ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 126

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
14 mei 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/757 van de Commissie van 3 februari 2016 tot vaststelling van de verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor informatie in het douane-informatiesysteem moet worden ingevoerd

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/758 van de Commissie van 4 februari 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met name van bijlage III bij die verordening ( 1)

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG ( 1)

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/760 van de Commissie van 13 mei 2016 inzake uitzonderlijke steunmaatregelen voor de sectoren eieren en pluimveevlees in Italië

63

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/761 van de Commissie van 13 mei 2016 tot afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, wat betreft de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling voor 2016

67

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/762 van de Commissie van 13 mei 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

69

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/763 van de Raad van 13 mei 2016 tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie in het Comité voor overheidsopdrachten moet worden ingenomen met betrekking tot het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures overeenkomstig artikel XIX, lid 8, van de herziene Overeenkomst inzake overheidsopdrachten

71

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/764 van de Commissie van 12 mei 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2731)

77

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/757 VAN DE COMMISSIE

van 3 februari 2016

tot vaststelling van de verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor informatie in het douane-informatiesysteem moet worden ingevoerd

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (1), en met name artikel 23, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het douane-informatiesysteem (DIS) heeft tot doel de bevoegde autoriteiten bij te staan bij het voorkomen, opsporen en vervolgen van handelingen die in strijd zijn met de douane- en landbouwvoorschriften. Om ervoor te zorgen dat het systeem blijft voldoen aan de behoeften van de bevoegde autoriteiten, moet de lijst van in het DIS in te voeren verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwvoorschriften, worden bijgewerkt.

(2)

De invoering in het DIS van gegevens over de verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwwetgeving moet worden beperkt tot producten uit de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur.

(3)

Het is van het grootste belang dat bewegingen van onder de landbouwwetgeving vallende producten gevolgd en getraceerd worden, zodat de bevoegde autoriteiten snel kunnen reageren op noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid. Om ervoor te zorgen dat deze goederen in alle stadia van het transport kunnen worden gevolgd en getraceerd, moet informatie over de invoer, uitvoer, doorvoer, tijdelijke opslag en verplaatsingen binnen de EU ervan worden verstrekt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 515/97 gegevens in het DIS moeten worden ingevoerd, hebben betrekking op:

a)

uit derde landen ingevoerde producten die vallen onder de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde bepalingen en de specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld;

b)

naar derde landen uitgevoerde producten die vallen onder de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde bepalingen en de specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld;

c)

het vervoer van producten die vallen onder de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde bepalingen en de specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld, onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of extern douanevervoer, en verrichtingen waarbij dergelijke producten die tijdelijk in de Unie zijn opgeslagen, weer uit de Unie geëxporteerd worden naar een derde land;

d)

het vervoer binnen de EU van producten waarvoor een beperking of verbod geldt op basis van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde bepalingen en de specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld, of van producten die EU-steun genieten.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 696/98 van de Commissie (2) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 696/98 van de Commissie van 27 maart 1998 houdende toepassing van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 96 van 28.3.1998, blz. 22).


14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/758 VAN DE COMMISSIE

van 4 februari 2016

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met name van bijlage III bij die verordening

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (1), en met name artikel 49, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EU) nr. 1315/2013 kunnen de indicatieve kaarten van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T), die specifieke buurlanden bestrijken, op basis van overeenkomsten op hoog niveau inzake vervoersnetwerken tussen de Unie en de betrokken buurlanden worden aangepast.

(2)

Op 27 augustus 2015 is in Wenen tijdens de top met de 6 landen van de Westelijke Balkan een overeenkomst op hoog niveau bekrachtigd tussen de Unie en de Westelijke Balkanlanden Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië betreffende de aanpassing van de indicatieve uitbreiding van de kaarten van het uitgebreide TEN-T en de selectie van de kernnetwerkverbindingen op die kaarten. De overeenkomst heeft betrekking op de netwerken van wegen en spoorwegen en op de havens en luchthavens. De aanpassing van de indicatieve kaarten van het uitgebreide netwerk en, met name, de afbakening van het indicatief kernnetwerk, moeten de Unie in staat stellen doelgerichter samen te werken met de Westelijke Balkan, onder meer wat de toekenning van financiële bijstand betreft.

(3)

Op 30 oktober 2015 is in het kader van het Gemengd comité dat bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is opgericht een overeenkomst gesloten tussen de Unie, IJsland en Noorwegen over de aanpassing van de kaarten van het uitgebreide TEN-T en de indicatieve uitbreiding van dat netwerk in de betrokken landen. De aanpassing betreft een beperkt aantal wijzigingen van de kaarten met de netwerken van wegen, havens en luchthavens om het indicatieve TEN-T beter te doen aansluiten bij de TEN-T-methodiek (2).

(4)

Verordening (EU) nr. 1315/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 februari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1.

(2)  SWD (2013) 542 final.


BIJLAGE

Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 11.1 wordt vervangen door:

Image

2)

Punt 11.2 wordt vervangen door:

Image

3)

Punt 11.3 wordt vervangen door:

Image

4)

Punt 11.4 wordt vervangen door:

Image

5)

Punt 13.1 wordt vervangen door:

Image

6)

Punt 13.2 wordt vervangen door:

Image

7)

Punt 13.3 wordt vervangen door:

Image

8)

Punt 13.4 wordt vervangen door:

Image

14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/759 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2016

tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 854/2004 vereist dat producten van dierlijke oorsprong alleen mogen worden ingevoerd uit een derde land of een deel van een derde land dat voorkomt op een overeenkomstig die verordening opgestelde lijst.

(2)

Beschikking 2003/812/EG van de Commissie (3) bevat lijsten van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van bepaalde producten voor menselijke consumptie als bedoeld in Richtlijn 92/118/EEG van de Raad (4) moeten toestaan. Een van die lijsten heeft betrekking op de derde landen of delen van derde landen waaruit de invoer van voor menselijke consumptie bestemde gelatine wordt toegestaan. Er is echter geen lijst van voor menselijke consumptie bestemd collageen of van grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen. Het is wenselijk dergelijke lijsten op te stellen.

(3)

In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong invoeren, ervoor zorgen dat de documenten die de zending vergezellen, voldoen aan de voorschriften van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 854/2004. Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (6) stelt modelcertificaten vast voor de invoer van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Die modelcertificaten bevatten achterhaalde verwijzingen naar eerdere wetgeving die moeten worden bijgewerkt.

(4)

Derde landen, delen van derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (7), in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (8), in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie (9) of in deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (10) voldoen aan de eisen van de Unie met betrekking tot de invoer van vers vlees en bepaalde visserijproducten. Deze lijsten kunnen ook worden gebruikt voor de invoer van grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen. Er moeten echter minder strenge eisen gelden als die grondstoffen bepaalde behandelingen hebben ondergaan zoals bepaald in de secties XIV en XV van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

(5)

Het risico voor de volksgezondheid van al dan niet behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen die in de Unie worden binnengebracht met het oog op doorvoer naar een derde land, is te verwaarlozen. Wel moeten dergelijke grondstoffen, zelfs als zij behandeld zijn, aan de toepasselijke veterinairrechtelijke voorschriften voldoen. Daarom moeten een lijst van derde landen, delen van derde landen en gebieden alsmede modelcertificaten voor de doorvoer en daaraan voorafgaande opslag van grondstoffen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen worden vastgesteld.

(6)

In verband met de geografische ligging van Kaliningrad moeten specifieke veterinairrechtelijke voorwaarden worden vastgesteld voor de doorvoer via de Unie van zendingen van grondstoffen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine of collageen van en naar Rusland, die uitsluitend gelden voor doorvoer door Letland, Litouwen en Polen.

(7)

Omwille van de duidelijkheid en de vereenvoudiging van de wetgeving van de Unie en onverminderd Beschikking 2003/863/EG van de Commissie (11) moeten de lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen van kikkerbilletjes, slakken, gelatine, collageen, grondstoffen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen, honing, koninginnengelei en andere producten van de bijenteelt bestemd voor menselijke consumptie moeten toestaan, alsmede de modelcertificaten voor die producten, worden opgenomen in een bijlage bij deze verordening. De desbetreffende bestaande certificaten moeten derhalve worden geschrapt uit bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005.

(8)

Om de veiligheid van bepaalde zeer verfijnde producten van dierlijke oorsprong te garanderen, zijn specifieke voorschriften opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Daarom is het wenselijk een lijst op te stellen van landen waaruit die producten mogen worden ingevoerd en een modelcertificaat voor die producten vast te stellen.

(9)

Aangezien de lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten de invoer van vleesproducten van gehouden haarwild en vleesproducten van gehouden vederwild en vlees van leporidae (konijnen en hazen) en vleesproducten daarvan moeten toestaan, zijn vastgelegd in respectievelijk Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (12) en in Verordening (EG) nr. 119/2009, wordt Beschikking 2003/812/EG overbodig en moet deze worden ingetrokken.

(10)

Er moet een overgangsperiode worden vastgesteld zodat de lidstaten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen aanpassen aan de nieuwe voorschriften van deze verordening.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

INVOER VAN BEPAALDE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG

Artikel 1

Lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden

De derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten de invoer van de volgende voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, worden vermeld in de desbetreffende delen van bijlage I:

a)

kikkerbilletjes, deel I;

b)

slakken, deel II;

c)

gelatine en collageen, deel III;

d)

grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen, deel IV;

e)

behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen, deel V;

f)

honing, koninginnengelei en andere producten van de bijenteelt, deel VI;

g)

de volgende zeer verfijnde producten, deel VII:

i)

chondroïtinesulfaat,

ii)

hyaluronzuur,

iii)

andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen,

iv)

chitosan,

v)

glucosamine,

vi)

stremsel,

vii)

vislijm,

viii)

aminozuren die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad (13) zijn toegelaten als levensmiddelenadditieven.

Artikel 2

Modelcertificaten

1.   De modelcertificaten voor de invoer in de Unie van de in artikel 1 bedoelde producten worden als volgt vastgesteld in bijlage II:

a)

kikkerbilletjes, deel I;

b)

slakken, deel II;

c)

gelatine, deel III;

d)

collageen, deel IV;

e)

grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen, deel V;

f)

behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen, deel VI;

g)

honing, koninginnengelei en andere producten van de bijenteelt, deel VII;

h)

de volgende zeer verfijnde producten, deel VIII:

i)

chondroïtinesulfaat,

ii)

hyaluronzuur,

iii)

andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen,

iv)

chitosan,

v)

glucosamine,

vi)

stremsel,

vii)

vislijm,

viii)

aminozuren die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008 zijn toegelaten als levensmiddelenadditieven.

Die certificaten moeten worden ingevuld met inachtneming van de toelichting in bijlage IV en de opmerkingen in het desbetreffende certificaat.

2.   Er mag gebruik worden gemaakt van elektronische certificering en andere overeengekomen systemen tussen de Unie en het betrokken derde land.

HOOFDSTUK 2

DOORVOER VAN BEPAALDE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG

Artikel 3

Lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden

De derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten de doorvoer door de Unie moeten toestaan van grondstoffen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor de menselijke consumptie voor doorvoer naar een derde land, hetzij rechtstreeks, hetzij na opslag in de Unie overeenkomstig artikel 12, lid 4, en artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG van de Raad (14), worden vermeld in respectievelijk de delen IV en V van bijlage I bij deze verordening.

Artikel 4

Modelcertificaat

1.   Het modelcertificaat voor de doorvoer door de Unie van de in artikel 3 bedoelde grondstoffen en behandelde grondstoffen is opgenomen in bijlage III.

Dat certificaat moet worden ingevuld met inachtneming van de toelichting in bijlage IV en de opmerkingen in het desbetreffende modelcertificaat.

2.   Er mag gebruik worden gemaakt van elektronische certificering en andere systemen die op het niveau van de Unie zijn geharmoniseerd.

