging om te achterhalen welke soorten er allemaal zijn opgekomen en als dat niet lukt is een gemende bak met zaailingen<br />

ook gewoon mooi om te zien. Ook in dit geval zijn het niet de zogenaamde winkeldochters, maar zaden waarvan er gewoon veel<br />

beschikbaar zijn.<br />

Namens het Clichéfonds,<br />

Gerard Rutten<br />

2 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


WIJZE VAN BESTELLEN<br />

Bestellen via de bestellijst: Bestel de soorten door bij de juiste prijsklasse de soorten te vermelden die u wenst te<br />

ontvangen. Geef van deze soorten de geslachtsaanduiding en het <strong>nummer</strong> van de soort op de volgende wijze: MAL<br />

2, 14, SUL 1 t/m 5, 12; AN 1, 3, 6 enz.<br />

In de derde kolom zijn de bijzonderheden vermeld van de soorten wat betreft prijs en hoeveelheden waarin de soort<br />

verkrijgbaar is. Controleer altijd of bij uw bestelling de geslachtsaanduidingen en <strong>nummer</strong>s hebt vermeldt!<br />

1 = Prijs per portie € 0,40<br />

2 = Prijs per portie € 0,60.<br />

3 = Prijs per portie € 1,50<br />

4 = Prijs per portie € 0,40; prijs per 5 porties € 1,50.<br />

5 = Prijs per portie € 0,60; prijs per 5 porties € 2,50.<br />

6 = Prijs per portie € 1,50; prijs per 5 porties € 6,00.<br />

7 = Prijs per portie € 0,40; per 5 porties € 1,50; per 1000 zaden € 6,00.<br />

zpp = zaden per portie. De porties bevatten minimaal het aantal zaden dat bij de soort is aangegeven.<br />

Extra mogelijkheden:<br />

Het is ook mogelijk om 10 soorten van één geslacht of groep van geslachten te bestellen en de keuze van de soorten<br />

aan ons over te laten. In deze gevallen kosten deze 10 porties (verschillend en op naam) € 3, 50. Deze pakketjes<br />

kunt u bestellen door in de daarvoor bestemde ruimte aan de achterzijde van het bestelformulier de gewenste<br />

pakketjes te omcirkelen. Let op: deze pakketjes zijn alleen verkrijgbaar van de aangegeven geslachten en de<br />

keuze van de soorten wordt door ons gedaan!<br />

Indien u voor uitverkochte soorten vervangers wenst te ontvangen kunt u dat aangeven op de daarvoor bestemde<br />

plaatsen.<br />

Toezenden van de zaden is ook mogelijk in een stevig doosje dat past door de brievenbusopening,altijd maar met<br />

name voor vetplantenzaden aan te bevelen. Vergeet niet om dit op het bestelformulier aan te geven, anders worden<br />

de zaden verzonden in de standaardverpakking die minder bescherming geeft voor kwetsbare zaden.<br />

Leden van Succulenta<br />

Vermeld bij het bestellen uw adm. Nr. (lidnr.) dat vermeld staat op het adresstrookje van het tijdschrift Succulenta.<br />

Wacht met de betaling van de zaden op de rekening, deze ontvangt u tegelijk met de zaden. Uw voordeel is, dat u<br />

alleen bestelde soorten ontvangt en geen vervangers, tenzij u dat uitdrukkelijk wenst.<br />

Bestellers die geen lid van Succulenta zijn<br />

Op het bestelformulier kunt u aangeven of u direct bij bestellen betaalt en op welke wijze. Geef wel voldoende<br />

vervangers op. Op verzoek zenden we u eerst een rekening tegen een vergoeding van € 2,-. In dit geval ontvangt<br />

u alleen bestelde soorten en geen vervangers. De zaden worden verzonden na ontvangst van het verschuldigde<br />

bedrag.<br />

Minimumbestelling<br />

Voor elke bestelling geldt een minimum bedrag van € 7,00 per bestelling, exclusief de portokosten van € 1,50. Op<br />

kleinere bestellingen wordt door ons niet gereageerd. U hoort er niets meer over.<br />

Bij een bedrag van de rekening boven € 17,50 exclusief verzendkosten nemen wij de verzendkosten voor onze<br />

rekening. Indien u bestelt voor een bedrag dat vrijwel gelijk is hieraan, kan het bedrag lager uitkomen door het<br />

uitverkocht zijn van enkele soorten, waardoor de verzendkosten alsnog voor uw rekening komen!<br />

Wijze van betaling<br />

In Nederland kunt u betalen door storting van het bedrag, onder vermelding van het nota<strong>nummer</strong>, op Bankrekening<br />

14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta.<br />

Binnen de E.E.R. kunt u kosteloos geld over maken mits u de zogenaamde IBAN en BIC code correct heeft ingevuld<br />

en gekozen hebt voor gedeelde kosten (shared costs).<br />

Bankrekening: 14465 t.n.v. Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />

IBAN nr : NL 22 INGB 0000 014465<br />

BIC code : INGBNL2A (niet meer nodig na <strong>februari</strong> 2014 voor binnenlandse betalingen en <strong>februari</strong> 2016 voor<br />

buitenlandse)<br />

Opmerking : Bij andere manieren van betalen uit het buitenland dient u rekening te houden met eventuele<br />

bankkosten. U gelieve zich hiervan zelf op de hoogte te stellen.<br />

Via een e-mail: Bestelinstructies op andere wijze treft u aan op de website van Succulenta http://www.succulenta.nl<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

3


ACA Acanthocalycium<br />

Gemakkelijk groeiende en bloeiende bolcactussen<br />

uit het noorden van Argentinië. Grote en bijzonder<br />

mooie bloemen. Geschikt voor beginners<br />

en niet kougevoelig.<br />

1 H 1 catamarcense (20zzp) donker grijsgroene plant;<br />

zwarte doorns; paars-gele bloemen<br />

2 P 1 ferrarii (20zzp) donkergroen lichaam; grijze<br />

doorns; bloemen glanzend rood<br />

3 P 1 glaucum (20zzp) P 394 Z. Hualfin; plant blauwer;<br />

zwaardere doorns als P143<br />

4 H 1 glaucum (20zzp) blauwgrijze plant; zwarte<br />

doorns; veel gele bloemen<br />

5 P 2 griseum (20zzp) var. P 49 Sta. Maria; grijze<br />

doorns; gele bloemen<br />

6 H 1 klimpelianum (20zzp) bleekgele doorns; witte<br />

bloemen<br />

7 P 1 peitscherianum (20zzp) P 208 bloemen lila tot wit<br />

8 H 1 peitscherianum (20zzp) witte bloemen<br />

9 P 1 spec. (20zzp) LB 380 oostelijk Quines, San Luis<br />

10 H 1 thionanthum (20zzp) gele bloemen<br />

11 H 1 violaceum (20zzp) tot 8 cm lange doorns<br />

ARI Ariocarpus<br />

Bizar gevormde planten uit Mexico. De soorten<br />

blijven vrij klein en groeien langzaam. Vaak<br />

worden deze soorten geënt. Niet kougevoelig,<br />

maar door de langzame groei en grote penwortel<br />

niet al te gemakkelijk.<br />

1 L 2 agavoides (10zzp) van Tula; Tamaulipas; de<br />

kleinste Ariocarpus; gemakkelijk bloeiend<br />

2 L 2 bravoanus (10zzp) bravoanus Nunez<br />

3 H 2 bravoanus (10zzp) hintonii Roseocactus; prachtige<br />

miniatuurvorm<br />

4 L 2 bravoanus (10zzp) hintonii Roseocactus; El<br />

Herrero<br />

5 H 2 confusus (10zzp) van Aramberri/N.L.; meest<br />

purperen bloemen, zelden wit<br />

6 H 2 fissuratus (10zzp) bravoanus Roseocactus;<br />

prachtige miniatuurvorm<br />

7 H 2 fissuratus (10zzp) Roseocactus; de “levende<br />

rots”; wollige schedel; grote violette bloemen<br />

8 L 2 fissuratus (10zzp) lloydii El Amparo<br />

9 H 2 furfuraceus (10zzp) wollige kop; grote witte bloemen<br />

10 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) albiflorus<br />

Roseocactus; vorm met witachtig roze bloemen<br />

11 L 2 kotschoubeyanus (10zzp) albiflorus<br />

Roseocactus; Tula (TAM)<br />

12 L 2 kotschoubeyanus (10zzp) elephantidens<br />

Roseocactus; groot; bloemen purper; Bella Vista<br />

del Rio<br />

13 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) macdowellii<br />

Roseocactus; klein; bloemen purper<br />

14 H 2 kotschoubeyanus (10zzp) Roseocactus; kleine<br />

plantjes; grote violette bloemen in de herfst<br />

15 L 2 lloydii (10zzp) Roseocactus; lijkt een levende<br />

rots; veel schedelwol; purperen bloemen<br />

16 L 2 retusus (10zzp) elongatus El Huizache<br />

17 L 2 retusus (10zzp) furfuraceus Gen. Cepeda<br />

18 H 2 retusus (10zzp) scherpe driekantige tepels; grote<br />

bleekroze bloemen<br />

19 L 2 retusus (10zzp) van zaad Clichefonds 1999<br />

20 L 2 trigonus (10zzp) Gonzales;lange driehoekige<br />

tuberkels; grote gele bloemen in de herfst<br />

21 L 2 trigonus (10zzp) Aramberri; lange driehoekige<br />

tuberkels; grote gele bloemen in de herfst<br />

22 H 2 trigonus (10zzp) lange driehoekige tuberkels;<br />

grote gele bloemen in de herfst<br />

ARR Arrojadoa<br />

Slanke, klein blijvende zuilen uit noordelijk<br />

Brazilië met fraaie wasachtige bloemen. De planten<br />

zijn kougevoelig en daarom misschien beter<br />

te enten.<br />

1 L 1 albiflora (20zzp)<br />

2 L 1 bahiensis (20zzp) GO 75 type van Mucuge,<br />

Bahia<br />

3 L 1 dinae (20zzp) GO 298 Montezuma,Minas gerais<br />

4 L 1 eriocaulis (20zzp) GO 65 type van Mato<br />

Verde,Minas gerais<br />

5 L 1 hofackeriana (10zzp) GO 232 Piata, Bahia<br />

6 L 1 marylanae (20zzp) GO 72 Sussuarana,Bahia,<br />

unieke planten<br />

7 L 1 rosenbergiana (20zzp)<br />

ART Arthrocereus<br />

Korte zuilvormige cactussen uit Brazilie.<br />

1 L 1 melanurus (20zzp) GO 397 Furnas, Minas<br />

Gerais; rood bruin bedoornde vorm<br />

AST Astrophytum<br />

Zeer geliefde Mexicaanse bolcactussen. De planten<br />

zijn wat vochtgevoelig en daardoor behoren<br />

ze niet tot de gemakkelijke soorten. Rijke bloeiers<br />

in zomer en herfst. Niet kougevoelig.<br />

1 H 2 asterias (20zzp) cv Superkabuto streperige, grote<br />

wollige vlokken<br />

2 L 1 asterias (20zzp) floccosa<br />

3 L 1 asterias (20zzp) nudum doornloze plant; zonder<br />

witte vlokken; 8 vlakke ribben; gele bloemen<br />

4 L 1 asterias (20zzp) doornloze plant; 8 vlakke ribben;<br />

gele bloemen<br />

5 H 1 asterias (20zzp) doornloze plant; 8 vlakke ribben;<br />

gele bloemen<br />

6 H 1 asterias X capricorne (20zzp) zeer mooie<br />

vormen; veel grote bloemen<br />

7 H 1 asterias X capricorne (20zzp) van planten met<br />

een puur groen lichaam; grote areolen<br />

8 H 2 capricorne (20zzp) cv “Crassispinoides” zachte<br />

doorns; zuiver gele bloemen; mooi!<br />

9 H 1 capricorne (20zzp) minor zachte, lange, gebogen<br />

doorns<br />

10 L 1 capricorne (20zzp) minor zachte, lange, gebogen<br />

doorns<br />

11 H 1 capricorne (20zzp) niveum fa. nudum vorm<br />

zonder vlokken; stevige doorns<br />

12 L 1 capricorne (20zzp) zachte, lange, gebogen<br />

doorns<br />

13 H 1 coahuilense (20zzp) dicht wit bevlokt; gele bloemen<br />

met rode keel<br />

14 L 1 hybride (20zzp) (A.asterias superkabuto x<br />

4 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


A.capricorne) x (A.ast. sk)<br />

15 L 1 hybride (20zzp) (A.ast. sk x A.capr.) x (A.ast. sk x<br />

A.coahuilense)<br />

16 H 2 hybride ASCO F2 (20zzp) zeer mooie vormen;<br />

fraai bevlokt<br />

17 L 1 myriostigma (20zzp) columnaire kolomvormig<br />

18 H 2 myriostigma (10zzp) cv “Onzuka” areolen<br />

V-vormig gesierd; fraaie vlokken<br />

19 H 2 myriostigma (10zzp) cv “Onzuka” 4-ribbig<br />

20 L 2 myriostigma (15zzp) cv “Onzuka”<br />

21 H 1 myriostigma (20zzp) fa. 3-ribbig<br />

22 L 1 myriostigma (20zzp) fa.tricostatum 3-ribbig<br />

23 H 1 myriostigma (20zzp) quadricostatum vorm met<br />

aanvankelijk steeds 4 ribben<br />

24 L 1 myriostigma (20zzp) trigonum nudum 3-ribbig;<br />

zonder vlokken<br />

25 L 1 myriostigma (20zzp) de bisschopsmuts<br />

26 H 1 myriostigma (20zzp) de bisschopsmuts<br />

27 L 1 ornatum (20zzp)<br />

28 H 1 senile (20zzp) aureum plant groen; zeer lange,<br />

zachte, gedraaide, goudgele doorns<br />

29 H 1 senile (20zzp) zonder vlokken; lange, zachte,<br />

gedraaide, donkere doorns<br />

AZT Aztekium<br />

Mexicaans geslacht van kleine, uiterst langzaam<br />

groeiende cactussen. De kweek uit zaad is<br />

zeer moeilijk en daarom een uitdaging voor de<br />

ervaren zaaier. Niet kougevoelig. Enten is beter,<br />

omdat anders nauwelijks planten volwassen<br />

zullen worden.<br />

1 L 2 hintonii (5zzp) tussen de 10-15 ribben, geen<br />

smallere secundaire ribben<br />

2 L 2 ritteri (5zzp) Rayones, NL; tussen de 9 -11 ribben<br />

smallere secundaire ribben tot halverwege het<br />

plantlichaam<br />

BLO Blossfeldia<br />

De kleinst blijvende bolcactussen. Bloei is al<br />

mogelijk bij minder dan 1 cm doorsnede. De<br />

kweek uit zaad is moeilijk en enten is aan te<br />

bevelen. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 albiflora (20zzp)<br />

2 P 4 campaniflora (20zzp) donkergroen; areolen witviltig<br />

3 L 1 cyathiformis (20zzp)<br />

4 P 1 formosa (20zzp) plant donker grauwgroen; Rio<br />

las Conchas<br />

5 P 4 liliputiana (20zzp) P 246 Cuesta Miranda<br />

6 L 4 pedicellata (20zzp) plant donkergroen tot bruin;<br />

tot 2 cm groot<br />

7 L 1 spec. Larioja (20zzp) R 717<br />

8 L 1 spec. Miranda (20zzp) Argentinie<br />

9 L 4 spec. Padcaya (20zzp)<br />

10 L 4 spec. Rio Camareo (20zzp)<br />

11 L 1 spec. Zudanez (20zzp) Bolivia<br />

12 L 4 tominensis (20zzp)<br />

13 P 4 vallegrandensis (20zzp) n.n.<br />

BRG Bragaia<br />

Zuilen tot 4 meter hoog. Warmte minnend<br />

1 L 1 estevesii (15zzp) GO 245 Pilao Arcado,Bahia.<br />

Uniek nieuw geslacht, de soort is recentelijk<br />

beschreven<br />

BUI Buiningia<br />

Kort zuilvormige, Braziliaanse planten die een<br />

cephalium vormen. De planten zijn kougevoelig,<br />

maar zeer aantrekkelijk door hun fraaie bedoorning.<br />

1 L 1 aurea (20zzp)<br />

CER Cereus<br />

Zuilcactussen met grote nachtelijke witte bloemen.<br />

Vroeger was het een verzamelgeslacht van<br />

vele zuilen. De meeste soorten zijn eenvoudig te<br />

kweken. Sommige soorten zijn wat kougevoelig.<br />

1 L 1 mirabella (20zzp) GO 94 Barreiras<br />

2 L 1 quadranglaris (20zzp)<br />

CIN Cintia<br />

Monotypisch geslacht, plant met penwortel. Zeer<br />

grote gele bloemen. Niet kougevoelig.<br />

1 L 2 knizei (5zzp) dwergsoort uit Bolivia; lichaam<br />

bruin; bloemen geel; penwortel<br />

CLE Cleistocactus<br />

Slanke zuilen, soms kruipend en soms rechtop<br />

groeiend. Rijk bloeiend met weinig openende<br />

buisvormige bloemen. De kweek is eenvoudig en<br />

de planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 strausii (20zzp) dichte, witte, haarachtige bedoorning;<br />

bloemen wijnrood<br />

COA Cochemiea<br />

Korte zuiltjes met felrode zygomorfe bloemen,<br />

die verwant zijn met Mamillaria. De planten zijn<br />

niet kougevoelig en in verzamelingen niet zeer<br />

algemeen.<br />

1 H 1 maritima (20zzp) plant blauwgroen; doorns roodbruin;<br />

grote scharlaken bloemen<br />

2 H 1 pondii (20zzp) blijft kleiner; dicht bedoornd;<br />

scharlaken bloemen<br />

3 H 1 poselgeri (20zzp) gehaakte doorns, lange, rode,<br />

zygomorfe bloemen<br />

4 H 1 setispina (20zzp) zeer lange, witte haakdoorns;<br />

vermiljoenrode bloemen<br />

COE Coleocephalocereus<br />

Braziliaans geslacht van aan Buiningia verwante<br />

zuilcactussen. De planten worden groter dan<br />

Buiningia. De soorten zijn warmteminnend.<br />

1 L 1 fluminensis (20zzp) paulensis GO 107 São<br />

Sebastiao, São Paulo<br />

COP<br />

Copiapoa<br />

Geel bloeiende, Chileense bolcactussen, die<br />

meestal langzaam groeien. Sommige soorten zijn<br />

vochtgevoelig door hun penwortel. De epidermis<br />

is vaak bijzonder aantrekkelijk van kleur en struc-<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

