Direct naar artikelinhoud
ColumnJana Antonissen

Is dat verdomde boek nu nog niet klaar, dachten ze, en soms zeiden ze het ook hardop

Is dat verdomde boek nu nog niet klaar, dachten ze, en soms zeiden ze het ook hardop
Beeld Damon De Backer

Journalist Jana Antonissen en auteur/theatermaker Julie Cafmeyer vertellen beurtelings over het leven.

Vragen vol formules en symbolen die mijn verstand te boven gaan. Veel te veel vragen overigens, voor deze belachelijk beperkte tijd. Hele bladzijden laat ik blanco. Zwetend probeer ik er alsnog het beste van te maken, hoewel ik diep vanbinnen al weet dat mijn gezwoeg zinloos zal zijn. Eigen schuld, had ik maar beter moeten opletten tijdens de lessen wiskunde.

Tegenwoordig hoef ik nog maar in het wollige donker van de schaduwslaap af te glijden of daar verschijnt dat onmogelijke tentamen alweer aan de einder van mijn onderbewustzijn. Niet voorbereid zijn voor een examen is een vaak voorkomend droommotief. Mensen die met deadlines werken of onder grote druk staan, zouden volgens de populaire droompsychologie bijzonder vatbaar zijn voor deze angstdroom.

De interpretatie ervan is vrij letterlijk: een sluimerende vrees chronisch onvoorbereid te zijn, de druk niet aan te kunnen. Al kan je ook opteren voor de dieper gravende duiding. In dat geval zou de droom staan voor een verantwoordelijkheid, plicht of keuze die de dromer aarzelt te voltooien, een gebrek aan vertrouwen met betrekking tot een verandering, of gewoon een herinnering zijn om actiever je lotsbestemming te bekrachtigen.

In mijn geval vermoed ik een melige melange van dit alles.

Vijf jaar, twee afwijzingen, zeven versies en evenzoveel inzinkingen later nadert het manuscript van mijn eerste roman nu zijn voltooiing. In november moet ik indienen, aanstaand voorjaar ligt de publicatie in het verschiet. Tenminste, als alles goed gaat. Want in dat opzicht lijkt het afwerken van zo’n debuut verdacht veel op het laatste trimester van de middelbare school.

De eindstreep is in zicht, eindelijk. Toch is de race nog niet gelopen, laat staan gewonnen. Als je niet hard genoeg je best doet in de eindspurt moet je misschien alsnog je jaar dubbelen. Word je een van de vele aspirant-auteurs die voor altijd aan hun onvoltooide manuscript blijven pielen.

Ja, ik zag het de voorbije jaren wel in de ogen van mijn nonkels, tantes, krantenbazen, evenals al gepubliceerde schrijfgenoten: een ongeduldig ongeloof, medelijden ook. Is dat verdomde boek nu nog steeds niet klaar, dachten ze, en soms zeiden ze het ook hardop.

Je kunt je afvragen of ik mezelf niet dwarsboom door dit allemaal op te schrijven, maar voor mij is het een manier om mijn angsten te bezweren. Opgeven is namelijk veel minder verleidelijk wanneer je waardigheid op het spel staat.

Het is net als met roken: de beste manier om er eindelijk helemaal mee te kappen was, voor mij toch, aan zoveel mogelijk mensen irritant vaak verkondigen dat ik gestopt was. Wanneer ik dan in een zwak moment om een gezelligheidssigaret ging bedelen, werd ik serieus op mijn plek gezet.

Op een of andere schrijversblog vol overgesatureerde zonsondergangen vond ik de volgende, overigens niet geverifieerde cijfers: dertig van de duizend schrijvers die aan een roman beginnen, maken deze ook af. Van slechts zes van deze dertig wordt het boek uiteindelijk ook uitgegeven. Hoeveel mijn slaagkans procentueel bedraagt, kan ik helaas niet zeggen.

Ik heb tenslotte nooit goed opgelet in de les wiskunde.