Artikel 5

Afwijking voor doorvoer door Letland, Litouwen en Polen

1.   In afwijking van artikel 3 is de doorvoer over de weg of per spoor tussen de specifieke, aangewezen grensinspectieposten in Letland, Litouwen en Polen, vermeld en gemarkeerd met bijzondere opmerking 13 in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie (15), van zendingen van de in artikel 3 bedoelde grondstoffen of behandelde grondstoffen afkomstig uit en bestemd voor Rusland, rechtstreeks of via een ander derde land, toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a)

de zending is in de grensinspectiepost van binnenkomst door de officiële dierenarts verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;

b)

de documenten die de zending vergezellen, als voorgeschreven in artikel 7 van Richtlijn 97/78/EG, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts in de grensinspectiepost van binnenkomst voorzien van het stempel „Alleen voor doorvoer door de EU naar Rusland”;

c)

aan de procedurevoorschriften van artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG is voldaan;

d)

de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van binnenkomst heeft op het gemeenschappelijke veterinaire document van binnenkomst verklaard dat de zending mag worden doorgevoerd.

2.   De in lid 1 bedoelde zendingen worden niet overeenkomstig artikel 12, lid 4, of artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG in de Unie gelost of opgeslagen.

3.   De bevoegde autoriteit verricht op gezette tijden audits om na te gaan of de aantallen zendingen als bedoeld in lid 1 en de desbetreffende hoeveelheden producten, die op het grondgebied van de Unie binnengebracht zijn respectievelijk het grondgebied van de Unie verlaten hebben, met elkaar in overeenstemming zijn.

HOOFDSTUK 3

SLOTBEPALINGEN

Artikel 6

Wijziging

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in sectie I worden de hoofdstukken I, II, III en VI geschrapt;

2.

de aanhangsels I, II, III en VI worden geschrapt.

Artikel 7

Intrekking

Beschikking 2003/812/EG wordt ingetrokken.

Artikel 8

Overgangsbepalingen

Zendingen producten van dierlijke oorsprong waarvoor de desbetreffende certificaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2074/2005 zijn afgegeven, mogen nog in de Unie worden binnengebracht op voorwaarde dat het certificaat vóór 3 december 2016 is ondertekend.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(3)  Beschikking 2003/812/EG van de Commissie van 17 november 2003 tot vaststelling van de lijsten van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van bepaalde producten voor menselijke consumptie als bedoeld in Richtlijn 92/118/EEG van de Raad toestaan (PB L 305 van 22.11.2003, blz. 17).

(4)  Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49).

(5)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(6)  Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. y854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27).

(7)  Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53).

(8)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12).

(10)  Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).

(11)  Beschikking 2003/863/EG van de Commissie van 2 december 2003 inzake gezondheidscertificaten voor de invoer van dierlijke producten uit de Verenigde Staten (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 46).

(12)  Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49.)

(13)  Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

(14)  Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).

(15)  Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).


BIJLAGE I

Lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden als bedoeld in artikel 1

DEEL I

KIKKERBILLETJES

Derde landen en gebieden die zijn opgenomen in de kolom „Landen” van bijlage II bij Besluit 2006/766/EG, met uitzondering van die waarvoor een beperking is vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage, en de volgende landen of gebieden:

ISO-CODE LAND

LAND/GEBIED

MK (*1)

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

DEEL II

SLAKKEN

Derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Landen” van bijlage II bij Besluit 2006/766/EG, met uitzondering van die waarvoor een beperking is vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage, en de volgende landen of gebieden:

ISO-CODE LAND

LAND/GEBIED

MD

Moldavië

MK (*2)

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

SY

Syrië

DEEL III

GELATINE EN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

AFDELING A

Gelatine en collageen afgeleid van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, zowel landbouwhuisdieren als wilde dieren:

Derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage II, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, en de volgende landen of gebieden:

ISO-CODE LAND

LAND/GEBIED

KR

Republiek Korea

MY

Maleisië

PK

Pakistan

TW

Taiwan

AFDELING B

Gelatine en collageen afgeleid van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild:

Derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008.

AFDELING C

Gelatine en collageen afgeleid van visserijproducten:

Alle derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Landen” van bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG, ongeacht of een beperking is vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage.

AFDELING D

Gelatine en collageen afgeleid van leporidae en van niet-gedomesticeerde landzoogdieren die niet zijn vermeld in afdeling A:

Derde landen die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.

DEEL IV

GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN GELATINE EN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

AFDELING A

Grondstoffen afkomstig van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, zowel landbouwhuisdieren als wilde dieren:

Derde landen, gebieden en delen daarvan die zijn opgenomen in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 waaruit de invoer in de Unie van die categorie vers vlees van de respectieve soorten is toegestaan, zoals bepaald in dat deel van die bijlage, tenzij deze invoer wordt beperkt door de aanvullende garanties A en F, zoals aangegeven in kolom 5.

AFDELING B

Grondstoffen afkomstig van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild:

Derde landen, delen van derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 waaruit de invoer van vers vlees van pluimvee van de respectieve soorten is toegestaan, zoals bepaald in dat deel van die bijlage.

AFDELING C

Grondstoffen afkomstig van visserijproducten:

Derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Landen” van bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG, waarvoor de beperkingen gelden die zijn vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage.

AFDELING D

Grondstoffen afkomstig van leporidae en van niet-gedomesticeerde landzoogdieren die niet zijn vermeld in afdeling A:

Derde landen die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009 waaruit de invoer van vers vlees van de respectieve soorten is toegestaan, zoals bepaald in dat deel van die bijlage.

DEEL V

BEHANDELDE GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN GELATINE EN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

AFDELING A

Behandelde grondstoffen afkomstig van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, zowel landbouwhuisdieren als wilde dieren:

Derde landen en gebieden en delen daarvan die zijn opgenomen in bijlage II, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 en de volgende landen of gebieden:

ISO-CODE LAND

LAND/GEBIED

KR

Republiek Korea

MY

Maleisië

PK

Pakistan

TW

Taiwan

AFDELING B

Behandelde grondstoffen afkomstig van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild:

Derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008.

AFDELING C

Behandelde grondstoffen afkomstig van visserijproducten:

Alle derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Landen” van bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG, ongeacht of een beperking is vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage.

AFDELING D

Behandelde grondstoffen afkomstig van leporidae en van niet-gedomesticeerde landzoogdieren die niet zijn vermeld in afdeling A:

Derde landen die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.

AFDELING E

Behandelde grondstoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 853/2004, bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk I, punt 4, onder b), iii), en sectie XV, hoofdstuk I, punt 4, onder b), iii)

Derde landen, delen van derde landen en gebieden als bedoeld in deel IV van deze bijlage.

DEEL VI

HONING, KONINGINNENGELEI EN ANDERE PRODUCTEN VAN DE BIJENTEELT BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Land” in de bijlage bij Besluit 2011/163/EU van de Commissie (1) en die in de kolom „Honing” van die bijlage met een „X” zijn gemarkeerd.

DEEL VII

ZEER VERFIJNDE PRODUCTEN: CHONDROÏTINESULFAAT, HYALURONZUUR, ANDERE PRODUCTEN VAN GEHYDROLYSEERD KRAAKBEEN, CHITOSAN, GLUCOSAMINE, STREMSEL, VISLIJM EN AMINOZUREN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

a)

In het geval van grondstoffen afkomstig van hoefdieren, met inbegrip van paardachtigen, derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage II, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 en de volgende landen of gebieden:

ISO-CODE LAND

LAND/GEBIED

KR

Republiek Korea

MY

Maleisië

PK

Pakistan

TW

Taiwan

b)

In het geval van grondstoffen afkomstig van visserijproducten, alle derde landen en gebieden die worden vermeld in de kolom „Landen” in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG, ongeacht of een beperking is vermeld in de kolom „Beperkingen” van die bijlage.

c)

In het geval van grondstoffen afkomstig van pluimvee, derde landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, kolom 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008.


(*1)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; voorlopige code die geen gevolgen heeft voor de definitieve naam van dit land, die zal worden vastgelegd na afsluiting van de onderhandelingen die momenteel in het kader van de Verenigde Naties worden gevoerd.

(*2)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; voorlopige code die geen gevolgen heeft voor de definitieve naam van dit land, die zal worden vastgelegd na afsluiting van de onderhandelingen die momenteel in het kader van de Verenigde Naties worden gevoerd.

(1)  Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).


BIJLAGE II

Modelcertificaten als bedoeld in artikel 2

DEEL I

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GEKOELDE, DIEPGEVROREN OF BEREIDE KIKKERBILLETJES BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Vaartuig

I.19. Productcode (GS-code)

02.08.90

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Soort behandeling

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model FRG Kikkerbilletjes

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven kikkerbilletjes overeenkomstig die voorschriften zijn geproduceerd en met name dat zij:

— afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

en

— afkomstig zijn van kikkers die overeenkomstig de voorschriften van sectie XI van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 op hygiënische wijze zijn verbloed, bereid en, in voorkomend geval gekoeld, diepgevroren of verwerkt, verpakt en opgeslagen.

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

— Vak I.28: Soort behandeling: vers, behandeld.

Deel II:

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Deel II: Certificering

Officiële inspecteur

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL II

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GEKOELDE, DIEPGEVROREN, VAN HET SLAKKENHUIS ONTDANE, GEKOOKTE OF BEREIDE SLAKKEN OF SLAKKENCONSERVEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort (wetenschappelijke naam)

Soort behandeling

Erkenningsnummer van inrichtingen

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Verwerkingsbedrijf

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model SNS Slakken

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven slakken overeenkomstig die voorschriften zijn geproduceerd en met name dat zij:

— afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

en

— overeenkomstig de voorschriften van sectie XI van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 op hygiënische wijze zijn gehanteerd en, in voorkomend geval van het slakkenhuis ontdaan, gekookt, bereid, verwerkt tot conserven, diepgevroren, verpakt en opgeslagen.

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 03.07, 16.05.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

— Vak I.28: Soort behandeling: vers, behandeld.

Deel II:

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Deel II: Certificering

Officiële inspecteur

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL III

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GELATINE BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Datum productie

(dd/mm/jjjj)

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model GEL Gelatine bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven gelatine overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

— de gelatine afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

— de gelatine is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van sectie XIV, hoofdstukken I en II, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

— de gelatine is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van sectie XIV, hoofdstuk III, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

— de gelatine voldoet aan de criteria van sectie XIV, hoofdstuk IV, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

en indien afkomstig van herkauwers, met uitzondering van gelatine die afkomstig is van huiden van herkauwers,

(1) ofwel

— [de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan de gelatine is afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

— als er in het land of gebied inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i) de gelatine afkomstig is van dieren die zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast; ofwel

ii) de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afgeleid zijn;]

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

— de dieren waarvan de gelatine is afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde gelatine is afgeleid, vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afgeleid is.]

Deel II: Certificering

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model GEL Gelatine bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de gelatine afgeleid is van dieren die bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— de gelatine afgeleid is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001, en, indien er inheemse gevallen van BSE geweest zijn in het land of gebied, van dieren die geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, en van dieren die geboren zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afgeleid is.]

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een onbepaald BSE-risico;

— aan de dieren waarvan de gelatine is afgeleid, geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, zijn vervoederd en de dieren bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

— de dieren waarvan de gelatine is afgeleid, vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de gelatine is niet afgeleid van:

i) gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii) zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii) separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubriek: 35.03.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model GEL Gelatine bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

Deel II:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Officiële dierenarts Naam (in blokletters):

Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL IV

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Datum productie

(dd/mm/jjjj)

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model COL Collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat het hierboven omschreven collageen overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

— de gelatine afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

— het is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van bijlage III, sectie XV, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

— is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van sectie XV, hoofdstuk III, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

— zij voldoet aan de criteria van sectie XV, hoofdstuk IV, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

en indien afkomstig van herkauwers, met uitzondering van collageen dat afkomstig is van huiden van herkauwers,

(1) ofwel

— [de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan het collageen is afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— als er in het land of gebied inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i) de gelatine afkomstig is van dieren die zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast; ofwel

ii) de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afgeleid zijn;]

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

— de dieren waaruit het collageen is afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— de dieren waarvan het voor uitvoer bestemde collageen is afgeleid, vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afgeleid is.]

Deel II: Certificering

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model COL Collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— het collageen afgeleid is van dieren die bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— het collageen afgeleid is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001, en, indien er inheemse gevallen van BSE geweest zijn in het land of gebied, van dieren die geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, en van dieren die geboren zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afgeleid is.]