5


tuur. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 algarrobensis (10zzp) Algarrobal<br />

2 H 2 atacamensis (10zzp) fa. KK 655 van Mejillones;<br />

bredere en scherpere ribben<br />

3 H 2 atacamensis (10zzp) solitair of zodevormende<br />

plant; bloemen wijd open<br />

4 H 1 barquitensis (20zzp) dwergsoort; witwollige schedel;<br />

bloeit rijkelijk<br />

5 H 2 bridgesii (10zzp) kort cylindervormig<br />

6 H 2 calderana (10zzp) fa. grijsgroene plant; dikwoltige<br />

areolen; zware gele bedoorning; zeldzaam<br />

7 L 1 calderana (10zzp) North Caldera; km 910 Pan<br />

Am on both sides of road<br />

8 H 1 cinerascens (10zzp) applanata koppen iets groter<br />

dan type; witgrijze doorns<br />

9 H 2 cinerea (10zzp) albispina witachtige doorns<br />

10 H 2 cinerea (10zzp) later kort zuilvormig; prachtig<br />

berijpt<br />

11 H 2 cuprea (10zzp) plant koperbruin of zwart; zwarte<br />

doorns<br />

12 H 2 dealbata (10zzp)<br />

13 H 2 dura (10zzp) groot lichaam; erg sterke donkere<br />

doorns; grote aanwezige bloemen<br />

14 L 1 echinoides (10zzp) Totoral; 5km west of Totoral<br />

with C. fiedleriana<br />

15 H 2 fiedleriana (10zzp)<br />

16 H 2 grandiflora (10zzp) stevige priemvormige bruinachtige<br />

doorns; grote gele bloemen<br />

17 H 2 haseltoniana (10zzp)<br />

18 H 1 hornilloensis (20zzp) plant helgroen; lange geelbruine<br />

doorns<br />

19 H 1 humilis (20zzp) dwergsoort met penwortel; rijk<br />

geel bloeiend<br />

20 H 2 hypogea (10zzp) dwergsoort; bruingrijze en<br />

rimpelige epidermis<br />

21 H 1 mollicula (20zzp) klein, grijsgroen lichaam; witwollige<br />

schedel<br />

22 H 1 montana (20zzp) bloeit al rijkelijk als kleine plant;<br />

grote bloemen<br />

23 H 1 paposoensis (20zzp) met lange hals<br />

24 H 1 pseudocoquimbana (20zzp) plant groen; zodevormend;<br />

sterke bedoorning<br />

25 H 1 rarissima (20zzp) met lange hals<br />

26 H 2 rupestris (10zzp)<br />

27 H 1 tenuissima (20zzp) dwergsoort; zwartgroene<br />

epidermis; nietige bedoorning<br />

COR Corryocactus<br />

Aan Erdisia verwant geslacht van middelgroot<br />

wordende zuilcactussen uit Peru, Bolivië en Chili,<br />

overdag geopende bloemen en schitterende<br />

kleuren. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 squarrosa (20zzp)<br />

COY Coryphantha<br />

Noordamerikaanse, niet kougevoelige bolcactussen.<br />

De bloemen verschijnen willig uit een<br />

groef boven het areool. Sterke planten die<br />

vaak vorst verdragen. Sommige Escobaria’s en<br />

Lepidocoryphantha zijn hier vermeld.<br />

1 H 1 delaetiana (20zzp) v. L 1230 van Ceballos/Dur.;<br />

bloeit al klein<br />

2 H 1 grandis (20zzp)<br />

3 H 1 hesteri (20zzp) dwergsoort; bloeit gedurende de<br />

hele zomer met dieppaarse bloemen<br />

4 H 1 indensis (20zzp) platrtonde plant; middelgrote<br />

citroengele bloemen<br />

5 H 1 maiz-tablasensis (20zzp) blauwgroene plant;<br />

bloemen geelwit<br />

6 H 1 runyonii (20zzp) Lepidocoryphantha; donker<br />

gestreepte dieproze grote bloemen<br />

DEO Denmoza<br />

Argentijns geslacht waarvan de soorten later kort<br />

zuilvormig worden. Tussen de stevige doorns<br />

ontstaan later haarachtige doorns. Niet kougevoelig.<br />

1 H 1 erythrocephala (20zzp) schuin omhoogstaande<br />

purperachtige bloemen; bruinroodachtige doorns<br />

en veel witte harige doorns<br />

2 H 1 rhodacantha (20zzp) schuin omhoogstaande<br />

purperachtige bloemen; bruinroodachtige doorns<br />

DIC Discocactus<br />

Warmteminnende, cephaliumvormende bolcactussen<br />

met grote nachtelijke, witte, geurende<br />

bloemen. Als ent goed te kweken op voorwaarde<br />

dat de temperatuur hoog genoeg is in de winter.<br />

1 L 1 araneispinus (10zzp)<br />

2 L 1 cephaliociculosus (10zzp) GO 100 Monte Alegre<br />

de Goias, Goias<br />

3 L 1 crystallophilus (10zzp) klein; 6 tot 7 ribben<br />

4 L 1 griseus (10zzp) GO 264 Joao Pinheiro ,Minas<br />

Gerais<br />

5 L 1 horstii (10zzp) klein; met aanliggende nietige<br />

witte doorns<br />

6 L 1 mammillosus (10zzp) ribben tot 22; meer dan 5<br />

doorns<br />

7 L 1 melanochlorus (10zzp) tot 7 cm; 9 - 10 ribben<br />

8 L 1 placentiformis (10zzp) GO 200 Inhai, Minas<br />

Gerais<br />

9 L 1 semicampaniflorus (10zzp) tot 15 cm; 14 ribben;<br />

oude planten bruine doorns<br />

10 L 1 spinosior (10zzp)<br />

11 L 1 subviridigriseus (10zzp)<br />

12 L 1 (10zzp) gemengd<br />

ECA Echinocactus<br />

Groot wordende bolcactussen met krachtige<br />

bedoorning. Bloei is in cultuur zeldzaam. De<br />

bekendste soorten zijn gemakkelijk te kweken.<br />

Niet kougevoelig. Vroeger was dit een verzamelgeslacht<br />

van zeer vele bolcactussen.<br />

1 L 1 grusonii (20zzp) sterk, goudgele doorns<br />

2 H 1 grusonii (20zzp) sterk, goudgele doorns<br />

3 H 1 texensis (20zzp) Homalocephala<br />

ECC Echinocereus<br />

Kort zuilvormige planten uit Mexico en de U.S.A.<br />

De planten zijn veelal weekvlezig en een aantal<br />

soorten verdraagt vorst. Meest eenvoudig te<br />

kweken. De bloemen blijven lang open en zijn<br />

bijzonder mooi.<br />

1 H 1 acifer (20zzp) lange rode bloemen<br />

6 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


2 H 1 adustus (20zzp) kamvormige aanliggende rand<br />

en meest lange bruine middendoorns<br />

3 H 1 amoenus (20zzp) paarskleurige bloemen<br />

4 H 1 armatus (20zzp) zwarte doorns; paarse bloemen<br />

met witte stamper<br />

5 H 1 baileyi (20zzp) brunispinus dichte lange roodbruine<br />

doorns<br />

6 H 1 baileyi (20zzp) caespiticus klein blijvend; sterk<br />

spruitend; wit bedoornd<br />

7 H 1 caespitosus (20zzp) castaneus dicht bruinachtig<br />

bedoornd<br />

8 H 1 carmenensis (20zzp) gele bloemen<br />

9 H 1 chloranthus (20zzp) v. relatief lange purperrode<br />

doorns<br />

10 H 1 coccineus (20zzp) inermis kleine vrijwel doornloze<br />

plant; bloedrode bloemen<br />

11 H 1 dasyacanthus (20zzp) ctenoides abrikoos oranjegele<br />

bloemen<br />

12 H 1 dasyacanthus (20zzp) rectispinus abrikoos oranjegele<br />

bloemen<br />

13 H 1 dasyacanthus (20zzp)<br />

14 L 1 davisii (20zzp) ten zuiden van Marathon, TX<br />

15 L 1 davisii (20zzp) SB 426<br />

16 H 1 engelmannii (20zzp) lange gele doorns<br />

17 H 1 enneacanthus (20zzp) fa. sarissphorus van<br />

Saucillo/Chih; blauwachtige middendoorns<br />

18 H 1 enneacanthus (20zzp) van Saucillo/Chih; lange<br />

centrale doorns; grote paarse bloemen<br />

19 H 1 fendleri (20zzp) boyce-thompsonii een veelribbige<br />

bonter bedoornde vorm<br />

20 L 1 fendleri (20zzp) rectispinus HR 13-009 van Dos<br />

Cabezas Mountains, Az<br />

21 H 1 ferreirianus (20zzp) de lange doorns van onderen<br />

rood<br />

22 H 1 floresii (20zzp) cylindrisch met penwortel; fel<br />

paarse bloemen<br />

23 H 1 gentryi (20zzp) vrijwel doorns; lange roze bloemen<br />

24 H 1 huitcholensis (20zzp) L 1082 lange, iets zygomorfe,<br />

steenrode bloemen<br />

25 H 1 klapperi (20zzp) roodachtige bloemen met<br />

paarse keel<br />

26 H 1 knippelianus (20zzp) kruegeri zachtroze bloemen<br />

in de schedel<br />

27 H 1 ledingii (20zzp) lange neerwaarts gebogen gele<br />

doorns; violette bloemen<br />

28 H 1 longisetus (20zzp)<br />

29 H 1 maritimus (10zzp) zodevormend; helder gele<br />

bloemen<br />

30 H 1 mombergerianus (20zzp)<br />

31 H 1 ochoterenae (20zzp) LAU 624 van Cerro de la<br />

Cobriza/Sin; korte zwarte doorns<br />

32 H 1 pamanesiorum (20zzp) variabele bedoorning;<br />

grote purperen bloemen<br />

33 H 1 parkeri (20zzp) gonzalezii smalle klusters; langere<br />

dichtere doorns<br />

34 L 1 pectinatus (20zzp) v.rubispinus albiflorus slanke<br />

plant; rijk spruitend; wit bloeiend<br />

35 H 1 pulchellus (20zzp) sharpii meer ribben en fijnere<br />

doorns; witte bloemen<br />

36 H 1 purpureus (20zzp) cylinderachtig lichaam; koter<br />

pectinaat doorns; donkerpaarse bloemen<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

37 H 1 rayonensis (20zzp) fa. LAU 1101 slanke plant;<br />

witte doorns; paarsviolette bloemen<br />

38 L 1 reichenbachii (20zzp) perbellus HR 13-005 van<br />

Midland-Odessa, tx<br />

39 L 1 rigidissimus (20zzp) rubispinus rode pectinate<br />

doorns<br />

40 L 1 russanthus (20zzp) fa. fiehnii LAU 1076 Santa<br />

Clara Canyon/Chich; korte doorns<br />

41 H 1 sanpedroensis (20zzp) lange slanke bloem<br />

42 H 1 schereri (20zzp)<br />

43 L 1 stoloniferus (20zzp) tayopensis HR13-052/53<br />

grote gele bloemen<br />

44 H 1 stoloniferus (20zzp) LAU 073 van Guirocoba/<br />

Son; sterk spruitend; gele bloemen<br />

45 H 1 subinermis (20zzp) plant eerst kegelvormig; bijna<br />

doornloos; grote gele bloemen<br />

46 H 1 topensis (20zzp)<br />

47 H 1 triglochidiatus (20zzp) arizonicus dikkere stam;<br />

zeer mooie rode bloemen<br />

48 L 1 triglochidiatus (10zzp) mojavensis uit Torrey,<br />

Utah<br />

49 L 1 triglochidiatus (10zzp) mojavensis fa.”inermis”<br />

van Moab, Utah<br />

50 H 1 viridiflorus (20zzp) montanus klusterende dwergsoort;<br />

dunne doorns; veel bloemen<br />

51 H 1 weinbergii (20zzp) dwergsoort; korte, aanliggende,<br />

roze doorns; bloemen purperrood<br />

ECF Echinofossulocactus<br />

Veelribbige Mexicaanse bolcactussen met<br />

gegolfde ribben. Vroege en rijke bloeiers. De<br />

kweek is eenvoudig en de planten zijn niet kougevoelig.<br />

Ook wel Stenocactus genoemd.<br />

1 H 1 albatus (20zzp) wollige schedel; geel bedoornd<br />

2 H 1 anfractuosus (20zzp) klein, kogelvormig; kleine<br />

bloemen met karmijnrode middenstreep<br />

3 H 1 coptonogonus (20zzp) enige soort zonder golvende<br />

ribben; zware doorns<br />

4 H 1 densispinus (20zzp) dicht bedoornd; witte<br />

zijdoorns en lange bruine middendoorns<br />

5 H 1 dichroacanthus (20zzp) de stevige, afgevlakte,<br />

bovenste doorns zijn eerst robijnrood<br />

6 H 1 guerraianus (20zzp) kan een doorsnede van 20<br />

cm bereiken<br />

7 H 1 hastatus (20zzp) zeer lange meestal donkere<br />

bovendoorns; paarsachtige bloemen<br />

8 H 1 lloydii (20zzp) veelribbig; zeer lange, bleke<br />

bovenste doorns<br />

9 H 1 multicostatus (20zzp) oudere planten kunnen<br />

meer dan 100 smalle, golvende ribben hebben<br />

10 H 1 obvallatus (20zzp) stevige, roodachtige bedoorning;<br />

bloem purperrood<br />

11 H 1 ochoterenaus (20zzp) transparante, witte zij- en<br />

lange gele middendoorns<br />

12 H 1 spec. (20zzp) LAU 1362 van El Salto/Zac.<br />

13 H 1 tricuspidatus (20zzp) korte doorns; gele bloemen<br />

14 H 1 violaciflorus (20zzp) naar boven gebogen bovenste<br />

doorns<br />

ECN<br />

Echinopsis<br />

Veel gekweekte en gemakkelijk te verzorgen<br />

planten met fraaie grote bloemen. Ook soorten<br />

7


van Pseudolobivia en Lobivia kunnen hier zijn<br />

opgenomen. Niet kougevoelig.<br />

1 H 1 calorubra (20zzp) mizquensis Pseudolob.; kleiner;<br />

ongeveer 7 cm lange rode bloemen<br />

2 H 1 calorubra (20zzp) pojoensis Pseudolob.; smaller;<br />

klusterend; oranjerode bloemen<br />

3 L 1 calorubra (20zzp) pojoensis Pseudolob.; smaller;<br />

klusterend; oranjerode bloemen<br />

4 L 1 frankii (20zzp) entstam voor zaailingen<br />

5 H 1 hybr. (20zzp) geschikt als entstam voor zaailingen<br />

6 H 1 mamillosa (20zzp) kermesina Pseudolob.; lange<br />

veelkleurige bloemen<br />

7 L 1 mirabilis (20zzp) Setiechi.; epidermis bruin, kortzuilig;<br />

geurende lange bloem<br />

8 H 1 obrepanda (20zzp) purpurea Pseudolob.; zwaar<br />

bedoornd; enorme purperen bloemen<br />

EPT Epithelantha<br />

Klein blijvende, veelal wit bedoornde bolletjes<br />

met zeer kleine maar leuke bloemen. De zaadbessen<br />

vormen daarna een sieraad op de plant.<br />

Moeilijk op eigen wortel, maar niet kougevoelig.<br />

1 L 1 micromeris (10zzp) neomexicana plant verborgen<br />

onder zeer fijne witte randdoorns<br />

2 L 1 micromeris (10zzp) unguispinus plant verborgen<br />

onder fijne witte doorns; kleine uitstekende zwart<br />

getipte middendoorns; groter dan de type plant<br />

3 L 1 micromeris (20zzp) plant verborgen onder fijne<br />

witte doorns<br />

4 L 1 pachyrhiza (20zzp)<br />

ERE Eriocereus<br />

Slanke zuilen die gemakkelijk bloeien met grote<br />

nachtelijke, witte bloemen. Vaak gebruikt als entstam.<br />

Kweek gemakkelijk. Niet erg kougevoelig,<br />

maar minder sterk als Trichocereus.<br />

1 L 1 jusbertii (20zzp) veel gebruikte bekende entstam<br />

ERI Eriosyce<br />

Groot wordende maar langzaam groeiende bolcactussen<br />

uit Chili. Op eigen wortel moeilijk. De<br />

planten bloeien meestal op latere leeftijd rijkelijk.<br />

Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 eriosyzoides (10zzp) Upper Rio Molles; Rio<br />