(1) ofwel

— [zij afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een onbepaald BSE-risico;

— aan de dieren waarvan het collageen is afgeleid, geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, zijn vervoederd en de dieren bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

— de dieren waarvan het collageen is afgeleid, vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— het collageen niet is afgeleid van:

i) gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii) zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii) separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.18: Dit certificaat kan ook worden gebruikt voor de invoer van worstvellen van collageen.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 35.04 of 39.17.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model COL Collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

Deel II:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Officiële dierenarts

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL V

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN GELATINE/COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE (1)

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8. Regio van oor-sprong

Code

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Aard van de goederen

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model RCG Grondstoffen voor de productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206) en dat de hierboven omschreven grondstoffen voldoen aan die voorschriften en met name dat:

— (1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee en ligamenten en pezen verkregen zijn van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een antemortem- en een postmortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

— (1) [de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild zijn verkregen van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een postmortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

— (1) [de hierboven beschreven huid en graten van vis afkomstig zijn van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

(1) en

[indien afkomstig van herkauwers, met uitzondering van huiden van herkauwers,

(1) ofwel:

— [zij afkomstig zijn uit een land of regio dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

— als er in het land of gebied inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i) de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast; of

ii) de grondstoffen van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afgeleid zijn;]

(1) ofwel

— [zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

— de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

Deel II: Certificering

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model RCG Grondstoffen voor de productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

— de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, niet geslacht zijn met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood zijn door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de grondstoffen van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afgeleid;]

(1) ofwel

— [zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

— de voor uitvoer bestemde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001, en, indien er inheemse gevallen van BSE geweest zijn in het land of gebied, van dieren die geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, en van dieren die geboren zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de grondstoffen van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van zijn afgeleid.]

(1) ofwel

— [zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een onbepaald BSE-risico;

— aan de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, zijn vervoederd en de dieren bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;

— de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, niet geslacht zijn met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood zijn door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn niet afgeleid van:

i) gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii) zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii) separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]]

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model RCG Grondstoffen voor de productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

(1) [II.2. Verklaring inzake de diergezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hierbij dat de hierboven beschreven grondstoffen:

II.2.1. bestaan uit dierlijke producten die voldoen aan de onderstaande veterinairrechtelijke voorschriften;

II.2.2. zijn verkregen op het grondgebied van (1) hetzij [: ] (1) hetzij [ ] (2) (3) (4) van:

(1) ofwel [II.2.2.1 dieren die afkomstig zijn van inrichtingen en sedert hun geboorte of ten minste gedurende de laatste drie maanden vóór het slachten op dat grondgebied hebben verbleven; en

(1) ofwel [i) tot de soorten behoren als bedoeld in Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1), die voldoen aan de desbetreffende diergezondheidsvoorschriften voor invoer van die verordening, en zijn geslacht voor menselijke consumptie op een datum waarop de invoer in de Europese Unie van vers vlees van dieren van die soorten is een vergunning van het land of gebied daarvan overeenkomstig kolom 8 van deel 1 van bijlage II bij die verordening;]

(1) ofwel [ii) tot de soorten behoren als bedoeld in Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12), die voldoen aan de desbetreffende diergezondheidsvoorschriften voor invoer van die verordening.]]

(1) ofwel [II.2.2.1 pluimvee dat op dat grondgebied heeft verbleven sinds het is uitgebroed of als eendagskuikens of slachtpluimvee is ingevoerd uit a) een of meer derde landen waaruit dat product mag worden ingevoerd volgens deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1), onder voorwaarden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van die verordening, bestaat uit in die verordening bedoelde soorten, voldoet aan de desbetreffende diergezondheidsvoorschriften voor invoer van die verordening, en voor menselijke consumptie is geslacht op een datum waarop de invoer in de Europese Unie van vlees van dieren van die soorten was toegestaan uit het land of gebied daarvan overeenkomstig kolom 6 B van deel 1 van bijlage I bij die verordening.]

(1) ofwel [II.2.2.1 dieren die op dat grondgebied in het wild zijn gedood (5); en die zijn gevangen en gedood in een gebied:

i) waar zich in een straal van 25 km geen geval of uitbraak heeft voorgedaan van de volgende ziekten waarvoor de dieren vatbaar zijn: mond-en-klauwzeer, runderpest, de ziekte van Newcastle en hoogpathogene aviaire influenza in de laatste 30 dagen en klassieke en Afrikaanse varkenspest in de laatste 40 dagen, en

ii) dat gelegen is op meer dan 20 km van de grens met een ander land of een deel daarvan waaruit deze grondstoffen in die periode niet naar de Europese Unie mogen worden uitgevoerd, en

iii) waarin zij binnen twaalf uur na het doden zijn weggevoerd om te worden gekoeld, hetzij naar een verzamelcentrum en onmiddellijk daarna naar een wildbewerkings-inrichting, hetzij rechtstreeks naar een wildbewerkingsinrichting;]

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model RCG Grondstoffen voor de productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.2.3. zijn verkregen in een inrichting waaromheen zich in een straal van 10 km geen geval of uitbraak heeft voorgedaan van de volgende ziekten waarvoor de dieren vatbaar zijn: mond-en-klauwzeer, runderpest, de ziekte van Newcastle of hoogpathogene aviaire influenza, klassieke of Afrikaanse varkenspest in de laatste 30 dagen, of, indien zich wel een geval van een van die ziekten heeft voorgedaan, de toestemming om voor uitvoer naar de Europese Unie bestemde grondstoffen te bewerken pas is gegeven nadat alle vlees was verwijderd en de inrichting volledig was gereinigd en ontsmet onder controle van een officiële dierenarts; en:

II.2.4. zijn verkregen en bereid zonder in contact te komen met materiaal dat niet aan bovengenoemde eisen voldoet, en zijn gehanteerd met de nodige voorzorgen om besmetting met ziekteverwekkers te voorkomen; en

II.2.5. zijn vervoerd in schone en verzegelde containers of vrachtwagens.]

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.8: Gebiedscode als vermeld in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53) en/of deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 en/of deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 119/2009 en/of deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010.

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending; registratie- of erkenningsnummer, naar gelang van het geval.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 02.08, 03.05, 05.05, 05.06, 05.11.91, 05.11.99, 41.01, 41.02, 41.03.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

— Vak I.28: Aard van de goederen: huiden, beenderen, ligamenten en pezen;

Erkenningsnummer van inrichtingen: registratie- of erkenningsnummer, naar gelang van het geval;

Verwerkingsbedrijf: omvat slachthuis, fabrieksvaartuig, uitsnijderij, wildbewerkings-inrichting en verwerkingsbedrijf.

Deel II:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is. In het geval van producten die zijn afgeleid van visserijproducten, moet de volledige sectie II.2 moet worden geschrapt.

(2) Naam en ISO-code van het land, het gebied of de zone van uitvoer zoals vastgesteld in:

— de bijlagen bij Beschikking 2006/766/EG;

— bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008;

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model RCG Grondstoffen voor de productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

— bijlage II, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009;

— bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010;

(3) Indien delen van het materiaal zijn afgeleid van dieren uit een of meer (andere) derde landen waaruit dat product volgens bijlage II bij Verordening (EG) nr. 206/2010 in de EU mag worden ingevoerd, moet(en) de code(s) van dat (die) land(en) of gebied(en) daarvan worden vermeld alsmede de code van het derde land waar de dieren zijn geslacht (het materiaal kan niet afkomstig zijn uit een land of gebied dat de aanvullende garanties A of F heeft, zoals aangegeven in kolom 5 van die bijlage).

(4) Indien het materiaal is afgeleid van slachtpluimvee uit een of meer (andere) derde landen waaruit dat product volgens deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 in de EU mag worden ingevoerd, moet(en) de code(s) van dat (die) land(en) of gebied(en) worden vermeld alsmede de code van het derde land waar het pluimvee is geslacht.

(5) Alleen voor landen waaruit vlees van vrij wild voor menselijke consumptie van dezelfde diersoort in de Europese Unie mag worden ingevoerd.

— De kleur van de handtekening en het stempel moet verschillen van die van de gedrukte tekst.

NB Opmerking voor de in de EU voor de zending verantwoordelijke persoon: dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot in de grensinspectiepost. De zending moet rechtstreeks worden vervoerd naar het verwerkingsbedrijf van bestemming.

Officiële dierenarts

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL VI

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN BEHANDELDE GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN GELATINE/COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8. Regio van oor-sprong

Code

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Aard van de goederen

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model TCG Behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven beschreven behandelde grondstoffen aan de volgende voorwaarden voldoen:

— zij zijn afgeleid van inrichtingen die door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd en in een lijst zijn opgenomen

en

— (1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee zijn afgeleid van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een antemortem- en een postmortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

— [de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild zijn afgeleid van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een postmortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

— [de hierboven beschreven huid en graten van vis zijn afgeleid van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

en

(1) ofwel [zij zijn afkomstig van gedroogde beenderen van soorten runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden en wilde dieren, pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild, voor de productie van collageen of gelatine, zij zijn afgeleid van gezonde, in een slachthuis geslachte dieren, en zij zijn als volgt behandeld:

(1) hetzij [vermalen tot stukken van ca. 15 mm, met heet water ontvet bij een temperatuur van ten minste 70 °C gedurende ten minste 30 minuten, van ten minste 80 °C gedurende 15 minuten, of van ten minste 90 °C gedurende ten minste 10 minuten, vervolgens gewassen en daarna gedroogd gedurende ten minste 20 minuten in een hete luchtstroom met een begintemperatuur van ten minste 350 °C, of gedurende 15 minuten in een hete luchtstroom met een begintemperatuur van meer dan 700 °C.]

(1) hetzij [gedurende ten minste 42 dagen in de zon gedroogd bij een gemiddelde temperatuur van ten minste 20 °C.]

(1) hetzij [behandeld met een zuur, waarbij de pH in het binnenste gedurende ten minste één uur vóór het drogen lager dan 6 wordt gehouden.]]

(1) hetzij [zij zijn huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee of van vrij wild, zij zijn afgeleid van gezonde dieren en:

(1) hetzij [zij zijn behandeld met een base, zodat in het binnenste een pH > 12 wordt bereikt, gevolgd door zouten gedurende ten minste zeven dagen]

(1) hetzij [zij zijn gedurende ten minste 42 dagen gedroogd bij een temperatuur van ten minste 20 °.]

(1) hetzij [zij zijn behandeld met een zuur, zodat in het binnenste gedurende ten minste één uur een pH lager dan 5 wordt bereikt.]

(1) hetzij [zij zijn behandeld met een base, zodat in het binnenste gedurende ten minste acht uur een pH hoger dan 12 wordt bereikt.]]

(1) hetzij [het zijn beenderen of huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee, huid van vis en huiden van vrij wild uit derde landen, delen van derde landen en gebieden als bedoeld in bijlage I, deel IV, bij deze verordening die een andere behandeling dan die welke hierboven zijn genoemd hebben ondergaan en die afkomstig zijn van inrichtingen die geregistreerd of erkend zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004

en

(1) [indien afkomstig van herkauwers, met uitzondering van huiden van herkauwers,

Deel II: Certificering

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model TCG Behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

(1) hetzij:

— [zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land met een verwaarloosbaar BSE-risico en zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;

— als er in het land of gebied inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i) de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast; of

ii) de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecifi-ceerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afgeleid;]

(1) hetzij

— [zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

— de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;

— de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde grondstoffen van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid, zijn niet geslacht met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood zijn door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afgeleid;]

(1) ofwel

— [zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

— de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;

— de voor uitvoer bestemde behandelde grondstoffen van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001, en, indien er inheemse gevallen van BSE geweest zijn in het land of gebied, van dieren die geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, en van dieren die geboren zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die vóór het slachten niet bedwelmd zijn door een gasinjectie in de schedelholte of onmiddellijk gedood zijn met dezelfde methode, of geslacht zijn volgens de methode waarbij na bedwelming van het dier weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model TCG Behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

— de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afgeleid.]