Molles at headwaters of canal<br />

2 L 1 floribunda (10zzp) Caleta Junin<br />

3 L 1 heinrichiana (10zzp) setosiflora Q. las Palmas;<br />

at Hazienda Las Palmas in coastal flats<br />

4 L 1 occulta (10zzp) Breas<br />

5 L 1 senilis (10zzp) elquinensis Elqui Valley; 43km<br />

east of La Serena, near old Tar tank<br />

6 L 1 spectabilis (10zzp) Q. Alcodonna; on top of<br />

highest hills, collected by goat herder 1-10-1977;<br />

Atacama; Huasco<br />

7 L 1 taltalensis (10zzp) paucicostata Paposo; on<br />

slopes 8km north Paposo<br />

8 L 1 taltalensis (10zzp) pygmaea North Chanaral;<br />

20km north of Chanaral in yellow quarz outcroppings<br />

ESC Escobaria<br />

Prachtige, klein blijvende bolcactussen die rijkelijk<br />

bloeien en niet kougevoelig zijn. Sommige<br />

soorten kunnen voorkomen onder Coryphantha.<br />

Ideale planten voor liefhebbers met weinig<br />

ruimte.<br />

1 L 1 albispina (20zzp) Zacatecast<br />

2 L 1 bella (20zzp)<br />

3 H 1 chaffeyi (20zzp)<br />

4 L 1 chihuahuensis (20zzp) dicht bruin bedoornd; roze<br />

bloemen<br />

5 L 1 dasyacantha (20zzp) SB 907 presidio co tex<br />

6 L 1 dasyacantha (20zzp)<br />

7 H 1 henricksonii (20zzp) lijkt op M. viperina; bloemen<br />

roze<br />

8 L 1 minima (20zzp) ook wel E. nelliae; klein, spruitend;<br />

dieppurperen bloemen<br />

9 H 1 muehlbaueriana (20zzp) witte doorns met bruine<br />

punt; groene bloemen met bruine strepen<br />

10 H 1 nelliae (20zzp) kleine soort; mooi bedoornd;<br />

purperen bloemen<br />

11 H 1 varicolor (20zzp) variabele doornkleur; vrij zeldzaam<br />

12 L 1 vivipara (20zzp) van Laramie; Co; Wyoming<br />

13 L 1 zilziana (20zzp) lange donker gespitste witte<br />

doorns; groenbruine bloemen<br />

FER Ferocactus<br />

Groot wordende, schitterend bedoornde bolcactussen.<br />

Bloei meestal pas op oudere leeftijd,<br />

maar zeer aantrekkelijk door de forse bedoorning.<br />

Niet kougevoelig en meestal gemakkelijk te<br />

kweken. De groei is niet erg snel.<br />

1 L 1 emoryi (20zzp) tussen Saric and Nogales km 18<br />

km, SON<br />

2 H 1 fordii (20zzp) kleurig bedoornd; violette bloemen<br />

al bij vrij kleine planten<br />

3 L 1 glaucescens (20zzp) fraaie, blauwgroene plant;<br />

lange goudgele doorns<br />

4 H 1 herrerae (20zzp) bruine, gehaakte doorns<br />

5 L 1 macrodiscus (20zzp) fraaie blauwgrijze plant;<br />

bloeit al bij een diameter van 8-12 cm<br />

6 H 1 stainesii (20zzp) pilosus areolen opvallend; veel<br />

witte haren; doorns bloedrood<br />

7 H 1 stainesii (20zzp) areolen wijd gescheiden; rode of<br />

geelrode doorns<br />

8 L 1 swartzii (20zzp) langzame groeier; doorns wijken<br />

af van andere Ferocactussen<br />

9 L 1 townsendianus (20zzp) Santa Rita MEX1<br />

km.185, BCS<br />

10 H 1 viridescens (20zzp) kan al klein bloeien; bloem<br />

groengeel<br />

11 L 1 wislizenii (20zzp) 100 km W van Ciudad Juarezt<br />

MEX2/100.km, CHIH; centrale doorn 10 cm !!!<br />

FRA Frailea<br />

Kleine Zuidamerikaanse bolcactussen. De<br />

meeste soorten zetten zaad zonder dat de bloem<br />

open is geweest. Niet kougevoelig, maar door de<br />

penwortel wel vochtgevoelig.<br />

1 L 1 alacriportana (20zzp) fulvispina FS5<br />

2 L 1 alacriportana (20zzp) var.<br />

8 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


3 L 1 alegratana (20zzp)<br />

4 L 1 asterioides (20zzp) backebergii<br />

5 L 1 asterioides (20zzp)<br />

6 L 1 aureinitensis (20zzp) PR 415 van Cangucu<br />

7 L 1 aureispina (20zzp)<br />

8 L 1 buenekerii (20zzp) GF 620<br />

9 L 1 canauparii (20zzp)<br />

10 L 1 cataphracta (20zzp) South of Quindy<br />

11 L 1 concepciones (20zzp) SM 115 polvorm<br />

12 L 1 glaucescens (20zzp) SCHL 7-218<br />

13 L 1 gracillima (20zzp)<br />

14 L 1 horstii (20zzp) HU 13<br />

15 L 1 ignacionensis (20zzp)<br />

16 L 1 lepida (20zzp)<br />

17 L 1 mammifera (20zzp) minima R 490<br />

18 L 1 pumila (20zzp) WRA 270<br />

19 L 1 pumila (20zzp) WRA 274<br />

20 L 1 pygmaea (20zzp) curvispina MHH 218<br />

21 L 1 pygmaea (20zzp) AH 160<br />

22 L 1 sp de Portorica (20zzp)<br />

23 L 1 tenuissima (20zzp) PR 509<br />

GYM Gymnocalycium<br />

Groot Zuidamerikaans geslacht van bolcactussen<br />

die rijk en langdurig bloeien. De planten gedijen<br />

ook goed bij iets minder licht. Niet kougevoelig<br />

en in het algemeen gemakkelijk. De bloemknoppen<br />

zijn onbedoornd.<br />

1 L 1 achirasense (20zzp) duidelijke stekende heldere<br />

doorns; begin donker; lila bloemen<br />

2 H 1 ambatoense (20zzp) plant donkergrijsgroen;<br />

donker hoorngrijze enigszings gebogen doorns<br />

3 H 1 andreae (20zzp) donkergroen; klusterend<br />

lichaam, veel gele bloemen; gemakkelijk bloeiend<br />

4 H 1 anisitsii (20zzp) lichaam later langachtig; loofgroen;<br />

witte bloemen<br />

5 H 1 asterium (20zzp) paucispinum erg plat; asgrijs<br />

lichaam; slechts 3 doorns in elk areool<br />

6 H 1 baldianum (20zzp) albiflorum wit bloeiende vorm<br />

7 H 1 baldianum (20zzp) bekende roodbloeiende soort<br />

8 H 1 bayrianum (20zzp) vlakke en brede ribben; 5<br />

sterke doorns<br />

9 H 1 berchtii (20zzp)<br />

10 H 1 bicolor (20zzp) omhoogstaande doorn wit, overige<br />

zwart<br />

11 H 1 bodenbenderianum (20zzp) erg plat; bruingroen;<br />

korte roze bloemen<br />

12 H 1 bruchii (20zzp) albispinum spruitend; wit of bruin<br />

bedoornd; bel tot tunnelvormige lavendel witte<br />

bloemen<br />

13 L 1 bruchii (20zzp) niveum<br />

14 H 1 bruchii (20zzp) suzanae<br />

15 H 1 buenekeri (20zzp) lijkt op G. horstii; mat, volvette<br />

plant; dieproze bloemen<br />

16 H 1 comarapense (20zzp) veelribbig; bloem wit met<br />

roze keel<br />

17 H 1 damsii (20zzp) tucavocense scherpe ribben; veel<br />

dieproze bloemen<br />

18 H 1 damsii (20zzp) bloeit het hele seizoen<br />

19 H 1 deeszianum (20zzp) 7 aanliggende doorns; witte<br />

bloemen met zachtroze keel<br />

20 H 1 denudatum (20zzp) fa. de spinne cactus; kromme<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

doorns; 6 tot 7 ribben; enigszins knobbelig<br />

21 H 1 denudatum (20zzp) de spinne cactus; meestal 5<br />

ribben; grote witte bloemen<br />

22 H 1 erinaceum (20zzp) kleine smalle plant; doorns<br />

bruin eindigend met witte punten; bloemen wit<br />

met rode keel<br />

23 H 1 ferrari (20zzp)<br />

24 H 1 friedrichii (20zzp) de zebracactus; dieproze bloemen<br />

25 H 1 gibbosum (20zzp) nobile donkergroene plant;<br />

naaldachtige doorns; grote witte bloemen<br />

26 H 1 gibbosum (20zzp) donkergroene plant; naaldachtige<br />

doorns; grote witte bloemen<br />

27 H 1 glaucum (20zzp)<br />

28 H 1 guanchinense (20zzp) grote klokvormige bruine<br />

roze bloemen<br />

29 H 1 hamatum (20zzp) de krachtige doorns zijn aan<br />

het eind hoekig gekromd<br />

30 H 1 heidiae (20zzp)<br />

31 H 1 horstii (20zzp) roze bloemen<br />

32 H 1 hossei (20zzp) platrond, grijsgroen lichaam;<br />

bloemen wit tot roze<br />

33 H 1 hybopleurum (20zzp) polycephalum<br />

34 H 1 kozelskyanum (20zzp) vlakke plant; bronskleurig,<br />

3 doorns per areool<br />

35 H 1 lagunillacense (20zzp) grote roomwit of zalmkleurige<br />

bloemen met een bloedrode keel<br />

36 H 1 leanum (20zzp) nettrelianum weining aanliggende<br />

vebogen randdoorns<br />

37 H 1 marquezii (20zzp) argentinense lnage gebogen<br />

donkere doorns; heldere bloemen<br />

38 H 1 marquezii (20zzp) gedraaide doorns; zalm of<br />

abrikoos kleurige bloemen<br />

39 H 1 mazanense (20zzp) hossei<br />

40 H 1 mihanovichii (20zzp) albiflorum<br />

41 H 1 mihanovichii (20zzp) filadelfiense grotere plant;<br />

bruinachtig groene bloemen<br />

42 H 1 mihanovichii (20zzp) melocactiforme groter<br />

lichaam<br />

43 H 1 mihanovichii (20zzp) smalle roodgroene plant;<br />

veel contrastrijke witachtig groene bloemen<br />

44 H 1 millaresii (20zzp) grote platte plant; gebogen<br />

zwart doorns<br />

45 L 1 mostii (20zzp) sterk bedoornd; grote roze bloemen<br />

met rode keel<br />

46 H 1 multiflorum (20zzp) grote groene planten; sterke<br />

bedoorning; grote roze bloemen<br />

47 L 1 neuhuberi (20zzp) ribben opvallend verdeeld in<br />

knobbels<br />

48 H 1 nigriareolatum (20zzp) vrijwel witte roze getinte<br />

bloem met groenachtige kelkbladeren<br />

49 H 1 obductum (20zzp)<br />

50 L 1 occultum (10zzp) plant grijsbruin tot olijfkleurig;<br />

langzame groeier<br />

51 L 1 poeschlii (20zzp) vrij recent; donker lichaam<br />

52 H 1 quehlianum (20zzp)<br />

53 H 1 ragonesii (20zzp) kleine rookgrijze platte plant;<br />

54 H 1 riograndensis (20zzp) donkergroene plant; witte<br />

bloemen met blauwrode keel<br />

55 L 1 saglione (20zzp) blauwgroene plant; lange sierlijk<br />

gebogen zwarte doorns<br />

56 H 1 saglione (20zzp) blauwgroene plant; lange sierlijk<br />

9


gebogen zwarte doorns<br />

57 H 1 schatzlianum (20zzp) lichaam donker grijsgroen;<br />

schedel ombedoornd; grote bloemen<br />

58 H 1 sp. (20zzp) HV 1097<br />

59 H 1 sp. (20zzp) HV 1500<br />

60 H 1 sp. (20zzp) HV 2007<br />

61 H 1 sp. (20zzp) HV 664<br />

62 H 1 spec. (20zzp) LAU 503 Andalga/Arg.; gerelateerd<br />

aan G. hybopleurum; geen centrale doorn<br />

63 H 1 spegazzinii (20zzp) blauwgroen lichaam; brede<br />

vlakke ribben; aanliggende doorns<br />

64 H 1 sutterianum (20zzp) grijsgroene plant; bloemen<br />

helder rood<br />

65 H 1 triacanthum (20zzp) bruingroene plant;3 aanliggende<br />

hoorngrijze doorns<br />

66 L 1 uebelmannianum (20zzp) plant snoekgrijs; witte<br />

doorns spinvormig<br />

67 H 1 valniceckianum (20zzp) vervlochten witgrauwe<br />

doorns<br />

68 H 1 vatteri (20zzp) fa. vorm met sterker gekrulde<br />

gebogen aanliggende doorns<br />

69 H 1 vatteri (20zzp) plant grijsgroen; 1 tot 2 doorns;<br />

bloemen vuilwit tot roze<br />

70 H 1 weissianum (20zzp) lange sterke gedraaide<br />

doorns; grote zalmroze bloemen<br />

71 H 1 zegarrae (20zzp) mollige tuberkels; veel grote<br />

bloemen<br />

HAM Hamatocactus<br />

Aan Ferocactus verwante bolcactussen. Ze<br />

worden minder groot en bloeien zeer gemakkelijk<br />

met grote gele bloemen. Kweek is eenvoudig en<br />

ze zijn niet kougevoelig.<br />

1 H 1 hamatacanthus (20zzp) één van de middendoorns<br />

tot 12 cm lang en gehaakt<br />

2 H 1 setispinus (20zzp) orcuttii lange, goudgele<br />

doorns; gemakkelijke bloeier<br />

HIL Hildewintera<br />

Kleine kruipende en/of hangende zuilen die ook<br />

wel bij Borzicactus worden ingedeeld. Bloeit rijk<br />

gedurende de hele zomer. De planten zijn niet<br />

kougevoelig en worden niet zeer groot.<br />

1 L 1 colademononis (20zzp) hangplant; bloem zygomorf<br />

HOR Horridocactus<br />

Zie ook Neochilenia, Neoporteria, Pyrrhocactus<br />

of Thelocephala. De soorten zijn niet kougevoelig.<br />

1 H 1 choapensis (20zzp) platrond; bloemen geel tot<br />

olijfgeel<br />

2 H 1 horridus (20zzp) = H. tuberisulcatus<br />

ISL Islaya<br />

Peruaanse bolcactussen met zeer fraai<br />

gekleurde, opvallende zaadbessen. Op eigen<br />

wortel is de kweek niet zeer eenvoudig. Ook de<br />

kweek uit zaad vereist enige kundigheid.<br />

1 H 1 copiapoides (20zzp) chalaensis alleen een paar<br />

donkere puntvormige doorns; gele bloemen<br />

2 H 1 copiapoides (20zzp) plant blauwgroen; korte<br />

dikke doorns; veel gele bloemen<br />

3 H 1 islayensis (20zzp)<br />

LER Leuchtenbergia<br />

Monotypisch geslacht van planten met penwortel<br />

en driekantige tepels. Zeer grote gele bloemen,<br />

die willig verschijnen bij oudere planten. In de<br />

zomer houden ze van veel water en in de winter<br />

van volkomen droogte. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 principis (20zzp) lange papierachtige doorns;<br />

enorme bloemen<br />

LOB Lobivia<br />

Zie ook Echinopsis. Pseudolobivia is deels<br />

hier en deels bij Echinopsis ondergebracht.<br />

Schitterende bloeiers, maar helaas slechts<br />

enkele uren per bloem. De kweek is eenvoudig<br />

en de planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 amblayensis (20zzp) v.albispina grote oranje<br />