(1) ofwel

— [zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een onbepaald BSE-risico;

— aan de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, vervoederd en de dieren zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;

— de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid, zijn niet geslacht met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood zijn door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

— de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten zijn niet afgeleid van:

i) gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii) zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii) separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]]]

(1) [II.2. Verklaring inzake de diergezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hierbij dat de hierboven beschreven behandelde grond-stoffen:

II.2.1. bestaan uit dierlijke producten die voldoen aan de onderstaande veterinairrechtelijke voorschriften;

II.2.2. zijn verkregen op het grondgebied van: (1) [ ] (1) of [ ] (2) (3)

II.2.3. zijn verkregen en bereid zonder in contact te komen met materiaal dat niet aan bovengenoemde eisen voldoet, en zijn gehanteerd met de nodige voorzorgen om besmetting met ziekteverwekkers te voorkomen;

II.2.4. zijn vervoerd in schone en verzegelde containers of vrachtwagens.]

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.8: Gebiedscode als vermeld in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53) of in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1) of in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12) of in deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending en erkenningsnummer of identificatienummer van de bevoegde autoriteit, naargelang van het geval.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model TCG Behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 03.05, 05.05, 05.06, 05.11.91, 05.11.99, 41.01, 41.02, 41.03.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

— Vak I.28: Aard van de goederen: huiden, beenderen, ligamenten en pezen;

Erkenningsnummer van inrichtingen: erkenningsnummer of identificatienummer van de bevoegde autoriteit, naargelang van het geval;

Verwerkingsbedrijf: omvat slachthuis, fabrieksvaartuig, uitsnijderij, wildbewerkingsin-richting en verwerkingsbedrijf.

Erkenningsnummer: indien van toepassing.

Deel II:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is. In het geval van producten die zijn afgeleid van visserijproducten, moet de volledige sectie II.2 moet worden geschrapt.

(2) Naam en ISO-code van het land, het gebied of de zone van uitvoer zoals vastgesteld in:

— bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010;

— bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008;

— bijlage II, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.

(3) Indien delen van het materiaal zijn afgeleid van dieren uit een of meer (andere) derde landen die zijn opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13), moet(en) de code(s) van dat (die) land(en) of gebied(en) worden vermeld.

— De kleur van de handtekening en het stempel moet verschillen van die van de gedrukte tekst.

NB Opmerking voor de in de EU voor de zending verantwoordelijke persoon: dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot in de grensinspectiepost. De zending moet rechtstreeks worden vervoerd naar het verwerkingsbedrijf van bestemming.

— De duur van het vervoer mag worden meegeteld in de duur van de behandeling.

Officiële dierenarts

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL VII

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN HONING, KONINGINNENGELEI EN ANDERE PRODUCTEN VAN BIJENTEELT BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Soort behandeling

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model HON Honing, koninginnengelei en andere producten van de bijenteelt

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven honing, koninginnengelei en andere producten van de bijenteelt overeenkomstig die voorschriften zijn geproduceerd en met name dat zij:

— afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

— overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 op hygiënische wijze zijn gehanteerd en, in voorkomend geval bereid, verpakt en opgeslagen;

en

— met betrekking tot levende dieren en producten daarvan alle garanties worden geboden die zijn vervat in de plannen betreffende residuen die zijn ingediend overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10), en met name artikel 29 daarvan.

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending. Erkenningsnummer betekent registratienummer.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 04.09, 04.10.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

— Vak I.28: Soort behandeling: Vermeld "ultrasonicatie", "homogenisatie", "ultrafiltratie", "pasteu-risatie", "geen warmtebehandeling".

Erkenningsnummer van inrichtingen: erkenningsnummer of identificatienummer van de bevoegde autoriteit, naargelang van het geval

Deel II:

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Deel II: Certificering

Officiële inspecteur

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:

DEEL VIII

MODELCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN ZEER VERFIJNDE PRODUCTEN: CHONDROÏTINESULFAAT, HYALURONZUUR, ANDERE PRODUCTEN VAN GEHYDROLYSEERD KRAAKBEEN, CHITOSAN, GLUCOSAMINE, STREMSEL, VISLIJM EN AMINOZUREN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8.

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam Erkenningsnummer

Adres

I.12.

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Menselijke consumptie

I.26.

I.27. Voor invoer of toelating in de EU

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Datum productie

(dd/mm/jjjj)

Erkenningsnummer van inrichtingen

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model HRP Zeer verfijnde producten: chondroïtinesulfaat, hyaluronzuur, andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen, chitosan, glucosamine, stremsel, vislijm en aminozuren voor menselijke consumptie

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangele-genheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven zeer verfijnde producten overeenkomstig die voorschriften zijn geproduceerd en met name:

— dat zij afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de HACCP-beginselen gebaseerd programma toepassen;

— dat zij overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 op hygiënische wijze zijn gehanteerd en, in voorkomend geval bereid, verpakt en opgeslagen;

— dat zij voldoen aan de voorschriften van sectie XVI van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

en

— (1) [in het geval van aminozuren, dat

i) bij de productie geen mensenhaar is gebruikt; en

ii) zij in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16)]

Opmerkingen

Deel I:

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.15: Registratienummer (voor wagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet afzonderlijke informatie worden verstrekt.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrie-ken: 21.06.90, 29.22, 29.30, 29.32, 35.07, 35.03 of 39.13.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Identificatie van container/zegelnummer: alleen waar van toepassing.

Deel II:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

— De kleur van het stempel en de handtekening moet verschillen van de kleur van de andere gegevens op het certificaat.

Deel II: Certificering

Officiële dierenarts Naam (in blokletters):

Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:


(1)  Tenzij behandeld in deel VI.


BIJLAGE III

MODELCERTIFICAAT VOOR DE DOORVOER DOOR DE UNIE, HETZIJ RECHTSTREEKS, HETZIJ NA OPSLAG, VOOR GRONDSTOFFEN OF BEHANDELDE GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN GELATINE/COLLAGEEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Tekst van het beeld

LAND:

Veterinair certificaat voor de invoer in de EU

Deel I: Gegevens betreffende de zending

I.1. Verzender

Naam

Adres

Tel.

I.2. Referentienummer certificaat

I.2.a.

I.3. Centrale bevoegde autoriteit

I.4. Lokale bevoegde autoriteit

I.5. Geadresseerde

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.6. Voor de zending in EU verantwoordelijke persoon

Naam

Adres

Postcode

Tel.

I.7. Land van oorsprong

ISO-code

I.8. Regio van oor-sprong

Code

I.9. Land van bestemming

ISO-code

I.10.

I.11. Plaats van oorsprong

Naam

Adres

I.12. Plaats van bestemming

Douane-entrepot Leverancier aan zeever-voermiddelen

Naam Erkenningsnummer

Adres

Postcode

I.13. Plaats van lading

I.14. Datum van vertrek

I.15. Vervoermiddelen

Vliegtuig Vaartuig Treinwagon

Wegvoertuig Ander

Identificatie

Referentiedocumenten

I.16. Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU

I.17.

I.18. Omschrijving van de goederen

I.19. Productcode (GS-code)

I.20. Hoeveelheid

I.21. Temperatuur producten

Omgevingstemperatuur Gekoeld Bevroren

I.22. Aantal verpakkingen

I.23. Nr. zegel en nr. container

I.24. Soort verpakking

Image

Tekst van het beeld

I.25. Goederen gecertificeerd voor:

Productie van gelatine / collageen bestemd voor menselijke consumptie

I.26. Voor doorvoer naar derde land door de EU

Derde land ISO-code

I.27.

I.28. Identificatie van de goederen

Soort

(wetenschappelijke benaming)

Verwerkingsbedrijf

Aantal verpakkingen

Nettogewicht

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model DOORVOER/OPSLAG

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

II.1. Verklaring inzake de diergezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de in deel I beschreven grondstoffen of behandelde grondstoffen:

II.1.1. uit een land of gebied komen waaruit de invoer in de EU is toegestaan overeenkomstig deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1) of Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12) of deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1), en

II.1.2. voldoen aan de van toepassing zijnde veterinairrechtelijke voorschriften zoals aangegeven in de verklaring inzake de diergezondheid in het modelcertificaat in deel V of VI van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13).

Opmerkingen

Dit certificaat is bestemd voor de doorvoer en opslag overeenkomstig artikel 12, lid 4, of artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9) van grondstoffen of behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine/collageen voor menselijke consumptie van:

1) als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan);

2) als landbouwhuisdier gehouden schapen (Ovis aries) en als landbouwhuisdier gehouden geiten (Capra hircus);

3) als landbouwhuisdier gehouden varkens (Sus scrofa);

4) als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen (Equus caballus, Equus asinus en kruisingen daarvan);

5) gekweekte niet-gedomesticeerde dieren van de orde Artiodactyla (met uitzondering van runderen (inclusief Bison en Bubalus en kruisingen daarvan), Ovis aries, Capra hircus, Suidae en Tayassuidae) en van de families Rhinocerotidae en Elephantidae;

6) wilde niet-gedomesticeerde dieren van de orde Artiodactyla (met uitzondering van runderen (inclusief Bison en Bubalus en kruisingen daarvan), Ovis aries, Capra hircus, Suidae en Tayassuidae) en van de families Rhinocerotidae en Elephantidae;

7) gekweekte niet-gedomesticeerde dieren van de families Suidae, Tayassuidae en Tapiridae;

8) wilde niet-gedomesticeerde dieren van de families Suidae, Tayassuidae en Tapiridae;

9) wilde eenhoevigen van het ondergeslacht Hippotigris (zebra);

10) wilde leporidae (konijnen en hazen);

11) andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren dan hoefdieren en leporidae;

12) gekweekte konijnen;

13) pluimvee;

14) gekweekte loopvogels;

15) vrij wild;

16) vis.

Deel II: Certificering

Image

Tekst van het beeld

LAND

Model DOORVOER/OPSLAG

II. Informatie over de gezondheid

II.a. Referentienummer certificaat

II.b.

Deel I:

— Vak I.8: Gebiedscode als vermeld in deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 of in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 119/2009 of deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 of bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53).

— Vak I.11: Plaats van oorsprong: naam en adres van de inrichting van verzending.

— Vak I.12: Adres (en erkenningsnummer indien bekend) van het entrepot in de vrije zone, het vrije entrepot, het douane-entrepot of de scheepsbevoorrader.

— Vak I.15: Registratienummer (treinwagons, containers en vrachtwagens), vluchtnummer of naam van het schip. In geval van overslag moet de verzender de grensinspectiepost van binnenkomst in de EU hiervan op de hoogte brengen.

— Vak I.19: Gebruik de juiste code van het geharmoniseerd systeem (GS) onder de volgende rubrieken: 02.08, 03.05, 05.04, 05.05, 05.06, 05.11.91, 05.11.99, 41.01, 41.02, 41.03.

— Vak I.20: Totaal brutogewicht en totaal nettogewicht vermelden.

— Vak I.23: Bij vervoer in containers of dozen het containernummer en het zegelnummer (indien van toepassing) vermelden.

— Vak I.28: Verwerkingsbedrijf: erkenningsnummer of identificatienummer van de bevoegde autoriteit invullen, naargelang van het geval. Omvat slachthuis, fabrieksvaartuig, uitsnijderij, wildbewerkingsinrichting en verwerkingsbedrijf.

Officiële dierenarts of officiële inspecteur

Naam (in blokletters): Hoedanigheid en titel:

Datum: Handtekening:

Stempel:


BIJLAGE IV

TOELICHTING VOOR HET INVULLEN VAN DE CERTIFICATEN

(als bedoeld in artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1)

a)

Het derde land van uitvoer stelt een certificaat op overeenkomstig het in de bijlagen II en III vastgestelde model, naargelang van de producten van dierlijke oorsprong in kwestie.

Op elk certificaat worden, in de in het model aangegeven volgorde, de verklaringen opgenomen die voor elk derde land vereist zijn en de eventuele aanvullende garanties die voor het derde land van uitvoer of een deel daarvan vereist zijn.

Indien de EU-lidstaat van bestemming voor de producten van dierlijke oorsprong in kwestie aanvullende certificeringsvoorschriften vereist, worden in het origineel van het certificaat verklaringen opgenomen waarin wordt bevestigd dat aan die voorschriften is voldaan.

b)

Indien in het modelcertificaat staat dat een verklaring in bepaalde gevallen kan worden doorgehaald, houdt dit in dat niet ter zake doende verklaringen mogen worden doorgehaald, met paraaf en stempel van de certificerende ambtenaar, of helemaal uit het certificaat mogen worden weggelaten.

c)

Er moet één afzonderlijk certificaat worden opgesteld voor producten van dierlijke oorsprong die afkomstig zijn uit of meer gebieden of zones van hetzelfde land van uitvoer die zijn opgenomen of bedoeld in bijlage I, die verzonden worden naar dezelfde bestemming en vervoerd worden in dezelfde spoorwegwagon, dezelfde vrachtwagen, hetzelfde vliegtuig of hetzelfde schip.

d)

Het originele exemplaar van elk certificaat bestaat uit één blad of, indien nodig, een formulier waarvan alle bladen één ondeelbaar geheel vormen.

e)

Het certificaat wordt opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waarin de grensinspectiepost van binnenkomst van de zending in de EU gelegen is en van de lidstaat van bestemming. Deze lidstaten kunnen evenwel toestaan dat het certificaat in de officiële taal van een andere lidstaat wordt opgesteld, zo nodig met een officiële vertaling.

f)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending (zie punt I.28 van het modelcertificaat) extra bladen aan het certificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele certificaat en worden alle bladzijden voorzien van de handtekening en het stempel van de certificerende ambtenaar.

g)

Indien het certificaat, inclusief de onder f) bedoelde aanvullingen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan genummerd — (bladzijdenummer) van (totaal aantal bladzijden) — en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het referentienummer van het certificaat dat door de bevoegde autoriteit is toegekend.

h)

Het originele exemplaar van het certificaat moet worden ingevuld en ondertekend door een officiële dierenarts of een andere aangewezen officiële inspecteur, wanneer het modelcertificaat in deze mogelijkheid voorziet. De bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer zien erop toe dat certificeringsvoorschriften worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 96/93/EG van de Raad (1).

De kleur van de handtekening moet verschillen van die van de gedrukte tekst. Dat geldt ook voor andere stempels dan reliëfstempels en watermerken.

i)

Het in vak I.2 en vak II.a ingevulde referentienummer moet door de bevoegde autoriteit zijn toegekend.


(1)  Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke producten (PB L 13 van 16.1.1997, blz. 28).


14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/760 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2016

inzake uitzonderlijke steunmaatregelen voor de sectoren eieren en pluimveevlees in Italië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 220, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 december 2014 is hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 door Italië waargenomen en gemeld. De uitbraak van die ziekte werd bevestigd in een commercieel bedrijf van mannelijke vleeskalkoenen in Porto Viro, provincie Rovigo, in de regio Veneto in Italië.

(2)

Italië heeft onmiddellijk en op efficiënte wijze alle noodzakelijke diergezondheids- en veterinaire maatregelen genomen die overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG (2) vereist waren.

(3)

Met name hebben de Italiaanse autoriteiten uit hoofde van Uitvoeringsbesluit 2014/936/EU van de Commissie (3) bestrijdings-, monitoring- en voorzorgsmaatregelen getroffen en beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld. Daardoor hebben zij de dreiging snel kunnen wegnemen. Tot en met 16 februari 2015 werden EU- en nationale diergezondheids- en veterinaire maatregelen toegepast in alle bedrijven, met uitzondering van het bedrijf waar mannelijke vleeskalkoenen worden gehouden, waar maatregelen werden toegepast tot en met 25 februari 2015.

(4)

Op 23 juni 2015 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie ervan in kennis gesteld dat bepaalde marktdeelnemers als gevolg van de noodzakelijke diergezondheids- en veterinaire maatregelen die waren getroffen om de verspreiding van het virus in te dammen en het virus uit te roeien, inkomstenverliezen hebben geleden die niet in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie in het kader van Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(5)

Op 23 juni 2015 heeft de Commissie een formeel verzoek van de Italiaanse autoriteiten ontvangen tot cofinanciering van bepaalde uitzonderlijke steunmaatregelen uit hoofde van artikel 220, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013. De Italiaanse autoriteiten hebben hun verzoek op 11 en 27 januari 2016 toegelicht.

(6)

Ten gevolge van de getroffen diergezondheids- en veterinaire maatregelen werd de plaatsing van vogels in bedrijven die kapoenen, „golden” kippen, standaardkippen en kalkoenen vetmesten en die in de beschermings- en toezichtsgebieden gelegen zijn, uitgesteld en kon een in die gebieden gelegen fokkalkoenenbedrijf geen broedeieren produceren. Dit heeft in de periode dat deze maatregelen van kracht waren, geleid tot productieverlies op het gebied van vlees van kapoenen, „golden” kippen, standaardkippen en kalkoenen voor de vleesproductie en op het gebied van broedeieren van fokkalkoenen. Bijgevolg is het passend deze verliezen te compenseren.

(7)

Ten gevolge van de getroffen diergezondheids- en veterinaire maatregelen werden kippen van verscheidene bedrijven in het beschermingsgebied onmiddellijk geslacht en werd het vlees van deze dieren hetzij warmtebehandeld overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2005/94/EG, hetzij bevroren met het oog op een vlottere verkoop van bevroren pluimveevlees in het beschermingsgebied. Derhalve dienen de verliezen die te wijten zijn aan het verschil in waarde tussen vers pluimveevlees en warmtebehandeld of bevroren pluimveevlees, te worden gecompenseerd.

(8)

Overeenkomstig artikel 220, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 cofinanciert de Unie 50 % van de uitgaven van Italië voor de uitzonderlijke steunmaatregelen. De Commissie moet na bestudering van het verzoek van Italië de maximumhoeveelheden vaststellen die per uitzonderlijke marktsteunmaatregel in aanmerking komen voor financiering.

(9)

Om het risico op overcompensatie uit te sluiten, moet voor elk product een passend forfaitair bedrag aan cofinanciering worden vastgesteld.

(10)

De betrokken soorten zijn kippen (kapoenen, „golden” kippen en standaardkippen) en (mannelijke en vrouwelijke) kalkoenen voor de vleesproductie, broedeieren van kalkoenen en warmtebehandeld of bevroren kippenvlees.

(11)

Om het risico op dubbele financiering uit te sluiten, mogen de geleden verliezen niet zijn gecompenseerd door middel van staatssteun of via een verzekering en moet de cofinanciering van de Unie in het kader van deze verordening beperkt blijven tot subsidiabele producten waarvoor geen financiële bijdrage van de Unie is ontvangen in het kader van Verordening (EU) nr. 652/2014.

(12)

De reikwijdte en de duur van de uitzonderlijke steunmaatregelen waarin deze verordening voorziet, moeten beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de betrokken markt.

(13)

Omwille van een goed budgettair beheer van deze uitzonderlijke steunmaatregelen komen enkel de betalingen die Italië uiterlijk op 30 september 2016 aan de begunstigden verricht, in aanmerking voor cofinanciering door de Unie. Artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (5) dient niet van toepassing te zijn.

(14)

Om de subsidiabiliteit en de juistheid van de betalingen te waarborgen, moeten de Italiaanse autoriteiten vooraf controles verrichten.

(15)

De Italiaanse autoriteiten moeten de Commissie van de goedkeuring van de betalingen in kennis stellen zodat de Unie haar financiële controles kan verrichten.

(16)

Met het oog op een onmiddellijke toepassing van deze maatregelen door Italië dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie cofinanciert 50 % van de uitgaven van Italië voor de ondersteuning van de markt voor broedeieren en pluimveevlees, die in ernstige mate is getroffen door de uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8, die op 15 december 2014 door Italië werd ontdekt en gemeld en waarvoor tot en met 16 februari 2015 uniale en nationale diergezondheids- en veterinaire maatregelen golden in alle bedrijven, met uitzondering van het bedrijf waar mannelijke vleeskalkoenen worden gehouden, waar maatregelen werden toegepast tot en met 25 februari 2015.

Slechts uitgaven die Italië uiterlijk op 30 september 2016 aan de begunstigden heeft vergoed, komen in aanmerking voor cofinanciering door de Unie. Artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie is niet van toepassing.

Artikel 2

De maximale cofinanciering van de Unie bedraagt:

a)

voor het productieverlies bij broedeieren van fokkalkoenen in het toezichtsgebied: een forfaitair bedrag van 0,42 EUR per broedei van kalkoenen van GN-code 0407 19 11 voor ten hoogste 313 560 stuks;

b)

voor het productieverlies bij pluimveevlees door vertragingen die voortvloeiden uit de diergezondheids- en veterinaire maatregelen betreffende kapoenen, „golden” kippen en standaardkippen en mannelijke en vrouwelijke kalkoenen voor de vleesproductie in de bedrijven in de beschermings- en toezichtsgebieden: een forfaitair bedrag van:

i)

0,022 EUR per week per kapoen van GN-code 0105 94 00 voor ten hoogste 262 400 stuks en voor ten hoogste 42 146,98 EUR;

ii)

0,0244 EUR per week per „golden” kip van GN-code 0105 94 00 voor ten hoogste 7 500 stuks en voor ten hoogste 1 620,86 EUR;

iii)

0,0136 EUR per week per standaardkip van GN-code 0105 94 00 voor ten hoogste 1 271 908 stuks en voor ten hoogste 83 715,00 EUR;

iv)

0,0636 EUR per week per vrouwelijke vleeskalkoen van GN-code 0105 99 30 voor ten hoogste 35 040 stuks en voor ten hoogste 23 240,53 EUR;

v)

0,0722 EUR per week per mannelijke vleeskalkoen van GN-code 0105 99 30 voor ten hoogste 34 000 stuks en voor ten hoogste 15 387,43 EUR;

c)

voor de verliezen die te wijten zijn aan het verschil in waarde tussen vers en warmtebehandeld vlees van standaardkippen die onmiddellijk in het beschermingsgebied werden geslacht: een forfaitair bedrag van 0,3761 EUR per kg levend gewicht voor ten hoogste 98 297,50 EUR;

d)

voor de verliezen die te wijten zijn aan het verschil in waarde tussen vers en bevroren vlees van standaardkippen die onmiddellijk in het beschermingsgebied werden geslacht: een forfaitair bedrag van 0,04 EUR per kg kippenvlees voor ten hoogste 3 402,44 EUR.

Artikel 3

De cofinanciering van de Unie in het kader van deze verordening blijft beperkt tot producten waarvoor geen compensatie door middel van staatssteun of via een verzekering noch een financiële bijdrage van de Unie in het kader van Verordening (EU) nr. 652/2014 is ontvangen.

Artikel 4

Voordat tot betaling wordt overgegaan, verricht Italië uitgebreide administratieve en fysieke controles om te waarborgen dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan.

De Italiaanse autoriteiten verifiëren met name het volgende:

a)

of de indiener van de steunaanvraag in aanmerking komt voor steun;

b)

voor elke in aanmerking komende marktdeelnemer: of de broedeieren van fokkalkoenen in aanmerking komen voor steun, om hoeveel het gaat en wat het daadwerkelijke productieverlies is;

c)

voor elke in aanmerking komende marktdeelnemer: of het kippen- en kalkoenvlees in aanmerking komt voor steun, om hoeveel het gaat en wat het daadwerkelijke productieverlies is door vertragingen bij het plaatsen van kapoenen, „golden” kippen, standaardkippen en kalkoenen voor de vleesproductie in de bedrijven in de beschermings- en toezichtsgebieden in de periode dat de diergezondheids- en veterinaire maatregelen golden;

d)

voor elke in aanmerking komende marktdeelnemer: of het warmtebehandelde vlees van standaardkippen in aanmerking komt, om hoeveel het gaat en wat het daadwerkelijke verlies is dat te wijten is aan het verschil in waarde tussen vers en warmtebehandeld vlees van standaardkippen die onmiddellijk in het beschermingsgebied werden geslacht in de periode dat de diergezondheids- en veterinaire maatregelen golden;

e)

voor elke in aanmerking komende marktdeelnemer: of het bevroren vlees van standaardkippen in aanmerking komt, om hoeveel het gaat en wat het daadwerkelijke verlies is dat te wijten is aan het verschil in waarde tussen vers en bevroren vlees van standaardkippen die onmiddellijk in het beschermingsgebied werden geslacht in de periode dat de diergezondheids- en veterinaire maatregelen golden;

f)

of de in aanmerking komende marktdeelnemers geen financiering ter compensatie van de in artikel 2 bedoelde verliezen hebben ontvangen van andere bronnen.