bloemen<br />

2 H 1 backebergii (20zzp) oxyalabastra zwakke<br />

getwiste bleke doorns; donkerkarmijne bloemen<br />

3 H 1 cinnabarina (20zzp) grandiflora donker geelbruine<br />

doorns; donkerrode bloemen met violette<br />

keel<br />

4 L 1 famatimensis (20zzp) sanjuanensis langzame<br />

groeier; gele bloemen; mooie plant<br />

5 H 1 famatimensis (20zzp) fijn dicht bedoornd; langzame<br />

groeier; gele bloemen; mooie plant<br />

6 H 1 haematantha (20zzp) LAU 459 zwarte gebogen<br />

middendoorn; rode bloemen met witte keel<br />

7 H 1 jajoiana (20zzp) frisgroene platte plant; roodachtige<br />

bloemen met donkerviolette keel<br />

8 L 1 jajoiana (20zzp)<br />

9 H 1 lateritia (20zzp) kupperiana zwarte doorns; gele<br />

bloemen; zeldzaam<br />

10 H 1 pentlandii (20zzp) extreem lange doorns; bloemen<br />

van geel tot violet<br />

11 L 1 pugionacantha (20zzp) rossii roze, oranjeof roodachtige<br />

bloemen<br />

12 H 1 tegeleriana (20zzp) incuiensis<br />

13 H 1 tiegeliana (20zzp) cinnabarina helder rode bloemen<br />

LOP Lophophora<br />

Kleine, soms groepen vormende bolcactussen.<br />

In de natuur bevat de wortelhals mescaline. De<br />

planten zijn onbedoornd en bezitten viltige areolen.<br />

Niet kou-, maar wel vochtgevoelig.<br />

1 L 2 diffusa (10zzp) koehresii plant donkergroen;<br />

ribben sterker relief<br />

2 H 2 echinata (10zzp) diffusa plant helder grijsgroen;<br />

vlakke ribben; witachtige bloemen<br />

3 H 2 echinata (10zzp) koehresiana plant donkergroen;<br />

vlakke ribben<br />

4 H 2 williamsii (10zzp) decipiens grotere, langere,<br />

violetroze bloemen<br />

5 H 2 williamsii (10zzp) doornloos; dikke viltige areolen<br />

MAI<br />

Maihueniopsis<br />

Nauw aan Tephrocactus verwante planten uit<br />

10 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


Argentinië. In de laatste jaren is een aantal soorten<br />

van Tephrocactus in dit geslacht geplaatst.<br />

Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 atacamensis (10zzp) stam in knolvormige delen<br />

gesegmenteerd; zodevormend<br />

2 L 1 glomeratus (10zzp) atrospinosus stam in knolvormige<br />

delen gesegmenteerd; zodevormend<br />

MAL Mamillaria<br />

Grootste en meest gekweekte geslacht van<br />

cactussen. Binnen het geslacht bestaat een grote<br />

schakering in vorm, grootte en bloemen. Bloei<br />

meestal in een krans om de schedel. Kweek bij<br />

veel soorten eenvoudig. Niet kougevoelig.<br />

1 H 1 albicoma (20zzp) veel witte, harige borstels, die<br />

de plant geheel verbergen<br />

2 H 1 baumii (20zzp) Dol.; zwavelgele, geurende bloemen<br />

3 H 1 bocasana (20zzp) fa. clustervormend; bloemen<br />

tunnelvormig; rode bloemen<br />

4 L 1 bocasana (20zzp) clustervormend; bloemen tunnelvormig<br />

roomwit tot roze achtig<br />

5 H 1 bocensis (20zzp) vorm met rechte donkerrode<br />

centrale doorn<br />

6 H 1 bombycina (20zzp) glazig witt zij- en rode,<br />

gehaakte middendoorns<br />

7 H 1 caerulea (20zzp) blauwgroene plant; fijne witte<br />

radiale en donkere centrale doorns<br />

8 L 1 candida (20zzp) rosea dichte bedoorning tot 120<br />

centrale doorns; grote roseachtige bloemen<br />

9 L 1 candida (20zzp) v. Guadalcasar<br />

10 H 1 carretii (20zzp) gehaakte middendoorn; witachtige<br />

bloem met roze middenstreep<br />

11 L 1 denudata (20zzp) De Coahuila; witbedoornd<br />

12 H 1 dixanthocentron (20zzp) lange glanzende goudgele<br />

bedoorning; fel karmijnrode bloemen<br />

13 H 1 freundenbergeri (20zzp) grote kogelachtige<br />

plant;grote helgele bloemen<br />

14 H 2 gasseriana (15zzp) dwergsoor; dicht bedoornd; 1<br />

sterek centrale gehaakte doorn<br />

15 L 1 giselae (20zzp) zonder borstelige haren in de<br />

axillen<br />

16 H 1 guelzowiana (20zzp) robustior Krainzia; talrijke<br />

geel tot roodbruine krachtige middendoorns<br />

17 L 1 herrerae (20zzp) dicht wit bedoornd<br />

18 H 1 hertrichiana (20zzp) fa. LAU 082 San Antonio/<br />

Son; vormt grote clusters; mooi<br />

19 L 1 heyderi (20zzp) gedrongen platte plant<br />

20 H 1 johnstonii (20zzp) sancarlensis lange middendoorns<br />

21 H 1 kraehenbuehlii (20zzp) kleine klustervormende<br />

plant; witte doorns; paarse bloemen<br />

22 L 1 lasiacantha (20zzp) witbedoornd<br />

23 L 1 lenta (20zzp) vormt klusters; fijne dichte witte<br />

aanliggende doorns; rozeachtige bloemen<br />

24 H 1 lewisiana (20zzp) smal blauwgroene plant; lange<br />

flauw gedraaide bruine centrale doorns<br />

25 H 1 lindsayi (20zzp) dicht wollige axillen; roodbruine<br />

rechte doorns; geelachtige bloemen<br />

26 H 1 longiflora (20zzp) fa. Krainzia; geelwit bedoornde<br />

vorm<br />

27 H 1 longiflora (20zzp) stampferi Krainzia; doorns en<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

bloemen korter<br />

28 H 1 longiflora (20zzp) Krainzia; lange rode gehaakte<br />

centrale doorns; grote roze bloemen<br />

29 H 2 luethii (5zzp) dichte ronde opstaande tuberkels;<br />

doorns kort, minuscule zacht en wit, niet stekelig;<br />

bloem groot magenta met een witte keel<br />

30 H 1 magalanii (20zzp) fijn en dicht bedoornde dwergsoort;<br />

doorns aanvankelijk roze<br />

31 H 1 marksiana (20zzp) geelgroene plant; areolen<br />

wollig; doorns en bloemen geel<br />

32 H 1 marshalliana (20zzp) blauwgroene platte plant;<br />

veel groengele bloemen<br />

33 H 1 melanocentra (20zzp) runyonii minder bedoornde<br />

vorm; grote donkerroze bloemen<br />

34 H 1 mieheana (20zzp) geel tot witte zij- en honinggeel<br />

tot bruinachtige middendoorns<br />

35 H 1 movensis (20zzp) zwarteachtige rode doorns;<br />

36 H 1 napina (20zzp)<br />

37 L 1 nejapensis (20zzp) axillen met lange witte wol<br />

38 H 2 perezdelarosae (15zzp) veel witte zij- 1 of 2<br />

gehaakte, zwarte middendoorns<br />

39 H 2 plumosa (15zzp) de zogenaamde golf bal vorm<br />

40 H 1 pringlei (20zzp) longicentra lange gedraaide<br />

goudgele middendoorns; dieprode bloemen<br />

41 L 1 prolifera (20zzp) gemakkelig spruitend; bloemen<br />

en vruchten teglijkertijd aan de plant<br />

42 L 1 pseudoperbella (20zzp) veel witte radiale doorns;<br />

korte zwarte centrale doorns<br />

43 H 1 rekoi (20zzp)<br />

44 H 1 rhodantha (20zzp) ruberrima robijnrode doorns;<br />

mooi<br />

45 L 1 schiedeana (20zzp) giselae zonder borstelige<br />

haren in de axillen<br />

46 H 1 schiedeana (20zzp) plant verborgen onder<br />

zachte, gevederde, goudgele doorns<br />

47 H 1 seitziana (20zzp) ongeer 4 doorns de omlaagstaande<br />

het langst<br />

48 H 1 sheldonii (20zzp) zwarte, gehaakte middendoorns;<br />

grote, purperen, geurende bloemen<br />

49 H 1 sinistrohamata (20zzp) 4 gele miidendoorns; de<br />

onderste naar links gebogen<br />

50 H 1 sphaerica (20zzp) Dol.; lange, vlakke tuberkels;<br />

grote bloemen<br />

51 H 1 spinosissima (20zzp) rubens vorm met bloedrode<br />

doorns<br />

52 H 1 tayloriorum (20zzp) erg wollige axillen; roodgetipte<br />

witte doorns; dieproze bloemen<br />

53 H 1 tesopacensis (20zzp) fa. vorm met gele doorns<br />

54 H 1 tesopacensis (20zzp) rubriflora zwartachtige rode<br />

doorns; bleekkarmijne bloemen<br />

55 H 1 tesopacensis (20zzp) rode doorns; gele bloemen<br />

56 L 2 theresae (15zzp) dwergsoort; grote roze bloemen<br />

57 H 1 viperina (20zzp) rijkelijk spruitende zuiltjes; karmijnrode<br />

bloemen<br />

MAM Mamillopsis<br />

Monotypisch geslacht. Dichte, witte bedoorning.<br />

Middendoorns gehaakt. Grote roodoranje<br />

bloemen, die helaas in cultuur niet al te vaak<br />

verschijnen. Niet kougevoelig.<br />

1 H 1 senilis (20zzp) fa. dicht sneeuwit bedoornd; grote<br />

buisvormige witte bloemen<br />

11


2 H 1 senilis (20zzp) dicht sneeuwit bedoornd; grote<br />

buisvormige oranjerode bloemen<br />

MAT Matucana<br />

Zuidamerikaanse bolcactussen met grote, vaak<br />

zygomorfe bloemen. Hier zijn ook Submatucana<br />

en Eomatucana geplaatst. In cultuur zijn de<br />

meeste soorten niet kougevoelig. Over de naamgeving<br />

heerst nogal verwarring.<br />

1 H 1 aureiflora (20zzp) Subm.; lijkt op een Oroya;<br />

korte, rechte, gele bloemen<br />

2 H 1 calliantha (20zzp) Subm.; lange vervlochten<br />

doorns; grote bloemen<br />

3 H 1 cereoides (20zzp) dichte radiale doorns; lange<br />

geelachtige opwaartse gerichte centrale doorns<br />

4 H 1 crinifera (20zzp)<br />

5 H 1 formosa (20zzp) Subm.;<br />

6 H 1 haynei (20zzp) dichte fijne witte radiale doorns;<br />

donker getipte centrale doorns<br />

7 H 1 herzogiana (20zzp) borstelige bedoorning<br />

8 H 1 intertexta (20zzp) Subm.; lange, zygomorfe,<br />

oranje bloemen<br />

9 H 1 madisoniorum (20zzp) pujupatii Subm.; plant<br />

asgrijsgroen; donkerrode bloemen<br />

10 H 1 madisoniorum (20zzp) Subm.; vlakke ribben;<br />

vrijwel doornloos; lange doorns; oranjerode bloemen<br />

11 H 1 multicolor (20zzp)<br />

12 H 1 oreodoxa (20zzp) Subm.; kleine frisgroene plant;<br />

lange actinomorphic; rode bloemen<br />

13 H 1 paucicostata (20zzp) Subm.; lange, gebogen<br />

grijze doorns; bloemen roodachtig<br />

14 H 1 purpureoalba (20zzp) purperroze bloemen<br />

15 H 1 ritteri (20zzp) Subm.; lange, zygomorfe, karmijnrode<br />

bloemen<br />

16 H 1 spec. (20zzp) LAU 173 Subm.; de Rio Crisnejas<br />

17 H 1 tuberculosa (20zzp) Subm.; lange grijze doorns;<br />

rijkbloeiend<br />

18 H 1 weberbaueri (20zzp) flammea Subm.; dicht goudgeel<br />

bedoornd; bloemen oranje<br />

19 H 1 weberbaueri (20zzp) Subm.; dicht goudgeel<br />

bedoornd; bloemen geel<br />

20 H 1 yanganucensis (20zzp) witachtige zijdoorns;<br />

geelbruine middendoorns<br />

MEL Melocactus<br />

Cephalium vormende bolcactussen. In het<br />

algemeen zijn de planten willige groeiers, als de<br />

temperatuur ‘s winters voldoende hoog is. De<br />

planten bloeien pas na vorming van het cephalium,<br />

dus na 10 of meer jaren.<br />

1 E 1 amethystinus (20zzp) HU 270 Brejinho das<br />

Amethystas; Bahia<br />

2 E 1 ammatrophus (20zzp) HU 353 Hd. Grão Mogol<br />

Minas Gerais; breed cephalium van 10cm<br />

3 E 1 amoenus (20zzp) in heuvelgebied ten z. van<br />

Santa Marta N. Colombia; zeer groot; niet M.<br />

Caesius<br />

4 E 1 arcuatispinus (20zzp) HU 424 van Tiguara,<br />

Bahia; opvallende, blauwige soort<br />

5 E 1 axiniphorus (20zzp) BB0 1233 - HU450 bij Vitoria<br />

de Conquista Bahia<br />

6 E 7 bahiensis (20zzp) HU 388 van Machado Portella<br />

Z-Bahia; de echte soort met 4 middendoorns; zie<br />

Succulenta 2012 nr 3 pag 111 ev.<br />

7 E 1 broadwayi (20zzp) zuidelijke eilanden Caribische<br />

eilanden; dicht roodbruin bedoornd; moeilijk;<br />

enten<br />

8 E 1 brongniartii (20zzp) van Honduras; grote rode<br />

vrucht; interessant<br />

9 E 4 brumadoensis (20zzp) BBO 1404 nom. Prov.;<br />

Brumado Z-Bahia<br />

10 E 1 caetitensis (20zzp) HU 124 nom. prov.; bij<br />

Caetité; Z-Bahia<br />

11 E 1 calderanus (20zzp) HU 465 Calderão ZO<br />

Bahia; pracht plant; mooie lichtbruine doorns;<br />

Succulenta 4; 2004<br />

12 L 1 caroli-linnaei (20zzp) AS 2 van Water Com.<br />

Mandeville, Jamaïque; hoge plant<br />

13 E 1 conoideus (20zzp) GD 94 N.van Vitoria da<br />

Conquista Bahia; korte harde bedoorning<br />

14 L 1 conoideus (10zzp) GO 363 Itinga, Minas Gerais;<br />

tweede populatie; 200 km ten zuiden van de<br />

typestandplaats<br />

15 E 1 conoideus (20zzp) HU 183 N.van Vitoria da<br />

Conquista; Bahia; rechte bruine doorns 2 - 3 cm;<br />

1 middendoorn<br />

16 E 1 cremnophilus (20zzp) HU 223 Oostelijke hellingen<br />

Serra do Espinhaco bij Morro de Chapéu;<br />

Centraal Bahia; onderste randdoorn 5 bijna 6 cm<br />

17 E 1 delessertianus (20zzp) Vera Cruz Oost Mexico<br />

18 E 4 depressus (20zzp) HU 482 Penedo Sergipé;<br />

Poco Redondo; bloem zichtbaar bij een klein<br />

cephalium<br />

19 E 1 disciformus (20zzp) HU 132 n.n.; Seabra Bahia<br />

Zuid Brasil; ; kleine bloem helemaal rood<br />

20 E 4 erythracantus (20zzp) HU 220 Morro de Chapéu<br />

Bahia; westelijke hellingen Serra do Espinhacó<br />

21 L 1 fa. ruestii (20zzp) met witte vruchten<br />

22 E 1 ferreophilus (20zzp) HU 217 M. armatus nom.<br />

prov; Lagoa de Boi, Bahia; glanzend zwarte<br />

zaden<br />

23 E 1 florschuetzianus (20zzp) HU 148 Francisco Sá;<br />

Minais Gerais<br />

24 E 1 glauxianus (20zzp) HU 382 = Hovens 86 -130<br />

W. van Itaobam richting Jequitinhonha; Minas<br />

Gerais<br />

25 E 1 griseoloviridis (20zzp) HU 405 N.W. Itamarandiba<br />

Minas Gerais; lichtrozewit vruchtje<br />

26 L 1 guitartii (20zzp) Jatibonico; Cuba<br />

27 L 1 guitartii (20zzp) Manaquitas; Cuba<br />

28 E 4 helvolilanatus (20zzp) HU 444 van Simplicio<br />

Mendes en Santa Antonia Piaui; Succulenta<br />

1976 pag. 262 e.v.<br />

29 E 1 holquinensis (20zzp) van Las Guanas<br />

Guardalavaca Cuba; zeer mooi bedoornd; enten<br />

30 E 4 interpositus (20zzp) FR 1207 Iacu; Bahia; = M.<br />

alex-bragai<br />

31 E 1 itaberabensis (20zzp) HU 464 nom. prov.; 30 km<br />

ten N van Itaberabo Z - Bahia; road 242; mooie<br />

lichtroodbruine bedoorning<br />

32 E 1 krainzianus (20zzp) HU 264 Irecé Bahia; zuilvormige<br />

donkerblauwe plant; zwarte doorns;<br />

moeilijk; enten<br />

12 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


Bestelling van: Dhr/Mevr./Mej: : ..................................................................................................................................................................<br />

Adres: ...................................................................................................................................................................................................................<br />

Postcode : ..........................................................................................................................................................................................................<br />

Plaats: ...................................................................................................................................................................................................................<br />

Lid/Adm. Nr. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

....................................................................................................................................................................................<br />

Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />

Prins Hendrikstraat 15<br />

2641HK Pijnacker<br />

__________________________________________________________________________________________<br />

Ondergetekende wenst de hieronder en aan ommezijde vermelde soorten uit de lijst <strong>2013</strong>-2014 te ontvangen<br />

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

Soorten à € 0,60 Vervangnrs. à € 0,60<br />

Soorten à € 1,50 Vervangnrs à € 1,50<br />

Totaal bestelling:<br />

Betaling:<br />

……… stevige verpakking à € 1,00 = € …………. 0 Als lid Succulenta na ontvangst rekening.<br />

……… soorten à € 0,40 = € …………. 0 Na ontvangst rekening (Extra kosten € 2,-)<br />

……… soorten à € 0,60 = € …………. 0 Betaald op ………………………..<br />

……… soorten à € 1,50 = € …………. Via: ……………………………….<br />

………porties á € 2,50 = € …………. Kruis het juiste vakje aan<br />

……… porties à € 6,00<br />

= € ………….<br />

……… pakketjes à € 3,50<br />

= € ………….<br />

Bijdrage Portokosten beneden € 17,50 = € 1,50<br />

Totaal<br />

= € ………….<br />

LET OP: Minimum bestelling (excl. porto) € 7,00 !!<br />

Handtekening: …………………………………………………………………………………<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

13


Soorten à € 0,40 Vervangnrs. à € 0,40<br />

Porties à € 2,50 Vervangnrs. à € 2,50<br />

Porties à € 6,00 Vervangnrs. à € 6,00<br />

Pakketjes van 10 soorten à €3,50. Van enkele soorten kunt u ook 20,30 of 50 porties bestellen. Deze geslachten zijn dan vaker opgenomen in de<br />

volgende opsomming. Kruis de gewenste geslachten aan.<br />

AST AST COP ECC ECC ECC ECF<br />

FRA FRA GYM GYM GYM<br />

MAL MAL MAL MAT MEL MEL MEL NCH NCH<br />

NEP NOT NOT REB TUR<br />

AN AN LI LI LI LI LI<br />

14 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


Bestelling van: Dhr/Mevr./Mej: : ..................................................................................................................................................................<br />

Adres: ...................................................................................................................................................................................................................<br />

Postcode : ..........................................................................................................................................................................................................<br />

Plaats: ...................................................................................................................................................................................................................<br />

Lid/Adm. Nr. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

....................................................................................................................................................................................<br />

Beheerder Clichéfonds Succulenta<br />

Prins Hendrikstraat 15<br />

2641HK Pijnacker<br />

__________________________________________________________________________________________<br />

Ondergetekende wenst de hieronder en aan ommezijde vermelde soorten uit de lijst <strong>2013</strong>-2014 te ontvangen<br />

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

Soorten à € 0,60 Vervangnrs. à € 0,60<br />

Soorten à € 1,50 Vervangnrs à € 1,50<br />

Totaal bestelling:<br />

Betaling:<br />

……… stevige verpakking à € 1,00 = € …………. 0 Als lid Succulenta na ontvangst rekening.<br />

……… soorten à € 0,40 = € …………. 0 Na ontvangst rekening (Extra kosten € 2,-)<br />

……… soorten à € 0,60 = € …………. 0 Betaald op ………………………..<br />

……… soorten à € 1,50 = € …………. Via: ……………………………….<br />

………porties á € 2,50 = € …………. Kruis het juiste vakje aan<br />

……… porties à € 6,00<br />

= € ………….<br />

……… pakketjes à € 3,50<br />

= € ………….<br />

Bijdrage Portokosten beneden € 17,50 = € 1,50<br />

Totaal<br />

= € ………….<br />

LET OP: Minimum bestelling (excl. porto) € 7,00 !!<br />

Handtekening: …………………………………………………………………………………<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

15


Soorten à € 0,40 Vervangnrs. à € 0,40<br />

Porties à € 2,50 Vervangnrs. à € 2,50<br />

Porties à € 6,00 Vervangnrs. à € 6,00<br />

Pakketjes van 10 soorten à €3,50. Van enkele soorten kunt u ook 20,30 of 50 porties bestellen. Deze geslachten zijn dan vaker opgenomen in de<br />

volgende opsomming. Kruis de gewenste geslachten aan.<br />

AST AST COP ECC ECC ECC ECF<br />

FRA FRA GYM GYM GYM<br />

MAL MAL MAL MAT MEL MEL MEL NCH NCH<br />

NEP NOT NOT REB TUR<br />

AN AN LI LI LI LI LI<br />

16 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


33 L 1 lemairei (20zzp) PCO 4013-01 Azua; Dom.<br />

Republic<br />

34 L 1 lemairei (20zzp) PCO 4042-05 Montecristi Azua;<br />

Dom. Republic<br />

35 E 1 lemairei (20zzp) Azua, Dominicaanse Republiek<br />

Z.; diameter 14 cm; 12 cm hoog; helder groen;<br />

enten<br />

36 E 1 lensselinkianus (20zzp) HU 381 N.O. Itaqbim<br />

Minas Gerais; hardgroene epidermis<br />

37 E 1 lobelii (20zzp) BB 99-418 afslag Boca del Rio<br />

San Francisco; Isla Margarita; mooie bedoorning;<br />

enten<br />

38 E 1 macrodiscus (20zzp) minor HU 741 Cafernaum;<br />

N-Bahia<br />

39 E 4 macrodiscus (20zzp) GD 59 Brejinho das<br />

Amethystas bij Caetité Z-Bahia; groot; platrond;<br />

20 cm diameter; de echte soort; niet HU 269<br />

40 E 1 melocactoides (20zzp) HU 471 Anajé; Z-Bahia;<br />

niet M. violaceus<br />

41 E 4 nagyi (20zzp) van Cuba; zeldzaam; zelfsteriel;<br />

enten!!<br />

42 E 4 neglectus (20zzp) FR 1334 Itaobim Minas<br />

Gerais; dik 15 cm; hoog 12 cm; 1 middendoorn<br />

43 E 1 neryi (20zzp) Tussen Rio Rondon en Pico<br />

Taimacuari; benedenloop Rio Araca; N-Brasil;<br />

breed cephalium ; bloem te zien bij jong cephalium;<br />

zaden diameter 1 mm; de echte soort<br />

44 E 1 obtusicarpus (20zzp) nom. prov.; zeer typische<br />

vrucht; in de kop ingezonken; onbekende vindplaats<br />

45 E 4 oreas (20zzp) GD 16 zijweg van Bravo Jequie<br />

Bahia; mooi bolrond; naaldvormige bedoorning<br />

46 E 4 permutabilis (20zzp) HU 576 Licinio de Almerida,<br />

Bahia West<br />

47 L 1 peruvianus (20zzp) kleinere plant; 20 cm hoog<br />

48 E 1 praerupticola (20zzp) S 001279 Constanza;<br />

Dom. Rep; kleine soort; enten<br />

49 E 4 ruestii (20zzp) van Honduras; grote witte vrucht;<br />

lengte 30 mm en diameter 10 mm<br />

50 L 1 salvadorensis (20zzp) HU 157<br />

51 E 4 salvadorensis (20zzp) jonge doorns oranje bruin<br />

52 E 1 schulzianus (20zzp) AB 1005 Voltzberg<br />

Suriname; lijkt op M. neryi<br />

53 L 1 sp. (20zzp) AT 16 Aruba<br />

54 L 1 sp. (20zzp) HU 576<br />

55 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Venezuela<br />

56 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Garzon; Columbia<br />

57 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Guarica; Columbia<br />

58 L 1 sp. gr. curvispinus (20zzp) Guajira; Columbia<br />

59 L 1 sp.aff. lobelli (20zzp) BB 99-418 Isla Margarita;<br />

Venezuela<br />

60 E 1 spec. (20zzp) BB 79C 16 km z. van Milagres; op<br />

rotsen aan de BR116 hoofdweg<br />

61 E 1 spec. (20zzp) BR 387A vindplaats niet bekend;<br />

zeer mooie kleurige bedoorning<br />

62 E 1 spec. (20zzp) HB 079 Guanambi Z Bahia; zeer<br />

mooi bedoornd<br />

63 E 1 spec. (20zzp) HU 157 Aracatu Bahia; korte harde<br />

doorns<br />

64 E 1 spec. (20zzp) HU 481 van Campina Grande<br />

Paraiba; zuil en bolvormig; naaldvormige doorns<br />

65 E 1 spec. (20zzp) HU 734 van Juazeiro do norte,<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

Ceara; Bahia; niet M. zehntneri<br />

66 E 1 spec. (20zzp) RWB 338 lijkt op M. bahiensis HU<br />

388<br />

67 E 4 spec. (20zzp) platrond; 15 ribben; 11 cm diameter,<br />

8 cm hoog; basis kurkig; doorns brokkelig; 3<br />

middendoorns<br />

68 E 4 spec. (20zzp) 12 cm diameter; 14 cm hoog; 10<br />

ribben; scherpe doorns; 1 middendoorn; witachtig<br />

cephalium; vrucht 20 mm lang; 8 mm dik<br />

69 E 1 spec. Andorinha? (20zzp) Andorinha Bahia; uitgezaaid<br />

als M. brederooianis, die soort is het niet<br />

70 E 1 spec. Aruba (20zzp) 1 middendoorn; kleine plant<br />

71 E 7 spec. Barquisimeto (20zzp) N. Venezuela; zuilvormig;<br />

korte harde gebogen doorns<br />

72 E 1 spec. Brejinho das Amethys (20zzp) HU 269 12<br />

cm diameter; ten zuiden van Caetité; Bahia Zuid<br />

73 E 1 spec. Jequie (20zzp) HU 636 Bahia zo; harde<br />

rechte doorns<br />

74 E 1 spec. K. van Deursen (20zzp) doorns vlijmscherp<br />

2-4 cm, 3 middendoorns, jonge doorns donker<br />

roodbruin; mooi<br />

75 E 1 spec. Papantla (20zzp) Oost-Mexico; enten<br />

76 E 1 spec. Serra Talhada Par. (20zzp) Pernambuco;<br />

bloem blijft in het cephalium steken; bloeit bijna<br />

onzichtbaar<br />

77 L 1 syn. barbarae (20zzp) AHB 40 Aruba<br />

78 L 1 violaceus (15zzp) margaritaceus GO 321<br />

Imbassai ,Bahia<br />

79 L 1 violaceus (20zzp) ritteri GO 240 Jacobina ,Bahia<br />

80 E 1 zehntneri (20zzp) GC 361-05 = HU 161<br />

Flamengo Bahia; kleine vorm; dichte bedoorning<br />

81 E 1 zehntneri (20zzp) HU 471 Anajé; Bahia-Zuid<br />

82 E 1 zehntneri (20zzp) HU 475 tussen Marraville en<br />

Ouro Branco; Alagoas<br />

83 E 1 zehntneri (20zzp) HU 534 N.W. Vitoria de<br />

Conquista- Rio de Contas; Bahia; groeit samen<br />

met HU 532 en HU 533<br />

MIA Micranthocereus<br />

Klein blijvende, zeldzaam mooi behaarde en<br />

bedoornde zuilen. Ze bloeien met vele kleine<br />

bloemen in herfst en winter. De planten zijn<br />

warmteminnend.<br />

1 L 1 densiflorus (20zzp)<br />

2 L 1 polyanthus (20zzp) alvinii<br />

3 L 1 violaciflorus (20zzp) GO 58 ten oosten van Grao<br />

Mogol<br />

MIL Mila<br />

Kleine Peruaanse zuilen, die groepen vormen.<br />

Oudere planten bloeien met gele bloemen. De<br />

soorten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 nealeana (20zzp) klustervormend; dichte bedoorning<br />