Artikel 5

De Italiaanse autoriteiten stellen de Commissie in kennis van de goedkeuring van de betalingen.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/936/EU van de Commissie van 17 december 2014 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Italië (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 160).

(4)  Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).


14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/67


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/761 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2016

tot afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, wat betreft de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling voor 2016

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 (1), en met name artikel 78, eerste alinea, onder b), en tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (2) zijn de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vastgesteld.

(2)

Vanwege de administratieve moeilijkheden die in het eerste jaar van implementatie van het nieuwe kader voor de regelingen inzake rechtstreekse betalingen en de plattelandsontwikkelingsmaatregelen zijn ondervonden en in een aantal lidstaten nog steeds bestaan, alsmede de nieuwe elementen die verband houden met de voorbereiding van het aanvraagproces voor aanvraagjaar 2016, heeft het beheer van de verzamelaanvraag, steunaanvragen en betalingsaanvragen en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling in een aantal lidstaten vertraging opgelopen. Deze moeilijkheden doen zich voor in de algemene context van de ernstige economische situatie waarin bepaalde landbouwsectoren verkeren.

(3)

Die situatie heeft afbreuk gedaan aan de mogelijkheid van begunstigden om de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling in te dienen binnen de in artikel 13, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 vastgestelde termijnen.

(4)

Derhalve moet worden voorzien in een afwijking van artikel 13, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 die het de lidstaten mogelijk maakt voor 2016 een uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen en een uiterste datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vast te stellen die later zijn dan de uiterste datums welke in die artikelen zijn vastgesteld. Aangezien de in artikel 11, lid 4, en artikel 15, leden 2 en 2 bis, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedoelde datums en perioden zijn gekoppeld aan de in artikel 13, lid 1, van die verordening vastgestelde uiterste datum, moet in een soortgelijke afwijking worden voorzien voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag en voorafgaande controles.

(5)

Aangezien deze afwijkingen betrekking moeten hebben op de verzamelaanvraag, steunaanvragen en betalingsaanvragen, wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten voor het jaar 2016, moet de onderhavige verordening van toepassing zijn op de genoemde aanvragen die betrekking hebben op het jaar 2016.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor rechtstreekse betalingen en het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 stellen de lidstaten voor het jaar 2016 uiterste datums voor het indienen van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen vast die niet later zijn dan 15 juni.

Artikel 2

In afwijking van artikel 15, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en indien de lidstaten gebruikmaken van de in de artikelen 1 en 3 van de onderhavige verordening vastgestelde afwijking, worden voor het jaar 2016 de overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag aangebrachte wijzigingen uiterlijk op 15 juni meegedeeld aan de bevoegde autoriteit.

De afwijking die in artikel 1 van de onderhavige verordening en in de eerste alinea van dit artikel is vastgesteld, geldt ook voor de berekening van de perioden van respectievelijk 26, 35 en 10 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, de steunaanvraag of de betalingsaanvragen en de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen, als bedoeld in artikel 11, lid 4, en artikel 15, lid 2 bis, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014.

Artikel 3

In afwijking van artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 stellen de lidstaten voor het jaar 2016 een datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vast die niet later is dan 15 juni.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op verzamelaanvragen, steunaanvragen en betalingsaanvragen die betrekking hebben op het jaar 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).


14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/69


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/762 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

95,5

TR

75,0

ZZ

85,3

0707 00 05

TR

116,3

ZZ

116,3

0709 93 10

TR

137,6

ZZ

137,6

0805 10 20

EG

45,4

IL

88,6

MA

55,4

TR

31,5

ZA

78,5

ZZ

59,9

0805 50 10

ZA

168,2

ZZ

168,2

0808 10 80

AR

111,7

BR

98,2

CL

123,9

CN

61,7

NZ

155,0

US

162,5

ZA

95,9

ZZ

115,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/71


BESLUIT (EU) 2016/763 VAN DE RAAD

van 13 mei 2016

tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie in het Comité voor overheidsopdrachten moet worden ingenomen met betrekking tot het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures overeenkomstig artikel XIX, lid 8, van de herziene Overeenkomst inzake overheidsopdrachten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De herziene Overeenkomst inzake overheidsopdrachten („de herziene GPA”), die op 6 april 2014 in werking is getreden, voorziet in een vernieuwd rechtskader dat door de partijen bij deze overeenkomst moet worden toegepast op onder de overeenkomst vallende overheidsopdrachten. Ingevolge de herziene GPA kunnen de partijen bij de herziene GPA gebruikmaken van arbitrageprocedures in gevallen waarin bezwaren tegen voorstellen tot rectificatie, verplaatsingen van aanbestedende diensten van de ene bijlage naar de andere, het schrappen van een aanbestedende dienst of andere wijzigingen van de bijlagen van een partij bij Aanhangsel I zijn geformuleerd maar niet door overleg konden worden weggenomen.

(2)

Op grond van artikel XIX, lid 8, van de herziene GPA dient het Comité voor overheidsopdrachten arbitrageprocedures aan te nemen ter vergemakkelijking van het wegnemen van die bezwaren.

(3)

De partijen bij de herziene GPA hebben uitvoerig gediscussieerd over de mogelijke inhoud van dergelijke arbitrageprocedures wat verscheidene opties betreft die toepassing kunnen vinden ingeval van een voorgestelde wijziging van het toepassingsgebied van de overeenkomst ten aanzien van de overheidsopdrachten van een partij. De partijen bij de herziene GPA hebben een consensus gevonden over die aangelegenheid.

(4)

De arbitrageprocedures waarover overeenstemming is bereikt, zijn bepaald in een ontwerpbesluit betreffende arbitrageprocedures overeenkomstig artikel XIX, lid 8, van de herziene GPA.

(5)

In dat ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures zijn de voorwaarden neergelegd waaraan voor gebruikmaking van de arbitrageprocedures moet worden voldaan en het bevat regels voor de benoeming van arbiters, de deelname van derde partijen in arbitrageprocedures, het verloop van de procedures en de vaststelling door de arbiters.

(6)

De vaststelling van het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures zal naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan het bestaande rechtskader van de herziene GPA, nu het het wegnemen wil vergemakkelijken van bezwaren geformuleerd tegen voorstellen tot rectificatie, verplaatsingen van aanbestedende diensten van de ene bijlage naar de andere, het schrappen van een aanbestedende dienst of andere wijzigingen van de bijlagen van een partij bij aanhangsel I van de herziene GPA.

(7)

Bijgevolg is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Comité voor overheidsopdrachten moet worden ingenomen met betrekking tot het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in het Comité voor overheidsopdrachten moet worden ingenomen, bestaat erin in te stemmen met de vaststelling van het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures overeenkomstig artikel XIX, lid 8, van de herziene Overeenkomst inzake overheidsopdrachten.

De tekst van het ontwerpbesluit inzake arbitrageprocedures is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

E.M.J. PLOUMEN


ONTWERPBESLUIT INZAKE ARBITRAGEPROCEDURES OVEREENKOMSTIG ARTIKEL XIX, LID 8, VAN DE HERZIENE GPA

Het Comité voor overheidsopdrachten („het Comité”),

Opmerkende dat artikel XIX, lid 8, van de herziene Overeenkomst inzake overheidsopdrachten („de Overeenkomst”) vereist dat het Comité arbitrageprocedures ontwikkelt ter vergemakkelijking van het wegnemen van bezwaren zoals bedoeld in artikel XIX, lid 2, van de Overeenkomst; en

Bevestigende het belang van artikel XIX, lid 8, onder b) en c), van de Overeenkomst voor deze arbitrageprocedures en herhalende de verbintenis van de partijen tot het vaststellen van besluiten overeenkomstig artikel XIX, lid 8, onder b) en c), van de Overeenkomst,

Neemt hierbij de volgende arbitrageprocedures aan ter vergemakkelijking van het wegnemen van bezwaren zoals bedoeld in artikel XIX, lid 2, van de Overeenkomst:

Inroepen van arbitrage

1.

Op grond van artikel XIX, lid 7, van de Overeenkomst geldt dat waar de wijzigende partij en een bezwaar makende partij niet in staat zijn het bezwaar tegen een voorgestelde wijziging zoals bedoeld in artikel XIX, lid 1, van de Overeenkomst weg te nemen, de wijzigende partij of een bezwaar makende partij ten aanzien van de voorgestelde wijziging arbitrage kan inroepen, onder vermelding van de redenen voor haar verzoek, door kennisgeving aan het Comité uiterlijk 45 dagen na de datum van toezending van de kennisgeving van de voorgestelde wijziging zoals bedoeld in artikel XIX, lid 1, van de Overeenkomst.

2.

Indien twee of meer partijen ten aanzien van dezelfde voorgestelde wijziging arbitrage inroepen voordat alle arbiters zijn benoemd, stemmen de wijzigende partij en alle bezwaar makende partijen in met één enkele arbitrage waarbij alle bezwaren tegen dezelfde voorgestelde wijziging worden behandeld. Indien ten aanzien van dezelfde voorgestelde wijziging aanvullende verzoeken om arbitrage worden gedaan nadat alle arbiters zijn benoemd, stemmen de wijzigende partij en alle bezwaar makende partijen in met één enkele arbitrage wanneer dat mogelijk is.

Benoeming van arbiters

3.

Arbitrage wordt gedaan door arbiters. Tenzij de partijen bij de arbitrage anders overeenkomen, zijn er drie arbiters. Arbiters moeten voldoen aan de eisen die voor panelleden zijn neergelegd in artikel 8, lid 1, lid 2, en lid 9, van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.

4.

Het secretariaat van het Comité draagt op verzoek van een partij bij de arbitrage kandidaten voor benoeming als arbiter voor. De partijen bij de arbitrage verzetten zich niet tegen deze voordrachten, tenzij er sprake is van dwingende redenen. Burgers van de partijen bij de arbitrage en overheidsambtenaren van de derde partijen worden niet als arbiter benoemd, tenzij de partijen bij de arbitrage anders zijn overeengekomen.

5.

Wanneer de partijen bij de arbitrage niet binnen 20 dagen nadat ten aanzien van de voorgestelde wijziging arbitrage is ingeroepen, overeenstemming kunnen bereiken over de vraag wie als arbiters moeten worden benoemd, benoemt de directeur-generaal, op verzoek van een partij bij de arbitrage, na overleg met de partijen bij de arbitrage en de voorzitter van het Comité binnen 10 dagen de arbiters.

Deelname van derde partijen

6.

Elke partij bij de Overeenkomst die een aanzienlijk belang heeft bij een voorgestelde wijziging ten aanzien waarvan arbitrage is ingeroepen, en die binnen 10 dagen na de voorgestelde wijziging haar belang aan het Comité ter kennis heeft gebracht (hierna „derde partij” genoemd), wordt uitgenodigd om schriftelijk opmerkingen in te dienen, deel te nemen aan inhoudelijke bijeenkomsten van de arbiters met de partijen bij de arbitrage en mondelinge verklaringen af te leggen; tevens mag zij antwoorden op vragen van de arbiters.

Procedures

7.

In de desbetreffende procedures passen de arbiters de relevante bepalingen van de Overeenkomst toe, geleid door het besluit van het Comité overeenkomstig artikel XIX, lid 8, onder b), van de Overeenkomst, zodra vastgesteld. Daarnaast zijn onderstaande werkprocedures van toepassing:

a.

Het secretariaat van het Comité geeft de arbiters onverwijld de desbetreffende kennisgeving en het desbetreffende bezwaar door zoals bedoeld in de leden 1 of 2 van artikel XIX van de Overeenkomst. De arbiters stellen binnen 10 dagen na hun benoeming en na overleg met de partijen bij de arbitrage een tijdschema vast voor het verloop van de arbitrageprocedure. Het tijdschema moet gebaseerd zijn op het tijdschema dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

b.