2 L 1 pugionifera (20zzp) klustervormend; dichte<br />

bedoorning<br />

NCH<br />

Neochilenia<br />

Zie ook onder Horridocactus, Neoporteria,<br />

Pyrrhocactus en Thelocephala. Vele van deze<br />

Chileense bolcactussen hebben een opvallend<br />

gekleurde epidermis. Niet kou-, maar op eigen<br />

17


wortel wel vochtgevoelig.<br />

1 H 1 aerocarpa (20zzp) fulva dwergsoort; nietige,<br />

vosrode doorns; grote roodachtige bloemen<br />

2 H 1 aspillagai (20zzp) frisgroene plant; heldere<br />

doorns; heldergele bloemen<br />

3 H 1 calderana (20zzp) omhoog gebogen, donkere<br />

doorns; geelwitte bloemen<br />

4 H 1 carrizalensis (20zzp) plant grijsgroen; stevige<br />

gebogen middendoorn<br />

5 H 1 chilensis (20zzp) albidiflora paars violet getinte<br />

gele bloemen<br />

6 H 1 confinus (20zzp) donkergele doorns; glanzende<br />

witte bloemen met rode middenstreep<br />

7 H 1 crispa (20zzp) lichaam zwart grijsgroen;<br />

gedraaide pekzwarte doorns<br />

8 H 1 echinus (20zzp)<br />

9 H 1 eriosyzoides (20zzp)<br />

10 H 1 esmeraldana (20zzp)<br />

11 H 1 floccosa (20zzp) dwergsoort; lichaam bedekt met<br />

wolharen; mooi<br />

12 L 1 krausii (20zzp) zwaarder bedoornd; licht groenachtig<br />

gele bloemen<br />

13 H 1 lembckei (20zzp) wollige schedel; geen middendoorns<br />

14 H 1 malleolata (20zzp)<br />

15 H 1 napina (20zzp) challensis dwergsoort; weinig<br />

pekzwarte doorns<br />

16 H 1 napina (20zzp)<br />

17 H 1 neohankeana (20zzp) fa. van Cerro Pezales<br />

18 H 1 occulta (20zzp) fa. kleine, vrijwel doornloos<br />

groenachtig lichaam; fraaie roze bloemen<br />

19 H 1 occulta (20zzp) kleine, vrijwel doornloos lichaam;<br />

fraaie roze bloemen<br />

20 H 1 odieri (20zzp) fa. pseudoreichei krachtiger<br />

bedoornd; veel bleek roze bloemen<br />

21 H 1 residua (20zzp) klein heldergroen lichaam; bruine<br />

doorns; geelachtige bloemen<br />

22 H 1 scoparia (20zzp) klein lichaam; zwarte doorns;<br />

veel witte bloemen met rode stigma lobben<br />

23 H 1 spec. (20zzp) van El Tofo<br />

24 H 1 taltalensis (20zzp) fa. paars lichaam; lange,<br />

zware, zwarte doorns; bloemen violet<br />

25 H 1 taltalensis (20zzp) fa. lange, zware, zwarte gebogen<br />

doorns; bloemen violet<br />

26 L 1 taltalensis (20zzp) lange, zware, zwarte doorns;<br />

bloemen violet<br />

27 H 1 vallenarensis (20zzp) veel geelachtige bloemen<br />

met helderkarmijn kleurige middenstreep<br />

28 L 1 vexata (20zzp) zeer variabele dwergsoort; zeldzaam<br />

29 H 1 vexata (20zzp) zeer variabele dwergsoort; zeldzaam<br />

NEP Neoporteria<br />

Zie ook Neochilenia, Horridocactus,<br />

Pyrrhocactus en Thelocephala. Chileense bolcactussen<br />

die vaak in de winter bloeien. De planten<br />

vallen op door de vaak opvallend gekleurde<br />

epidermis en de afwisselende bedoorning. Niet<br />

kougevoelig.<br />

1 H 1 atrispinosa (20zzp) fijne, witte zij- en steviger<br />

pekzwarte middendoorns<br />

2 H 1 castanea (20zzp) kastanje bruine doorns<br />

3 H 1 castaneoides (20zzp) frisgroene plant; dicht<br />

goudgeel bedoornd<br />

4 H 1 cephalophora (20zzp) dwergsoort; dicht, geelachtig<br />

en haarachtig bedoornd<br />

5 H 1 clavata (20zzp) procera frisgroen; stevige doorns;<br />

violetrode bloemen<br />

6 H 1 clavata (20zzp) frisgroen; stevige doorns; violetrode<br />

bloemen<br />

7 H 1 coimasensis (20zzp)<br />

8 H 1 laniceps (20zzp) gele of zwarte doorns<br />

9 H 1 litoralis (20zzp) intermedia veel lange flexibele<br />

gele doorns; veel bloemen<br />

10 H 1 nigrihorrida (20zzp) wordt groot; zware donkere<br />

doorns; bloemen karmijnkleurig<br />

11 H 1 sociabilis (20zzp) priemachtige donkere doorns<br />

de plant omhullend<br />

12 H 1 wagenknechtii (20zzp) napina stevige geelbruine<br />

bedoorning<br />

13 H 1 wagenknechtii (20zzp) stevige geelbruine<br />

bedoorning<br />

NOT Notocactus<br />

Gemakkelijke en schitterend bloeiende bolcactussen,<br />

waarvan de meeste soorten niet<br />

erg groot worden. De planten kunnen toe met<br />

iets minder licht. Hier zijn ook soorten van<br />

Brasilicactus, Eriocactus en Wigginsia vermeld.<br />

1 L 1 agnetae (20zzp)<br />

2 L 1 apricus (20zzp) fa. caespitosus GF 1252<br />

3 L 1 bregmannianus (20zzp)<br />

4 H 1 catharinae (20zzp)<br />

5 H 1 claviceps (20zzp) de lange goudegele doorns in<br />

de schedel inelkaar gevlochten<br />

6 L 1 concinnus (20zzp) grote gele bloemen<br />

7 L 1 concinus (20zzp) acequa GF 210<br />

8 L 1 densispina (20zzp) PR 519<br />

9 L 1 glaucinus (20zzp) gracilis HU 62<br />

10 H 1 graessneri (20zzp)<br />

11 H 1 haselbergii (20zzp) dichte witte doorns; veel<br />

rode bloemen<br />

12 L 1 haselbergii (20zzp)<br />

13 L 1 herterii (20zzp) grote planten; geelachtige bruine<br />

doorns; helderlila bloemen<br />

14 L 1 horstii (20zzp) wollige kroon; rode bloem<br />

15 L 1 incomptus (20zzp) HU 96<br />

16 L 1 incomptus (20zzp)<br />

17 H 1 kovaricii (20zzp) Malocarpus<br />

18 L 1 leninghausii (20zzp) kort bedoornt<br />

19 H 4 leninghausii (20zzp) Erioc.; lange, goudgele,<br />

borstelige doorns; rijke bloeier<br />

20 L 1 linkii (20zzp) WRA 281<br />

21 H 1 magnificus (20zzp) Erioc.; lange, goudgele,<br />

borstelige doorns; rijke bloeier<br />

22 L 1 minisculus (20zzp) GF 185<br />

23 L 1 ottonis (20zzp) bloeit de hele zomer met glanzend<br />

gele bloemen<br />

24 L 1 oxyconstats (20zzp) FS 92<br />

25 L 1 ritterianus (20zzp) GF 313<br />

26 L 1 roseiflorus (20zzp)<br />

27 H 1 roseoluteus (20zzp) roze bloemen met een geel<br />

hart; zeer mooi!<br />

18 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


28 L 1 schlosseri (20zzp)<br />

29 H 1 scopa (20zzp) veel witte zijdoorns; roodachtige<br />

middendoorns; gele bloemen<br />

30 L 1 sp (20zzp) KRA 21<br />

31 L 1 sp (20zzp) WG 69<br />

32 H 1 sucineus (20zzp) kleinblijvende soort; grote gele<br />

bloemen<br />

33 L 1 tabularis (20zzp) nigrispinus<br />

34 L 1 uebelmannianus (20zzp) vlakke ribben; grote<br />

glanzende violette bloemen<br />

35 L 1 uebelmannianus (20zzp) vlakke ribben; grote<br />

glanzende violette bloemen<br />

36 L 1 vanvlietii (20zzp)<br />

37 L 1 vargasensis (20zzp)<br />

38 H 1 warasii (20zzp) Erioc.; gelijk aan Erioc. magnificus;<br />

minder ribben, groen lichaam; goudgele<br />

doorns<br />

39 L 1 winkeleri (20zzp)<br />

OBR Obregonia<br />

Monotypisch geslacht van platronde planten. De<br />

planten zijn gemakkelijker te kweken dan b.v.<br />

Ariocarpus. Ze zijn niet kougevoelig en bloeien<br />

willig uit de wollige schedel.<br />

1 H 1 denegrii (10zzp) eigenaardige, driekantige wratten;<br />

zeer wollige schedel<br />

ORO Oroya<br />

Peruaanse bolcactussen met vaak bijzonder<br />

mooie tweekleurige bloemen. De kweek is niet<br />

moeilijk en de planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 H 2 neoperuviana (20zzp) honinggele doorns; rode<br />