De arbiters houden een inhoudelijke bijeenkomst met de partijen bij de arbitrage, tenzij de partijen bij de arbitrage het erover eens zijn dat zulks onnodig is. Vóór de inhoudelijke bijeenkomst doen de partijen bij de arbitrage de arbiters schriftelijke opmerkingen toekomen waarin zij de feiten van de zaak en hun argumenten uiteenzetten.

c.

Indien een partij bij de arbitrage door haar als vertrouwelijk aangemerkte informatie bij de arbiters indient, behandelen de arbiters, de andere partijen bij de arbitrage en derde partijen die informatie als vertrouwelijk. Op verzoek van een partij bij de arbitrage stellen de arbiters de aanvullende procedures vast die noodzakelijk zijn ter bescherming van de vertrouwelijkheid van dergelijke informatie.

d.

Indien een partij bij de arbitrage informatie in haar schriftelijke opmerkingen als vertrouwelijk aanmerkt verstrekt zij, op verzoek van een andere partij bij de arbitrage of een derde partij, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de in haar opmerkingen vervatte informatie die openbaar gemaakt zou kunnen worden.

e.

Tijdens de inhoudelijke bijeenkomst vragen de arbiters de partij die om arbitrage heeft verzocht, haar zaak mondeling uiteen te zetten. Vervolgens wordt de partij waartegen de arbitrage is ingesteld, verzocht haar standpunt mondeling uiteen te zetten.

f.

De inhoudelijke bijeenkomsten van de arbiters zijn toegankelijk voor het publiek, tenzij een partij bij de arbitrage verzoekt om de bijeenkomst achter gesloten deuren te houden met het oog op de bescherming van als vertrouwelijk aangemerkte informatie.

g.

De arbiters kunnen te allen tijde vragen stellen aan de partijen bij de arbitrage en derde partijen en hen om een toelichting vragen, hetzij in de loop van de bijeenkomst, hetzij schriftelijk.

h.

De schriftelijke stukken van de partijen bij de arbitrage, met inbegrip van de antwoorden op vragen van de arbiters, worden ter beschikking gesteld van de andere partij of partijen bij de arbitrage en aan de derde partijen. De partijen bij de arbitrage verstrekken de arbiters, de andere partij of partijen bij de arbitrage en de derde partijen een schriftelijke versie van de door hen op de bijeenkomst met de arbiters gegeven mondelinge uiteenzettingen.

i.

De schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragen en schriftelijke versies van mondelinge uiteenzettingen van de derde partijen worden ter beschikking gesteld van de arbiters, de partijen bij de arbitrage en andere derde partijen, en vinden hun weerslag in het verslag van de arbiters.

j.

De beraadslagingen van de arbiters zijn vertrouwelijk.

k.

De arbiters kunnen inlichtingen inwinnen uit elke daarvoor in aanmerking komende bron en kunnen deskundigen raadplegen. De arbiters verstrekken de partijen bij de arbitrage en derden alle informatie verstrekt aan of ontvangen van deskundigen. De partijen bij de arbitrage worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de van deskundigen ontvangen input.

l.

Eventuele aanvullende procedures die specifiek zijn voor de arbitrage worden door de arbiters in overleg met de partijen bij de arbitrage vastgesteld.

m.

Behoudens punt 7, onder c), belet niets in deze procedures een partij bij de arbitrage of een derde partij om haar eigen standpunten openbaar te maken.

8.

De gedragsregels voor het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen zijn van toepassing op eenieder die in het kader van deze procedures optreedt als arbiter, alsmede, zoals omschreven in de gedragsregels en de desbetreffende bepalingen van het personeelsstatuut, op de leden van het secretariaat die de arbiters moeten bijstaan.

9.

Wanneer de partijen bij de arbitrage tot een onderling overeengekomen oplossing komen voor bezwaren tegen de voorgestelde wijziging, geven zij de arbiters hiervan onverwijld kennis. Bij ontvangst van de kennisgeving beëindigen de arbiters de procedure voor die partijen. De bijzonderheden van de onderling overeengekomen oplossing worden aan het Comité meegedeeld, waarbij elke partij bij de Overeenkomst opmerkingen kan maken.

Vaststelling door arbiters

10.

Het mandaat van de arbiters verplicht deze ertoe vast te stellen:

a.

ingeval van een voorstel tot schrappen krachtens artikel XIX, lid 1, onder a), van de Overeenkomst, of de overheid feitelijk geen zeggenschap over of invloed meer heeft op de aanbesteding van de onder de Overeenkomst vallende overheidsopdracht van de dienst ten aanzien waarvan het voorstel tot schrappen bestaat; of

b.

ingeval van enige andere voorgestelde wijziging zoals bedoeld in artikel XIX, lid 1, onder b), of de voorgestelde wijziging een evenwicht tussen rechten en verplichtingen en een vergelijkbaar niveau van onderling overeengekomen dekking als bedoeld in de Overeenkomst handhaaft, alsmede in voorkomend geval, het niveau van compenserende aanpassingen.

11.

De arbiters brengen aan de partijen bij de arbitrage een verslag uit dat hun gemotiveerde vaststelling omvat, en zulks binnen 90 dagen of, ingeval van wijziging van het tijdschema door de arbiters, uiterlijk 120 dagen na:

a.

de benoeming van de arbiters wanneer arbitrage plaatsvindt overeenkomstig punt 1; of

b.

het verzoek wanneer arbitrage plaatsvindt overeenkomstig punt 12.

De in dit lid bedoelde termijn kan met wederzijdse instemming van de partijen bij de arbitrage worden verlengd. Het secretariaat van het Comité stuurt het rapport na vertaling onverwijld aan de partijen bij de Overeenkomst.

12.

Indien de arbiters in het kader van punt 10, onder a), een negatieve vaststelling doen en zij geen compenserende aanpassingen hebben vastgesteld overeenkomstig punt 10, onder b), kan een partij bij de arbitrage na 30 dagen doch uiterlijk 60 dagen na de toezending van het verslag van de arbiters verzoeken dat dezelfde arbiters indien beschikbaar het niveau van compenserende aanpassingen vaststellen waarmee een vergelijkbaar niveau van dekking en handhaving van het evenwicht tussen rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst zou worden bereikt. Hierbij worden de arbiters geleid door het door het Comité overeenkomstig artikel XIX, lid 8, onder c), van de Overeenkomst aangenomen besluit, zodra vastgesteld. Indien een of meer van de oorspronkelijke arbiters niet beschikbaar zijn, wordt een vervanger aangewezen overeenkomstig de punten 3 tot en met 5.

Tenuitvoerlegging

13.

De partijen bij de arbitrage aanvaarden de vaststelling van de arbiters als definitief.

14.

Voor de toepassing van artikel XIX, lid 7, onder b), i), van de Overeenkomst zijn de arbitrageprocedures afgerond:

a.

wanneer een verslag uit hoofde van punt 11 naar aanleiding waarvan geen recht op een vervolg van een procedure overeenkomstig punt 12 bestaat, wordt toegezonden aan de partijen bij de Overeenkomst; of

b.

wanneer partijen bij de arbitrage niet hun recht overeenkomstig punt 12 hebben uitgeoefend bij het verstrijken van de in dat punt genoemde termijn.

BIJLAGE

VOORGESTELD TIJDSCHEMA VOOR ARBITRAGE

De arbiters baseren het ingevolge punt 7, onder a., aangenomen tijdschema op het volgende:

a.

ontvangst van schriftelijke opmerkingen van de partijen bij de arbitrage:

 

1)

verzoekende partij:

- - - - - - - - - - 2 weken

2)

antwoordende partij:

- - - - - - - - - - 2 weken

b.

ontvangst van stukken van derden:

- - - - - - - - - - 1 week

c.

inhoudelijke bijeenkomst met de arbiters:

- - - - - - - - - - 1-2 weken

d.

antwoorden op vragen aan partijen en derde partijen bij de arbitrage:

- - - - - - - - - - 1-2 weken

e.

afgifte en rondzenden van het verslag van de arbiters met hun vaststelling ervan:

- - - - - - - - - - 4 weken

In overeenstemming met het bepaalde in punt 11 kunnen de arbiters voormeld tijdschema wijzigen en aanvullende bijeenkomsten met de partijen bij de arbitrage inroosteren na met hen te hebben overlegd.


14.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 126/77


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/764 VAN DE COMMISSIE

van 12 mei 2016

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2731)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, vierde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 van de Commissie (2) en tot februari 2016, heeft Italië de Commissie in kennis gesteld van diverse uitbraken van Xylella fastidiosa (Wells et al.) (hierna „het nader omschreven organisme”) in verschillende delen van het gebied rond de provincie Lecce. Die uitbraken hebben zich voorgedaan in veel verschillende gemeenten van de provincies Taranto en Brindisi. Bovendien heeft de laatste audit van de Commissie in november 2015 bevestigd dat de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 vereiste onderzoeksactiviteiten slechts in zeer beperkte mate werden uitgevoerd in het gebied rond de provincie Lecce (de regio Apulia, Italië). Die audit bevestigde ook dat het huidige programma van onderzoeken de tijdige detectie van nieuwe uitbraken of de nauwkeurige vaststelling van de werkelijke omvang van de verspreiding van het nader omschreven organisme in het gebied niet garandeert.

(2)

De laatste audit bevestigde het risico van een snelle verspreiding van het nader omschreven organisme in de rest van het betrokken gebied. Om die reden en gezien de omvang van dat gebied is het passend de besmette zone waar inperkingsmaatregelen kunnen gelden, uit te breiden tot buiten de grenzen van de provincie Lecce en de verplaatsing van nader omschreven planten uit dat gebied slechts onder zeer strikte voorwaarden toe te staan. Deze uitbreiding moet onverwijld plaatsvinden, er rekening mee houdend dat het risico van verdere verspreiding van het nader omschreven organisme in de rest van het grondgebied van de Unie toeneemt met het begin van het vluchtseizoen van de vectorinsecten in het vroege voorjaar. De besmette zone dient derhalve te worden uitgebreid tot de gemeenten, of delen van bepaalde gemeenten, van de provincies Brindisi en Taranto waar zich uitbraken van het nader omschreven organisme hebben voorgedaan of waar het waarschijnlijk is dat het organisme zich reeds heeft verspreid en gevestigd. Die besmette zone mag echter niet het gebied omvatten dat door Italië vóór de vaststelling van dit besluit vrij van het nader omschreven organisme is verklaard.

(3)

Ter wille van de rechtszekerheid moet de formulering van artikel 7, lid 2, onder c), worden gewijzigd om duidelijk te maken dat de overeenkomstig dat artikel te nemen maatregelen gelden in de besmette zone en niet daarbuiten.

(4)

Om te zorgen voor een doeltreffende bescherming van de rest van het grondgebied van de Unie tegen het nader omschreven organisme, en met het oog op de uitbreiding van het beperkingsgebied, is het passend het toezichtsgebied te vervangen door nieuwe voorschriften voor onderzoeken in dat beperkingsgebied. Die voorschriften moeten gelden voor een gebied met een breedte van 20 km vanaf de grenzen van de bufferzone en zich uitstrekkend in dat beperkingsgebied, en binnen de omringende bufferzone van 10 km.

(5)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 heeft de ervaring geleerd dat het onevenredig is voor de verplaatsing van nader omschreven planten binnen de besmette zones dezelfde voorschriften toe te passen als voor de verplaatsing ervan uit de besmette zones naar de bufferzones, omdat het nader omschreven organisme zich reeds in die besmette zones heeft gevestigd.

(6)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 is uit ervaring gebleken dat nader omschreven planten die gedurende hun gehele productiecyclus in vitro, in een steriel medium, worden geteeld, geen risico van verspreiding van het nader omschreven organisme inhouden, omdat deze teeltwijze het risico van besmetting wegneemt doordat zij de mogelijkheid van contact met de vectoren van het nader omschreven organisme uitsluit. Daarom is het passend de verplaatsing binnen en het binnenbrengen in de Unie van die nader omschreven planten onder bepaalde voorwaarden toe te staan.

(7)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 is uit ervaring met officiële controles gebleken dat voor nader omschreven planten van oorsprong uit gebieden die vrij zijn van het nader omschreven organisme, dezelfde voorschriften moeten gelden als voor de nader omschreven planten van oorsprong uit derde landen waar het nader omschreven organisme niet voorkomt, wat officiële controles bij het binnenbrengen in de Unie betreft.

(8)

Bijlage I moet worden gewijzigd om daarin alle plantensoorten op te nemen die de Commissie sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2417 van de Commissie (3) als nader omschreven planten heeft aangemerkt.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4, lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

„Wat de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in de provincie Lecce en de in bijlage II vermelde gemeenten betreft, omvat de besmette zone ten minste die provincie en die gemeenten of, voor zover van toepassing, de kadastrale percelen („Fogli”) van die gemeenten.”.

2)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In afwijking van artikel 6 — en enkel in de besmette zone als bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea — kan de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat besluiten inperkingsmaatregelen te nemen als bedoeld in de leden 2 tot en met 7 (hierna „beperkingsgebied” genoemd).”;

b)

lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

een locatie binnen de besmette zone als bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, die gelegen is binnen een afstand van 20 km van de grens van die besmette zone met de rest van het grondgebied van de Unie.”;

c)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   De betrokken lidstaat houdt toezicht op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme door middel van jaarlijkse onderzoeken op passende tijdstippen in de loop van het jaar in de gebieden die gelegen zijn binnen een afstand van 20 km als bedoeld in lid 2, onder c).

Die onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 6, lid 7.”.

3)

Artikel 8 wordt geschrapt.

4)

Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Dit artikel is van toepassing op nader omschreven planten, met uitzondering van planten die gedurende de gehele productiecyclus in vitro zijn geteeld.

Het verplaatsen uit de afgebakende gebieden, en van de besmette zones naar de respectieve bufferzones, van nader omschreven planten die gedurende ten minste een deel van hun leven in een overeenkomstig artikel 4 ingesteld afgebakend gebied zijn geteeld, is verboden.”

5)

Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Verplaatsen binnen de Unie van nader omschreven planten die in vitro zijn geteeld

1.   Nader omschreven planten die gedurende de gehele productiecyclus in vitro, en gedurende ten minste een deel van hun leven in een overeenkomstig artikel 4 ingesteld afgebakend gebied, zijn geteeld, mogen slechts uit de afgebakende gebieden en van de besmette zones naar de respectieve bufferzones worden verplaatst als aan de voorwaarden in de leden 2 tot en met 5 is voldaan.

2.   De nader omschreven planten als bedoeld in lid 1 zijn geteeld op een locatie waar wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a)

de locatie is geregistreerd overeenkomstig Richtlijn 92/90/EEG;

b)

de locatie is overeenkomstig de relevante internationale normen voor fytosanitaire maatregelen door de verantwoordelijke officiële instantie vrij bevonden van het nader omschreven organisme en van de vectoren ervan;

c)

de locatie wordt fysiek beschermd tegen het binnenbrengen van het nader omschreven organisme door de vectoren ervan;

d)

de locatie wordt onderworpen aan ten minste twee officiële inspecties per jaar die op passende tijdstippen worden uitgevoerd;

e)

gedurende de volledige groeiperiode van de nader omschreven planten werden op de locatie geen symptomen van het nader omschreven organisme aangetroffen noch van de vectoren ervan of, indien verdachte symptomen werden waargenomen, is door tests bevestigd dat het nader omschreven organisme er niet voorkomt.

3.   De nader omschreven planten als bedoeld in lid 1 zijn onder steriele omstandigheden in een doorzichtig recipiënt geteeld en voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn gekweekt uit zaad;

b)

zij zijn onder steriele omstandigheden gekweekt uit moederplanten die gedurende hun gehele leven hebben verbleven in een deel van het grondgebied van de Unie dat vrij is van het nader omschreven organisme, en die zijn getest en vrij van het nader omschreven organisme zijn bevonden;

c)

zij zijn onder steriele omstandigheden gekweekt uit moederplanten die zijn geteeld op een locatie die voldoet aan de voorwaarden van lid 2, en die zijn getest en vrij van het nader omschreven organisme zijn bevonden.

4.   De nader omschreven planten als bedoeld in lid 1 worden onder steriele omstandigheden vervoerd in een doorzichtig recipiënt dat de mogelijkheid van besmetting met het nader omschreven organisme door de vectoren ervan uitsluit.

5.   Zij gaan vergezeld van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG.”.

6)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt de inleidende zin vervangen door:

„Bij nader omschreven planten, met uitzondering van planten die gedurende de gehele productiecyclus in vitro zijn geteeld, van oorsprong uit een gebied waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, wordt in het vak „Aanvullende verklaring” van het fytosanitair certificaat het volgende vermeld:”;

b)

het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Bij nader omschreven planten die gedurende de gehele productiecyclus in vitro zijn geteeld en van oorsprong zijn uit een gebied waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, wordt in het vak „Aanvullende verklaring” van het fytosanitair certificaat het volgende vermeld:

a)

de nader omschreven planten zijn geteeld op één of meer locaties die aan de in lid 4 bis vermelde voorwaarden voldoen;

b)

de nationale plantenziektekundige organisatie van het betrokken derde land heeft de Commissie schriftelijk de lijst van die locaties en hun geografische ligging in het land meegedeeld;

c)

de nader omschreven planten zijn onder steriele omstandigheden vervoerd in een doorzichtig recipiënt dat de mogelijkheid van besmetting met het nader omschreven organisme door de vectoren ervan uitsluit;

d)

de nader omschreven planten voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

i)

zij zijn gekweekt uit zaad;

ii)

zij zijn onder steriele omstandigheden gekweekt uit moederplanten die gedurende hun gehele leven hebben verbleven in een gebied dat vrij is van het nader omschreven organisme, en die zijn getest en vrij van het nader omschreven organisme zijn bevonden;

iii)

zij zijn onder steriele omstandigheden gekweekt uit moederplanten die zijn geteeld op een locatie die voldoet aan de voorwaarden van lid 4, en die zijn getest en vrij van het nader omschreven organisme zijn bevonden.

In het vak „plaats van oorsprong” van het in lid 1, onder a), bedoelde fytosanitair certificaat wordt de in punt a) van dit lid bedoelde locatie vermeld.”;

c)

het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:

„4 bis.   De in lid 3 bis, onder a), bedoelde locatie voldoet aan alle onderstaande voorwaarden:

a)

de locatie is overeenkomstig de relevante internationale normen voor fytosanitaire maatregelen door de nationale plantenziektekundige organisatie vrij bevonden van het nader omschreven organisme en van de vectoren ervan;

b)

de locatie wordt fysiek beschermd tegen het binnenbrengen van het nader omschreven organisme door de vectoren ervan;

c)

de locatie wordt onderworpen aan ten minste twee officiële inspecties per jaar die op passende tijdstippen worden uitgevoerd;

d)

gedurende de gehele productiecyclus van de nader omschreven planten zijn er op de locatie geen symptomen van het nader omschreven organisme, noch vectoren ervan aangetroffen, of indien verdachte symptomen werden waargenomen, zijn tests verricht en werd de afwezigheid van het genoemde organisme bevestigd.”.

7)

In artikel 18 worden de leden 2, 3 en 4 vervangen door:

„2.   Bij nader omschreven planten van oorsprong uit een derde land waar het nader omschreven organisme niet aanwezig is, of uit een gebied als bedoeld in artikel 17, lid 2, verricht de verantwoordelijke officiële instantie de volgende controles:

a)

een visuele inspectie, en

b)

indien de aanwezigheid van het nader omschreven organisme wordt vermoed, bemonstering en tests van de partij van de nader omschreven planten om te bevestigen dat het genoemde organisme of de symptomen ervan niet aanwezig zijn.

3.   Bij nader omschreven planten van oorsprong uit een gebied waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, verricht de verantwoordelijke officiële instantie de volgende controles:

a)

een visuele inspectie, en

b)

bemonstering en tests van de partij van de nader omschreven planten om te bevestigen dat het genoemde organisme of de symptomen ervan niet aanwezig zijn.

4.   De in lid 2, onder b), en lid 3, onder b), bedoelde monsters zijn zodanig groot dat, rekening houdend met ISPM nr. 31, met een betrouwbaarheid van 99 % een niveau van besmette planten van 1 % of meer kan worden geïdentificeerd.

De eerste alinea is niet van toepassing op nader omschreven planten die gedurende de gehele productiecyclus in vitro zijn geteeld en onder steriele omstandigheden in doorzichtige recipiënten worden vervoerd.”.

8)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

9)

De in bijlage II bij dit besluit opgenomen bijlage wordt als bijlage II toegevoegd.

Artikel 2

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 van de Commissie van 18 mei 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen (PB L 125 van 21.5.2015, blz. 36).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2417 van de Commissie van 17 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 143).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen worden in alfabetische volgorde ingevoegd:

 

Ambrosia

 

Artemisia arborescens L.

 

Coelorachis cylindrica (Michx.) Nash

 

Coprosma repens A. Rich.

 

Coronilla valentina L.

 

Cyperus eragrostis Lam.

 

Fagopyrum esculentum Moench

 

Lavandula stoechas L.

 

Solanum lycopersicum L.

 

Metrosideros excelsa Sol. ex Gaertn

 

Parthenocissus quinquefolia (L.) Planch.

 

Polygala x grandiflora nana

 

Rhus

 

Rosa x floribunda

 

Salvia apiana Jeps.

 

Solanum melongena L.

 

Solidago fistulosa Mill.

 

Ulmus

 

Vicia sativa L.

2)

De volgende vermeldingen worden geschrapt:

 

Ambrosia acanthicarpa Hook.

 

Ambrosia artemisiifolia L.

 

Ambrosia trifida L.

 

Rhus diversiloba Torr. & A. Gray

 

Ulmus americana L.

 

Ulmus crassifolia Nutt.

3)

De vermelding „Cytisus racemosus Broom” wordt vervangen door:

„Genista x spachiana (syn. Cytisus racemosus Broom)”.


BIJLAGE II

De volgende bijlage II wordt toegevoegd aan Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789:

„BIJLAGE II

LIJST VAN GEMEENTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 2

1.

Gemeenten in de provincie Brindisi:

Brindisi

 

Carovigno

 

Ceglie Messapica

Alleen de kadastrale percelen (Fogli) 11, 20 tot en met 24, 32 tot en met 43, 47 tot en met 62, 66 tot en met 135

Cellino San Marco

 

Erchie

 

Francavilla Fontana

 

Latiano

 

Mesagne

 

Oria

 

Ostuni

Alleen de kadastrale percelen (Fogli) 34 tot en met 38, 48 tot en met 52, 60 tot en met 67, 74, 87 tot en met 99, 111 tot en met 118, 141 tot en met 154, 175 tot en met 222

San Donaci

 

San Michele Salentino

 

San Pancrazio Salentino

 

San Pietro Vernotico

 

San Vito dei Normanni

 

Torchiarolo

 

Torre Santa Susanna

 

Villa Castelli

 

2.

Gemeenten in de provincie Taranto:

Avetrana

 

Carosino

 

Faggiano

 

Fragagnano

 

Grottaglie

Alleen de kadastrale percelen (Fogli) 5, 8, 11 tot en met 14, 17 tot en met 41, 43 tot en met 47, 49 tot en met 89

Leporano

Alleen de kadastrale percelen (Fogli) 2 tot en met 6, 9 tot en met 16

Lizzano

 

Manduria

 

Martina Franca

Alleen de kadastrale percelen (Fogli) 246 tot en met 260

Maruggio

 

Monteiasi

 

Monteparano

 

Pulsano

 

Roccaforzata

 

San Giorgio Ionico

 

San Marzano di San Giuseppe

 

Sava

 

Taranto

Alleen: sectie A, de kadastrale percelen (Fogli) 49, 50, 220, 233, 234, 250, 251, 252, 262, 275 tot en met 278, 287 tot en met 293, 312 tot en met 318

sectie B, de kadastrale percelen (Fogli) 1 tot en met 27

sectie C, de kadastrale percelen (Fogli) 1 tot en met 11

Torricella”.