tot karmijnkleurige bloemen<br />

PAR Parodia<br />

Geslacht van veelal vrij klein blijvende bolcactussen<br />

uit Zuid-Amerika. Kleurrijke en afwisselende<br />

bedoorning. Bloei gedurende de gehele zomer.<br />

Niet kougevoelig. Niet te warm zaaien geeft de<br />

beste resultaten.<br />

1 H 1 aureicentra (20zzp) omniaurea lange dichte<br />

goudgele doorns; roodachtige bloemen<br />

2 H 1 aureicentra (20zzp) stevige, geelbruine, gebogen<br />

middendoorns; bloemen bloedrood<br />

3 H 1 comarapana (20zzp) slechts 1 bruinachtige<br />

middendoorn in de schedel doorelkaar heen<br />

uitstaand<br />

4 H 1 herzogiana (20zzp)<br />

5 H 1 lauii (20zzp) roodbruine, gehaakte doorns; karmijnrode<br />

bloemen<br />

6 H 1 mutabilis (20zzp)<br />

7 H 1 penicillata (20zzp) goudgele doorns<br />

8 H 1 penicillata (20zzp) witte doorns<br />

9 H 1 schwebsiana (20zzp) kleine roodachtige bloemen<br />

10 H 1 variicolor (20zzp) stevige middendoorns variërend<br />

van geelbruin tot zwart<br />

PED<br />

Pediocactus<br />

Geslacht van in de natuur winterharde bolcactussen<br />

uit de U.S.A. Het kweken van deze planten<br />

vergt enige deskundigheid. Vaak ent men de<br />

planten.<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

1 L 2 knowltonii (5zzp) klein blijvend plant;<br />

2 L 2 peeblesianus (5zzp) menzeli kurk/sponsachtige<br />

doorns; centrale doorns 0,5 - 2,5 cm; randdoorns<br />

krullend<br />

3 MG 2 simpsonii (10zzp) minor RP 4 Ouray Co, Colo.,<br />

hele kleine plantjes<br />

4 MG 2 simpsonii (10zzp) minor Boulder, CO, helder<br />

witte doorns, super<br />

5 MG 2 simpsonii (10zzp) RP 101 Pancake Range, NV,<br />

onder Alsem<br />

6 L 2 simpsonii (10zzp) Monticello, Utah<br />

PEL Pelecyphora<br />

Kleine bolcactussen met korte, pectinate<br />

bedoorning. Sommige soorten worden ook wel<br />

ingedeeld bij Gymnocactus, Normanbokea of<br />

Turbinicarpus. De soorten zijn niet kougevoelig,<br />

maar op eigen wortel wel vocht gevoelig. Kweek<br />

uit zaad is vrij moeilijk.<br />

1 L 2 aselliformus (10zzp) dieppaarse bloemen<br />

2 L 2 strobiliformis (10zzp) denne-appel vormige plant;<br />

dieppaarse bloemen<br />

PIL Pilosocereus<br />

Geslacht van schitterend berijpte en behaarde<br />

zuilcactussen. De meeste soorten zijn warmteminnend.<br />

De bloemen verschijnen pas op latere<br />

leeftijd en ruiken vaak onaangenaam.<br />

1 L 1 aurisetus (20zzp) spp suphutianus GO 54 Faz<br />

Maria ,Minas gerais<br />

2 L 1 aurisetus (20zzp) GO 33 Olhos Dàgua,Minas<br />

Gerais<br />

3 L 1 densiareolatus (20zzp) GO 21 Engenheiro<br />

Dolabella,Minas Gerais<br />

4 L 1 fulvilanatus (20zzp) spp vanheekianus GO 53<br />

Itacambira, Minas Gerais<br />

5 L 1 occultiflorus (20zzp)<br />

6 H 2 palmeri (20zzp) zuilvormige blauwgroene plant<br />

PYR Pyrrhocactus<br />

Zie ook Horridocactus, Neochilenia en<br />

Neoporteria. Mooie zwaar bedoornde planten<br />

met fraaie klokvormige bloemen. De soorten zijn<br />

niet kougevoelig, maar men ent ze vaak.<br />

1 H 1 andreaenus (20zzp) lange, pekzwarte doorns;<br />

rode bloem, van binnen geelachtig<br />

2 H 1 atroviridescens (20zzp)<br />

3 H 1 bulbocalyx (20zzp) stevige roodbruine doorns,<br />

naar boven gebogen<br />

4 H 1 catamarcensis (20zzp) LAU 505 van Sierra<br />

Mazan/Arg.; donkere, stevige doorns<br />

5 P 1 copiapoides (20zzp) n.n. donker; ruw; hoornkleurige<br />

doorns<br />

6 H 1 dubius (20zzp) priemende, naar boven gebogen<br />

heldere doorns met donkere punten<br />

7 H 1 megliolii (20zzp) grijsgroene plant; grijsviolette<br />

doorns; roze bloemen<br />

8 H 1 sanjuanensis (20zzp) zware, roodbruine,<br />

opwaarts gebogen doorns met donkere punten<br />

9 H 1 spec. (20zzp) HV <strong>2013</strong><br />

10 H 1 strausianus (20zzp) naar boven gebogen, roestkleurige,<br />

priemende doorns<br />

19


11 L 2 umadeave (20zzp) marayesensis duidelijke<br />

stekende blauw-grijszwarte doorns<br />

12 H 1 vertongenii (20zzp) dwergsoort; plant loodgrijs;<br />

zwarte doorns; bloemen geelachtig<br />

REB Rebutia<br />

Hieronder zijn ook de geslachten Aylostera en<br />

Mediolobivia geplaatst. De planten bloeien vroeg<br />

in het voorjaar met relatief zeer grote bloemen.<br />

De soorten zijn zeer bloeiwillig, niet kougevoelig<br />

en gemakkelijk te kweken.<br />

1 H 1 albipilosa (20zzp) Ayl.; krachtige geelbruine<br />

gebogen middendoorns; bloedrode bloemen<br />

2 H 1 atrovirens (20zzp) zecheri Mediolob;<br />

3 H 1 pygmaea (20zzp) knizei Mediolob;<br />

4 H 1 blossfeldiana (20zzp) Ayl.;<br />

5 H 1 brunescens (20zzp) Mediolob;<br />

6 H 1 buiningiana (20zzp) Ayl.; bruinte getipte witte<br />

doorns; oranje roze bloemen<br />

7 H 1 einsteinii (20zzp) Mediolob;<br />

8 H 1 graciliflora (20zzp) Ayl.;<br />

9 H 1 haagei (20zzp) mudanensis Mediolob.; fijne witachtige<br />

aanliggende doorns; blank zalmkleurige<br />

bloemen<br />

10 H 1 heliosa (10zzp) condorensis Ayl.; korte doorns;<br />

spinachtig; donkerrode bloemen<br />

11 L 1 heliosa (15zzp) Ayl.; dichte witachtige doorns;<br />

bruine areolen; pectinaat; oranje-rode bloemen<br />

12 H 1 hoffmannii (20zzp) Ayl.; vergelijkbaar met A.<br />

spinosissima; dichte witachtige doorns; oranje<br />

bloemen<br />

13 H 1 ithyacantha (20zzp) Ayl.;<br />

14 H 1 jujuyana (20zzp) Ayl.;<br />

15 H 1 krainziana (20zzp) fa. zaden van goudgeel bloeiende<br />

planten<br />

16 H 1 marsoneri (20zzp) dicht geelbruin bedoornd;<br />

grote kanariegele bloemen<br />

17 H 1 minuscula (20zzp) klusterende dwergsoort; veel<br />

korte doorns; veel rode bloemen<br />

18 H 1 muscula (20zzp) Ayl.; verborgen onder zachte,<br />

witte borstels; oranje bloemen<br />

19 H 1 paznaensis (20zzp) Mediolob;<br />

20 H 1 pygmaea (20zzp) Mediolob.; fijne, aanliggende,<br />

heldere doorns met donkere basis<br />

21 H 1 violaciflora (20zzp) geeelachtige, borstelige<br />

bedoorning; bloemen violet<br />

22 H 1 violascens (20zzp) Mediolob.; plant grijsgroen;<br />

bloem roodachtig<br />

SCL Sclerocactus<br />

In ons klimaat moeilijk te kweken planten uit de<br />

U.S.A. De planten verdragen in de natuur vorst<br />

en vereisen zeer veel licht. Een uitdaging voor de<br />

echte zaaispecialist!<br />

1 MG 2 glaucus (10zzp) DJF1185 Mesa Co, Colo<br />

2 MG 2 glaucus (10zzp) SB 1750 kleine klusterende<br />

vorm<br />

3 MG 2 havasupaiensis (10zzp) RP 123 Coconino Co,<br />

zeer dichte bedooring, vaak rood<br />

4 MG 2 mesae-verdae (10zzp) SB 71 Montezuma Co,<br />

Colo.<br />

5 MG 2 polyancistrus (10zzp) Z Tonapah, Nv, dichte rode<br />

doorns<br />

STO Strombocactus<br />

Monotypisch geslacht van klein blijvende bolcactussen.<br />

De kweek is niet gemakkelijk. In grotere<br />

porties dicht zaaien, daarom bevatten de porties<br />

meestal minimaal 50 zaden. Niet kougevoelig.<br />

1 L 3 disciformis (50zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />

bedoorning<br />

2 H 3 disciformis (50zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />

bedoorning<br />

3 P 3 pulcherrimus (25zzp) schijfvormig; zachte, nietige<br />

bedoorning; rode bloemen<br />

SUL Sulcorebutia<br />

Aan Rebutia verwante, klein blijvende bolcactussen.<br />

Niet kougevoelig, maar door hun penwortel<br />

wel vochtgevoelig. Het zijn prachtige en<br />

gemakkelijke bloeiers. Voor onkiemen zijn sterke<br />

temperatuurwisselingen, ook lage temperaturen,<br />

een voorwaarde voor ontkiemen.<br />

1 P 2 arenacea (10zzp) doorns roze; bloemen dotterbloemgeel<br />

2 P 2 breviflora (10zzp) ssp. haseltonii HS 144 gele<br />

bloemen<br />

3 P 2 menesesii (10zzp) v. kamiensis HS 188<br />

Charahuayto<br />

4 L 2 vargasii (10zzp) WK 995 gele bloemen<br />

THE Thelocactus<br />

Noordamerikaanse bolcactussen met knobbelige<br />

ribben en vaak grote attractieve bloemen.<br />

De kweek is meestal gemakkelijk en de meeste<br />

soorten bloeien gemakkelijk en langdurig. De<br />

soorten zijn niet kougevoelig.<br />

1 H 1 bicolor (20zzp) tricolor prachtige purperrode en<br />

gele doorns<br />

2 H 2 bueckii (20zzp) donkere epidermis; lange bruinachtige<br />

doorns; purperen bloemen<br />

3 H 1 flavidispinus (20zzp) dicht goudgeel bedoornd;<br />

grote violette bloemen<br />

4 H 2 freudenbergeri (15zzp) grote tuberkels; lange<br />

doorns; violette bloemen<br />

5 H 2 garciae (20zzp)<br />

6 H 2 hastifer (15zzp) slankkegelige plant; opgerichte<br />

middendoorns; violetroze bloemen<br />

7 L 1 hexaedrophorus (20zzp) v.fossulatus<br />

8 L 1 hexaedrophorus (20zzp)<br />

9 H 1 matudae (20zzp) lange, zachte tuberkels; grote<br />

diepviolette bloemen<br />

10 H 1 nidulans (20zzp) grijsgroen; extreem lange<br />

asbestkleurige versnipperde doorns<br />

11 L 1 phymatothelos (20zzp)<br />

12 H 1 rinconensis (20zzp) ongeveer 13 gehoekte<br />

ribben; donkere doorns; bloemen witachtig<br />

13 H 1 saussieri (20zzp) platronde plant; lange priemende<br />

doorns; bloemen purper<br />

14 H 1 tulensis (20zzp) plant donkergroen; lange grijsbruine<br />

doorns; bloemen donkerroze<br />

15 H 1 wagnerianus (20zzp) nieuwe doorns rood, later<br />

goudgeel<br />

20 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


TOU Toumeya<br />

Tegenwoordig ook bij Pediocactus geplaatst<br />

geslacht van kleine bolcactussen. De enige soort<br />

heeft lange papierachtige doorns. De kweek is op<br />

eigen wortel moeilijk en daarom wordt de zaailing<br />

vaak geënt.<br />

1 MG 2 papyracantha (10zzp) RP 119 Hudspeth Co,<br />

TX, komt voor in zoutpannen<br />

2 MG 2 papyracantha (10zzp) RP 91 Otero Co, NM,<br />

roze bloemen<br />

TRI Trichocereus<br />

Groot geslacht van uiterlijk zeer verschillende<br />

zuilen uit Zuid-Amerika. Meestal gemakkelijke<br />

groeiers en niet kougevoelig. Vele soorten<br />

worden gebruikt als onderstam, hetgeen wijst<br />

op de sterkte van deze planten. Zeer grote witte<br />

bloemen.<br />

1 L 1 lobivioides (20zzp) grandiflorus 12 cm roodoranje<br />

bloem<br />

2 L 1 pachanoi (20zzp) kort; grote witte bloemen.<br />

TUR Turbinicarpus<br />

Kleine, zeer bloeiwillige Mexicaanse bolcactussen.<br />

Ook soorten van Gymnocactus zijn hier<br />

opgenomen. De planten zijn niet kougevoelig,<br />

maar vaak is enten gewenst vanwege de vochtgevoeligheid.<br />

1 L 1 alonsoi (20zzp) breed afgevlakte tuberkels; purperen<br />

bloemen<br />

2 H 1 alonsoi (20zzp) breed afgevlakte tuberkels; purperen<br />

bloemen<br />

3 H 1 beguinii (20zzp) Gymn.;witte zij- en zwarte middendoorns;<br />

bloemen violet<br />

4 L 1 booleanus (20zzp)<br />

5 H 1 dickisoniae (20zzp) verwant met T. gracilis; veel<br />

zijdoorns<br />

6 H 1 flaviflorus (20zzp) klein; duidelijke ronde tuberkels;<br />

gele bloemen<br />

7 H 1 gielsdorfianus (20zzp) Gymn.;plant blauwgroen;<br />

wollige schedel; zwarte doorns<br />

8 H 1 gracilis (20zzp) vervlochten, lange, zachte, afgevlakte,<br />

bruine doorns<br />

9 H 1 hoferi (20zzp) grijsgroen; weinige, zachte doorns;<br />

lijkt op Strombocactus<br />

10 H 1 horripilus (20zzp) Gymn.;lichtgekleurde doorns<br />

met donkere punten; violette bloemen<br />

11 L 1 klinkerianus (20zzp) huizache zeer klein; zwarte,<br />

gebogen doorns; witte bloemen<br />

12 H 1 klinkerianus (20zzp) zeer klein; zwarte, gebogen<br />

doorns; witte bloemen<br />

13 H 1 knuthianus (20zzp) Gymn.;witte zij- en gele middendoorns;<br />

bloemen roze<br />

14 H 2 krainzianus (20zzp) minimus kleiner; kegelachtig;<br />

kleinere gele bloemen<br />

15 H 1 laredoi (20zzp) Gymn.; witbedoornde spruitende<br />

soort; donker paarsviolette bloemen<br />

16 H 1 lauii (20zzp) glazig witte doorns met donkere<br />

punt; grote roze bloemen<br />

17 L 1 lophophoroides (20zzp) dwergsoort; wollige<br />

schedel; grote zachtroze bloemen<br />

18 L 1 lophophoroides (20zzp) ca.4 km t.n.v Las Tablas;<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

dwergsoort; wollige schedel; grote zachtroze<br />

bloemen<br />

19 H 1 macrochele (20zzp) doorns dooreen gevlochten;<br />

roze bloemen<br />

20 L 1 mombergeri (20zzp)<br />

21 H 1 polaskii (20zzp) vlakke tuberkels; roze bloemen<br />

22 L 1 polaskii (20zzp) La Bonita San Luis Potosí<br />

23 L 1 pseudomacrochele (20zzp) lange, zachte, geelbruine<br />

doorns; grote roze bloemen<br />

24 H 1 pseudomacrochele (20zzp) lange, zachte, geelbruine<br />

doorns; grote roze bloemen<br />

25 L 1 pseudopectinata (20zzp) rubriflora<br />

26 L 1 pseudopectinata (20zzp)<br />

27 H 1 roseanus (20zzp) Gymn.;klein; strokleurige<br />

doorns; geelachtige bloemen<br />

28 H 2 roseiflorus (10zzp) witwollige schedel; zwarte<br />

middendoorns; purperroze bloemen<br />

29 H 1 saueri (20zzp) Gymn.;vlakke, blauwgroene plant;<br />

wollige schedel; bloemen purper<br />

30 H 1 schwarzii (20zzp) rubriflorus ribben sterker in<br />

knobbels verdeeld; verder net T. polaskii<br />

31 H 1 schwarzii (20zzp) ribben sterker in knobbels<br />

verdeeld; verder net T. polaskii<br />

32 H 2 subterraneus (10zzp) zaragozae Gymn.;lichaam<br />

langwerpig, knotsvormig; bloemen purperroze<br />

33 L 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />

doorns; witachtige bloemen<br />

34 H 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />

doorns; witachtige bloemen<br />

35 L 1 swobodae (20zzp) zachte, gedraaide, zwartachtige<br />

doorns; witachtige bloemen<br />

36 L 2 valdezianus (10zzp) albiflora Normanbokea;<br />

witte, gevederde, haarachtige doorns; bloemen<br />

witachtig<br />

37 H 1 viereckii (20zzp) Gymn.;lange witte zij- en zwarte<br />

middendoorns; purperen bloemen<br />

WEI Weingartia<br />

Kleine Zuidamerikaanse bolcactussen, die de<br />

hele zomer door bloeien. Probleemloze planten,<br />

die niet erg groot worden en zeker ook geschikt<br />

zijn voor beginners. De bloemen zijn vrijwel<br />

steeds geel. De planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 P 1 buiningiana (20zzp) FR 816 K kogelachtig tot<br />

verlengd; bloemen oranje<br />

2 H 1 corroana (20zzp) dikwollige areolen en priemende,<br />

gele doorns<br />

3 MG 1 hediniana (20zzp) R 292 dikke tuberkels; veel<br />

gele bloemen<br />

4 P 1 multispina (20zzp) WR 278 veel doorns; hoornkleur;<br />

veel goudgele bloemen<br />

5 P 1 neocumingii (20zzp) koehresii doorns hoornkleur;<br />

donkere punten<br />

6 H 1 neocumingii (20zzp) trolli geelachtig bruine krachtige<br />

doorns; rode bloemen<br />

7 L 1 neocumingii (20zzp) rechte strogele doorns met<br />

bruine tip; veel bloemen<br />

8 L 1 pilcomayensis (20zzp) vormt clusters; veel gele tot<br />

oranje kleurige bloemen; vroegbloeiend<br />

9 L 1 pruinosa (20zzp) bloemen over het gehele lichaam<br />

10 MG 1 rio-orensis (20zzp) KK 1758 Oropeza, Rio Oro,<br />

Bolivia 2600m<br />

21


11 MG 1 saipinensis (20zzp) HS 37 Saipina, glimmende<br />

gele doorns<br />

12 MG 1 sp. (20zzp) HS 77 Presto<br />

13 H 1 spec. (20zzp) van Tuna Pampa/Bol; dicht<br />

bedoornd<br />

14 L 1 sucrensis (20zzp)<br />

15 P 1 trollii (20zzp) selectie puur rode bloemen<br />

WIL Wilcoxia<br />

Kleine struikjes met wortelknollen, die ook wel<br />

bij Echinocereus worden ingedeeld. De planten<br />

kunnen rijk bloeien in het vroege voorjaar. De<br />

planten zijn niet kougevoelig, maar worden vaak<br />

geënt gekweekt.<br />

1 P 1 poselgeri (20zzp) aff. Zopilote Canyon; dunne<br />

stam tot 8 mm dik; grauw; bloemen scharlaken<br />

rood<br />

AG Agave<br />

Bladsucculenten met eindstandige enorme bloeiwijze.<br />

Enkele soorten verdragen nachtvorst. De<br />

planten zijn zeer geliefd en meest eenvoudig te<br />

kweken, maar ze nemen later veel plaats in. De<br />

laatste jaren zijn de zaden snel uitverkocht.<br />

1 L 1 attenuata (10zzp) cv Pierre Boutin de blauwe<br />

attenuata<br />

2 L 1 cupreata (20zzp)<br />

3 L 1 desmettiana (15zzp)<br />

4 L 1 horrida (15zzp)<br />

5 L 1 xylonacantha (15zzp)<br />

AO Aloe<br />

Groot geslacht van Afrikaanse (blad)succulenten.<br />

De meeste soorten zijn gemakkelijk te kweken en<br />

ook geschikt voor beginners. Een aantal soorten<br />

wordt groot. Meestal niet kougevoelig.<br />

1 L 1 ramosissima (20zzp)<br />

2 L 1 wickensii (20zzp)<br />

3 L 1 melanacantha (20zzp)<br />

22 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

AL Aloinopsis<br />

Lage zodenvormende planten met gele of roze<br />

bloemen. De planten zijn ultrasucculent en niet<br />

kougevoelig.<br />

1 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />

2 L 1 malherbei (20zzp)<br />

3 L 1 orpenii (20zzp)<br />

4 L 1 peersii (20zzp)<br />

5 L 1 rosulata (20zzp)<br />

6 L 1 rubrolineata (20zzp)<br />

7 L 1 schoonesii (20zzp)<br />

8 L 1 villettii (20zzp)<br />

AN Anacampseros<br />

Compacte dwergstruikjes met korte, dikke,<br />

vertakte stam en groen of rood verkleurd blad.<br />

Bloemen relatief groot, 1 dag geopend, kleur<br />

wit tot violet. Mits droog niet kougevoelig. Alle<br />

genoemde soorten groeien in Zuid Afrika, met<br />

uitzondering van A. kurtzii<br />

1 L 1 archnoides (10zzp) commlee<br />

2 L 1 archnoides (20zzp) N van Vanrhynsdorp<br />

3 L 1 augustifolia (20zzp)<br />

4 L 1 australiana (20zzp)<br />

5 L 1 baeseckeii (20zzp) W van Platbakkies<br />

6 L 1 densifolia (20zzp)<br />

7 L 1 dispersa (20zzp) nom. prov. Sekhukuneland;<br />

groot donkergroen blad<br />

8 L 1 filamentosa (20zzp) W van Oviston<br />

9 L 1 karasmontana (10zzp) N van Kenhardt<br />

10 L 1 lanceolata (20zzp)<br />

11 L 1 lubbersii (20zzp) Oost van Middelburg<br />

12 L 1 quinaria (20zzp) alstonii witte bloem<br />

13 L 1 retusa (20zzp) rubra Gold Bokkeveld<br />

14 L 1 retusa (20zzp) Z van Steinkopf<br />

15 L 1 rufescens (20zzp) Sunrise’ ± 50% zaden leidt tot<br />

‘Sunrise’<br />

16 L 1 rufescens (20zzp)<br />

17 L 1 rufescens (20zzp) Bloemfontein<br />

18 L 1 rufescens (20zzp) W van Malgas


19 L 1 rufescens (20zzp)<br />

20 L 1 sp (20zzp) cv. lady in gray<br />

21 L 1 sp (20zzp) LB 1528 bij Beaford West<br />

22 L 1 sp (20zzp) LB 1578 Z van Laingsburg<br />

23 L 1 sp (20zzp) N van Sudderland<br />

24 L 1 sp (20zzp) N van Bedford<br />

25 L 1 spec. (20zzp) IB7653 Orange Grove, SW<br />

Uniondale<br />

26 L 1 subnuda (20zzp) Vlooikop N of Bronkhorst<br />

27 L 1 telephiastrum (20zzp) Baviaansklof, W<br />

Laingsburg<br />

28 L 1 telephiastrum (20zzp) Z van Robertson<br />

29 L 1 vanthielii (20zzp) JVT06760 1 km van Springbok;<br />

compact klein blad<br />

30 L 1 vanthielii (20zzp) bij Bokspring<br />

AR Argyroderma<br />

Stamloze, hoogsucculente planten met vrij kleine<br />

bloemen. De bladeren zijn vaak mooi berijpt. De<br />

planten zijn niet kou-, maar wel vochtgevoelig.<br />

1 L 1 aureum (20zzp)<br />

2 L 1 crateriformis (20zzp)<br />

3 L 1 delaetii (20zzp)<br />

4 L 1 fissum (20zzp)<br />

5 L 1 pearsonii (20zzp)<br />

6 L 1 ringens (10zzp)<br />

7 L 1 roseum (20zzp)<br />

8 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />

9 L 1 testiculare (20zzp)<br />

5 L 1 spongiosum (20zzp)<br />

CI Cheiridopsis<br />

Succulente, zodenvormende planten. De bloemen<br />

zijn meestal gesteeld. De soorten zijn niet<br />

kougevoelig.<br />

1 L 1 aurea (20zzp)<br />

2 L 1 candidissima (20zzp)<br />

3 L 1 carinata (20zzp)<br />

4 L 1 glomerata (20zzp)<br />

5 L 1 marlothii (20zzp)<br />

6 L 1 peculiaris (20zzp)<br />

7 L 1 pillansii (20zzp)<br />

8 L 1 purpurea (20zzp)<br />

9 L 1 schlechterii (20zzp)<br />

10 L 1 vanzylii (20zzp)<br />

CN Conophytum<br />

Dwergsucculenten die vooral in de herfst en<br />

winter groeien en bloeien. Water geven tijdens<br />

de koude en lichtarme periode maakt de kweek<br />

moeilijker. Deze sieraden in de verzameling zijn<br />

niet kougevoelig.<br />

1 L 1 calculus (20zzp)<br />

2 L 1 francoiseae (20zzp)<br />

3 L 1 obscurum (20zzp)<br />

4 L 1 pillansii (20zzp)<br />

5 L 1 stephanii (20zzp)<br />

6 L 1 uvaeforme (20zzp)<br />

AV Avonia<br />

Aparte dwergstruikjes met slanke takjes, wit van<br />

kleur doordat schubben de blaadjes bedekken.<br />

Bloemen klein, meestal wit. Alle genoemde soorten<br />

groeien in Zuid Afrika, met uitzondering van<br />

A. dinteri<br />

1 L 1 aff. albissima (20zzp) JVT09055/54 SW<br />

Windhoek, Namibië<br />

2 L 1 dinteri (20zzp) JVT09103 40 km N Omaruru,<br />

Namibië; magenta bloem<br />

3 L 1 harveyi (20zzp) species nova JVT09082 SW<br />

Brandberg, Namibië; roze bloem<br />

4 L 1 quinaria (20zzp) alstonii JVT01133 Witkoppies,<br />

SE of Pofadder; witte bloem<br />

5 L 1 quinaria (20zzp) quinaria JVT96079 W.<br />

Platbakkies; magenta bloem<br />

6 L 1 ustulata (20zzp) JVT96304 Vondeling, W<br />

Willowmore<br />

BJ Bijlia<br />

Zeer compacte hoogsucculente plantjes. Niet<br />

kougevoelig.<br />

1 L 1 cana (20zzp)<br />

CP Cephalophyllum<br />

Lage, zodevormende, succulente struikjes.<br />

Prachtige bloeiers. In de zomer goed buiten te<br />

kweken, in de winter niet kougevoelig.<br />

1 L 1 alstonii (20zzp)<br />

2 L 1 cupreum (20zzp)<br />

3 L 1 pillansii (20zzp)<br />

4 L 1 spissum (20zzp)<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

CU Crassula<br />

Groot geslacht van meest succulenta planten,<br />

vooral uit Afrika. Bladeren tegenover elkaar<br />

geplaatst, vaak in rozetten. Bloemen klein, vaak<br />

eindstandig. Niet zeer kougevoelig.<br />

1 L 1 columnaris (20zzp) dichte zuilen; bladeren dicht<br />

op elkaar; witte tot oranje gele bloemen<br />

2 L 1 falcata (10zzp) grijsgroene bladeren; helder<br />

oranje rode bloemen<br />

3 L 1 southii (10zzp)<br />

DE Delosperma<br />

Zodenvormende compacte of luchtig vertakte<br />

planten. De planten zijn niet kougevoelig. In de<br />

zomer uitstekend buiten te kweken.<br />

1 L 2 sutherlandii (20zzp) grootste bloemen<br />

DI Dinteranthus<br />

Stamloze, hoogsucculente planten, die zoden<br />

vormen. Meestal brengen ze grote gele bloemen<br />

voort. De planten zijn vaak nog mooier als<br />

Argyroderma. Weinig kougevoelig.<br />

1 L 1 inexpectatus (20zzp)<br />

2 L 1 pole-evansii (20zzp)<br />

3 L 1 puberulus (20zzp)<br />

4 L 1 vanzylii (20zzp)<br />

5 L 1 wilmothianus (20zzp)<br />

DD<br />

Dioscorea<br />

Planten uit Zuid-Afrika die een dikke stamknol<br />

vormen. De planten staan in de winter graag<br />

warm, omdat ze dan hun groeiperiode hebben.<br />

23


1 L 2 elephantipes (10zzp) olifantvoet; donker zaaien<br />

DIL Diplosoma<br />

Stamloze, hoogsucculente planten, die zoden<br />

vormen. Weinig kougevoelig.<br />

1 L 1 luckhoffii (20zzp)<br />

DO Dracophylus<br />

Zodenvormende bladsucculenten van<br />

Namaqualand. Bloemen wit tot roze. Het geslacht<br />

bevat slechts weinig soorten.<br />

1 L 1 proximus (20zzp)<br />

DR Drosanthemum<br />

Robuuste struiken tot 40 cm hoog. De bladeren<br />

zijn driekantig of rond. De bloemen zijn vrij groot.<br />

De planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 floribundum (20zzp)<br />

2 L 1 hispidum (20zzp)<br />

3 L 1 marinum (20zzp)<br />

4 L 1 micans (20zzp)<br />

DY Dyckia<br />

Stamloze, zodenvormende, xerofytische planten.<br />

De bloei is niet eindstandig. In de bloeiaar verschijnen<br />

gele of oranje bloemen. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 marnier-lapostollei (20zzp) langzame groeier<br />

EU Euphorbia<br />

Soortenrijk geslacht met vele stamsucculente<br />

soorten. Het (melk)sap van deze planten is giftig.<br />

Vele soorten zijn tweehuizig. De cultuur is niet<br />

moeilijk, hoewel sommige soorten wat vochtgevoelig<br />

en warmteminnend zijn.<br />

1 L 1 enopla (10zzp) centrale stam met spruiten; rode<br />

tot roodbruine doorns<br />

2 L 1 horrida (5zzp) striata centrale stam; doorns tot 4<br />

cm lang<br />

3 L 1 meloformis (5zzp)<br />

4 L 1 royleana (10zzp) centrale stam met spruiten<br />

5 L 2 obesa (10zzp) zeer symmetrisch gevormd<br />

lichaam<br />

FA Faucaria<br />

Hoogsucculente planten, die later zeer korte<br />

stammetjes kunnen krijgen. De planten bloeien<br />

willig met grote, meestal gele bloemen. De planten<br />

zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 boscheana (20zzp)<br />

2 L 1 felina (20zzp)<br />

3 L 1 paucidens (20zzp)<br />

4 L 1 subintegra (20zzp)<br />

5 L 1 tigrina (20zzp)<br />

6 L 1 tuberculata (20zzp)<br />

FE Fenestraria<br />

Hoogsucculente planten met dikke bladeren<br />

die aan de top een venster bezitten. De planten<br />

houden van veel licht. Niet kougevoelig.<br />

1 L 2 aurantiaca (15zzp) dikke bladeren met venster<br />

FT Frithia<br />

Hoogsucculente, op Fenestraria gelijkende planten.<br />

De enige soort is zodenvormend.<br />

1 L 2 pulchra (20zzp) zodevormend<br />

GA Gasteria<br />

Geslacht van vaak stamloze, zodevormende,<br />

Zuidafrikaanse planten. De bloemen verschijnen<br />

aan aren en kenmerken zich door een verdikking<br />

naar beneden toe.<br />

1 L 1 baylissiana (10zzp) tongvormige grijze bladeren<br />

GI Gibbaeum<br />

Zodenvormende planten met dikke succulente<br />

bladeren. Vaak bezitten de planten korte stammetjes<br />

of groeien ze liggend. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 haagei (20zzp)<br />

2 L 1 shandii (20zzp)<br />

3 L 1 velutinum (20zzp)<br />

GL Glottiphyllum<br />

Laagblijvende, hoogsucculente planten met zeer<br />

grote gele bloemen. De planten zijn niet kougevoelig.<br />

1 L 1 cruciatum (20zzp)<br />

2 L 1 regium (20zzp)<br />

3 L 1 linguiforme (20zzp)<br />

HU Huernia<br />

Enigszins op Stapelia gelijkende planten.<br />

1 L 2 booleana (5zzp) Bole vallei Ethiopia<br />

IP Ipomea<br />

Caudex vormend geslacht met grote bloemen<br />

1 L 1 pubescens (5zzp) knolvormend; stengels<br />

gedraaid<br />

JU Juttadinteria<br />

Halfstruikjes of groepen vormende hoogsucculente<br />

planten met vrij grote bloemen die in<br />

augustus bloeien. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 albata (20zzp)<br />

KA Kalanchoe<br />

Groot geslacht van Afrikaanse en Zuidaziatische<br />

bladsucculenten. Sommige soorten vormen aan<br />

de bladeren broedknoppen. De planten zijn zeker<br />

niet kougevoelig.<br />

1 L 1 rotundifolia (20zzp)<br />

2 L 1 sexangularis (20zzp)<br />

3 L 1 thyrsiflora (20zzp)<br />

4 L 1 argenteus (20zzp)<br />

LM Lampranthus<br />

Kleine struikjes uit Zuid-Afrika. De soorten behoren<br />

tot de fraaiste bloeiers onder de mesems. De<br />

soorten zijn zeker niet kougevoelig.<br />

1 L 1 multiradiatus (20zzp)<br />

2 L 1 roseus (20zzp)<br />

LA<br />

Lapidaria<br />

Monotypisch geslacht van hoogsucculente plan-<br />

24 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


ten. Deze bladsucculenten zijn zodenvormend.<br />

Niet kougevoelig.<br />

L 1 margaretae (10zzp)<br />

LI Lithops<br />

Levende steentjes. Deze stamloze bladsucculenten<br />

zijn niet kou-, maar wel vochtgevoelig. De<br />

meeste soorten bloeien in de late zomer of in de<br />

herfst. Soorten afkomstig van HN zijn grotendeels<br />

afkomstig van planten die uit de verz. van<br />

Dr. De Boer stammen.<br />

1 L 1 amicorum (10zzp) ex C410<br />

2 L 1 aucampiae (10zzp) euniceae cv. ‘Bellaketty’<br />

3 HN 1 aucampiae (20zzp) f. Danielskuil<br />

4 HN 1 aucampiae (15zzp) fluminalis<br />

5 L 1 aucampiae (10zzp) Jackson’s Jade C395<br />

6 HN 1 aucampiae (15zzp) Koelemanii<br />

7 HN 1 aucampiae (20zzp) Kuruman<br />

8 L 1 aucampiae (20zzp) selectie ‘Red top’<br />

9 L 1 aucampiae (20zzp) selectie ‘Black top’<br />

10 HN 1 aucampiae (20zzp)<br />

11 HN 1 bella (20zzp) eberlanzii<br />

12 HN 1 bella (20zzp) lericheana<br />

13 L 1 bromfieldii (15zzp) glaudinae cv. ‘Embers’<br />

14 L 1 bromfieldii (20zzp) mennellii<br />

15 HN 1 bromfieldii (20zzp) cv. ‘Suphurea’<br />

16 HN 1 bromfieldii (20zzp)<br />

17 HN 1 christinae (20zzp)<br />

18 HN 1 deboerii (20zzp)<br />

19 L 1 dinteri (20zzp) brevis<br />

20 L 1 dinteri (20zzp) frederickii<br />

21 HN 1 dinteri (20zzp) multipunctata<br />

22 HN 1 divergens (20zzp) amethystina<br />

23 L 2 divergens (15zzp) C202<br />

24 HN 1 dorothea (20zzp)<br />

25 HN 1 erniana (20zzp)<br />

26 L 1 franciscii (20zzp)<br />

27 L 1 fulleri (20zzp) Fullergreen’<br />

28 HN 1 fulleri (20zzp) ochracea<br />

29 HN 1 fulleri (20zzp)<br />

30 L 1 fulviceps (20zzp) aurea<br />

31 HN 1 fulviceps (20zzp) cv areae<br />

32 HN 1 fulviceps (20zzp) lactinea<br />

33 L 1 fulviceps (20zzp) lactinea selectie paars<br />

34 L 1 fulviceps (20zzp) laevigata C412<br />

35 HN 1 fulviceps (20zzp) lydiae<br />

36 L 1 fulviceps (15zzp) C415 bleke vorm<br />

37 HN 1 fulviceps (20zzp)<br />

38 HN 1 gesinae (20zzp) annae<br />

39 L 1 gesinae (20zzp) gesinae C 406<br />

40 L 1 gesinae (20zzp) gesinae ex C406<br />

41 HN 1 gesinae (15zzp)<br />

42 L 1 geyerii (20zzp)<br />

43 HN 1 glaudinae (20zzp)<br />

44 L 1 gracilidelineata (15zzp) brandbergensis ex 383<br />

cv. ‘Vertigo’<br />

45 L 1 gracilidelineata (15zzp) ex 309 cv. ‘Cafe au lait’<br />

46 HN 1 gracilidelineata (20zzp)<br />

47 HN 1 hallii (20zzp) maculata<br />

48 HN 1 hallii (20zzp) cv ‘Greensoapstone’<br />

49 HN 1 hallii (20zzp)<br />

50 L 1 hermetica (15zzp) ex SH2003 = C397<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

51 HN 1 hermetica (15zzp)<br />

52 L 2 herrei (15zzp) luteoviridis C236<br />

53 L 2 herrei (15zzp) C355<br />

54 L 1 hookeri (20zzp) susannea<br />

55 HN 1 hookeri (20zzp)<br />

56 HN 1 insularis (15zzp)<br />

57 L 1 julii (15zzp) chrysocephala C205<br />

58 L 1 julii (20zzp) fulleri TOK64 sterke bruin netwerk<br />

59 L 1 julii (20zzp) fulleri ‘Fullergreen’ C56A<br />

60 L 1 julii (20zzp) fulleri ‘Fullergreen’ C56A<br />

61 HN 1 julii (20zzp) littlewoodii<br />

62 HN 1 julii (20zzp) reticulata<br />

63 HN 1 julii (20zzp) rouxii<br />

64 L 1 julii (20zzp) TOK43 verschillende vormen<br />

65 L 1 karasmontana (20zzp) aiaisensis<br />

66 L 1 karasmontana (20zzp) aiaisensis<br />

67 L 1 karasmontana (20zzp) bella TOK107 blauw<br />

achtig bleek<br />

68 L 1 karasmontana (20zzp) bella cv. ‘Fenestrata’<br />

69 L 1 karasmontana (20zzp) bella cv. ‘Rhona’<br />

70 HN 1 karasmontana (20zzp) f. Signalberg<br />

71 HN 1 karasmontana (20zzp) laterita<br />

72 L 1 karasmontana (20zzp) laterita cv. ‘Red top’<br />

73 HN 1 karasmontana (20zzp) mickbergensis<br />

74 L 1 karasmontana (20zzp) mickbergensis cv. ‘Red<br />

top’<br />

75 HN 1 karasmontana (20zzp) summitatum<br />

76 HN 1 karasmontana (20zzp) tischeri<br />

77 HN 1 karasmontana (20zzp)<br />

78 HN 1 lesliei (20zzp) albiflora<br />

79 HN 1 lesliei (20zzp) albinica<br />

80 L 1 lesliei (20zzp) albinica<br />

81 HN 1 lesliei (20zzp) burchellii<br />

82 HN 1 lesliei (20zzp) f. Kimberley<br />

83 HN 1 lesliei (20zzp) f. Warrenton<br />

84 HN 1 lesliei (20zzp) hornii<br />

85 HN 1 lesliei (20zzp) maraisii<br />

86 L 2 lesliei (15zzp) mariae C152<br />

87 HN 1 lesliei (10zzp) minor ‘albiflora’<br />

88 HN 1 lesliei (20zzp) rubrobrunnea<br />

89 L 1 lesliei (15zzp) venteri cv. ‘Ventergreen’<br />

90 L 1 lesliei (15zzp) venteri<br />

91 HN 1 lesliei (20zzp) venteri<br />

92 HN 1 lesliei (15zzp)<br />

93 HN 1 localis (20zzp) peersii<br />

94 HN 1 localis (20zzp) terricolor<br />

95 HN 1 localis (20zzp)<br />

96 HN 1 marginata (20zzp) dabneri<br />

97 HN 1 marginata (20zzp)<br />

98 HN 1 marmorata (20zzp) diutina<br />

99 HN 1 marmorata (20zzp) framesii<br />

100 HN 1 marmorata (20zzp) umdausensis<br />

101 HN 1 marmorata (20zzp)<br />

102 HN 1 marthae (20zzp)<br />

103 HN 1 mennellii (20zzp)<br />

104 HN 1 meyeri (20zzp)<br />

105 HN 1 olivacea (20zzp) nebrownii<br />

106 HN 1 olivacea (20zzp)<br />

107 L 2 optica (15zzp) maculate C293<br />

108 L 1 optica (20zzp) rubra<br />

109 L 1 otzeniana (20zzp)<br />

110 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) alpina<br />

25


111 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) brandbergensis<br />

112 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) dendritica<br />

113 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) elisabethae<br />

114 HN 1 pseudotruncatella (20zzp) pulmonuncula<br />

115 L 1 pseudotruncatella (20zzp) C413<br />

116 L 1 pseudotruncatella (20zzp) selectie witte plant<br />

117 HN 1 ruschiorum (20zzp)<br />

118 HN 1 salicola (20zzp) f. Kraankuil<br />

119 HN 1 salicola (15zzp) reticulata<br />

120 HN 1 salicola (20zzp)<br />

121 HN 1 schwantesii (15zzp) gebseri<br />

122 HN 1 schwantesii (20zzp) goais<br />

123 HN 1 schwantesii (20zzp) gulielmii<br />

124 L 1 schwantesii (20zzp) marthae TOK68 bleek met<br />

sterke rode lijnen<br />

125 L 1 schwantesii (15zzp) rugosa cv. ‘Shagreen’<br />

126 HN 1 schwantesii (20zzp) rugosa<br />

127 HN 1 schwantesii (20zzp) urikosensis<br />

128 HN 1 schwantesii (20zzp)<br />

129 HN 1 steineckiana (15zzp)<br />

130 HN 1 turbiniformis (20zzp) brunneo-violacea<br />

131 HN 1 turbiniformis (20zzp) elipina<br />

132 HN 1 turbiniformis (20zzp) f. Koegrabi<br />

133 HN 1 turbiniformis (20zzp) lutea<br />

134 HN 1 turbiniformis (20zzp) subfenestrata<br />

135 HN 1 turbiniformis (20zzp) susannae<br />

136 HN 1 turbiniformis (20zzp) vermiculata<br />

137 HN 1 turbiniformis (20zzp)<br />

138 L 1 verruculosa (20zzp) inae<br />

139 HN 1 verruculosa (20zzp) kenhartii<br />

140 HN 1 villetii (15zzp) kennedyi<br />

141 HN 1 villetii (20zzp)<br />

142 L 1 viridis (20zzp)<br />

143 L 1 werneri (20zzp)<br />

mn monilaria<br />

Zeer lage struikjes. De stam is kort en dik.<br />

Succulente bladeren. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 chrysoleuca (20zzp)<br />

2 L 1 moniliformis (20zzp)<br />

3 L 1 pisiformis (20zzp)<br />

OD Odontophorus<br />

Dwergstruikjes met vlezige wortels. Zeer<br />

dikke bladeren. De bloemen zijn wit of geel en<br />

gesteeld. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 nanus (20zzp)<br />

oo oophytum<br />

Op Conophytum gelijkende planten die zodenvormend<br />

groeien. De bloemen zijn wit of roze.<br />

1 L 1 nanum (20zzp)<br />

2 L 1 oviforme (20zzp)<br />

PC pachypodium<br />

Caudexvormend geslacht met korte bladeren met<br />

stamvormige uitlopers<br />

1 L 1 lamerei (5zzp) de Madagaskarpalm<br />

grote gele bloemen. Niet kougevoelig, maar wel<br />

gevoelig voor teveel vocht.<br />

1 L 1 bolusii (20zzp)<br />

2 L 1 dekenahii (20zzp)<br />

3 L 1 nelii (20zzp)<br />

4 L 1 nobile (20zzp)<br />

5 L 1 simulans (20zzp)<br />

RA Rabiea<br />

Dwerg achtige, meervoudig vertakkende, zodevormde<br />

soort met compacte rozetvormige 4-5 cm<br />

lange succulente blad paren<br />

1 L 1 albinota (20zzp)<br />

2 L 1 deformis (20zzp)<br />

Ro Rhombophyllum<br />

Kleine struiken of zodenvormende, hoogsucculente<br />

planten. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 dolabriforme (20zzp)<br />

ST Stapelia<br />

Geslacht van succulente zuiltjes die graag spruiten<br />

en zo groepen vormen. De planten zijn vooral<br />

vochtgevoelig, terwijl ze ook veel door wolluis<br />

worden aangetast.<br />

1 L 2 gettleffii (10zzp)<br />

TA Talinum<br />

Struikjes met knollige wortels. De bloemen<br />

verschijnen aan lange stengels en zijn vaak zelffertiel.<br />

De meeste bloemen openen slechts op<br />

één dag. Niet kougevoelig.<br />

1 L 1 caffrum (20zzp)<br />

TI Titanopsis<br />

Op Aloinopsis gelijkende succulenten. Dikke driehoekig<br />

eindigende bladeren; zodenvormend. De<br />

planten groeien in de zomer. Niet erg kougevoelig.<br />

1 L 1 calcarea (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />

bladeren; geel-oranje bloemen<br />

2 L 1 fullerii (20zzp) dikke driehoekig eindigende bladeren;<br />

donker gele bloemen<br />

3 L 1 hugo-schlechterii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />

bladeren; bloemen geel-oranje<br />

4 L 2 luderitzii (21zzp) dikke driehoekig eindigende<br />

bladeren; bloemen kanariegeel<br />

5 L 1 primosii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />

bladeren; bloemen kanariegeel<br />

6 L 1 schwantesii (20zzp) dikke driehoekig eindigende<br />

bladeren; bloemen kanariegeel<br />

VA Vanheerdea<br />

Hoogsucculente planten die lijken op Gibbaeum<br />

en zoden vormen. Groei in het voorjaar.<br />

1 L 1 angusta (20zzp)<br />

2 L 1 divergens (20zzp)<br />

pl<br />

pleiospilos<br />

Planten van dit geslacht worden wel levend<br />

graniet genoemd. Het zijn herfstbloeiers met<br />

26 Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014


GEMENGDE ZAden<br />

MIX C01 Cactus zaden gemengd € 2,50 voor 250 zaden<br />

MIX C02 Cactuszaden gemengd € 6,00 voor 750 zaden<br />

MIX V01 Vetplantenzaden gemengd € 2,50 voor 250<br />

zaden<br />

MIX V02 Vetplantenzaden gemengd € 6,00 voor 750<br />

zaden<br />

Mengels van honderden soorten, geen kleinere<br />

porties<br />

Zaadlijst <strong>2013</strong> -2014<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!